ter gelegenheid van het 25-jarig Regeerings-Jubileum van
1
0
w
H
I
H.M. de Koningin
I
I
L
Zaterdag 8 September 1923
Uitgave van de Firma B. Cuperus AzBolsward
MlAil
1898
6 September.
1923
B.
EEN HERINNERING.
P. A. BRUINSMA.
Wij zijn een gelukkig volk.
ook Bolsward blijft
Nederland in vijf en twintig jaren
1898—1923
HERINNERINGEN.
Op Woensdag 31 Augustus 1898 vaar
digde H. M. de volgende proclamatie uit,
waarmede ze zich aan haar volk verbond:
Diep in ’t binnenst weggeborgen
Jubelt zacht de ziele mêe
Eb vervuld met toekomstzorgen
Rijst daaruit de Stille bêe:
„Blijve tot in verre stonden
„Door een onverbreekbre band
„Hecht en vast aaneen verbonden:
„God - Oranje - Nederland”.
K. NAWIJN.
In die kwarteeuw van regeeren
Was Uw streven, majesteit,
In de mogendheid des Heeren
Aan het vaderland gewijd.
’t Lot van Neêrland, ’t heil der natie
Was U in de ziel gebrand,
En regeerend bij Gods gratie
Hebt g’ Uw liefde ons verpand.
dat ook wij erkentelijk zijn voor het be
houd onzer Koningin.
Gelukkig het volk dat zijn rechtvaardig
regeereude Vorstin eert en huldigt!
Alle macht is van God.
Het zij H.M. vergund ditgezag blijvende
van Hem te mogen ontvangen.
Deze bede zij der Friezen hulde en dank
W. Ph. HENDRIKS.
Er zijn altijd uitverkorenen onder de
menschen en tot de zoodanigen zijn wij
zoo gaarne geneigd onze jubileerende
Vorstin te rekenen.
Maar ook wij, wij zijn onder de volkeren
in den Europeeschen chaos voorzeker een
nog uitverkoren volk, bevrijd van de
rampen onzer zoo nabije overwonnene
en zelfs zegevierende slachtoffers.
En niet het minst is het behoud van
ons Vorstenhuis in deze troebele dagen
oorzaak geweest, dat wij ons nog een
weelde van vrijheid kunnen veroorloven,
die te benijden is.
De laatste geschiedenis is daar om te
bewijzen, dat niet altijd een monarchis
tische noch een republikeinsche staat,
al wat tot de burgerlijke orde behoort,
naar behooren weet te volbrengen en
door rechtvaardige en wijze wetten weet
te regeeren, zoodat noodzakelijk een einde
wordt gemaakt aan enkele dwingelandij.
Maar ook diezelfde geschiedenis kan aan-
toonen, dat maatschappelijke orde in
beiderlei staat zeer wel bestaanbaar is.
Wel zijn wij dan een gelukkig volk,
dat door eerbiediging van onze zoo goed
regeerende Koningin, nu in staat is Haar
jubileum te vieren in een geordende
maatschappij werkelijk te vieren, in
tegenstelling met jubilea zooveler andere
regeeringen, te vieren met de blijmoedig
heid ons volk eigen, in de gulheid van
ons Hollandsch hart, te vieren als Friesch
volk, het meest trouwe, standvastige deel
onzer natie.
Vooruit dan „Frysk bloed sjuch op”.
Moge onze feestvreugde te kennen geven,
Niet ieder is natuurlijk in de gelegen
heid onder den indruk te komen van de
persoonlijke charme, die van de Koningin
uitgaat. Maar het mag toch gerust als
een vaststaand feit worden aangenomen
ook de animo waarmee men zich in
deze dagen algemeen opmaakt om feest
Aan onze
jubileerende Vorstin.
Wilhelmina van Nassouwe
Laatste telg van ’t fier geslacht,
Dat, „den Vaderland gethrouwe
Heil aan Neêrland heeft gebracht.
Wij gedenken in het heden
Hoe U, in Gods gunst gespaard,
Vijf en twintig jaar geleden
’t Hoog regeer’ambt hebt aanvaard.
Blij van hart en blij van zinnen
Jubelt Neêrland U ter eer,
’t Laat de vlaggen van de tinnen
Vroolijk wappren op en neer.
Blous, japon en jasgarneering
In oranje, rood, wit, blauw,
Nationale kleurschakeering
Tooit de borst van man en vrouw.
Het feest, toen gevierd, was grootsch
van opzet; een tweetal herauten te paard,
da heeren H. Eisma en L Kingma, gingen
voorop in den stoet. Zij hebben de eer
daarmee de baan van die idee hier te
hebben geopend, die later meermalen is
gevolgd.
25 September 1905 is de dag die Bols
ward het Koninklijk echtpaar in haar
midden bracht.
Velen zullen zich dien dag nog herin
neren. De lijst der feestcommissie van
toen ligt voor mij.
Het dagelijksch bestuur is weer evenals
in 1898 in handen van bovengenoemde
heeren; als secretaris fungeert de heer
H. J. de Visser; de heer S. J. Oosterbaan
zorgt voor de financiën.
Bolsward ontvangt haar hooge gasten
waardig. Een extra tram brengt H. M.
Koningin Wilhelmina, Z K. H. den Prins
en gevolg voor het stadhuis.
De geheele Raad is met de Secretaris
aanwezig en wacht in spanning op het
binnenkomen der Hooge Vrouwe.
Zij is in Friesch costuum en wordt
door burgemeester v. d. Veen begeleid,
die al de heeren aan H.M. voorstelt. De
begroeting is eenvoudig, de toon hartelijk
en innemend. Allen zijn het erover eens
dat het feit is en blijft dat H.M. zich
gaf en geeft voor Haar volk.
Bij dit bedoek werden benoemd tot
Ridder in de Orde van Oranje-Nassau
burgemeester v. d. Veen en archivaris
Bartstra, terwijl H.M. de Koningin be
langrijke giften schonk aan de armen,
de politie, bedienden op het Stadhuis en
het personeel van „Hollandia”.
Van al degenen die officieel aanwezig
waren voor de stad bij de ontvangst ten
Stadhuizen ben ik thans maar alleen meer
daar. Velen rusten reeds in ’tgraf; anderen
verlieten de stad.
Alleen overgebleven; die gedachte zou
me stof geven om een vol artikel te
schrijven. Dit is echter thans niet aan
de orde.
Het feit van den dag is: herdenking
van het 25-jarig bewind van H.M. de
Koningin en dat geeft ruime stof tot
danken voor land en volk.
God schonk ons Haar en onder Haar
regeering werden we in veel gezegend;
bleven wij, toen bijna de geheele wereld
in den grootten oorlog ging meedoen,
bewaard bij den vrede.
Toen in het buitenland de tronen vielen
en de vorsten werden verjaagd, schaarde
ons volk zich des te nauwer om den
Oranje-troon. Wel scheen hier een oogen-
blik gevaar te dreigen, maar jong Neder
land schutte den Jroon en de buien
in 1911
in 1920
Dat de stevigheid van ons bankwezen
daarmede is toegenomen, valt niet te
ontkennen; dat echter een schok, die een
dezer banken zon hebben te doorstaan,
zich ook sterker zou doen gevoelen, kan
niet worden tegengesproken!
De sche p vaart, de van oudstraditioneele
tak vnn Nederlandsch bedrijf, heeft in
deze kwarteeuw eveneens uitbreiding ge
kregen. Bedroeg in 1'97 d<-totaal tonnen-
maat van de voornaamste Nederlandsche
reederijen 236 960, deze bedroeg in 1922
2 353.520, niettegenstaande toch in den
oorlog belangrijke scheepsverliezen zijn
geleden. Maar de gioote lijnen op Indië
zoowel als de HollandAmerika lijn, die
Noord-Amerika en de Koninkl. Holl.
Lloyd, die Zuid-Amerika bedient, hebben,
inconcurrentie met buitenlandschescheep-
vaartmaatschappijen, niet geaarzeld haar
vloot kwantitatief en kwalitatief aan
merkelijk uit te breiden, 'e doen beant
woorden aan de nieuwste eischen van
comfort en ook van snelheid Daarbij
komt, dat de dusgenaamde Koninklijke
Paketvaart-Maatschappij, gevestigd in
I
Slot.
Rat handel en nijverheid, zoomede bank-
wezen in deze kwarteeuw belangrijke
wijzigingen hebben ondergaan, behoeft
geen betoog. Nederland is van ouds meer
export- dan nijverheidsland, doch reeds
in het laatste gedeelte der negentiende
eeuw begon zich de industrie meer en
meer baan te braken. Op tal van gebieden
werden belangrijke fabrieken opgericht,
en hun aantal evenals hun beteekenis is
in deze 25 jaren aanmerkelijk toegenomen,
terwijl tegelijk de export steeg mede voor
een deel te danken aan de steeds zorg
vuldiger behartiging van de belangen
van den landbouw. De zuivelproducten
zijn voor Nederland een belangrijk object
van export. Nu is er gedurende den oorlog
wel eene wijziging ingetreden in onze
handelsbalans; de uitvoer werd vooreen
deel onmogelijk gemaakt door binnen-
landsche behoeften, terwijl diezelfde be
hoeften eigen nijverheid deden ontstaan
op een terrein, waar vroeger aan de
mogelijkheid getwijfeld wa». Van deze
dusgenaamde oorlogsnijverheid is een en
ander al weer verdwenen sommige be
drijven echter zijn behouden. De handels
belang van Nederland heeft zich, relatief
gesproken, nog niet hersteld tot het niveau
van vóór den oorlogvooral in de jaren
onmiddellijk na den oorlog toen ’n gewel
dige opleving scheen plaats te vinden,
overtrof de invoer sterk den uitvoer, en
de malaise, die ook Nederland nu door
maakt, is voor een niet gering gedeelte
daaraan te wijten. Daartegenover kan
geconstateerd worden, dat de banken, die
handel en nijverheid financieren en met
haar in nauw verband staan, zich uit
nemend hebben gehouden.
Reeds vóór den oorlog was er een zekere
neiging merkbaar tot concentratie in het
bankwezen, en feitelijk kan gezegd worden,
dat inplaats van de talrijke groote en
kleine banken, die wij destijds kenden,
er nu vier groote groepen zijn, te weten:
de Nederlandsche Handel Maatschappij,
ook door haar Indische relaties van groote
beteekenis; de Rotterdamsche Batikver-
eeniging; de Twentsche Bank en de
Amsterdamsche Bank. Om de beteekenis
van de concentratie, die in deze vier bank-
lichamen is verkregen, duidelijk tot uiting
te brengen, kan worden vermeld, dat ter
wijl de kapitalen van deze vier groepen
in 1911 resp. 45. 15, 121/, en 22 millioen
bedroegen, deze zelfde cijfers in 1920 waren
101*/2, 139'/2, 50 en 52b2 millioen, zoodat
tegenover een totaal van 107‘/2 millioen
er een stond van 393 millioen
PROCLAMATIE.
WIJ WILHELMINA, bij de gratie
Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau enz. enz. enz.
Aan mi‘n volk!
Op deze voor U en Mij gewichtigen dag
gevoel Ik mij gedrongen eenige woorden
tot U te richten.
Allereerst een woord van warme dank
baarheid! Sedert mijn vroegste jeugd
hebt Gij Mij omgeven met Uwe liefde.
Uit alle deelen van het Koninkrijk, uit
alle kringen der maatschappij, van ouden
en jongen, ontving ik steeds de treffendste
blijken van gehechtheid.
Nadat Mijn beminde Vader mij was
ontvallen, werd al Uwe aanhankelijkheid
aan Mijn Stamhuis op Mij overgebracht.
Thans, nu Ik gereed sta de schoone,
doch zware taak, waartoe Ik geroepen
ben, te aanvaarden, gevoel Ik Mij als
gedragen door Uwe trouw. Ontvangt
Mijnen dank! Hetgeen Ik tot dusver
mocht ondervinden liet onuitwischbare
indrukken bij Mij na. Het is mij een
waarborg voor de toekomst.
Mijn innig geliefde Moeder, aan Wie
Ik onuitsprekelijk veel verschuldigd ben,
gaf Mij het voorbeeld van.een edele en
verhevene opvatting der plichten, die nu
op Mij rusten.
Ik stel Mij tot levensdoel dat voorbeeld
na te volgen, te regeeren zooals van eene
Vorstin uit het Huis van Oranje wordt
verwacht. Aan de Grondwet getrouw
wensch Ik den eerbied voor den Neder-
landschen naam en de Nederlandsche
vlag te bevestigen. Ik wensch bij het
Opperbestuur over de Bezittingen en
Koloniën in Oost en West rechtvaardig
heid te betrachten, en naar mijn ver
mogen bij te dragen tot verhooging van
Uw geestelijk en stoffelijk welzijn.
Ik hoop en verwacht, dat Uw aller steun,
in welken ambtelijken of maatschappe-
lijken werkkring binnen of buiten hst
Koninkrijk Gij zijt geplaatst, Mij daarbij
nooit ontbreken zal.
Op God vertrouwende en met de bede,
dat Hij Mij sterke, aanvaard Ik de
regeering.
Gedaan te ’s-Gravenhage, op heden
den 31sten Augustus 1898.
Wilhelmina.
Deze proclamatie bracht mij met m’n
gedachten weer geheel terug bij het toen
mee doorgemaakte, ook hier ter stede.
Een kwarteeuw is sedert heengegaan
en met hem velen van degenen die toen
de leiding van de feesten op zich hadden
genomen.
Een drietal, dat bij dat feest veel wist
te prestoeren, n.l. de eere-voorzitter: bur
gemeester v. d. Veen, de voorzitter: de
heer Schotman en de voorzitter van
Handel en Nijverheid: de heer C. W,
Eisma, ze zijn heengegaan. Dit drietal
mannen zijn wij, die na hen kwamen,
veel dank verschuldigd.
Zij hebben toen een feest weten te
organiseeren, grootsch in opzet en vol
komen geslaagd in uitvoering.
De dankbaarheid der burgerij was groot
en een zestal, destijds jonge mannen,
voelde zich na afloop der feesten ge
roepen om de tolk der burgerij te zijn
en stelden een stoet op, die spontaan
gevolgd door duizenden en voorafgegaan
door het muziekkorps der schutterij, het
compliment bracht bij bovengenoemde
heeren en bij den op dien dag geridderden
Ds. v. d. Meulen, bij den organist De Vries,
die ons zoo heerlijk had doen genieten
van zijn orgelspel, bij de Hollandia en
den heer Th. H. v. d: Meulen, die beide
zooveel hadden gedaan voor de optocht
voor Handel en Nijverheid.
De commissie bestond uit de heeren:
H. Eisma, S. J. Oosterbaan, H. J. Hommes,
C. Bölger, H. F. v. d. Werf en 8. J.
Praamsma.
land schutte den Jroon
dreven over.
Ook van de groeiende malaise in Europa
heeft ons land z’n deel. Het is daarmee
zeker erger gesteld dan velen vermoeden,
maar wij hopen en bidden nog niet te
laat, om hersteld te worden.
Naar het woord van den tegenwoor-
digen minister van financiën staat de
klok nog op vijf minuten voor twaalf.
Er is dus nog redding mogelijk.
God, Nederland en Oranje, dat drie
voudig snoer is door de eeuwen bevestigd.
Het blijve tot in lengte van jaren in stand.
Dit heuglijke feit wordt overal in den
lande herdacht en ook Bolsward blijft
niet achter.
Een kalm en Bolsward waardig feest
hopen wij deze dagen te vieren.
Onder de beproefde leiding van den
heer H. Eisma en z’n staf, is een pro
gramma ontworpen voor twee dagen.
Van harts hopen wij dat het weer mee
mag werken, op dat alles kan worden
uitgevoerd.
Medeburgers, helpt allen mee en maakt
het mogelijk dat de taak der commissie
zooveel mogelijk worde verlicht, opdat
wij straks allen een genoeglijke her
innering mogen behouden, ook van dit
te houden feest.
Wilhelma van Nassauwe,
Vorstin van Nederland,
U zweer ik eetiw’ge trouwe,
U èn het Vaderland.
In goede en kwade stonden
Geleid door ’s IHeeren hand,
Blijv’ vast en trouw verbonden
Oranje en Nede.rland.
S. J. PRAAMSMA.
Bolsward, 6 Sept. 1923.
te vieren toont het opnieuw dat ons
volk als geheel genomen koningsgezind is.
Is het omdat sterke historische banden
ons Vorstenhuis en ons volk samenbinden?
Zeker.
Is het omdat het Constitutioneel Ko
ningschap voor ons land, naar de meening
van het overgroote deel van ons volk, is
gebleken de meest geschikte regeerings-
vorm te zijn?
Zeker.
Is het omdat allen die, hetzij wegens hun
godsdienstige overtuiging, hetzij om utili
teitsgronden, het Gezag wenschen hoog te
houden, gaarne aan Hare Majesteit als
de Draagster van het hoogste Staatsgezag
de eer en de hulde brengen, die haar
toekomen?
Zeker.
Maar er is m. i. nog een reden en wel
deze
Toen de Koningin in 1898 haar lot aan
het onze bond, was er wel niemand die
vermoeden kon welke moeilijke tijden
er in 1914 en volgende jaren zouden
komen.
Wat er in die jaren gebeurd is, we
zullen het hier niet ophalen ’t Behoort
tot het verleden, naar we hopen voor goed
Alleen mogen we dankbaar gedenken
dat, al liepen we menigen duw en menige
trap op, het allerergste, het meege
trokken worden in die hel van haat en
verschrikking, ons land is gespaard
gebleven.
Welnu! Als in een goed gezin veel leed
wordt doorgemaakt, dan wordt daardoor
de band tusschen ouders en kinders
hechter. Men schaart zich dichter om de
familietafel, men drukt elkander de hand,
men kijkt elkaar in de oogen, men voelt
zich sterk in de zekerheid dat, welke
zorgen er ook nog mogen komen, men
op elkaar kan bouwen om samen te dragen
wat gedragen moet worden.
Zoo is door hetgeen we in de oorlogs
jaren met elkaar hebben doorgemaakt,
de band tusschen de Koningin en ons
volk hechter geworden Wij hebben onder
vonden dat wij in bange tijden op Haar
kunnen vertrouwen, Zij weet dat ze’t ook
op ons kan doen.
Dat gevoel maakt ons sterk.
Het onweer is nog niet voorbij.
Het rommelt nog aan alle kanten.
God alleen weet wat ons nog wacht.
Maar de zekerheid onzer Eenheid doet
ons de toekomst met rustig vertrouwen
tegemoet zien.
B„ 5 Sept. ’23.
’t Was in het jaar 1907.
In Den Haag werd een zangspel ver
toond; de muziek was van Otto Ludwig
Wernicke; de tekst had ik op m’n ge
weten.
H. M. de Koningin woonde de uit
voering bij. Hare loge was juist naast de
mijne en men begrijpt dat ik menigmaal,
in plaats van naar het tooneel te kijken
zooals m’n plicht was, een oogje in de
richting van die loge waagde.
Na afloop der voorstelling kwam een
heel oude, heel deftige militaire hoogë-
oome (hoè hoog hij wel was zou ik wegens
m’n schandelijke onkunde op militair
gebied niet kunnen zeggen) met een erg
mooi pakje aan en ’n vracht dure blikjes
op z’n borst, me vertellen dat Hare
Majesteit het verlangen had te kennen
gegeven met den schrijver kennis ie
maken. Hij deed dit met een bezorgde
gewichtigheid of hij bang was dat ik van
schrik om zou vallen. Dit gebeurde echter
niet. Ik vond het alleen maar prettig
Hare Majesteit te mogen ontmoeten en
dacht verder: „Och, de Koningin is ten
slotte ook maar een mensch, dus het zal
wel wat meevallen!”
Terwijl wij ons naar den salon begaven,
waar de Koningin zou verschijnen, deelde
de hooge-oome mij nog mee dat d® eti
quette voorschrijft dat men zelf geen
punten van gesprek inleidt, doch enkel,
zij het dan min of meer uitvoerig, ingaat
op hetgeen Hare Majesteit zou gelieven
te zeggen.
Nauwelijks waren we in den salon of
de Koningin schreed binnen, ’n mooie,
jonge vrouw, ’n waarlijk Koninklijke ver
schijning. Met haar welluidende stem en
bijzonder verzorgde uitspraak, die vrij wat
aangenamer in de ooren klinkt dan het
harde, stroeve Nederlandsch uit onze
Friesche monden, keuvelde zij een poosje
zoo ongedwongen en eenvoudig met mij,
dat ik mij geheel op mijn gemak voelde,
aan geen etiquette dacht en er misschien
wel tegen gezondigd heb zonder het zelf
te weten
Z JpJS
M Vk.-.-
i
FEESTNUMMER
4
1898