Buitenlandscbe Revue. III. II. O. WERFF OFF. FORD DEALER BOLSWARD - TELEF. 550 1 De Bolswardsche Courant en Westergoo Reparatie aan alle merken Automobielen D. S. KEIZER, TANDARTS, practijk hervat. PRINSES IRENE. tl Stadsnieuws. Groote voorraad Onderdeelen en Banden Uit den Omtrek. 35g!g Jaargang Woensdag 16 Augustus 1939 No. 63 Uitgever A. J. OSINGA, Marktstraat, BOLSWARD D :t NOMEN SIT OMEN. II 3 l. I, Md. Advertentiën per regel: Woensdagsnummer 10 cent. Zaterdagsnummer 12 cent. Tusschen de tekst dubb. prijs. Giro no. 87926. DE WAARDE VAN VOLKSCHE TRADITIES. Speciale inrichting voor ZWEMSCHOOL. De temperatuur van het water is he den 19 graden. Verschijnt DINSDAGS- en VRIJDAGSAVONDS. Leesgeld fr. p. p. per half jaar f 1.50 Buiten de provincie f2.-; inn. 15 ct. Voor het Buitenland f 7.- per jaar. Leesg. p. looper 40 ct. p. kwartaal. 0 0 5 0 6 0 4 1 9 5 0 R ARUM. EEN DRENKELING. Zondagmiddag bezichtigden de dames P., in gezelschap van een neefje, de zandstortwerken aan de Sneekervaart. Plotseling zakte het jongetje bij den wal neer en verdween onder een der zol derschuiten. De oppasser bij deze wer ken, de heer S., zag het ongeval en wist bij een duik in het water het ventje te grijpen en behouden op het droge te brengen. JONGENSKAATSEN. 13 Augustus 1939. Aan het jongenskaatsen alhier deden 8 parturen mee. De uitslag was als volgt: 1ste prijs: Jan Bergsma en Bernard Hoekstra. 2de prijs: Auke Faber en Lieuwe Rein- sma. 3de prijs: Jan Lukkes en Jouke Tolsma AFSCHEID. 13 Augustus 1939. Hedenmiddag nam Ds. G. Cadee af scheid van de Ned. Herv. gemeente al hier met het oog op zijn vertrek naar Oosterwolde, waar hij Zondag a.s. zijn intrede doet. Na het votum werd gezamenlijk ge zongen Ps. 89 1 en 7. Toen volgde ge meenschappelijk gebed en werd er ge zongen Gez. 205 3. De predikatie was naar aanleiding van Joh. 15 5. Als mid- GESLAAGD. Voor de acte Fransoh L. O. slaagden dezer dagen onze stadgenooten de h.h. B. W. Kok en U. Nota. de Duitsche aspiraties weggenomen. We zullen deze geheele rede niet over nemen, maar een enkele slotpassage, welke aan duidelijkheid niets te wen- schen overlaat. De bevolking van Dantzig, aldus För- ster, is ’t thans volkomen duidelijk, en zij gelooft rotsvast, dat het uur der be- vrijding komt, d.w.z. dat Dantzig weer tot het Duitsche rijk terugkeert. De Dantzigers zien in zeldzame aan eengeslotenheid en met bijzondere liefde en vereering op naar hun leider Adolf Hitler, van wien zij overtuigd zijn, dat hij hun wensch in het Rijk terug te kee- ren, vervult en daarmee weer aan het zelfbeschikkingsrechtjder Dantzigers de geldigheid verschaft, welke men hun in 1919 heeft geweigerd. Moge de dag niet meer veraf zijn, waarop wij hier weer samenkomen, niet voor een protestbetooging, doch voor de viering van de hereeniging van Dantzig met het Groot-Duitsche Rijk. Försters rede werd voortdurend on derbroken door toejuichingen, foei-ge- roep aan Poolsch adres en het gezament- lijk uitroepen van de bekende leuzen als „Wir danken Unsern Führer” en „Wier wollen heim ins Reich”. Onwillekeurig zal men de vraag stel len: welke indruk deze rede in Engeland en Frankrijk gemaakt heeft. Enkele pers uitlatingen geven daarvan een afdoend bewijs. De Engelsche Daily Telegraph schrijft: De rede zal de spanning in Europa doen toenemen. Zoolang de Führer niet ge sproken heeft, zullen wij niet de betee- kenis weten van de zinsnede, waarin de gouwleider verkondigde, „dat het uur der bevrijding nabij was”. Hetgeen door hem gezegd is, is belangrijk, niet omdat Förster zelf tot de belangrijke persoon lijkheden in Europa gerekend mag wor den, doch omdat hij, na zijn terugkeer uit Berchtesgaden, naar men gelooft, de getrouwe echo is van de stem van Hitler. Uit een tweetal Fransche bladen het volgende: De Excelsior meent, dat de rede van Förster de kenmerken droeg van aarze ling en van de onbehaaglijkheid van Duitschland, naar aanleiding van zijn zware verantwoordelijkheid. Hitler heeft zichtbaar een slag om den arm gehou den. De Populaire gelooft, dat deze rede van Förster wellicht het begin is van een grootscheepsche campagne en van een periode van spanning, die zonder twijfel zal culmi'neeren in qen rede van den Führer, hetzij, te Tannenberg op 27 Aug. hetzij te Neurenberg in de eerste dagen van September. Van veel belang voor de ontwikkeling van deze zeer gespannen toestand is na tuurlijk de houding van Italië. Ook hief moeten we bij gebrek aan een officieele meening ons beroepen op de meening, welke in de pers tot uiting komt. Zoo schrijft de doorgaans goed inge lichte en dikwijls als regeerings-spreek- trompet gebruikte Relazioni Internatio nale: Dantzig is een Duitsche stad en als zoodanig moet het aan Duitschland behooren. Dantzig vertegenwoordigt de geest van Versailles, die voor altijd ver dwenen is. Dantzig is geen levensbelang voor Polen. Het tijdschrift besluit: zij die op de onafhankelijkheid van Polen prijs stellen, moeten thans weten, dat de dag waarop de democratische mogendheden tus- schenbeide zouden komen, Polen vrijwel zeker opnieuw uit Europa zou verdwij nen, want het is een. logische noodzake lijkheid, dat de asmogendheden zich niet laten voorbijstreven door gebeurtenissen die inbreuk zouden kunnen maken op haar levensrechten. De Polen kunnen, als zij dat willen, hun kanonnen op de grens van Duitschland richten en op de gren zen van Dantzig, doch op denzelfden dag waarop de Duitsche, kanonnen gaan bul deren, zullen op andere grenzen en voor de verdediging van belangen, welke eveneens vitaal zijn, de Italiaansche ka nonnen ook gaan bulderen. In deze uitlating wordt onomwonden uitgesproken, dat Italië staat aan den kant van de Duitsche eischen, zooals trouwens in de afgeloopen twee jaren. Italië en Duitschland dén bal regelmatig hebben toegeworpen. De actie van de eene partij werd stelselmatig gevolgd door een nieuwe zet aan den bevrienden kant. Zoo bleven we in een cirkeltje rond dwalen met tot nu toe de meeste voor- deelen aan den kant van de fascistisch getinte landen. Een dergelijke toestand kan evenwel onmogelijk op den duur gehandhaafd blijven. We leven nu al jaren in een onzekere wereld, waardoor handel en industrie wordt beïnvloed en de welvaart waarvan we toch allen kun nen profiteeren, voor millioenen men deren naar grootouders, ooms en tantes, Hitler, heeft alle misverstand betreffende was veelal niet meer dan een gewoonte zonder dieperen grond. Ééns was het zóó, dat de ouders hun kinderen ver noemden naar een groote figuur uit de Christelijke kerk, opdat deze het kind in het leven ten voorbeeld zou zijn. Die gedachte kennen weinigen meer; men weet enkel nog, dat men genaamd is naar een oom of tante, die men misschien nfet eens heeft gekend, van wier(ns) leven men soms niets weet, of aan wie(n) men met reden zelfs maar liever niet meer wordt herinnerd. Het Prinselijk Paar heeft karakter willen hergeven aan de benaming van hun kinderen. In de geboorte van de eerste dochter hebben ze de nieuwe ze gening willen zien van een roemrijken stam, welke met afsterven werd be dreigd zij heetten het kind Beatrix, d.i. de geluk aanbrengende. En bij de geboorte van het tweede kind, bleken de Prins en de Prinses even zeer vervuld van de oorlogsdreiging als wij, het volk. Toen zij op het on schuldige leventje staarden, dat in een wereld van bange zorgen verscheen, moeten ze vervuld zijn geraakt van de mooie gedachte: laten we dit kind leggen op den autaar van den vrede. Op lateren leeftijd zal Prinses Irene in haar naam steeds worden herinnerd aan de omstandigheden, van den tijd, waarin ze werd geboren èn ze zal het als een levensopdracht beschouwen met al haar krachten werkzaam te zijn voor het behoud van het groote goed van den vrede, voor de wereld in het algemeen en voor ons volk in het bijzonder. Jammer echter zou het zijn, als het bedenken van namen van een eenigszins buitenissig, b.v. aan de mythologie ont leend karakter, niet een privilege bleef van ons Prinselijk Paar. Voor konings kinderen kan zoo iets van groote betee- kenis zijn een beteekenis, welke ver uitgaat boven het persoonlijke belang van de jonggeborene en dezer ouders. Denken we ons b.v. eens in, welken in druk het op buitenlandsche machtheb bers moet hebben gemaakt, toen ze ver namen, dat in Nederland een jong vor stenkind aan den vrede was gewijd. Wij het volk zouden ons slechts door zinlooze na-aperij be lachelijk maken, wanneer we met eerf speld gingen prikken in den achterkant van een lijst met de na men van mythologische figuren, om te bepalen, hoe ons kind zal moe ten heetenl En ik ben zoo bang, dat iets derge lijks te gebeuren staat. We volgen zoo graag een nieuwe „mode”. Het is nog maar luttele jaren geleden, dat er in ons land allemaal Willy’s, en Bobby’s en Kitty’s en andere y’s geboren werden. Laten we hopen, dat we niet een tijd perk tegemoet gaan van Thalia’s en The- tissen en Vesta’s, Clio’s, Terpsichore’s, Juno’s enz. Laten we tenminste onze jgr|o o jte volksche tradities handhaven; laten we den Christelijken kalender niet achter stellen bij het namenregister van de Grieksche en Romeinsche góden, maar de Nederlandsche namen handhaven, die goed genoeg waren om gedragen te worden door groote mannen uit onze vaderlandsche geschiedenis: Piet Hein, Maarten Harpentszoon Tromp, Michiel Adriaanszoon de Ruyter e. a. We zijn de tel kwijt geraakt bij het berekenen van het aantal keeren, dat we in ons buitenlandsch overzicht de kwes- tie-Dantzig als eerste en voornaamste punt moesten bespreken en ook voor vandaag is ditzelfde probleem weer het eerste gerecht uit ons buitenlandsch me nu. Het probleem zelve, n.l. de vraag of Dantzig nu Duitsch of Poolsch is, doet er niet zooveel toe, maar wel de entou rage rondom deze kwestie: voor Duitsch land de eerste stap tot uitbreiding aan de Oostgrens; voor Polen het bezit van een zeehaven. Wanneer deze kwestie dan bovendien nog tot deze twee landen beperkt bleef, och, dan zouden we met belangstelling kennis nemen van het verloop, maar ons niet ernstig bezorgd maken over de ge volgen. Nu evenwel ’t geheele vasteland inclusief Engeland geïnteresseerd is bij dit moeilijk op te lossen geval, volgen ook de niet direct belanghebbende lan den als Nederland de oplossing van dit probleem met meer dan gewone belang stelling. De laatste redevoering van gouwleider Förster, uitgesproken na zijn bezoek aan 7e ORGELCONCERT. Het doet ons leed dat wij door va- cantiereis het concert van Otto Couperus hebben moeten missen, maar willen er aanstonds bijvoegen, dat wij, na elders ook eens te hebben geluisterd, verheugd zijn, weer de Bolswarder orgelconcer ten te kunnen bijwonen. En wij troffen hier een uitgezocht orgelprogramma. Twee meesterwerken van Bach (Cho- ralvorspiel „Liebster Jesu wir sind hier” en Preludium und Fuge Es dus) vorm den de hoofdschotel en gaven in de uit voering weer eenige interessante staal tjes von registreerkunst te beluisteren, bijzonderlijk in BaCh’s koraalbewerking. Doch ook, de wondermooie Berceuse van Lefévre Wély en de Pastorale van Robert Schumann wisten ons als voordrabht- stukken ongemeen te boeien. Was dus dit orgelprogramma wel zéér mooi te noemen, een uitzondering zouden we hierop willen maken voor de beide Lem- mensstukken. Diens composities we schreven het reeds vroeger kunnen ons in het algemeen weinig bekoren en de beide nu gespeelde waren hier niet gelukkiger; de Prière is als Gebed een carricatuur, en zou als compositie afgezien dan van de plechtige slot-hymne 'n ware trouvaille kunnen heeten voor bioscooporgel. Ook de volstrekt niets zeggende en goedkoope Finale is al wei nig beter. Neen, ware Lemmens niet de leermeester geweest van Guilmant en Widor, men zou hem als componist stel lig niet au sérieux genomen hebben. Een heel mooie vocaalprestatie lever de het medewerkende Mannenkwartet, bestaande uit de Bolswarder heeren Slippens, ten Brink, Visser en Ettema. Hun stemmenmateriaal is voor kwartet- zang bijzonder geschikt en geeft zoowel in timbre als in geluidskracht een opval lende eenheid te hooren. Nu en dan in ff verkrijgt het timbre zelfs een glanzend coloriet, dat de heeren vooral niet moeten nalaten verder te ontwikke len. Want die glans verbleekt al eenigs zins bij mf en wij betwijfelen zelfs, of den heeren een mooi pianissimo wel zou gelukken. Van de vier gezongen Latini waren het dan ook vooral de sterkge- luidnummers, zooals „Domine salvum” en „Haec dies”, die ons het meest im poneerden. Stukken zooals „Jesu dulcis” en „Jesus amor mi”, die een meer innige warme voordracht vereischen, werden meeren- deels te sterk gezongen en kwamen hier door niet voldoende tot hun recht. Wat zou men met zulk een stel mannenstem men al niet kunnen bereiken in een ont roerend pianissimo op woorden als b.v. „cur Tuo rubes a Cruore”? Maar het cultiveeren van zulke painissimo’s waait niemand aan: hierin slaagt men slechts na langdurig en volhardend oefenen; ’t zou de moeite loonen, als deze zangers dit zelf ook inzagen en zich hierop toe legden. Het wilde ons voorkomen, dat er in „Jesus amor mi” iets als onzekerheid eenige aarzeling te bespeuren viel, doch wij kennen het stuk niet en het blijft dus mogelijk, dat we ons vergist* hebben. De gevoelens der ouders, die tot de benaming en tot de vaststelling van het tijdstip, waarop de gegeven benaming bekend mocht worden gemaakt, hebben geleid, zijn even eerbiedwaardig als die van de teleurgestelden en zij zijn, als uitvloeisel van onaantastbare ouderlijke rechten, van beslissende beteekenis. We hebben ze zonder meer te respecteeren. Een nieuw geslacht koestert ten aan zien van de levenspractijk altijd weer zij het niet in alle vraagstukken des levens niéuwe ideeën. Die hebben wij, ouderen van thans, in onze jeugd net zoo goed gehad; en we hebben er naar gehandeld. We moeten het dus weten te verdra gen, wanneer ook het jongere geslacht met bepaalde tradities breekt. Gebruiken kunnen op den duur zin neloos worden. Het benamen van kin- schen onbereikbaar blijft. Het geld is, de schuld, zegt de eene groep, terwijl een andere groep beweert, dat de eco nomie van onzen tijd niet deugt. Naar onze meening moet men deze 2 factoren samenbrengen om de oorzaak van onzen onrustigen tijd op te sporen. Het geld speelt een belangrijke rol. Daarmee wordt de oorlogsindustrie en alles wat daarmee verband houdt, gefi nancierd. Een van de weinige objecten welke nog voldoende rente oplevert, dus zoolang mogelijk in stand houden niet alleen, maar indien mogelijk, uitbreiden. Die voortdurende aanmaak van on productief oorlogsmateriaal heeft zijn grenzen en brengt dus het gevaar mee, dat die industrie nog alleen rendabel is te maken door een massa-verbruik. In een samenleving, waarin het kapitaal de macht heeft, kan dit funeste gevolgen hebben, maar ook de economie van onze wereld is glad verkeerd. Terwijl de le vensmiddelen in het eene land op aarde gedistribueerd moet worden, worden groote hoeveelheden op ’n anderen kant van onze aardbodem vernietigd. 66 mil- lioen zakken koffie zijn in de laatste 10 jaren in Brazilië vernietigd, 900.000 wa gons koren, 150.000 wagons rijst, 6 mil- lioen varkens, 600.000 koeien, 20 mil- lioen ton vleeschconserven en ontzagge lijke voorraden fruit, groenten en melk moesten in de laatste 8 jaar reeds ver nietigd worden. Enorme voorraden ta bak en mais werden eveneens vernietigd. In Amerika zal 725 millioen dollar aan de boeren worden uitbetaald, opdat zij het land toch maar niet zullen bewer ken. Volgens de economische statistieken van den Volkenbond zijn in den loop der laatste acht jaar in Argentinië 550.000 lammeren, in de Zuid-Afrikaansche Unie 500.000 runderen, in Cuba 33 millioen ton rietsuiker en in Amerika 10 mihoen ton katoen vernietigd. De vernietiging van deze zoo belangrijke producten en stoffen was noodzakelijk om prijsstortin- gen op de wereldmarkt te voorkomen. Prijsstortingen die anders millioenen menschen getroffen en tot den honger dood gedreven zouden hebben. Anderzijds is het zoo, dat in Azië nog jaarlijks honderdduizenden menschen door den hongersnood te gronde gaan. Een klein deel slechts van deze vernie tigde levensmiddelen zou dit hebben kunnen voorkomen. De overproductie- landen, zelf verstikkend in hun overvloed, hebben zich bij voortduring bereid ver klaard hun „vernietigingsvoorraden” af te staan ten behoeve van de bedreigde gebieden. Het eenige wat zij verlangen is de vergoeding der transportkosten. En die zijn blijkbaar niet op te brengen, zoo heet het. Vandaar dat ginds men schen omkomen door gebrek aan wat el ders in overvloed wordt vernietigd. ONGEVAL. 13 Augustus 1939. Een zoontje van de fam. K. was met een kleiner jongetje, een neefje, op de autoped aan het rijden. Juist had hij een stuk koek van huis gehaald en at dat op terwijl hij stil stond. Plotseling viel hij van de autoped op den grond. Waarschijnlijk viel het neefje op zijn been. Het kind had erge pijn. Dr. Danes adviseerde directe overbren ging naar een ziekenhuis. Het bleek dat even boven de knie het been was gebro ken. Dr. Straat zette het been en nu is het voorloopig rusten. waarin opgenomen Officieel orgaan der gemeenten Bolsward, Wonseradeel en Hennaarderadeel A Telefoon No. 451 Heel wat menschen staan onwennig tegenover den njet-(Nederl|andsch (klin kenden naam Irene, die bovendien an ders wordt uitgesproken. althans naar de officieuze aanduiding, daartoe dan hij wordt geschreven. Voor zoover het begrip „Irene” reeds in onze spreektaal voorkwam, was ons volk gewoon om „lereene” te zeggen in verschillende steden des lands bestaan vergaderloka liteiten, welke „Irene” zijn genaamd en waar de godin van den vrede vaak zwaar lijdt van de strijdbaarheid der naturen, welke haar tempel bevolken. Voor zoover Irene als. doopnaam werd gebezigd, sprak men het woord meestal „op z’n Fransch” uit. Maar dat alles daargelaten velen heeft de uitzonderlijkheid van den naam min of meer een teleurstelling bezorgd. Teleurstelling is een gemoedsreactie, iets dus, waaraan men niets kan doen. Zich teleurgesteld te gevoelen was het goed recht der menschen hun kind een naam te geven, dien ze zelf verkozen, is een blijft het goed recht van ouders, dus óók van het prinselijk echtpaar. Ik zeg deze dingen niet, om naar een of andere zijde critiek te oefenen ze ker ten aanzien van de houding van het Prinselijk Paar zou deze, voor wat de benaming van hun kind betreft, onge past zijn. Ik wil slechts trachten te ver klaren: eenerzijds de gevoelens der te leurgestelden, anderzijds die van de Ko ninklijke ouders. Voor de beide stand punten kan een wederkeerig begrip ont staan en deze bevordert de onderlinge aanpassing van gevoelens. De gehechtheid aan tradities is niet de slechtste eigenschap van ons volk; evenmin zijn dankbaarheid. Het volk zou zich verheugd hebben, wanneer her zijn nieuwe prinses had kunnen aanspre ken bij een der oude vertrouwde ko- nings- of koninginnenamen uit zijn ge schiedenis. Emma, Wilhelmina, Juliand, Sophia b.v. vormen klanken, welke uit zich zelf reeds gedachten-associaties wekken van heden en verleden en daar mee van de verbondenheid der Oranjes met Nederland. Ze zijn tot vaderlandsche klanken geworden, Die namen vinden bovendien hun oorsprong in christelijke tradities. Zóó denken de „teleurgestelden” er over. Dezen voelen bovendien nog een ón der bezwaar. Het was vroeger gewoonte dat met het geboortebericht de naam van het kind werd bekend gemaakt. Al dus kreeg ook de gewekte vreugde aan stonds karakter. Leve Willemientje! juichte het volk in 1880. Leve JuliaantJe! heette het in den vroegen morgen van den 30en April 1909. Thans en zoo was het ook in 1938 hebben we eenige dagen achtereen gepraat van -en gelezen over: het vor stenkind, de koninklijke telg, het Oranje kind en we riepen „hiep, hiep, hoeral”, maar onze vreugde miste 1 ij n. En toen we eindelijk den naam te weten kwa men, waren we uitgejubeld. Toen werd de naam niet meer spontaan aanvaard, maar critisch gespeldEn velen trokken wijde vraagoogen. Nogmaals: dit is geen critiek, slechts een verklaring van veler gevoe lens. DE JONG s NIEUWSBLAD D 3 1 IE I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1939 | | pagina 1