De Bolswardsche Courant en Westergoo
it
De cnltureele beteekenis van
het hoek.
Stadsnieuws.
De Prins Willem-herdenking
in de Groote Kerk te Bolsward,
op Vrüdag J.l.
29^2 Jaargang Woensdag 3 Mei 1933 No. 35
Officiéél orgaan der gemeenten Bolsward, Wonseradeel en Hennaarderadeel
Uitgever A. J. OSINGA, Marktstraat, BOLSWARD A Telefoon No. 12
en
A
A dve r t e n t i n per regel:
Woensdagsnummer 10 cent.
Zaterdagsnummer 12 cent.
Tusschen de tekst dubb. prys.
het begin van den 80-jarigen oorlog,
ge-
be-
Verschtfnt Dinsdags-
Vrjjdagsavonds.
Leesgeld fr. p. p. per half jaar f 1.50
Buiten de provincie f 2.-; inning 15 ct.
Voor het Buitenland f7.- per jaar.
Leesgeld per looper 40 ct. p. kwartaal.
DOOR ANTOON COOLEN.
po, waarin het dagelijksche leven dicht
bij de nuchtere oppervlakkigheden ons
vermoeit, de rust der zilveren verpoo-
zing, en van den schoonen, wijden,
droom. Aan uw boeken herkent men u,
en het huis dat een met zorg en toe
wijding bijeengebrachte boekerij bezit,
getuigt voor zijn bewoners. Hier vindt
men eerbied voor menschelijken geest en
besef der waarde van diens adel. Het is
de moeite waard hier binnen te treden
en gast te zijn. Hoedt u voor de liefde
loosheid jegens het boek. Want groote,
sterke geesten en diep-levende harten
hebben er het beste in uitgesproken van
wat zij hadden en vonden en, terwijl ge
hun boek in handen houdt, zijn ze u als
een goed vriend zeer nabij. Zoo gij on
verschillig zijt voor het boek, begaat gij
de dwaling der onverschilligheid voor
het contract met de groote zielen en de
diepe geesten onder de menschen. Even
zeer als die onverschilligheid u ontsiert,
evenzeer getuigt het voor u, als gij u
tot de aanraking met die zielen en gees
ten voelt aangetrokken.
De tijd voor het boek is niet voorbij.
Sport, film noch radio, noch het stidde-
rende tempo van den modernen, technl-
schen, gemechaniseerden tijd hebben het
boek verdrongen of overbodig gemaakt.
Zij hebben het niet verdrongen, omdat
al deze gebieden het boek hebben op
gevangen en het op hun terrein ’n plaats
hebben gegeven met het ontdekte aan
schijn van een nieuw type schoonheid.
Zij hebben het niet overbodig gemaakt,
integendeel, want in zooverre het mate
rialisme, opgedreven in den technischer
en mechanischen vooruitgang en in den
cultus der sport, het evenwicht tusschen
stof en geest ten nadeele van beide, maar
vooral ten koste van den geest heefi
verstoord, zal het goede boek als een
belangrijk middel herstellend werkzaam
kunnen zijn. Het kan toch niet worden
ontkend, dat een der kenmerken van de
typisch moderne zijden van onzen tijd
is de vervlakking van de dingen van
geest en ziel en de verstoffelijking van
idealen. Juist daarom, nu een jong ge'
slacht daarin dreigt op te gaan, nu zoo
veel dingen den mensch in beslag nemen
die van den geest afleiden, is het ge
boden, dat bezinning gevraagd wordt
voor de dingen, die van den geest zijn.
Het goede boek, dat naar den geest terug
leidt, is daarbij een groot en machtig
middel en daarom kan het ons slechts
welkom zijn, dat juist in dezen tijd dt
instelling van boekendagen en boeken1
weken, waarin ieders bijzondere aan
dacht voor het boek wordt gevraagd,
gekomen is.
Liefde voor het boek als wezen gaat
samen met liefde voor het boek als voor
werp. Ook in het boek als resultante der
samenkomst van grafische technieken èn
de kunst die hen dient, ligt de klemtoon
eener beschaving afgeteekend. Het goe
de boek heeft, in zijn vorm de bekoring,
die men ondergaat zonder bibliophiel té
zijn: ook in dit opzicht wordt het cul
tuurverschijnsel de eerbied gegeven, die
het toekomt. De boekenvriend wil boe
ken bezitten, wil boeken de zijne kun
nen noemen. Hij zal van zijn boeken
houden, hen gaarne in de hand nemen en
er met vreugde naar zien. Ook dit is geen
verouderd en overleefd verschijnsel. Gij
moet weten wét voor den boekenvriend
in diens leven zijn boeken beteekend
hebben, om zijn liefde ervoor te verstaan.
Zonder boeken is het leven dood. Deze
oude wijsheid blijft zich bevestigen, en
wij mogen ter bepaling van het boek,
dat wij in ons leven een plaats zullen
geven, den zin omkeeren: zonder het le
ven zijn de boeken dood. Dat voorbe
houd vormt zich uit zichzelf. Niet alleen
het goede, ware, schoone en wijze vin
den hun getuigenissen en aanschijn in het
boek. Een woord van Marsman moge
hier als algemeen beginsel gelden, het
primitieve gebod, waaraan wij van het
boek moeten eischen, dat het gehoor
zamen zal: houd het leven in stand, niet
alleen om zichzelf, en verwerp alles, aar-
zelloos alles, wat het sloopt of verminkt.
t De 1 Mei-dag alhier werd gisteravond
besloten met een groote vergadering in De
Doele.
De zaal was goed bezet.
De Voorzitter, de heer Bachofner, opende
de bijeenkomst met een woord van welkom
en bespreekt verder in korte trekken deze 1
Mei-dag in het licht van de verkiezingsuit
slag. Aan de nieuwe pachter van De Doele,
den heer Leo de Vries, worden door den
Voorzitter eveneens hartelijke woorden ge
wijd, evenals aan den spreker Ds. Vink, de
Zangvereen. en de tooneelclub en de muziek.
Nadat de Zangvereen. enkele nummers had
gezongen, was het woord aan Ds. Vink.
De tegenwoordige positie van het socialis
me in deze wereld geeft niet direct reden
tot uitbundige feestvreugde. In de ons om
ringende landen in Midden-Europa is de de
mocratie teruggedrongen door de vloedgolf
van het fascisme. Ook in ons land is er die
bedreiging en het is niet geraden met dit
thans nog kleine groepje den spot te drijven.
Zooals het kleine wolkje aan den horizon
spoedig het geheele firmament kan bedekken,
zoo ook kan een fascistische golf ons land
overstroomen. In deze verkiezingsperiode
heeft de S. D. A. P. moeten strijden tegen
een vast aaneengesloten burgerlijk blok. De
groeiende kracht van de reactie komt wel
zeer duidelijk tot uiting in de jongste maat
regelen van minister Deckers. De verkie
zingsuitslag had erger gekund, maar ondanks
dat, mogen we hedenavond ons Meifeest vie
ren in de overtuiging dat we internationaal
ons vereenigd gevoelen in dat veel gesmade
socialisme.
In de toekomst zal de strijd gaan tusschen
het socialisme en het fascisme. Dit fascisme
is de laatste poging van het bankroete kapi
talisme zich internationaal te organiseeren.
Daarom ook is er uit de liberale' rijen zoo’n
groote toeloop naar dit fascisme.
Zal dit systeem zich blijvend in de Wester-
sche wereld kunnen handhaven, dan zal het
ook met de Westersche beschaving gedaan
zijn. Het fascisme bouwt een systeen op van
Nationale economie en hierdoor zal ontstaan
een groote verlaging van het levenspeil.
Bovendien, is daar het gevaar voor geweld
dadige botsingen.
Spreker citeert enkele schrijvers over de
moderne oorlog.
Aan het socialisme is de taak opgelegd, dat
fascisme te keeren. We kunnen echter in dit
fascisme ook zien een noodwendige overgang
van het staatskapitaal naar het uiteindelijke
doel der socialistische gemeenschap. Het kan
zijn dat later in die beweging menschen zit
ten die we voor ons doel kunnen gebruiken.
Tegen de geweldpolitiek van het fascisme
stellen wij de idee der bntwapening en te
genover de diciaruur de algeheele ontwape
ning. De strijd der S. D. A. P. gaat voor in
ternationale broederschap. Ieder mensch ten
slotte, is een wezen uitgerust met krachten
die nooit geschonden kunnen worden. Ieder
mensch is ook van nature geneigd tot een ze
ker nationalisme, maar van dit natuurlijke in
stinct heett het fascisme een zedeleer ge
maakt. We moeten zorgen dat de fout van
1914 zich niet weer herhaalt. Het nationaal
Instinct is sterker gebleken dat de eisch der
broederschap. We moeten echter welbewust
afstand doen van geweld. Het is moeilijk in
deze tijd van burgerwachten zelf niet naat
de wapenen te grijpen, maar dat zou in strijd
zijn met de grondgedachten van het socia
lisme. We willen ons niet met geweld een
weg banen naar de, macht, onze revolutio
naire stelling houdt in de afbraak van het
kapitalisme en de wederopbouw van een
nieuwe gedachte en maatschappij.
De S. D. A. P. is niet revolutionair in dien
Weet U wat de eigenlijke oorzaak is
geweest van het succes van Th. A.
Edison?
Lezen 11 I
Hij kocht alle mogelijke boeken waar
in onderwerpen werden behandeld die
voor hem nuttig konden zijn. In de
drukste tijd van z’n lezen, las hij 18
vakbladen en tijdschriften.
eeft ook steeds belangstelling voor de
Kerk. Én bij het Avondmaal legt Ze alle
sieraden af om een eenvoudige dienst
maagd des Heeren te zijn. Bij een Zen*
dingsverg. spreekt Zij een openings
woord. Nederland kan nooit genoeg
voor Oranje doen. Een drievoudig snoer
kan niet haast gebroken worden.
Na deze korte rede, die van Oranje-
iefde tintelde, wordt een bede voor
onze Koningin gezongen.
De heer Vlietstra doet eenige mede-
deelingen over een gehouden Bondsdag
van Oranjevereenigingen te Nijmegen.
Na nog een muzieknummertje te heb
ben gehoord was er gelegenheid voor
rondvraag. Een vraag van één der aan
wezigen om bij een optocht meer vader-
landsche liederen te laten spelen door
het muziekkorps wordt met applaus be
antwoord. De Burg, merkt op dat het
niet mogelijk is te marcheeren op bijv,
het Wilhelmus. Wel wil Spreker bevor
deren, ~dat er gedurende stilstand met
deze wensch wordt rekening gehouden.
De Voorz. licht dit nog nader toe.
Als slotzang wordt gezongen Ps. 150
1 waarna de Voorz. sluit met dank
aan God.
Te ruim 8 uur was het groote kerk
gebouw zeer goed bezet. Precies op tijd
werd een aanvang gemaakt met het pro
gramma.
De heer D. B. Eerdmans. Voorzittei
der Oranje-vereeniging, opende de bij
eenkomst met een kort woord, waarna
de heer H. Eisma een rede hield ovet
Prins Willem van Oranje.
Spreker begon met er op te wijzen, dat
bij velen de schoolkennis aangaande
Prins Willem van Oranje, die 24 April
1533 geboren werd,, vrijwel verbleekt zal
zijn, maar toch weten allen nog wel, dat
Oranje-avond.
Gisteravond kwam de Oranje-ver
eeniging alhier onder voorzitterschap
van den heer D. B. Eerdmans in „Ons
Gebouw” bijeen. Na het zingen van
Psalm 118 14 leest de voorz. Ps. 149
en gaat voor in gebed. In een kort wel
komstwoord verblijdt de voorz. er zich
over, dat het bezoek telkenjare grooter
wordt. Hij herinnert tevens aan de ver
houding tusschen Oranje en Nederland
Absit Invidia zet hierna het Wilhel
mus in, terwijl tevens nog een paar
mooie muzieknummertjes werden ten
gehoore gebracht.
Burg. Praamsma krijgt vervolgens
het woord, welke eerst laat zingen
Ps. 75 1 en 4. Spr. combineert de
Prins Willem v. Oranje-herdenking met
deze Oranjedag. Wij zitter hier allen als
vurige aanhangers van het Oranjehuis,
‘t Is een tijd van crisis, maar niets gaat
buiten het bestel Gods om en wij kun
nen ons nog verlustigen in het welbeha
gen Gods. Zelfs in Amerika rafelt alles
uiteen. 400 jaar bestaat ons Oranjehuis.
Er is geen vorstenhuis, dat meer dan
een eeuw bestaat. De .kronen rolden als
steenen over de straat. Maar wij mogen
nog hebben onze Koningin en Prinses
en ook onze Koningin-Moeder.
Hierna wordt er door de aanwezigen
staande gezongen het Wilhelmus. Ver
slagen secretaris en penningmeester
worden gelezen. De voorz. wekt de aan
wezigen op lid te worden. De ver. heeft
behoefte aan nieuwe leden. Mr. A. Bak
ker wordt bij acclamatie herkozen als
bestuurslid. Absit speelt nu een „Zigeu-
nerlid” en „Dounawellen”.
Na de pauze die benut is met sa
menzang doen J. de Haan en Mej.
Veltman verslag van het nazien der
boeken, die in orde bevonden worden.
Ds. A. D. R. Polman spreekt nu over
het onderwerp: „Der edelen spruit”. Er
is verband tusschen heden en verleden.
Een vader draagt soms karakteradel en
zielengrootheid aan het nageslacht over.
Al de afstammelingen van Juliana v.
Stolberg zijn niet alle even groot. Maar
er waren vele mannen onder die goede
gaven bezaten. Willem v. O. had een
ongeschokt en wereldoverwinnend ge-
De cultureele beteekenis van het boek
behoeft niet meer te worden bepleit. Zij
kan minstens bekend zijn, al zal niet
iedereen ten volle van haar zijn door
drongen. Deze laatste omstandigheid
kan echter niet worden geweten aan een
tekort in de verkondiging van de waar
heid over het boek. Iets nieuws over de
cultureele beteekenis van het boek te
zeggen valt ook daarom moeilijk, het
ligt overigens ook niet in de bedoeling
waarmede deze regelen worden geschre
ven. Maar om, nu in de boekenweek lé
bijzondere aandacht voor het boek ge
vraagd wordt, ons te midden der dage
lijksche beslommeringen nog eens goed
van de cultureele beteekenis van het boek
te doordringen, dat is iets anders. Dat
kan voor ons van groot en waarachlig
nut zijn.
Een voortbrengsel der beschaving en
daaruit gevoed, is het boek voor die be
schaving evenzeer een stimulans en een
nieuwe bron. Geschiedenis, beschaving,
wijsbegeerte en wetenschap hebben een
eindeloos aantal aspecten en al die as
pecten liggpn in het boek-weerspiegeld.
Zij worden gelijktijdig in het boek op
nieuw onderzocht, verhelderd, verbreed
en naar nieuwe diepten, verten en hoog
ten verlegd: een voortdurende wissel
werking tusschen het een en het ander,
waarin het boek zijn rijke vruchten
draagt. Oude beschavingen, oude mytho
logieën, kennis van landen en volken, de
geheimen in de orde der natuur, de won
deren van hemel en aarde, godsdiensten
en geloofsgeheimen, levens van heiligen'
en helden, de schoone kunsten, de ge
dachten van de groote wijsgeerige den
kers der menschheid, droomen en vizi-
oenen van dichters en alles wat de
groote zielkundigen in de gestalten hun
ner verbeelding ontsluierd hebben van
de geheimen der menschelijke ziel, de
verschijnselen, het wezen en de kenmer
ken van den eigen tijd en zijn vraag
stukken, de ontwikkeling van den men
schelijken geest in de moderne techniek
en alles wat er gelegen is op de tusschen-
en nevengebieden van deze stroomingen
en verschijningsvormen, het is in boeken
te samen gebracht binnen dat bestek,
waarmede wij in een stil uur te samen
kunnen gaan zitten, in het onmiddellijke
contact van die vertrouwdheid, die tus
schen lezer en boek ontstaat.
Het boek vormt. Het voedt en verrijkt
den geest. Het geeft vlucht aan de ver
beelding, stijgkracht en vaart aan de ge
dachten, maar ontvoert daardoor niet
aan de werkelijkheid. Dat eigenaardige
gevoel, dat de overwonnen lezer kent,
die, na de lectuur van een boek dat hem
meesleepte, zijn omgeving met vreemde
oogen aanziet, moet ons niet misleiden-
Dit gevoel is niet het gevoel van den
aan het leven ontvoerde. Het is het ge
voel van den nieuweling voor gebieden
van de werkelijkheid, die hij tevoren niet
had vermoed en die het boek voor hem
heeft geopenbaard De wereld der werke
lijkheid is voor hem hooger en grooter
geworden. Als hij na jaren van studie
in het boek, na jaren waarin hij in een
geregelde aanraking met groote schrij
vers leefde, deze vervoeringen niet meei
in die mate kent, dan moet hij opnieuw
dat niet misverstaan. Hij is niet de ge-
blazeerde van prikkels en van bewogen
heden van den geest. Hij is de gevormde,
die voor de betreden gebieden niet meet
de vreemdeling is, maar er een vertrouw
de mee is geworden. Tusschen zijn eer
ste en latere ervaringen ligt een ruimte
van ontwikkeling. De gemeenplaats
heerscht óók in de leuze van de ontwik
keling. Maar het veelvuldig gebruik van
het woord mag ons voor de groote be
teekenis en veelzeggendheid van het be
grip niet blind maken.
Het goede boek leidt niet van het le
ven af, evenmin als het voor het leven
vermoeit. Hei leidt naar hét leven in, ont
sluiert en verdiept het. Het geeft het re
lief en glans. Het ordent het en verklaaft
er de vraagstukken van. De oogen zien
scherper, de geest schouwt dieper, het
hart wordt grooter en begrijpender, het
levensgevoel vaster en bewuster, de aan
doeningen schooner van aard en wezen.
Het goede boek verrijkt het leven van
gemoed en geest Het bouwt een hoogei
en voller innerlijk, waaraan ons heelt
leven wint, waarin verhoudingen en ge
naden van het leven inniger en vertrouw
der worden beleefd. Zie niet neer op de
ontspanning van het boek, den roman,
in de gespannenheid van een tijd als de
onze. Het boek vangt die spanning in
een sterker samengetrokkenheid, in een
ordenende gebondenheid op, en ander
zijds geeft het na het ontzenuwende tem-
Bijna alles wat hij las wist hij in
geestelijke winst om te zetten.
Daarom moet ook gij: Lezen om
vooruit te komen!
BOEKHANDEL A. J. OSINGA.
Maar zijn werk wordt voortgezet. De
geest van Willem van Oranje is de geest
der breede Christelijke verdraagzaam
heid. Hier was de Zwijger ver zijn tijd
vooruit en menigmaal is later door eng
hartige onverdraagzaamheid veel leed
ontstaan. Nog altijd kunnen wij veel van
Prins Willem leeren.
Als wij ons zijn vereerders willen noe
men, dan hebben wij niet het recht, hem
slechts ten deele te volgeh. Velen zijn ei
tegenwoordig, die wel de vrijheid van
religie en consciëntie begeeren, maar die
weinig voor het begrip Vaderland ge
voelen. Zij noemen Willem van Oranje
bij voorkeur een rebel. Maar Spr. wijst
er met nadruk op, dat de Prins nooit
streed tegen het Koninklijk gezag, nooit
opkwam voor eigen macht of eigen re*
geering, maar ijverde voor vrijheid op
geestelijk terrein en den strijd aanbond
tegen de bloedige tyrannie. Wie een vol-
geling van Willehi van Oranje wil zijn, reJn v’oor het von< En bi; bnze Vorstin
mag niet alleen de vrijheid op alle ter-
rein accepteeren, maar moet ook goed
en bloed over hebben voor ons Vader
land.
Het leven van Prins Willem blijft vooi
ons allen een lichtend en gezegend voor
beeld, ook voor ons persoonlijk leven.
Want zooals het met de volkeren gaat,
naar omhoog en naar omlaag, zoo er
varen wij ook in het persoonlijke leven,
dat wij zijn in de hand van den Opper
sten Potentaat aller Potentaten en dat
voor ons allen bewaarheid blijft het
woord van den ouden psalmdichter:
Bezwijkt dan ooit in bittre smart
Of bangen nood mijn vleesch en hart,
Zoo zult Gij zijn voor mijn gemoed:
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed!
Het verdere deel van het programma
werd gevuld met orgelspel van onzen
organist, den heer Alt, die op de hem
eigene wijze veel bijdroeg tot het wel
slagen van deze wijdingsavond.
Op het Marktplein werd ’s avonds een
concert gegeven door het Sted. Muziek
korps. Er was buitengewoon veel be
langstelling, waarbij wel wat teveel niet
muziekliefhebbers, die door hun luid
ruchtigheid het goed volgen der verschil
lende muzieknummers bijna onmogelijk
maakte.
ons land aan den Prins veel te danken
treeft.
Willen wij ons een juist beeld van
Willem van Oranje maken, dan moeten
wij hem in verband brengen met zijn
tijdgenooten, omdat zij allen met hem
een zeer gedenkwaardig gedeelte van
onze historie hebben tot stand gebracht.
Wij zien dan, in gedachten voor ons, ’n
breede rij van personen, vorsten, edelen
geestelijken, veldheeren, soldaten en
geuzen.
Wij zien den oppermachtigen Keizer
Karel V, Heer der Nederlanden. Achtei
hem zijn zoon Philips II, minder univer
seel, stroef en streng. Verder de land
voogdes, Margaretha van Parma en haat
opvolger, de zoo gevreesde hertog van
Alva. Ook de raadslieden, waaronder
vooral Granvelle een eerste plaats be
kleedde. Tegenover hen staan de verde
re leden uit het huis van Oranje, als Jo
han „de Oude”, van wien ons regeerend
vorstenhuis in de rechte lijn afstamt, en
verder Lodewijk, Adolf en Hendrik, die
alle drie hun leven hebben geofferd voor
ons land. Ook zien wij de edelen, zooals
de graven van Egmond en Hoorne. Al
die personen worden omringd door dé
soldaten en de burgers, waaronder velen
van grooten moed, bekwaamheid en dap
perheid.
Wanneer wij boven al die figuren de
gestalte van Willem van Oranje, den
grooten Zwijger, zien uitrijzen, dan is ’t
of allen voor ons beginnen te leven, want
wij kunnen ons den Vader des Vader
lands niet voorstellen, zonder tegelijker
tijd te denken aan die geweldige tafe-
reelen uit den 80-jarigen oorlog, die een
maal Neerland’s grond deed hijgen on
der het gewicht van zijn namelooze el
lende.
Het is onze plicht, hierbij aan alle par
tijen recht te laten wedervaren. De men
schen zijn zoo licht geneigd, al naar
mate hun sympathieën den eenen of den
anderen kant uitgaan, de eene groep van
personen voor heldhaftig en de andere
voor wraakgierig en moordlustig vooi
te stellen. Maar aan beide kanten van
den strijd kwamen edele en onedele na
turen voor. Het zou verkeerd zijn, de
schijnwerpers zoo op hen te richten dat
de een in het licht en de ander in hei
donker kwam te staan.
Spr. schetst de vreeselijkë dagen uit
Ons land zou geheel tën onder zijn
gaan, als er niet één was, die allen
zielde en ook onder de grootste tegen
slagen stand hield. Dat was Willem de
Zwijger.
Natuurlijk, ook hij was een mensch
met deugden en gebreken, maar in elk
geval iemand, die nooit naar eigen baat
zocht, doch integendeel geheel zijn ver
mogen opofferde voor de zaak van zijn
volk. Prins Willem is in geloofszaken
nog al eens gezwenkt en daardoor heefi
hij ook veel kwaad bloed gezet, maar de
geschiedenis heeft hem in menig opzicht
gerechtvaardigd als een man van zuivel
bedoelen en van groote liefde voor ons
land. In dit verband brengt Spr. hulde
aan die roomsch-katholieke landgenoo-
ten, die de geschiedenis niet van den
kleinen kant willen bezien, die zich ovet
gevoeligheden heen zetten en met de
overige Nederlanders één zijn in hun
overtuiging, dat Prins Willem is geweest
de stichter van ons Vaderland.
Willem van Oranje kwam altijd op
voor wat hij noemde: Vrijdom en liber-
teit van religie en consciëntie. Vooral
tegen gewetensdwang ging zijn strijd.
Wat wij aan vrijheid bezitten, steunt
voornamelijk op de beginselen, die hij
met vuur verdedigde. Ons vrijheidsge
voel heeft Nederland gemaakt tot hel
klassieke land der vrijheid, wat voor en
kele weken weer bleek, toen de ver-
stooten Duitsche Joden in ons land een
toevlucht zochten.
De vrijdom en liberteit van godsdienst
en geweten zijn zeer duur gekocht met
het bloed van duizenden onzer voor
ouders.
Hier noodigde de spreker uit tot het
zingen van twee verzen van het Wil
helmus.
Waarom, zoo vervolgde Spr., houdt
men de herdenkingsbijeenkomsten vooi
Willem1 den Zwijger bij voorkeur in Ker
ken? Dit is omdat wel iedereen gevoelt,
dat heel de bange strijd van onze voor
ouders moet worden gezien in Hooget
Licht. Nu worden ook onze gedachten
hoog gestemd en worden wij uitgetild
boven alle verdeeldheid.
Niemand heeft beter dan Willem van
Oranje gevoeld, dat God met geweldige
en machtige hand in onze historie heeft
ingegrepen. Hij verklaarde een verbond
met den Óppersten Potentaat der Poten
taten te hebben gesloten om zijn volk
te bevrijden van de tyrannie, die hem
„het hert doorwondde”.
Ondanks tegenslagen ging de Prins
door. Geld en goed had hij verloren; drié
van zijn broers zijn gesneuveld voor zijn
zaak; zijn oudste zoon werd van de
school opgelicht en naar Spanje ver
voerd. Nooit zag hij hem terug. Maar hij
gaat door, met des te grooter volharding,
naarmate de strijd hopeloozer scheen.
De Prins wordt vogelvrij verklaard,
terwijl 25000 kronen in goud en verhef-*
fing in den adelstand wordt beloofd aan
den moordenaar. Velen beraamden aan
slagen tegen hem en ten slotte viel hij
onder de hand van Balthasar Gerards.
loofsverrouwen. Drie broers hebben ons
and gekleurd met hun bloed. Dan Prins
Maurits. Wij eeren hen om hun Staats
manskunst en veldheerstalent, maar bo
venal om hun strijd voor het geloof. Als
het volk wakker werd, riep het om
Oranje. Spreker verduidelijkt dit mei
de figuur van Johan de Wit. Zij zijn een
stamboom van edelen. Wij hebben een
Koningin op de troon, die het waard is
als Oranjevorstin gedragen te worden.
Wij hebben haar lief, omdat ze deel
leeft aan dat geloof, dat de Oranjes
lebben verdedigd.
Zij is niet een Nicodemusfiguur, die
de Heiland in het verborgen dient. Zij is
ook geen Koningin, die God dient uit
sleur. In de troonrede spreekt ze Gods
Naam welbewust uit. We denken daar
bij ook aan 1918, toen Ze zich liet hoo-
J
1
DE JONG s NIEUWSBLAD
waarin opgenomen