11 SIETSKE VAN HARKEMA Stjirre fan ’t East oan ’e kimen forrize. J No. 101 Dinsdag 23 December 1952 Streekblad voor West- en Zuidwest Friesland Uitgave van Drukkerij Fa. A. J. OS1NGA - Bolsward üs hjoed KERSTVERHAAL to sizzen Herman van Hallam I Kfild op 'e krêbbe de daudrippen hongen, Leech lei Syn holle mids ’t fé yn ’e stal. Ingels Him tsjinnen, fan dreamen blfongen, Skepper en Rêdder en Hear fan it Al. Stjirre fan 't Easten, oan ’e kimen forrize, Wés üs as help op üs reis troch de nacht; Wol üs de wei nei it moarntiidsrea wize, Skyn yn üs tsjuster mei wünder-klear Ijacht. Nel it Ingelske „Brightest and best of the sons of the morning”. Regi nald Heber, 1783—1826. Oerset fan H. L. Zwaagstra. Né, sünder nut binn’ de skatten fan de ierde. Net mei üs Jeften klnn’ we nel Him ta; Al syn oanblddlng moat 't herte Him blede, üs earme beaën, God. wol se dochs ha. Sllle wy Him al de skat dy’t wy winne, Goud üt ’e groun, pearels üt de) oseaen, Myrrhe üt it wild of rju kostbere stlennen, Wlereek fan ’t Sudem as offerjeft’ jaen? :- t r n n n r ,t n n n l. k it i» n e i- 1. r Stjirre fan 't East, oan ’e kimen forrize, Lied üs as help op üs reis troch de nacht; Woi üs de wel nei it moarntiidsrea wize, Skyn yn üs tsjuster mei wünder-klear Ijacht. Hwat hat Gabe Skroar 48e Jaargang Bolswards Nieuwsblad de klamme nevel zette zich vast op zgn door e I- r I- e r s t t e i i t i n i- Abonnementsprij s f 1.50 per kwartaal bij vooruitbetaling Advertentieprijs: 12 cent per na.m. Giro 87926 it s r n 1- e it it n n e t n t Verschijnt DINSDAGS en VRIJDAGS Redactie en Administratie: Marktstraat 13 - Bolsward Telefoon 451 ’(K 5157) In wite Krysttiid jowt in griene peaske. t r n n )1 it e ft Is 18 b I» U k n lt d re >r :e ie k it ie n i- n n n >- r ir P >- ir !- I- 1. k it n i- P t- it u 1- Geen venstertje of luik, zover zfln ogen en gadesloeg. En zg vond dan geen tfld het tastende handen reikten, Hij liep terug hetverdriet uit haar ogen te doen verdwijnen. Een verdriet, dat maar één oorzaak kon In deze week, de week tussen Kerst en Nieuwjaar, zou hfj met haar praten, het haar zeggen: „Sietske, je bent zo stil. Ver tel het je vader. Wat is er? Is het nog steeds die man? Kun je hem niet ver geten? Nog steeds niet, na twee jaar? Zou je niet van hem afzien, hem laten schie ten? Er zijn toch genoeg andere jongens voor jou, voor een Van Harkema. Maar als ze zou gaan schreien, zij, zfjn jongste, wel, dan zou hg het haar zeggen: „Neem hem dan, Sietske, neem hem en God zegen® jullie. En toen even later, na het zwijgend twee gesprek, dat Van Harkema met zfjn eigen ziel voerde, de kleine Gees met haar zil veren stemmetje „Tille Nach, Eige Nach” begon te zingen, toen borst het hart van de stugge boer. Handig gebruik makend van de omstandigheid, dat aller aandacht uitging naar het zingende kind, liep hg naar een hoek van de kamer. Daar stond hg met afgewend gelaat, trok de boeren zakdoek te voorschgn en snoot met veel omhaal zfjn neus kon, totdat hg stuitte tegen een ultste- van de vrouwen begreep Hg vond het jammer. Had dat eerste jaar gemeend, dat ze die man uit haar hoofd had gezet, zo vroigk, zo levenslustig en ferm had ze mee aangepakt, zonder te pie keren of te treuren. Maar hg wist niet, de stugge boer, met zgn zwart-wit ziel kunde, hg begreep niet, dat juist zgn be lofte haar sterk en moedig en berustend had gemaakt. Dat van binnen nog aldoor knaagde het heimwee naar die man, naar Willem Geerssen, die zo anders was dan andere jongens uit het dorp; die je kon aankgken, dat het je door alles heenging; die je dingen kon zeggen, die je nooit meer vergeten kon nooit meer En hg, de vader, van hetzelfde vlees en bloed als zgn kind, had het gehouden voor de tekenen van een langzaam groeiende verwgdering tussen haar en die man, die schilder, die Hg had gedacht: toe maar, nog even volhouden, dan vergeet ze hem wel. Maar het jaareinde was ge komen en voorbg'gegaan. Pasen was geko men, het voorjaar, Pinsteren, de bloemen, de drukte op het land, de zomer, met een overvloed aan gras en koren en een te kort aan werkkrachten. Een drukte, die iedereen opeiste van de vroege ochtend tot de late avond. En het was herfst gewor den. En nu stond Nieuwjaar al weer voor de deur, het tweede Nieuwjaar. Aarzelde Van Harkema nu nog? Wilde zgn boeren verstand niet inzien, dat zgn dochter leed? Zoals ze daar stond bg de kerstboom, het kinderknuistje geklemd in haar sterke handen. God, welk een moeder zou zg zijn, als het eenmaal zover was. En hoe stapelgek zou hg zgn met de kinderen van hMr, zgn jongste, zgn trots, zgn oog appelAls ze dan met alle geweld die schilder wilde hebben, die dromerige jon gen met zgn bleke gelaat en zgn scherpe ogen, welaan, dan moest het maar. Ztjn instemming had het niet. Maar zgn toe stemming zou hg haar niet onthouden. Te gen God kon men niet vechten. En het was immers God, die een iegeigk zgn huis vrouw als met zgn hand toebracht. Over de dgk langs het donkere kanaal schoof eeh eenzaam silhouet. Recht zat de man op zgn krakende fiets. En stevig, maar zonder overhaasting duwden zgn voeten op de pedalen. Af en toe bewoog een nauw merkbaar windzuchtje het kale, gele riet langs de oever. Donker en zwaar hing de nacht boven de dgk. De Kerst nacht. Met langzame klingel sloeg de klok in de toren van de Grote Kerk zgn tien slagen. Op dat ogenblik hield de man zjjn voeten stil. Hg zag om zich heen, als had het ge luid hem uit zgn overpeinzingen gewekt. Even maar. Daarna trapte hg weer stug door, zich niet bekommerend om de steu- j Krakend sneerde zgn ruwe vloek naar de j donkere nachthemel, verklonk over de wgdheid van het land. Hg kromp ineen, geschrokken van het geluid van zgn eigen Bg een hoopje rottend bietenloof, dat nog van het rooien was bigven liggen, hurkte hg tien minuten later neer. Een smalle, eenzame figuur, zich verliezend in de oneindigheid van de lange, braaklig gende akkers achter de boerderg. En tus sen de haatopwelllngen door, die als steek vlammen In hem omhoog schoten, gaf zgn herinnering brok voor brok, als In een slechte, ouderwetse film, de gebeurtenis sen weer. „jg bent geen partg voor Sietske,” had de boer rustig gezegd. „Nog afgezien van het leeftgdsverschll een kunstschilder en een Van Harkema, dat kan nooit goed gaan Mokkend had hg daar gestaan, het Alplno- petje in de hand. Hg, de artiest, voor wiens eerzuchtige ziel alleen de gang al naar de boerderg een tocht naar Canossa was geweest. En toen kwam die afwg- zing, die bruuske weigering. Niet eens onvrlendeigk, met nog iets van begrip en medeleven in de gebarsten stem van de rgke boer Hg zag zich zelf weer staan in het ouder wetse opkamertje, dat Van Harkema tot kantoortje diende. Bgna twee jaar was het geleden nu. Op een goede week na. De derde Januari was het geweest, hg zou het nooit vergeten. Het kleine kacheltje had vrlendeigk gesnord, de koperen briefopener op het ouderwetse schrgfbureau geschit terd als een diamant. „Bovendien, tweeëntwintig Is nog jong ge noeg voor een meisje om te trouwen en zeker voor een Van Harkema Als zweepslagen waren de weinige zelfver zekerde zinnen) van de boer op hem neer gevallen. Van Harkema gebruikte nooit vier woorden, als hg het met drie afkon. Dat zat in het geslacht, deze kortheid van spraak. Sietske was al neit zo. Zwijgzaam, bijna stug, moeiigk tot enthousiasme te brengen, althans tot het openigk tonen daarvan. Maar koen en vasthoudend, met een groot geloof in eigen wilskracht en met die eerigke onverzetteigkheid, waar mee de taaie klei van de landergen der Van Harkema’s weerstand bood aan de snede van het ploeggzer. „Ik weet niet, of vader het wel goed vindt,” had zg gezegd. „Misschien moeten we nog wat geduld hebben „Geduld? Waarvoor? Is drieëndertig niet oud genoeg voor een man? Is tweeëntwin tig te jong voor een vrouw?” „Ach, je begrijpt het niet,” had ze geant woord. „Bg ons gebeuren al die dingen na rijp beraad. Wij zgn geen overgide dingen gewend. Dat komt misschien, omdat wg bg ons werk van de seizoenen afhankeigk zgn. Wie kan de wind dwingen te waaien, de zon gebieden te drogen, de regen doen neergutsen op het dorstige land?” Ja, dat had ze gezegd, Sietske. Merkwaar dig voor een boerenmeisje, dit overpeinzen van de dingen, dit scherpe inzicht in eigen karakter en dat van haar familie. Maar was hg niet juist dAArom Was niet Sietske het enige meisje, uit het ii ■■ui—.i als Uw stgfhoofdigheld onverzetteigk is.” Hg liet zich neer op het half vergane bietenloof, zonder er acht op te slaan hoe zgn kleren werden besmeurd. De kilte I van de Kerstnacht kroop om zgn leden, i I de klamme nevel zette zich vast op zgn borst, maakte de wereld, waarin hg was, 1 nog enger, benauwder, In de verte koerde een verlate houtduif. Een deur sloeg ergens dicht. Dan was het weer stil „Van Harkema,” steunde hg, „jg draagt hAAr naam, anders. En het wilde tot zgn verbgsterde zinnen niet meer door dringen, dat het juist omgekeerd was. Dat Sietske de naam van haar vader droeg. „jg draagt hAAr naam, anders. Hg balde andermaal zgn vuist, terwijl zgn ogen bliksemden. Naast de verrotte hoop zonk hg neer. Voor de zoveelste maal zocht zgn hand, graaiden zijn trillende vin gers in de binnenzak van zgn jasje. Langzaam kwam hg overeind, strompelde in de richting van de schuur. Als hg die van achteren binnen kon komen de voorkant was altgd open. Daarna scheidde hem nog slechts een smal plaatsje van de achterzgde van de boerderg, van de deel met de koeien, met het hooi. het Babylon, dat Van Harkema gebouwd had, waarop hg zo trots was. Nu niet meer beven, sprak hg zichzelf moed in. Een boer, die meent Gode te ver- zotekeil, als hg /een verzekering afsluit, is een dwaze boer. Een boer, die zgn be loften aan medemens schendt, is een mein edige. Een boer, die, zelf man zgnde, drie honderd vgfenzestig maal vierentwtintig uur een andere man doet igden, wat hg mg heeft doen igden, is een duivel, een satan. En ik zal het werktuig Gods zgn, dat hem vernietigt. Zgn Babel zal door mgn hand vallen Er kwam een mist voor zijn ogen. Het was niet de nevel van buiten. Het was de mist, de verblinding van de wennzin. Als dron ken waggelde hg weg van het loof, in de richting van de boerderg. Hg stond voor de loodrechte achterwand van de schuur, eenvoudig opgetrokken van ruwe, geteerde planken, de bovenzgde van de onderste telkens overhulfd door de on derkant van de bovenste, om het lek- en regenwater geen kans te geven. kend iets, een pen, een ring Het was het luikje, waardoorheen het stro naar binnen werd gestoken. Voorzichtig wrikte hg met de stok zolang, tot hg de houten pen uit het ringetje had wegge- duWd. Het luikje ging vanzelf open. Het sloeg met een huiveringwekkende klap te gen de achterwand van de schuur. Hy kromp ineen Willem Geerssen wierp de stok weg, nam een sprong en hing met bei zgn handen aan het smalle kozgntje. Hg trok zich op, met zgn schoenen schuifelend langs de planken, een punt zoekend, waar hg voldoende houvast aan had om zich ver der naar boven te werken. Totdat hg, op beide handen steunend, zgn linkerbeen naar binnen kon zwaaien De avond vóór Kerstmis was bg de Van Harkema’s bgna een nog groter feest dan Kerstmis zelf. In de grote boerenhuiska mer brandde de Kerstboom en de flonke rende kaarsvlammetjes weerspiegelden dansend in de ogen der kleinen, die er be wonderend en in stille verrukking omheen stonden of liepen. Sietske hield een der kinderen van haar oudste broer, de 3-jarige Geesje, bg de hand, terwgi het meisje met een lucifer een „steem” aanstak. Het kind zette een bedenkelijk gezicht, toen het ding piet wilde ontbranden, schrok, omdat het plot seling begon te spetteren, maar keek met stralende ogen toe, hoe de sterrenregen naar beneden viel zomaar op de-nieuwe dikke cocsmat van Oma „Je kunt zo met je handje voelen, het doet geen zeer. moedigde Sietske haar aan. Aarzelend, ongelovig, stak het kind het kleine knuistje uit naar het spetteren de vuur, maar ze trok terug, voordat een der uitschietende vonken haar had kunnen rakeh. „Moeten de kinderen niet zoetjes-aan naar bod?” Zwaar en vol viel Van Harkema’s gebar sten stem tussen de stamelende kinderge luiden. Hg stond met de armen in de -■■■ - En als zg even niet verder kan, springt de heldere sopraan van Sietske haar bg. WHllem Geerssen hoort het. Het geeft een dolksteek in zgn ziel. De laatste, de be slissende. zgn strgd is ten einde. De mist van de waanzin opengescheurti als een gordgn; de verblinding geweken. De dui vel, die op de loer lag, vernietigd, het monster van de haat verslagen. Als in trance stopt hg het flesje benzine terug in zgn binnenzak, propt de kranten aan de andere kant naar binnen, hoort met een huivering, hoe het doosje lucifers in zgn buitenzak rammelt, wanneer hg tas tend zgn voet op de bovenste trede van de ladder zet. Ver voorovergebogen, be hoedzaam nog en zonder enig gerucht, be gint hg de afdalingZgn voeten schuifelen over de cementen deel. Een koe onrustig geworden, rammelt tegen de sta ken, schuurt het schonkige igf. Nog drie stappen daar is de deur. Dan omhult hem de kille nachtlucht en staat hg tussen schuur en stal, in het smalle steegje, waarin hg, hoe kort nog maar geleden, als een totaal andere Wil lem Geerssen, aan Satans hand als het ware, knarsetandend zgn lage opzet be raamde Voorzichtig loopt hg om het huis heen tot bg de zgmuur, waar door gordgnspleten het licht van de kerstboom uitstraalt tot over de akkers. Hg tast in.zgn zak ken, grgpt de fles, smgt haar zo ver hg kan het land op, grist uit de andere zak Zo niet, dan zullen we verder zien. Tegen God kan men niet vechten. Ja, dat had hg gezegd, de dikke, rgke boer, die in zgn leren stoel zetelde als een konlng op zijn troon Een jaar leng. Maar dat jaar was voorbg- gegaan, zonder dat er iets gebeurde. Ook zonder dat Willem en Sietske elkaar ont moetten, Op handslag en erewoord hadden zg dat belden moeten beloven. Een paar keer daarna hadden zg elkaar nog toeval lig gezien en vriendeigk gegroet, ergens op een weg in het dorp, En haar ogen hadden hem gezegd of verbeelde hg het zich maar „Volhouden, Willem, wg win nen .1” Maar nu was er al bgna een tweede jaar verstreken. En nog had Van Harkema Willem Geerssen niet bg zich laten roepen om hem toestemming te geven voor de hand van zgn dochter Tegen God kan men niet vechten neen, maar deze eigenzinnige, stgfhoofdige boer vocht tegen God, al een jaar lang bgna. En hg vocht daarmee tevens tegen het ver stand van Willem Geerssen. En het scheen wel, dat hg het van allebei zou winnen, van God en van het beperkte verstand van Wlillem Geerssen. Waanzinnig werd hg van opgekropte woede, van in toom gehouden ongeduld, van reikhalzend verlangen naar hAar, naar Sietske Liefkozend gleed zgn hand nog eens langs het flesje benzine in zg'n binnenzak, over het krantenpapier in de andere zak. De razende stormen van binnen hadden him vernielingen aangericht. Een geschonden en beledigd mensenkind stond op het punt de misdaad van zgn leven te begaan. En alleen God zelf zou hem nog kunnen te genhouden. Zo niet, dan zullen we verder zien Maar er was niets meer te zien. Alles was donker geworden, toen maand na maand verliep na dat tweede Nieuwjaar, zonder e enbericht, een wenk, een aan moediging. „Tegen God kunt ge niet vechten, boer Van Harkema," fluisterde hg, tandenknar send. Hg sprak nu nog slechts mompelend en toonloos, als in zich zelf. „Ik zal het U laten zien. Ik zal U tonen, dat Uw rgkdommen even vergankeigk zgn land in, zocht een lange stok, streek daar mee langs de planken, zo hoog hg maar hebben, als hg, Van Harkema, nog iets Willem Geerssen heeft de sprong naar de begane grond behouden volbracht. Hg heeft, tastend en struikelend over allerlei obstakels, zgn weg naar de deur gevon den. Hjj is het plaatsje overgestoken, rechts en links om zich heen kgkende. Hg heeft de achterdeur der boerderg geopend en weer achter zich gesloten. Nu staat hg in het donker op de cementen deel, vlak onder het hilde, waar het geurige hooi in grote hoeveelheid ligt opgetast. De wat weeë lucht van de uitwaseming der koeien krieuwelt in zgn neus, maar hg ruikt het niet. Het schuren van de herkauwende bekken langs de staken komt in zgn oren, maar hg merkt het niet. In zgn rechter- wgsvinger zit een houtsplinter van het ko zgntje, maar hg voelt het niet. Doof, blind en gevoellos wankelt hg langs het hilde, grijpt met zgn handen in de sporten van de ladder, die er tegenop staat. In een droom klimt hg naar boven. Daar aangekomen hurkt hg neer, tast in zgn binnenzakken. Het flesje zet hg naast zich neer; de kranten knlsteren tussen zgn vingers. Achter zgn bgna vernielde hersenen doemt een lang vergeten bybelwoord op. De let tors worden groter en groter; het worden vurige schimmen, die de stal komen be volken. Als het ontleedmes van een chi rurg dringen) de woorden door tot in het zieke weefsel van zgn brein: „Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mg- nen Geest zal het geschieden. „Kracht geweld. geest. Als mokerslagen dreunen die drie woorden door de stilte van de stal. Zg hameren in zgn hersens, beuken zgn brein, roepen de resten aan gevoel en mededogen op uit de schuilhoeken van zgn ontredderde ziel. Een bittere strgd vangt aan tussen wil en gevoel, haat en liefde, duivel en God. Plotseling springt de deur van de deel naar de Keuken open. De klink heeft niet goed gepakt. Maar het magere igf van Wjllem Geerssen schokt van de schrik. Zgn gloeiende ogen speuren naar de deur. Dit is het einde. Sidderend over al zgn leden wacht hg op de ontdekking, die niet kan ultbigven. Niemand komt. Slechts dringen nu vaag en gonzend de stemmen uit de huiskamer door tot op de deel, tot in het oor, tot in het hart van de verdwaasde, die daar voorovergebogen op het hilde ligt, de nood lottige werktuigen In de hand, gereed voor de schrlkkeigke daad, die het gezin Van Harkema in één slag zal ruïneren. Boven het bonzen van zgn eigen hart uit hoort hg het zingen van Geesje. Krom en verdraaid zgn de woorden van het driejarig kind. Een bastaardtaaltje, dat aan llefigk- held wint, wat het aan duldeigkhedd te kort komt. Als klingelende kerstklokken over besneeuwde daken, zo rulst het zil veren stemmetje op hem aan: Ulpoos kind, elge kind. deed hem voor de zoveelste maal de laatste acte beleven. De laatste acte van de tra gedie, daar In het opkamertje der Van Harkema’s. I „De tgd is de grote louteraar van het ware en het valse, Willem Geerssen,” had de boer gezegd. En hg was gaan staan, alsof hg het onderhoud als geëindigd be schouwde. „Een jaar lang zullen we jou en haar de tgd geven om je te bedenken. Daarna spre ken we elkaar weer. Is het dan voorbij des te beter. Zo niet, dan zullen we verder zien tegen God kan men niet vech ten En hg had hem een stevige hand gegeven, de boer van de Rozenhof, met een vreemde mengeling van begrip en onbegrip in zgn staalblauwe ogen. gehele dorp, dat hem onweerstaanbaar aan trok, hem, de wat wereldvreemde, levens- onzekere huisschilder, met zgn voor het dorp onbegrgpeigke manie voor tekenen en kunstschilderen BezAt zg dan niet de gratie, die hg in haar wezen legde, wan neer hg thuis, op zgn zolder, honderdvou dig haar beeltenis schiep met houtskool, in water- of olieverf? Liepen niet alle dorpsjongens achter haar aan, zonder nochtans een schgn van een kans te ma ken? Maar dan, plotseling, was er weer die weeë, holle pgn bg zgn hart, krampte een duivelse schaterlach om zgn mond, greep --- - zgn hand in de binnenzak van zgn jasje nende geluiden van het oude, verroeste ve- i om te voelen of het er nog zat hikel. Krakend sneerde ziin ruwe vloek naar de Hg kon misschien vgfendertig jaar zgn, deze eenzame wielrijder in de Kerstnacht. En hg was zo mager, dat zgn jukbeende ren ver uitstaken en zgn ogen diep in hun kassen gloeiden. De ribfluwelen broek slobberde om zgn steltenbenen en zgn niet mouwsgaten van zgn vest te kgken naar het grut, dat hem dierbaarder werd, naar mate het in aantal toenam, zgn ogen de den pgn door de scherpe lucht van het kaarsvet en van de rook, die de mannen uit hun grote sigaren dampten. Maar hg had het er graag voor over. Als de kinde ren genoten, genoot hg ook zelf Het leven was nog lang genoeg. Er waren nog zorgen genoeg zolang ze klein waren moesten ze maar genieten. Maar nu werd het toch wel wat laat, meende hg. „Nee hoor,” kwam Sietske met een veront waardigde blik en steels glurend naar de achtjarige Herman, „ze mogen tot half elf opbigven. Ze hebben vanmiddag nog geslapen. Nietwaar, Herman?” „Ja hoor,” knikte deze nadrukkeiyk. „En we mogen nog acht minuten opbigven, want de klok is vgf minuten voor, heeft Oma gezegd Een proestende Oma, die vanachter de kachel het volkje gadesloeg, kwam het be vestigen. En een binnenkomende moeder, de dampende koffieketel in de hand voor het zoveelste bakje troost, beaamde het: „Ja, tot half elf. Maar daarna ook niet langer zeuren, Gees en Herman „Dan kunnen we nog wel tien steems aan steken,” vond de jongen. En zgn zusje klapte in de handen en juichte: „Tien tien tien. Van Harkema deed een trekje aan zpn sigaar. Een brede glimlach vleugde over zgn vlezig gezicht. Hg speelde graag voor boeman, nu en dan, al was het alleen maar om daarna getuige te kunen zgn van hun vreugde, wanneer hg weer toegaf. Want de onverzetteigkheid, waarmee hg zgn eigen kinderen had behandeld, ver smolt tot teerhartige toegeefigkheid, wan neer ’t de kleinkinderen betrof. Ach, het was ook allemaal zo anders dan vroeger, dan een vgfenjtwintig jaar geleden En hg zelf was ook zo anders dan toen. Hg keek naar Sietske, zoals ze daar stond, een lieve lach op het gelaat, de glans van de kaarsvlammen op haar blonde haar, het hoge, reine voorhoofd nog door geen rimpeltje verduisterd. Zo was weer oan het piekeren, al maanden lang. Hg had het wel gemerkt aan haar schuwe blik, wanneer ze, zich onbespied wanende, plot seling opzag en ontdekte hoe hg haar stem. Het bracht een nieuwe flits van hel- I derheid in zgn overspannen brein, dicht gebonden schoenen dreigden ieder j ogenblik van de trappers te gigden om na j eep schuifpartg over de dgk langs de glooiing in het kanaal te duikelen. Voor de tweede maal stonden zgn voeten even stil, toen hg eindelijk achter de dichte nevel, die alles zo sereen en stil maakte, de omtrekken van een grote hofstede ont waarde. Zgn koortsige blikken gleden langs de lichtbundel van zgn electrische lamp, die in de mist een straal melkwitte stoom geleek. zg was aan de onderkant van de dgk ge bouwd, de kapitale boerderg van Van Har kema. Zwaar en massief, bgna dreigend in het nachtelijk duister, doemden de hoge muren voor hem op. Nog enkele minuten en hg zou zijn doel bereikt hebben. Een grimmige trek vertekende zgn niet onknap gelaat. De lippen trokken vreemd vaneen, de vouwen om zijn mond werden dieper en de rimpels om de ogen, anders zo onschuldig, wanneer hg schertste, wa ren als met messen gesneden. „Voor deze ene keer, Van Harkema. mompelde hg binnensmonds. „Voor deze ene keer.Zgn linkerhand liet het stuur los en balde zich in de nevel. Hg keek er naar, als om de kracht van die vuist te schatten. Toorn fonkelde in zgn ogen, trilde door in zgn bevende stem, nam bezit van zgn verbgsterde zinnen, over spoelde alle redeneerselen van het gezonde verstand

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1952 | | pagina 1