Officiéél Orgaan der Gemeente Bolsward T ll r Woensdag 14 Mei 1924 No. 38 63ste Jaargang N Brieven en stukken voor de Redactie en Administratie, opgaven van advertentiën enz., te zenden aan het Bureau van Uitgave: Firma B. CUPERUS Az. te Bolsward - Telefoon No. 4 7 Is een kleinigheid om te concurreeren in den prijs. Nu de groenten wat goedkooper worden, koopen wij het beste, terwijl de prijs zoo concurrent mogelijk wordt gesteld: J. NAWIJN Eerbied voor het leven. WEEK-AGENDA. r Van den Hak op den Tak. 15 ct. p.pond 8 ct. p. bos 28 ct. p. pond 12 en 16 ct. p. krop 3 bos d 10 ct. 6 ct. DE GESCHIEDENIS DER ARBEIDSORGANISATIE, door Mr. Dr. N. Hofstee. Advertentieprijs: 10 cent per regel. Bij contracten aanmerkelijke korting. Dienstaanbiedingen, Koop- en Verkoopadvertentiën, Personeelaanvragen, enz., enz., van 15 regels 50 cent. Iedere regel meer gewoon tarief. Hier wordt das de moreele zelfwerkzaam heid aangeprezen. en al I P.S. Ik meen er even op te moeten wyzen, dat hetgeen in de courant is afge drukt niet woordelyk gelyk is aan hetgeen ik heb gesproken. Wel had ik de lezing op papier, maar ik heb dit by het spreken niet letterlijk gevolgd, soms iets overge slagen, maar ook hier en daar wat uitge weid of voorbeelden genoemd, waar ik op papier hiervan niets had vermeld of slechts met een enkele aanduiding had volstaan. By het reconstreeren hiervan heb ik uit den aard der zaak dit niet woordelyk kunnen doen. Toch heb ik my zooveel mogelyk aan het gesprokene gehouden. Voorts wys ik er op, dat in de geschied kundige bijzonderheden wel afwijkende voorstellingen zijn te vinden bij verschil lende schrijvers, maar, waar voor mijn doel alleen het trekken der hoofdlijnen noodig was, heb ik gemeend de vermelding daarvan gevoegelijk achterwege te kunnen laten. nu ter plaatse eens lazen in Voor het plaatsen van advertenties bevelen wij ons blad bij H.H. bestuurders van ver- eenigingen aan, terwijl wij hen tevens attent maken op ons adres voor de levering van alle soorten vereeniglngs-drukwerk als convocatie-biljetten, reglementen, diploma’s, programma’s, tekstboekjes enz. enz. FIRMA B. CUPERUS Az. Woensdag 14 Mei: J. V. O. Afd. „Bolsward”. Vergadering ’s avonds 8 uur in café „Voorwaarts”. Geref. Zang ver. „Pro Rege”. Repetitie des avonds 8 uur in het Wilhelminagebouw. Schaak- en Damclub „Westergoo—Tavenu”. Speelavond eiken Woensdag. Aanvang kwart voor acht uur in „Ons Gebouw”, leeszaal, boven. Bibliotheek St. Vincentiusgebouw, 's avonds van 7—8 uur. Biljartclub „Jan Wiemers”. Speelavond des avonds van 7—11 uur in café Gaarmann. Donderdag 15 Mei: Muziekgezelschap „Andante”. Repetitie des avonds 7'/z uur in de Muziekschool Kerkstraat. R.K. Zangkoor. Repetitie ’s avonds 8 uur in café Slippens. Vrijdag 16 Mei: Zangvereen. „Voorwaarts”. Repetitie des avonds 8 uur in café „Voorwaarts”. Mannenkoor „Hollandia”. Repetitie ’s avonds 7 uur. Sted. Muziekkorps „Bolsward”. Gewone repetitie des avonds 8 uur in de muziek school. Chr. Gemengd Koor. Repetitie des avonds 8 uur in de Chr. School „Rehoboth”, Hengstepad. Bolswardsche Biljartclub. Speelavond des avonds van 7—11 uur in het clublokaal „De Doele”. Zaterdag 17 Mei: Onderling Ziekenfonds. Contributie-afdracht ’s avonds van 6—7 uur in „Ons Gebouw”. Stadsspaarkas. Gelegenheid tot ’t inbrengen van gelden, des avonds 7 uur in het lokaal Politiebureau. Dinsdag 20 Mei: Bolswardsche Biljartclub. Speelavond des avonds van 711 uur in het clublokaal „De Doele”. Nadruk verboden. VII. Slot, De boven vermelde wetten kan men aldus samenvatten: In ieder economisch lichaam heerscht het streven om den arbeid meer en meer maatschappelijk te maken, d.w.z. dat niet elk individu of elke familie voor zich zelf arbeidt, in dien zin, dat hij niet zelf voortbrengt, wat by behoeft, maar dit meer en meer geschiedt in steeds meer geordende en geregelde samenwerking door de leden der maatschappij tezamen, het „ieder voor zich” steeds meer wykt voor het „allen voor een en een voor allen.” Zoo zien wij thans reeds, dat massa’s menschen in alle streken der aarde op elk oogenblik van den dag bezig zyn om te voorzien in de behoeften van eiken enkeling, en dat elke enkeling werkt niet aan wat hy zelf, maar aan wat anderen behoeven. Gaat maar eens na, waar ons voedsel, onze kleeren enz. vandaan komen. Voor het lidmaatschap van Floralia (contributie slechts f 1.per jaar) geve men zich op bij de secretaresse Mevr. R. Nyk-Terhenne of aan ons adres bureau van dit blad. Wanneer we ten slotte de vraag stellen, of de beschaving den mensch gelukkiger heeft gemaakt, dan is die vraag geenszins bevestigend te beantwoorden. Ook prof. Bücher is blijkbaar van die meening, waar hy vraagt t.a.p.: „Zyn wy voor het verlies van levensvulling en scheppingsvreugde in onzen werkkring voldoende schadeloos ge steld door den rijkdom der consumptie, die ons mogelijk gemaakt wordt, doordat duizend handen voor ons arbeiden, duizend koppen voor ons denken Of is het leven door de arbeidsverdeelingslechts genotvoller (genuss- reicher) maar ook „vreugdearmer” (freuden- armer) geworden?” Waarin is nu de oorzaak daarvan te zoeken? Hierin, dat de vooruitgang tot nu toe, was geen vooruitgang ten aanzien van het welzijn van het individu, maar bestond alleen t.a.v. de volmaking der maatschappij, de verbetering van de organisatie der maat- schappy op het gebied der productie, ook ten koste van het individu. Zoo heeft het kapitalisme het proletariaat en het paupe risme gebracht in plaats van de slaverny. Dit komt, doordat het deels blinde en brute krachten zyn, die den vooruitgang hebben bewerkt. „Wel handelt de enkele mensch met overleg en doelbewust”, zegt Verschijnt Woensdags en Zaterdags Abonnementsprijs franco per post 62'/2 cent per 3 maanden Spinazie heden 5 en 9 ct. p. pond Witlof Rabarber Postelein Kropsla Raapstelen Prij Vanaf Vrijdag 16 Mei MOOIE BLADSP1NAZIE van eigen kweekerij Aanbevelend DIJKSTRAAT39 - BOLSWARD Advertentiën voor dit blad worden gratis geplaatst in „Wonseradeel”, Makkumer Courant en „Hennaarderadeel”, welke bladen door geheel Wonseradeel en Hennaarderadeel geregeld huis aan huis worden bezorgd. ’t Is reeds eenige weken geleden dat onze plaatselijke Vereeniging „Floralia” de gelegenheid openstelde tot aanvrage van stekken en met genoegen vernamen wy dat ook dit jaar het aantal personen dat zich liet inschrijven wederom zeer groot was. Reeds eerder hebben wij in een hoofd artikel in dit blad het groote nut uiteen gezet van Vereenigingen als de boven genoemde, omdat het doel zoo schoon en zoo verheven is. Liefde aankweeken voor planten is eerbied kweeken voor het leven. Het verheft en veredelt den mensch, het doet het mooie en teere in hem ontwaken en daarom verdienen dergelyke Vereeni gingen ons aller belangstelling en is het een moreele plicht van ieder, die bet niet om de lage contributie behoeft te laten, er lid van te zyn. Juist nu, in deze heerlyke voorjaarsdagen, nu wij in tuin en park het wondere werk van moeder natuur weer te aanschouwen kry- gen, nu wy ons weer kunnen verlustigen in het mooie jonge groen, nu wy de bloesems weer zien aan struik en boom, nu blad en bloem ons weer bekoren, juist nu komen wy tot het besef hoe flora en pomona kunnen zijn de volksvriendinnen en volks- opvoedsters. En het is dan ook juist te citeeren uit wat wij Nieuw Vrouwenleven over de gelukkige gedachte die het indertyd geweest is potplan ten uit te geven, niet alleen aan volwassenen, maar ook en vooral aan kinderen. „Veredelend moet de liefde voor bloemen, de waardeering van schoons kleuren en liefelyke bloemgeuren op de kinderen werken en wanneer ze dan de door henzelf ver zorgde en opgekweekte bloemen maanden later brengen naar de keurings-commissie, die de mooist verzorgde uitzoekt en ook op de jaarlyksche tentoonstellingen van Flora toelaat, dan springen de harten op van trots over het goedgeslaagde werk en over de als belooning daarvoor gekregen geschenken. De liefde tot de planten, de ervaring in het verzorgen en kweeken er van zal in de meeste gevallen tegenhouden van het vernielen van bloemen en het bloemen stelen van anderen, die zelf ook veel liefde voor hun bloemen en planten gevoelen. Hoe ongelooflijk dit plan van volkskweeklust ook scheen, het plan mag als geslaagd worden beschouwd en een goed werk is hiermede zeker verricht. De schryfster beklaagt zich er dan verder over dat de lust tot plunderen van tuinen nog zoo groot is en propageert de idéé om ook vrucbtboompjes uit te reiken. Helaas, ieder jaar nog, worden weer veel tuinen geplunderd van bloem en vrucht. Zij, die niet planten noch zaaiden, gingen uit om te plukken en te oogsten en men vraagt zich af, of dat dan door gemeenschappelijk samenwerken niet is tegen te gaan, althans te verminderen. En zoo denkende kwam de schrijfster op de gedachte of niet een Pomonavereeniging zich zou willen geven om ook zoo iets als Floralia met bloemen doet, met vrucht- boompjes na te volgenn.l. jonge vrucht- boomen beschikbaar te stellen, zoo noodig tegen een kleine betaling, aan hen die daarvoor in de termen vallen, die ze dan, evenals dat geschiedt met de bloemen, moeten planten en verzorgen misschien op het kleine stukje grond by hun eigen of gehuurd huisje (in dit geval zouden vol gende bewoners er weer van kunnen ge nieten). Het bezit van eigen vruchtboom zou hem mogelyk ook wat meer stabiel en minder verhuislustig maken, hen hun huis en erfje dierbaarder doen zijn en hen iets brengen, waarnaar toch bijna alle menschen verlangen: vruchten, een zelf gekweekte appel of peer. Ze zouden dan ook b.v. ieder najaar eenige der mooiste vruchten van die zelf verzorgde boompjes naar een Pomona-com missie ter keuring kunnen brengen om mogelyk nog een boompje of een andere aanmoediging, om op den ingeslagen goeden weg voort te gaan, te ontvangen. De omgang met de natunr is een waarborg om het stelen van vruchten en bloemen te verminderen, het eigen bezit vermindert ook de jaloezie en ver meerdert het gevoel van verantwoordelijkheid en eigenwaarde. ’t Gebeurde onlangs in één onzer garni zoensplaatsen, dat kapitein O. Sterrekijker aan een sergeant vroeg: „Hoeveel aan vragen om verlof zyn er?* De onderge schikte gaf ten antwoord „Een en twintig, kaptein.* „Wat? Zooveel! En wat voor reden geven zy op „Op ’n enkele uit zondering na, is hun grootmoeder over leden.* „Lieve hemel, dan mag de genees kundige dienst wel maatregelen treffen, om de sterfte onder de grootmoeders tot stil stand te brengen?* Ja, degenen die in ’97 dienden, zullen zich die kaptein nog wel herinneren! Een echte leuke kerel, die, weliswaar volbloed militair was, maar ook bij tyd en gelegenheid intiem en familair met zyn „jongens* wist om te gaan. Zoo weet ik u van hem volgend historisch feit te verhalen. Onder de vele recruten, die in boven genoemd jaar moesten onder de wapenen komen, was er ééne, afkomstig nit G., die Tullenga heette en boerenzoon van beroep was. Welnu, deze T. liet zich niet veel gelegen aan de soldatenrok en aanverwante artikelen, met andere woorden: hy hield zich steeds voor den domme. Eens, toen zekere korporaal theorie gaf waarbij ook bedoelde kapitein present was vroeg de leeraar aan onzen boerenzoon: Uit hoeveel onderdeelen bestaat een geweer?* Hierop moest de recruut het antwoord schuldig bly ven. Dit nu verwekte by den aanwezigen kapitein een ernstige mate van toorn: hy wist, dat meerdere malen de jongens was voorgepreveld, dat een infanterie-geweer uit 80 en zooveel deelen bestaat en daarom valt hij uit tegen Tullenga: „Drie dagen kwartier-arrest wegens onoplettenheid denk aan de onderdeelen!* Zeker, het wils werkelyk onattentheid van hem de anderen wisten het zóómaar! Enfin, nadat dit kleine intermezzo was afgespeeld, en onze recruut naderhand blyken gaf van opletten en willen, werd hij op een goeden dag door z’n kaptein verwittigd„Je moet maar oppasser bij me worden!* Dit leek T. niet slecht toe; hij had meermalen van anderen gehoord, dat zoo’n baantje lang niet te versmaden was. Om kort te gaan: hy werd oppasser bij den kaptein tot beider tevredenheid. Eindelyk sloeg het uur van scheiden, het uur, waarop Tullenga weer z’n burgerpet zou gaan dragen. By het afscheid van kaptein Sterrekyker met oppasser Tullenga, kreeg laatstgenoemde de verzekering, dat hij steeds by hem in gedachten zou blijven en dat hij er op kon rekenen, dat de kaptein vroeg of laat hem eens zou komen opzoeken. Bijna was ’n jaar verloopen, toen op ’n zomer-namiddag Oege Tullenga, die juist een koebeest zat te melken, onverwacht op den schouder werd getikt. Omziende bemerkte hy tot zyn niet geringe verbazing, tevens blijd schap, dat het kaptein Sterrekyaer en niemand anders was! Tsjonge, tsjonge! Ja, kappi was één en él bewondering voor de melkkunst: nog nooit van zyn leven had-ie ’t op zoo’n korten afstand gadegeslagen. Natuurlyk werd er druk door beiden gebab beld en menige „oude koe* werd nog eens weer „uit de sloot gehaald*. Zoo ongemerkt was de kapitein in een soort diepe knie buiging gaan zitten, vlak achter de koe, waarmee de gewezen oppasser bezig was te melken? Och, gevaar was er niet te duchten: de pooten van het beest waren immers gebonden. Iets, waaraan echter de strijder voor het vaderland momenteel niet dacht, en wat toch inderdaad óók gevaar opleverde, was het feit, dat-ie ieder oogenblik „iets van boven* kon getracteerd worden. U raadt het reeds, vermoed ik! Op een gegeven oogenblik het was wel niet netjes, doch daar vragen die beesten niet naar! kwam er een zekere hoeveelheid... neerkwakken op het ontblootte, haarlooze, eerbiedwaardige hoofd des kapteins. Wat er zich vervolgens afspeelde, is vlug te vertellen: als een Y, „maar de menschelijke samenleving, het totaal van de tegen elkaar ingaande en botsende willen der individuen groeit en ontwikkelt zich als een plant of dier, zonder dat zy een doel voor oogen heeft, zonder dat zij den weg kent, dien zij volgen wil en volgens wetten, welke haar onbe kend zijn.” Hoewel dan onbekend, die wetten beheerschen dan toch maar de ont wikkeling, die zich dan ook baan breekt onwederstaanbaar. Maar juist het feit, dat de menschen die wetten niet kennen, dat zy niet weten, dat elke bestaande toestand slechts een doorgangsstadium tot een hoogere vorm is, in verband met hunne gehecht heid aan de traditie, aan het oude, maakt, dat zy een instinctieven afkeer hebben van het nieuwe, dat komen gaat en zich met hand en tand daartegen verzetten, en is het gekomen, zich er niet bij weten aan te passen, zich, zy het dan vruchteloos, bly ven verzetten. Zoo gaat het ontstaan van dat nieuwe met veel meer lijden gepaard dan noodig is, denkt maar eens aan de revolutie in de verschillende tyden en landen, speciaal de Franscbe van 1789, aan de ellende, die de ontwikkeling van de fabrieksnijverheid voor de handwerkers heeft meegebracht, aan hun wanhoop, die hen zelfs tot vernieling van fabrieken en ma chines, tot doodslag van fabrikanten en fabrieksbazen, bracht hier en daar, aan den tegenstand tegen spoorwegen en stoom schepen, aan de tragische worsteling van den kleinen koopman tegen het groote warenhuis, waarin die koopman weigerde de hem aangeboden goede positie te aan vaarden, zooals dit zoo aangrypend is be schreven in Zola’s „Au Bonheur des Dames”. Van het welzijn, het geluk van het individu is, zooals gezegd, hierby geen sprake. Dit zal echter niet steeds zoo blyven. „De mensch is te hoog gestegen”, zegt Y., „om zich als een willooze slaaf aan dit natuurproces te onderwerpen. Een maal zal de mensch de maatschappelijke krachten beheerschen gelijk hij de natuur krachten aan zich heeft dienstbaar gemaakt.” Elisée Reclus heeft den juisten weg gewezen, waar hy zeide: „De wetenschap der maat schappelijke krachten zal zelve eene maat schappelijke kracht worden”, en, voeg ik er aan toe, zal ons in staat stellen wel bewust die krachten te leiden in de goede bedding savoir pour prévoir, prévoir pour prévenir. „Wanneer wij dus”, zegt Y. ten slotte, „den gang der ontwikkeling in het licht der sociolo gie gadeslaan, dan blijkt ons, dat ook een nuchtere en onbevooroordeelde kritiek van de beschaving niet tot pessimisme behoeft te leiden”. En dan volgt en dit is wel zeer eigenaardig „integendeel, het schynt veeleer jdsof de grootsche tragedie der menschheid nauwelyks een ander verloop had kunnen nemen, indien de ontwikkeling door een hoogere Macht, die naar een be paald doel streefde, ware geleid”. Ligt het dan niet voor de hand, zouden wy willen vragen, om met ons die „Macht” als werkelijkheid te erkennen, te erkennen in God. „Want”, zoo gaat schr. verder voort, „steeds moet het middel, het werk tuig (d.i. de maatschappy als productie- en distributieapperaat H.) voltooid zyn, eer het zyn bestemming kan vervullen,” „Ons ongeluk is dus niet, dat wy reeds te vee], maar dat wy nog te weinig be schaving bezitten. Niet terug naarde natuur, maar voorwaarts naar de volkomen be schaving moet onze leus zijn.” Ik heb gezegd. Niet alleen ethische lessen over het verkeerde van vernielzucht of diefstal van ooft en bloemen, maar de menschen zelf aan het kweeken gezet, opdat ze zorg voor hun planten krygen, er aan gehecht worden en zoo ongemerkt leeren eerbied te hebben voor wat anderen met evenveel of nog meer zorg kweekten. Op het platteland, waar de menschen meer vereenzelvigd zijn met het leven in Gods vrye natuur is de zucht tot het vernielen gelukkig veel minder en de liefde voor bloem en plant veel grooter, dan in de steden. En nog steeds leest men dan ook van klachten over de verregaande brutaliteit en wreedheid waarmede flora’s kinderen cm het leven worden gebracht. ’t Is daarom dan ook zoo goed en nuttig dat steeds meer gelegenheid wordt gegeven tot het huren van stukjes grond, die in den vrijen tyd bebouwd kunnen worden. Er is iets aandoénlijks in deze teere zorg voor dat kleine plekje grond, waaraan liefde en toewyding de rijkste vrucht kan ontlokken. Tuinsteden kunnen er in zoo groote mate toe bijdragen zooveel slechte gewoonten van vernielzuchtigen en vaak wangunstigen te doen verdwijnen. Er is niets zoo opvoedends, als aan de aarde het eigen brood te ontlokken, de eigen groenten, de eigen vruchten. En de eenvoudigste tuil bloemen in eigen tuin geplukt, wordt met heel andere oogen aangezien, dan de mooiste bouquet chry santen en rozen uit den winkel. Laat men niet denken, dat er geen behoefte bestaat aan de poëzie van het zelfkweeken. Zie in de meest achteraf gelegen buurtjes soms de teere zorg voor een garaniumpotje of voor een stokroos of zonnebloem in het vierkante meertje grond. Het volk snakt vaak naar een bloempotje en naar een tuintje en door geen enkel middel zal de liefde voor de natuur en de eerbied voor plantsoenen meer worden ingeprent, dan door het zelf aan het kweeken te zetten. En dan liefst in eigen of gehuurde tuintjes. Wij hebben het gezien in de groote steden, hoe ieder vry uur, hoe des ’s avonds en Zondags den geheelen dag, wordt door gebracht in dat zelf bewerkte eigen tuintje, vaak ver verwyderd van de woning. Zoo werkende leert de mensch de bodem liefkrygen, die alles levert, wat er van gevraagd wordt, als de mensch maar over vlyt en wetenschap beschikt, zoo wordt het oerinstinct weer wakker gemaakt in de harten dier duizenden, het oerinstinct zooals wy dat by door en door gezonde volkeren aantreffen van liefde voor en gehechtheid aan en dankbaarheid jegens den bodem, die hen voedt en draagt. Dat wekt een gevoel van tevredenheid. Geen tevredenheid van lijdelijk en luste loos dommelen, maar een, waarin alleen de kracht tot hoogere ontwikkeling gelegen is, de kracht die het bederf weert waaruit zooveel misdadigs geboren wordt. Laat ons leeren eerbied te hebben voor de natuur. Laat ons leeren zorg te hebben voor een levend wezen, het zelf geheel opkweeken, dan kweekt men er tevens liefde voor. Dat is het eenige middel, om ons en de onzen, om een ieder te vervullen van eerbied voor het leven. Bolswardsche Courant

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1924 | | pagina 1