Officieel Orgaan der Gemeente Bolsward II II No. 20 Woensdag 12 Maart 1924 63ste Jaargang OUD-BOLSWARD. 5 s Brieven en stukken voor de Redactie en Administratie, opgaven van advertentiën enz., te zenden aan het Bureau van Uitgave: Firma B. CUPERUS Az. te Bolsward - Telefoon No. 4 js WEEK-AGENDA. b DE KLEINE RIDDER. Opgeruimdheid. 1 n n d. d, de :s it in :e n, Advertentieprijs: 10 cent per regel. Bij contracten aanmerkelijke korting. Dienstaanbiedingen, Koop- en Verkoopadvertentiën, Personeelaanvragen, enz., enz., van 15 regels 50 cent. Iedere regel meer gewoon tarief Advertentiën voor dit blad worden gratis geplaatst in „Wonseradeel”, Vlakkumer Courant en „Hennaarderadeel”, welke bladen door geheel Wonseradeel en Hennaarderadeel geregeld huis aan huis worden bezorgd. Verschijnt Woensdags en Zaterdags Abonnementsprijs franco per post 62*/2 cent per 3 maanden F Bolswardsche Courant Me en Ita Fa. H. C. de Haas n. iengi ’t Oi OBSERVATOR. t 2 4 9 4 O td te tn 31. Goed humeur, dat wil «eggen opgeruimd heid, is het beste geneesmiddel voor elke kwaal gelijk dan ook een arts, die er slag van heeft zijn patiënten op te beuren met zijn goed humeur, dikwijls meer doet dan met zijn drankjes en pillen. Van Sydney Smith weten wij, dat hij zich eens aldus uitliet: «Ik heb jicht en asthma en zeven andere kwalen, overigens ben ik heel wel”. Hij is het grootste voorbeeld van benij- denswaardig optimisme, dat niet steeds er op uit is te klagen over de doornen, die nu eenmaal onafscheidelijk aan de rozen struiken verbonden zijn, maar liever van vreugde in de handen wil klappen bij de herinnering, dat aan die doornen heerlijke rozen bloeien. Ik heb my altijd geërgerd aan den man, die toen zijn aardappeloogst hem niet alleen een overgroote hoeveelheid ople«erde, m&ar bjjna geen kriel gaf. spijtig klaagde«.waar mee moet ik nu de varkens voederen?” F. W. Drijver. LXXIV. Over het jaar 1870 ben ik zoowat uit gepraat. De gebeurtenissen en voorvallen welke het meest de aandacht trokken, heb ik, voor zoover mij bekend, in herinnering gebracht. Zoo heb ik ook reeds gemeld, dat de stadsbouwmeester, de heer G. D. van der Werf, ontslag vroeg, ’t Werd hem op de meest eervolle wijze verleend met ingang van het nieuwe jaar. De afgetreden ambtenaar, die een lange reeks van jaren in dienst der gemeente had gewerkt, vroeg in het begin van dat nieuwe jaar of hij op eenig pensioen of een gratificatie mocht rekenen, maar daarop was het antwoord afwijzend. De overheid zorgde toen nog niet voor den ouden dag der ambtenaren. Ook de heer Dr. G. Hamming, rector der Latynsche school kreeg op verzoek eervol ontslag, maar toen hij ook vroeg om eenige tegemoetkoming, klopte hy aan een doove- mansdeur. O'er deze Lalijnsche school zs) ik, als de opheffing daarvan ter sprake komt, meer zeggen, en voor ik over de pensioenen nog eenige beschouwing geef, wil ik vooraf laten gaan, dat voor stadsbouwmeester zich aanbood de heer D. v. d. Werf Gza., maar ook de gasdirecteur, de heer C. H. Peters, had er trek in, hij wilde de beide functies (directeur en bouwmeester) waarnemen. Nog kwamen ook de bouwkundigen Th. Schuurmans en R. K. Feenstra met een adres om benoemd te worden. De raad was ieder onder daarin vry, en van die vry heid werd meermalen misbruik gemaakt. De onwilligen moesten toen met een zoet lijntje geleid worden. Het straks-genoemde «Schoolverbond” beoogde het tegengaan van schoolverzuim en met loffelyken ijver hebbeu de bestuursleden in medewerking met de hoofden van scholen en onderwijzers zich van bun taak gekweten. In 't jaar 1871 waren Jhr. L. C. van der Feltz en Ds. A. W. Huidekoper ais voorzitter en secretaris voortdurend in de weer, om de afdwalende schaapjes op te zoeken. Naar de reden der verzuimen werd steeds een onderzoek ingetiteld. Waar ’t ziekte betrof, moest men het billijken, echter ook in die gevallen werd soms de hand der hulpe geboden om in betere condities te geraken op sanitair gebied, maar waar het de gewone uitviuchtjes gold ais: «Moeder helpen”, «op de deur passen”, «met zusje of broertje rijden”, «vader koffie brengen bij zijn werk”, werd er ernstig vermanend opgetreden en dikwerf gaf dat goede resultaten. Bij de school voor minvermogenden was het ver zuim het grootst en daar werd dan ook nog een krachtig werkend middel in toe passing gebracht: het uitloven van beloo- ningen en eereblijken, wat lange jaren daarna nog bij die school in gebruik is gebleven. Ik meen dat later de plaatselijke schoolcommissie de tusschenschakel in dezen is geworden tusschen gemeentebestuur en leerlingen. Aardig vind ik de vermelding in boven aangebaald rapport dat in de Burgerschool, dus door de kinderen der meer gegoede burgerij een bijzondere reden voor verzuim bestond en wel «visites”. Bij ver jaardagen en andere gelegenheden gingen de speelmakkertjes en vriendinnetjes op bezoek, inplaats van naar school. Gelukkig wisten de heeren het spoedig zoover te brengen, dat men zich geneerde daarvoor te verzuimen. De visites werden toen op uren buiten de schooltijden om gehouden. Meen echter niet, dat alies bij die com missie van een leien dakje liep. Er waren ook wel minder ve standige ouders, die het den heeren kwalijk namen, dat ze zich bemoeiden met zaken, die hua niet aan gingen. Er kwamen soms staaltjes van ernstig verzet en onverschilligheid, doch dat vond meest plaats bij dezulken, die zelf in bun jeugd geen onderwijs hadden genoten en het begrijpelijkerwijs voor hun kinderen als een weelde beschouwden, dat zij zoo geleerd moesten gemaakt worden. Een beetje lezen en schrijven, dan was het al mooi en de heeren beseften ook niet, dat de kinderen noodig mee moesten helpen om wat te verdienen. Ja, ja, ook op het gebied van ’t onder wijs is in de halve eeuw, zelfs in de laatste jaren, die achter ons liggen, heel wat ver andering gekomen. Wees ik straks op dingen die in den ouden tijd beter waren, er is toch ook veel dat thans beter is. Wij hebben niet te vergeefs den tijd van vooruitgang gehad. Gegroet, Voor het plaatsen van advertenties bevelen wij ons blad bij H.H. bestuurders van ver- eenigingen aan, terwijl wij hen tevens attent maken op ons adres voor de levering van alle soorten vereeniging.s drukwerk als convocatie-biljetten, reglementen, diploma’s, programma’s, tekstboekjes enz. enz. FIRMA B. CUPERUS Az. Woensdag 12 Maart: Boheemsch Vioolkwartet. Concert ’s avonds 8 uur in „De Doele”. J.V.O., afd. Bolsward. Vergadering’s avonds 8 uur in café „Voorwaarts”. Geheelonth.-Jeugdorganisatie „De Hoop der Toekomst”. Vergadering ’s avonds 6 uur in „Ons Gebouw”. Schaak- en Damclub „Westergoo Tavenu”. Speelavond eiken Woensdag. Aanvang kwart voor acht uur in „Ons Gebouw”, leeszaal, boven. Bibliotheek St. Vincentiusgebouw, ’s avonds van 7—8 uur. Donderdag 13 Maart: R. K. Zangkoor. Repetitie ’s avonds 8 uur in café Slippens. Vrijdag 14 Maart: Zangvereen. „Voorwaarts”. Repetitie des avonds 8 uur in café „Voorwaarts”. Mannenkoor „Hollandia”. Repetitie ’s avonds 7 uur. Sted. Muziekkorps „Bolsward”. Gewone repetitie des avonds 8 uur in de muziek school. Chr. Gemengd Koor. Repetitie des avonds 8 uur in de Chr. School „Rehoboth”, Hengstepad. Zaterdag 15 Maart: Algemeene Vergadering van de Coöp. „Ons Belang”, 's avonds 7 uur in café „Voor waarts”. Onderling Ziekenfonds. Contributie afdracht ’s avonds van 5'/2—6*/z uur in „Ons Gebouw”. Zondag 16 Maart: Schildersverg. ’s morgens 10 uur in café „Voorwaarts”. Maandag 17 Maart: S. D.A.P. Huishoudelijke verg, des avonds 8 uur in café „Voorwaarts”. Dinsdag 18 Maart: Gemengd Koor „Bolsward”. Repetitie van 't Oratorium „Judas Macabeus”, ’s avonds 8 uur in „De Doele”. Jaapje liep naar school, het was leuk buiten, 's Nachts had het flink geregend er lagen groote plassen op den weg. Het liefst was hij door de plassen heen geloopen, het leken soms net kleine veertjes. Maar moeder had hem gezegd, toen ze zijn op geheven gezichtje tusschen d’r handen genomen had, dat haar kleine manneke nu niet in de plassen mocht trappen en vlug doorloopen, omdat hij ziek kon worden van natte voeten. Moeder zou bet wel weten dacht hij, hoewel het hem erg speet, hij had er geen bezwaar in gevonden er doorheen te gaan inplaats van er om heen. Nu liep Jaapje flink door, hij wou op tijd zijn, gister had de juffrouw gezegd dat ze heel boos zou zijn als hij weer te laat kwam. Voor hem liep een klein meisje met een cape om, heel voorzichtig om de plassen heen en langzaam want bet was glad door de regen. Jaapje keek naar het meisje en peinsde of zij bet niet leuk zou vinden door de plassen te loopen of dat haar moeder bet verboden bad. Terwijl hij zoo liep te denken zag hij dat ze viel, net in een groote plas; plotseling wist by het, hij kon helpen, Jaapje stond voor de school, de groote deur was dicht, het leek net of de deur ook kwaad was, die zag er zoo streng uit. Hij voelde zijn hartje kloppen, wat zou de juffrouw zeggen, ze zon vast verdriet hebben, en dat vond hij naar, want hy hield van zyn juffrouw. Voorzichtig deed bij de deur open en stond in ’t groote school- portaal, de lange gang sloop hy door, tot aan het eind waar zijn klas was. Voor het lokaal bleef hy staan, aarzelend, niet naar binnen durvend gaan. Op zijn teentjes ging hij voor de deur staan, als hy zich dan goed uitrekte, kwam hij net met z’n neusje boven het hout van de deur en kon zoo in de klas kijken. Maar heel even had hij gekeken, de juffrouw had hem al gezien, hij hoorde baar naar de denr loopen, hy ging open en voor hem stond ze. Toen klonk ’t streng in de leege gang: «Ben je nu toch weer te laat Jaapje* ze bad moeite streng te blijven, als ze naar het schuldige kinder gezichtje keek, maar ineens veranderde het «’k Word ridder, juffrouw!* klonk het trotsch. «Jaapje dat is geen antwoord. Waarom ben je weer te laat?* Even bleef het stil als bij zyn te laat komen uit wou leggen moest hij alles vertellen, ook van de plaat, wat moeder gezegd had. «Kan je me niet antwoorden, vent?* Met een kleur op zijn wangen begon het kind, eerst weifelend, zou hij het zeggen toen vastberaden, in groote ernst: «Bij de boekhandelaar heb ik een plaat zien hangen, met een man er op in een ijzeren pak, boven op een vurig paard. Dat is een riddert Bij die ridder staat een meisje in een wit kleed, daar vecht hij voor, dat moet hij beschermen. Zoo’n ridder wil ik worden en moeder zegt dat ik nu al beginnen kan ridder te zyn, een kleintje nog maar; door te helpen, door meisjes te beschermen. Eu toen vanmorgen op straat, viel een meisje, ik hielpen zei dat ze droge kousen aan moest doen om niet ziek te worden, toen bracht ik haar naar huis, het was de eerste riddergelegenheid, moeders riddertje, aooais ze zegt Bij de laatste woorden juichte z’n hoog stemmetje door de stille gang, zijn oogen schitterden in na-genieten, het gezichtje straalde. Zoo stond het kind voor baar, in afwachting wat er komen zou, of ze nog boos zou zyn, moeder was het vast niet. Zyn juffrouw, begrijpend, fijn gevoelend zyn zonnige kinderwereld, de fantasie van een jongenshartje, nam het frissche kinder- suoetje tusschen haar handen en vroeg: «Jaapje, zullen we samen een geheimpje hebben?* «Als je groot bent, je bent een ridder, op esn mooi paard met vurige manen, dan moet je heel dikwijls by me komen en bescherm je my dan ook?* Als antwoord voelde ze z’n lipjes tegen haar wang. was hij bij haar, hielp d’r op en vroeg: «Ben je erg nat geworden*. Even keek ze verbaasd en lachte. «Oh, zie je eene kous eens die is kletsnat. Je moet naar huis gaan en andere kousen aandoen, want moeder zegt dat je ziek wordt van natte voeten*. Het meisje luisterde ernstig naar Jaapje die zei, haar even thuis te zullen brengen, terwijl hy naast haar liep, zich trotsch voelend als een echte ridder. Jaapje ging op de groote school, hij zat in de eerste klas, 't Leukste van ’t school gaan vond hij het loopen van huis naar school en weer terug, wat hy eiken dag tweemaal moest doen, ’t Was een heel eind, want Jaapje woonde ver van de school af. Moeder bad hy wel eens hooren zeggen «’k Wou dat de school wat dichter bij was, dan zou by misschien op tyd komen, want moeder kende baar kleine ventje wel, en wist hoe hij door iets afgeleid, den tijd geheel vergat, aan geen school dacht en als het hem plotseling te binnen schoot, bet reeds lang over negen was, dan kwam bij te laat en moest nablijven. Jaapje kon er maar niet aan wennen altyd flink door te loopen, nergens naar te kijken, om precies 9 uur op school te kunnen zijn, er was zoo verschrikkelijk veel onderweg te zien. Eerst moest hij een lange laan met boomen sfloopen, zomers, als het erg warm was, bij de zon op z’n hoofdje voelde branden, dan gaven de g-oote boomen schaduw en was het er heerlyk koel. Hy vond het dan jammer om dat eind vlug te loopen, het was er veel te lekker, straks kon hij immers altyd prettig in de herfst, wanneer de blaren afvielen, in groote hoopen onder de boomen lagen, dan was het er eenig. Juist daar liep hy, waar de meeste lagen. Als je je voeten niet optilde maar een beetje slepen liet, dan stoven massa’s bruine blaren mee, dwarrelden voor hem uit, om zyn beenen en gaven zoo’n leuk ritselend geluid. Als er ergens extra veel Jagen, dan deed hy het eindje tweemaal, heen en terug; wat konden die blaadjes huppelen en hij dacht hoe grappig het zou zyn, ook zoo vlug over de weg te kunnen dansen, hij zou wei voor een poosje een blaadje willen zijn, even maar om te voelen hoe het was, dat grappige huppelen en draaien, en dan weer: Jaapje. Halverwege de laan moest hy afslaan en vaak stond bij te kijken hoe jammer het toch was, dat hij in plaats van door te gaan, linkaf moest, een lange breede straat in met groote huizen. «Hetsnj ve end” had Jaapje het betiteld. Erg vervelend vond hy het, geen boomen, geen winkels, geen .leuke stoepjes, waar hij nooit nalaten kon bij op te hollen. Deze straat deed hy altyd in een drafje, er was toch niets aan, maar wat dan kwam! Daar was veel te zien, op de hoek begon het al. Een bloemen winkel; hier bleef hij altyd voor staan. Prachtige bloemen als daar bloeiden, hij geloofde niet dat moeder ooit zulke mooie bad, het was als rook je de heerlijke geur door het raam heen. Als hij met zyn ernstig snuitje stond te kij ken, verlangde hy ouder te zijn, geld te mogen hebben als zyn eroote broers. Want dan wou by van die bloemen voor moeder koopen, hij voelde wel boe moeilijk de keus zou zijn; die groote witte, of kleine roode, er waren zoo héél veel; hij dacht, dat moeder de groote wel het liefst had. Een eind verder was een boekwinkel, daar was je ook niet vlug uitgekekeu met al die platen. Eens had Jaapje er een groote gekleurde plaat zien hangen, er stond een groot kasteel <>p met een wapperende vlag. Voor het kasteel zat een man op een prachtig paard. De man zag er vreemd uit in een yzeren pak, met een yzeren hoedje op, net als de polities droegen. Dat het geen politie was zag hy wel. Naast bet paard stond een meisje in een wit kleed met lang golvend haar, ze had een heel lief gezicht. Jaapje begreep het niet, hy zou vader vragen, wat die mooie plaat beteekende, vader wist het vast wel. Vader vertelde hem: dat het een ridder was, een ridder die nittrok om te vechten voor zyn vrouw en kinderen. ’s Avonds in bed toen moeder hem een nachtzoen kwam brengen, vertelde hij baar dat hij later ridder wou worden net als de man op de plaat, ook in een yzeren pak, maar dat hy niet begreep waarom vader geen ridder geworden was vader vond de plaat ook heel mooi. Moeder had hem gezegd dat hij nu al een klein riddertje kon zyn door op te komen tegen onrecht en anderen te helpen. Dat had Jaapje niet vergeten, hij zou er naar handelen zoodra de gelegenheid er was. Later als hij groot en sterk was, wou hy voor moeder vechten op een vurig paard met wuivende manen. En droomeud van zyn mooie ridder was hij in slaap gevallen. van sollicitanten te doen en daarop kwamen verscheidene gegadigden zich aanmelden. Door B. en W. werd ter aanbeveling een viertal opgemaakt en daarby was niet een onzer ingezetenen. Benoemd werd vervol gens de heer J. A. van der Kloes van Amsterdam. Doch ik zou het hebbeu over uitkeeringen voor den ouden dag. Dal was toen nog geen algemeen gebruik. By de rijksbetrekkicgen kon men al eenig pensioen bekomen, doch bij gemeenten en particulieren werd daaraan niet gedacht, althans niet gedaan. Dat wa» iets, waar men zelf voor moest zorgen. Een zeer opmerkelyk verschil valt in het oog als men den toestand en de levens wijze der menschen vergelijkt van toen en tegenwoordig. Toen zorgde ieder die maar eenigszin* kon, een appeltje voor den dorst te hebben. Men was er steeds op uit iets aan kant te leggen voor den kwaden dag. Elk had een spaarduitje, armen en rijken naar verhouding. Werd men ziek, stonden de verdiensten in den wintertijd eeos een poosje stil, men was dan niet dadelijk ver legen. Bij de eenvoudige leefwijze waaraan men gewoon was, kon men het een tijdje uithouden. In den tijd waarover ik nu schrijf, dansten de centen der jongelui niet in de zak tot zy ze hadden uitgegeven. Men oeperkte de behoeften en had voor allerlei uitspanningen zijcenten te lief. Op dat algemeen verschil van voorheen en thans meen ik te moeten wijzen. Een aandachtige beschouwing van vele toestanden eu ver schijnselen geeft wel eenig licht in de oor zaken der veranderde omstandigheden. Men draagt tegenwoordig veel meer brillen in eigeniykeu zin doch men ziet figuur lijk gesproken thans meest door een anderen bril dan vroeger. Het inzicht van rechten en plichten is heel wat gewijzigd, en ook is er veel verschil in den gemoeds aard des volks gekomen. Beschouwde men voorheen de gebodeu hand der hulpe als een gunst, nu vatten sommigen der beweldadigden zulks op, alsof ze er het volste recht op hebben. Echter van sociale en economische beschouwingen behoor ik my te onthouden, maar ik gevoel my toch gerechtigd melding te maken van een veel gemoedelyker ver houding tusschen de verschillende rangen der samenleving. Een geval dat ik aange- teekend vind in de annalen van het jaar 1871 werpt m.i. een gunstig licht op de verhoudingen destyds. Doordat de winter vroeg was ingevallen, was er dat seizoen niet veel brandstof in onze stad en toen in Februari en ook begin Maart nog steeds koude heerschte, zoodat de scheepvaart nagenoeg vier maanden gestremd bleef, was bij de mingegoeden de turf, toen de voornaamste brandstof, totaal opgebruikt. Ook de Diaconie en Armbesturen hadden geen voorraad meer, ’t Begon er werkelijk bedenkelijk uit te zien en toen kwam aan het licht waar ik boven op wees: De meer- gegoeden stonden van hun voorraad af zooveel ze konden ontberen om anderen te gerieven en te helpen. Een viertal welge stelde burgers, het is mij een genoegen hun namen te kunneu melden, gaven het voorbeeld; het waren de heeren J. E. Wes tenberg; A. W. Huidekoper; W. A. Peere- boom en E. Haitsma Mulier. Zij spraken hun eigen «oorraad aan, maar deden meteen een beroep op de welwillendheid hunner medeburgers om, dt-sgevorderd tegen in koopsprijs, van hun voorraad brandstof af te staan zooveel ze konden missen. Het resultaat was voldoende, de armen konden geholpen worden en aan prijsopjaging en winstbejag werd niet gedacht. Dat hebben we in de oorlogsjaren, de dagen van distri butie, die ons nog versch in het geheugen liggen, anders gezien! Nu ik toch spreek over toestanden die in de laatste halve eeuw in’t oog loopend veranderd zyn, zie ik ook nog met belang stelling een rapport in over de werkzaam heden van het Schoolverbond van dien tyd. Het valt met te ontkennen, dat in het algemeen de ouders lang niet genoeg door drongen zijn van het groote belang dat hun kinderen hebben bij goed onderwijs. Het juiste begrip van dat belang wordt ook hedendaags nog niet algemeen bezeten, veel minder toen, wyl de ouders zelf minder goed onderwezen waren. Een gevolg daar van was een geregeld groot schoolverzuim. Sedert de Leerplichtwet in werking is, worden de ouders gedwongen hun kinderen

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1924 | | pagina 1