der Gemeente Bolsward
Officieel Orgaan
s
V.S. PEPERMUNT
vergeten heb.
Brieven en stukken voor de Redactie en Administratie, opgaven van advertentiën enz., te zenden aan het Bureau van Uitgave:
Firma B. CUPERUS Az. te Bolsward - Telefoon No. 4
Woensdag 14 Februari 1923
62ste Jaargang
4o. 14
De Bad- en Zweminrichting te Bolsward.
OUD-BOLSWAKD.
HEKMAN POOKT.
Hoestpastilles
DE HAREN
RIJZEN MIJ
TEN BERGEnu
ik de
Y+M f
LASTIG,
dat hoesten.
J^T
ONTWEPP BAD- lm 2 WEMIHRICHT1NC
INI
10 X/l/
niet noodig deze
OBSERVATOR.
ZE HELPEN U!
Engros bij R.
en bij de bekende grossiers.
G. VAN SLOOTEN, Harlingen
4J
hygiënisch belang en
Advertentieprijs: 10 cent per regel. Bij contracten aanmerkelijke korting.
Dienstaanbiedingen, Koop- en Verkoopadvertentiën, Personeelaanvragen,
enz., enz., van 15 regels 50 cent. Iedere regel meer gewoon tarief.
lijkt het ons
na het afleggen van
IX VIII.
Dat de verhouding tusschen Voogden
van het Armenhuis en de Diakenen niet
steeds vriendschappelijk was, doch gewoon
lijk koel, dikwijls zelfs gespannen, blijkt
voldoende uit de geschriften van beide
collegiën. De redenen hiervan kunnen ver
klaard worden, schrijft wijlen de heer
Bartstra, uit de werkzaamheid van beiden
op hetzelfde terrein, echter met ongeljjke
middelen en ook eenigszins met uiteen-
loopende inzichten en bedoelingen. Voor
eerst was het Armenhuis een reeds lang
gevestigde stichting toen ’t Convent
eigenlijk als een onderdeel ervan werd
opgericht. De Armvoogden hadden een deel
hunner bemoeiingen moeten afstaan aan de
Diakenen en daardoor verloren eeretge-
Neem dan toch die bekende zuivere
MEDICINALE
Advertentiën voor dit blad worden gratis geplaatst in „Wonseradeel”,
Makkumer Courant en „Hennaarderadeel”, welke bladen door geheel
Wonseradeel en Hennaarderadeel geregeld huis aan huis worden bezorgd.
Verschijnt Woensdags en Zaterdags Abonnementsprijs franco per post 62'/2 cent per 3 maanden
Bovenstaande teekening spreekt voor zichzelf en
door een uitvoerige beschrijving te verduidelijken.
Op enkele bijzonderheden willen wij echter de aandacht vestigen.
De aangegeven hokjes links en rechts tegen het stek, zijn badhokjes.
De bedoeling is, dat tusschen de twee aangegeven bassins een loopplank zal
worden gemaakt, voorzien van een hek ten behoeve van het zwemonderricht aan
den hengel.
Zijn de leerlingen het zwemmen machtig, dan mogen zij
proef in de Sneekervaart zich verder bekwamen.
Het uit- en aankleeden geschiedt natuurlijk in de badhokjes, dus beschut
tegen den scherpen wind, waarvan wij hier maar al te vaak last hebben.
Dan noemen wij de grashelling, welke
het nemen van zonnebaden. Ook hierbij is
De diepte van
en het andere 1.40 M., terwijl de bodem met
Geen gevaar voor verdrinken der ongeoefenden
Uit het verslag der rede, op 7 Febr. j.l. door den heer Dr. Beekhuis in het
gymnastieklokaal gehouden, zijn onze lezers te weten gekomen, dat de plannen tot
oprichting van een Zwemschool hier ter stede, niet nieuw
zijn. En velen wisten dan ook reeds wel, dat reeds jaren
daarvoor gewerkt is, gestadig aan.
Wat echter de meesten niet zullen geweten hebben
is, dat er reeds plannen en teekeningen gemaakt waren
door den heer Statema en dat deze plannen reeds ruim
een jaar geleden aan het Bestuur van den „Nederlandscben
Zwem bord” gezonden werden om advies.
De Propaganda-Gom missie van dezen Bond kon be
houdens enkele veranderingen, geheel instemmen met het
ontwerp en teneinde ook hieromtrent onze lezers iets te kunnen mededeelen hebben
wij ons van een en ander op de hoogte gesteld en zijn wij zelfs in staat het eenigszins
gewijzigde plan-8tatema hieronder af te drukken.
Waarschijnlijk zal de Zweminrichting gebouwd worden op het weiland grenzende
aan „Spreeuwenstein” aan de Sneekervaart.
een uitmuntende gelegenheid biedt tot
j aan de noodige beschutting gedacht.
de beide bassins zal betrekkelijk gering worden, het eene één M.
een dikke zandlaag zal worden bedekt.
en ook is de mogelijkheid uitgesloten
dat men in glas of op scherpe steenen trapt, waardoor dikwijls gevaarlijke verwondingen
kunnen worden teweeg gebracht.
Kortom, voor zoover wij kunnen nagaan, heeft men met alles rekening gehouden
en ouze verwachtingen zijn dan ook werkelijk hoog gespannen.
Wij weten echter allen, dat de boveu omschreven plannen slechts zullen kunnen
worden verwezenlijkt, indien er een voldoend aantal leden is, dat de exploitatie
mogelijk maakt.
Wij geven dan ook in overweging aan ouders, die met gerustheid en wetende
dat zij onder bekwaam toezicht staan, hun kinderen van de gezonde zwemsport willen
doen profiteeren, aan vrouwen en mannen die zelf nog willen leeren zwemmen, aan
hen die daarin reeds geoefend zijn, aan menschen die zelf niet willen baden en
zwemmen in de open lucht doch sympathie gevoelen voor het oprichten van een
Bad- en Zweminrichting in Bolsward, zich op te geven als donateur, donateur-lid of
lid, aan een der leden van de voorloopige Commissie, waarvan de namen reeds door
ons werden gepubliceerd.
De kosten zijn door de Commissie voorloopig vastgesteld als volgt:
Donateur: f 2.50. Pers, lid f 2.50, met ééu ki d f 8.50, met twee kinderen
f 4.h0, met drie en meer kinderen f 5.Donateur-lid f 10.(voor geheel gezin).
Leden van werklieden-organisaties: familie-kaart f 2 50.
Wij hopen dat de deelname zóó groot zal zijn, dat de plannen nog dit voorjaar
verwezenlijkt knnnen worden en a.s. zomer reeds van de Bolswardsche Bad- en Zwem
inrichting gebruik kan worden gemaakt.
Behoorende bij de lichamelijke opvoeding, geldt het hier een
komt ten goede aan geheel Bolsward.
Waar H.H. Weesvoogden hun gewaardeerde medewerking hebben toegezegd, zou
het mooi zijn, naar onze meening, indien deze inrichting voor het overige nu eens
tot stand kwam door verdere steun van particulieren.
noemden een belangrijk deel van hun
invloed bij en op het volk. En dan moet
men niet uit het oog verliezen, dat de
Armvoogden, bijna zonder uitzondering
bejaarde en deftige mannen waren, meestal
tevens als Burgemeesters, Raadslieden of
Vroedsmannen in functie zijnde, gewoon
aan heerschen, dat zij zich dus op bun
positie dikwerf veel lieten voorstaan, met
andere woordenmannen, die door eigen
gewichtigheid en hooge positie weelderig
genietend van een streelend gevoel van
macht en autoriteit.
De Diakenen waren in den regel jongere
mannen, nog grootendeels onervaren maar
vol ijver en toew^ding voor de zaak,
waartoe zij geroepen waren. Dezen moesten,
om het zoo maar eens te noemen, hun
carrière nog maken, stonden pas op de
eerste sport der ladder van ambten en
waardigheden; zij waren vol hoop later
Bt. zegt dan bedoeld artikel o.a.:
„Voor allen die met weemoed vervuld zijn
over het versterven der Schoonheid in dezen
luiden tijd, is het een troost te weten, dat
er drie jonge Nederlanders zijn, die de lijn
van hun geestelijk leven niet deden ver
storen zelfs door het geweld dat om ons
heen is, en met kalme trouw doorgaan te
arbeiden voor de oude idealen: Kunst en
Literatuur. ZijAnnie Salomons, Dirk
Coster en Herman Poort, treden niet op
voor geestdriftige scharen, zij hebben
geenerlei invloed op de politiek, zij ver
wekken geen volksbewegingen en hebben
van de glorie van dichters als d’Annunzio,
die oorlog en vrede beheersehen, bij voorbaat
afstand gedaan. Zij reizen het land door
en treden op in schemerige zaaltjes voor
enkele, meest jonge menschen, maar die
hun woorden hooren met toegewijde aan
dacht, en dan naar huis keeren met de
gewonnen zekerheid van ondanks alles
onaantastbare waarden, van waarden ook,
die ontbloeien uit de geesten en harten
van levende menschen om ons heen. Deze
vreedzame veldtocht heeft een beteekenis
voor het geestelijk leven in Nederland,
die nü in de veelheid der actualiteiten ten
onder gaat, maar over eenige jaren, als wij
weder tot onszelf gekomen zijn, opeens als
een vaste werkelijkheid zal worden gevonden.
Na den modernen opbloei onzer litera
tuur, heeft het gevosls- en gedachteleven
zich in Holland gesplitst en verfijnd. Wij
hebben de tijden beleefd van het heroisch-
individualisme, van het naturalisme, van
het sensitivisme en van vele andere ismen,
die wij daarna hebben beschreven in onze
aestbetische systemen. Toen is er een jonge,
frissche stem gekomen die riep: wij moeten
ingaan tot het leven en de idealen van het
volk, wij moeten den band herstellen die
in de primitieve tijden bestond tusschen
kunst- en gemeenschapsleven. Maar deze
stem (hoe kon het anders bij ons, theologi-
seerende en daarnaaesthetiseerende
menschen) verloor zich weder in theorieën,
totdat de groote oorlog om ons heen kwam,
en onze ijle overwegingen aan flarden reet.
Wat de zwaarwichtige en theoretiseerende
beschouwingen over proletarische kunst al
evenmin konden volbrengen als de pogingen
zelve om zulk eene kunst te doen ontstaan,
dat gaat gelukken aan bet klare, pretentie-
looze woord van onze jongere literatuur-
vertolkers. Zij leggen den band tusschen
de kunst en het volk.
Ver van elkaar verschillend zijn aard en
bedoeling der academie en der volksuniver
siteit. De academie leidt op tot inzicht en
technische bedrevenheid in de bepaalde
wetenschappen, zij het dat zij tot recht ver
stand der afzonderlijke wetenschappen een
encyclopaedische begrijpen van alle weten
schap noodig heeft. Zij kweekt een kleine
ren kring van geestelijke bedrevenen en
oefent op deze wijze indirecten invloed op
de maatschappij. De volksuniversiteit is niet
abstract, niet rubriceerend, niet detaillee-
rend, niet technisch. Zij wil verheffing van
algemeen cultureel besef, en zij geeft het
inzicht onmiddellijk, door de groote lijnen
te toonen waarlangs het geestelijk leven
zich voortbeweegt. De man van wetenschap,
die een bepaald gebied van kennis moet
onderzoeken of wordt gesteld voor een be
paalde maatschappelijke taak, kan een gede
tailleerde technische vooropleiding niet ont
beren. Maar anders de levende, denkende
mensch zonder meer; wat hij begeert is
algemeen besef der wereld waarin hij leeft,
is het leven zelf en de originaliteit zijner
persoonlijkheid zullen hem dan verder bren
gen waar hij wezen wil.
Hoe weinig cultureele waarden zij meer
bij uitstek aangewezen voor de volksuni
versiteit, voor den werkelijken, levenden
mensch, dan juist de verhoogde en verhe
vigde uiting van dien mensch, het levend
woord
Hoe anders dan de philologie verhoudt
Nu wij de volgende week het genoegen
zullen hebben den heer Herman Poort ook
in Bolsward te kunnen hooren, lijkt het
ons niet ondienstig ouze lezeressen en lezers
wat nader kennis met hem te laten maken
opdat men, op den avond van zijn voor
dracht, niet geheel vreemd tegenover hem
staat.
Wij willen hierby gebruik maken van
een artikel wat wij vonden in Het Vader
land van 7 November 1915, van de band
des heeren Bt. De heer Herman Poort
stond toen aan den aanvang van zijn
letterkundig leven. Met ernst en eenvoud
en een vaste overtuiging is hij blijven vol
harden in zijn taak te spreken van Schoon
heid en Kunst, zoowel in zijn lessen als in
zjjn letterkundige essays.
betalen aan de stad 600 car. guldens en
aan ’t Weeshuis, Armenhuis en Diaconie
samen 800 gelijke guldens.
In 1658 bepaalde de Stadsregeering dat
de som van 300 car. gld. alleen aan ’t
Weeshuis zal toekomen.
Men begrijpt, dat de bevoorrechting van
't Weeshuis door de beide andere colleges
met leede oogen werd aangezien. Dat zulks
kwaad bloed zette, ligt voor de hand,
maar zeer waarschijnlijk zijn die achter
gestelden op andere wijze weer schadeloos
gesteldechter hoe en wat staat niet aan-
geteekend.
Wel staat vermeld dat de toelage, be
dongen voor het Weeshuis allengs ver
minderde. Doordat in Workum en Makkum
ook Banken van Beleening waren gekomen,
was het bedrijf hier minder geworden en
de pachtsom kromp dientengevolge ook in.
Om niet te veel bijzonderheden aan
gaande de Administratiën oudtijds te geven,
die eerstens veel zoeken vorderen en ten
anderen niet algemeen interesseeren
wil ik van dit onderwerp afzien.
Het jaar 1658 beb ik zoo pasgenoemd.
Daarvan schiet mij nog een bijzonderheid
te binnen, die hier wel mag gememoreerd
worden. Het zal vele stadgenooten bekend
zijn, dat vroeger aan den muur van ’t
stadhuis onder den waagluifel een mes
bevestigd was. Na de restauratie van 't
raadhuis is het er niet meer aangebracht,
echter het mes, hoewel door den tijd al
heel wat gehavend, is nog aanwezig. In
een met glas overdekte kast is het bij
meer oude zaken nog op 't archief te zien.
Aan dat mes is een droevige geschiedenis
verbonden. In genoemd jaar 1658 heeft
spelenderwijs een achtjarig jongentje zijn
bunrmakker, iets jonger, gedood. De vader
van ’t buurtje was slager en de jongens
speelden „slagertje”. Helaas hun spel werd
droeve ernst, daar de grootste knaap zijn
makker met het mes den doodsteek gsf.
Als waarschuwend en afschrikwekkend
teeken werd het mes voor het publiek aan
den muur gehecht.
Als jongen, herinner ik mij, dikwerf
met ernst er een blik op geworpen te
hebben. Kinderen uit den omtrek die een
schoolreisje maakten, moesten hier te Bols
ward altoos even onder de waagluifel zien,
gelijk ik meermalen heb opgemerkt.
Ér is, naar ik heb vernomen, in vroeger
tijd een schilderij van dit droevig spel
gemaakt. Een verkleinde teekening er van
berust in 't Archief, maar de eigenlijke
schilderij is spoorloos verdwenen.
Iu 1908 vernam de destijds fungeerende
Burgemeester, dat het oorspronkelijk stuk
naar Zeeland was verzeild geraakt, doch
hoewel ik meen, dat er toen nasporingen
in ’t werk zijn gesteld, heb ik er toch
geen resultaat van vernomen.
Gegroet
geroepen te zullen worden of als autoriteit
óf ten minste in aanmerking te komen als
Voogd van een der stedelijke Stichtingen.
Het waren dus gewoonlijk mannen vol
illusie, maar hun streven botste niet zelden
met de bezadigdheid der ouderen. Vele
bijzonderheden en gebeurtenissen zijn te
melden, conflicten, geschillen en twisten
soms, tusschen Armvoogden en Diakenen
en eveneens ook ten opzichte de Wees
voogden. Gewoonlijk ging het over de
geldmiddelen, vooral over de verdeeling
van collectes, legaten en ook wel over de
verplichting ten opzichte van sommige ge-
alimenteerden (bedeelden). Bij de bespreking
der inkomsten van het Weeshuis is reeds
gemeld, dat ook daarbij voorheen dikwerf
de nood groot was. Ik meen echter uit
eenige mij ter beschikking staande opgaven
te moeten opmaken, dat men menigwerf
de Weezen nog al zeer genegen was. De
meening zat nog al voor dat veel armoede
te wijten was aan eigen schuld en dat
men daarom niet altoos te goedgeefsch
behoefde te zijn, doch waar het weeskinderen
gold, men zich niet mocht onttrekken.
Dikwerf rees ook toen de vraag, of de
Diakenen niet gerechtigd waren op een
deel der inkomsten van het Armhuis. Het
testement van Hendrick Nannes (te voren
reeds besproken) was: „ten profijte van de
rechte ellendige Armen binnen Bolswert.”
Dit beteekent dus tot onderhoud van alle
armen te dezer stede, zonder dat daarbij
rekening met eenig kerkelijk genootschap
behoefde te worden gehouden. De opvatting
der Armvoogden is steeds geweest dat zij
vormen het Burgerlijk Armbestuur, dat
(gelijk zulks ook naderhand in de Armenwet
is vastgelegd) optreedt daar waar eenig
Kerkelijke Administratie onmachtig is, of
bij wat buiten die administratiën valt. In
verband met wat in den beginne van dit
artikel werd gezegd, over de waardigheid
en meerdere deftigheid der Armvoogden,
kan ook nog opgemerkt worden, dat de
stadsregeering toen nog al nauwkeurig
toezicht uitoefende op het gedrag en de
leefwijze der inwoners en dan ook, dat
ligt voor de hand, in gedurige relatie stond
met het college Burgerlijk algemeene)
Armvoogdij. Zeer vele sententiën, opge-
te.ekend en nog bewaard, bewijzen zulke.
Laat ik een aanteekening uit het jaar 1597
verkort mededeelen.
Het was toen een dure tijd. De Vroed
schap had in het najaar eenige rogge en
ander koren opgeslagen, om het in den
schralen wintertijd voor armen en min
gegoeden tegen heel schappelijken prijs
beschikbaar te stellen. Toen werd op het
Raethuys ontboden
lo. Lolke Annes Weduwe van Follega.
Deze werd verboden dat hare kinderen en
zij zelf langs de buizen kwamen bedelen.
Omdat zij lid der kerk was, kon zij
zich wenden tot de Diakenen en zij
beloofde wat men verzocht.
2o. Fedde Hanszoon in ’t Nannenhof.
Ook deze werd opgelegd zijn kinderen niet
aan de deuren te laten bedelen, maar zijne
armoede aan Diakenen te kennen te geven.
8o. Pouwels Hendriks, van Delft. Deze
ontving (wekelijks) anderhalf brood uit het
Armhuis. Hem werd bedelen niet slechts
verboden maar hem werd aangezegd de
stad te verlaten.
4o. Rink Eeuwe dochter uit Heeg.
Deze woonde in 't Nannenhof maar zij
genoot als vreemdelinge uit het Armhuis
en zij moest ook de stad uit.
5o. Pier Willems, hoewel geen brooden
van ’t Armenhuis genietende, werd aan
gezegd „zijne kinderen af te houden van
der goeden luiden huizen”. Alzoo geen
bedelarij aan de deuren.
Dit tip’s uit het verleden geeft al een
kijkje op den gang van zaken destijds.
Ouder Diaconie kon men toen nog niet
het Convent verstaan, maar de kerkelijke
Armenadministratie uit dien tijd. Het
Armenhuis was in hoofdzaak voor vreemden
en doortrekkende reizigers. Voor 1580
evenwel werden alle Armen onderhouden
door 't Armenhuis, doch reeds voor de
Hervorming kwamen er verschillende kerke
lijke armenmeesters en in 1618 ook de
Diakenen der Herv. Kerk. Hoe in dien
tijd door de Autoriteiten heel wat macht
werd uitgeoefend en zij dus ook heel wat
invloed hadden op de Administratiën kan
ik o.a. opmaken uit de Annalen der Bank
van Leening. In 1687 moest de Tafel
houder, dat is de pachter der Bank, jaarlijks
I
Bolswardsche Courant
I
een
r 1111 ri i i 11 I