Dr VAN APELDOORN 10 JAAR IN LONDEN HWAT SILLE DY JONGES WURDE?? BOLSWARDER KERMIS Zó was het op de ruim 50 jaar geleden BDLSWARDS NIEUWSBLAD TWEEDE BLAD Koart forhael Hiclitumer folksliet J. S. DINSDAG 13 SEPTEMBER - No. 71 so- ge- plein) op. Dat Dêr't de Midsé weagen spielden oer it fékeap- Men praat weer met veel genoegen, Over visvangst en de zee; Op een zeilboot was het zwoegen, ’t Viel vroeger ook niet mee. Hier werd vaak luidop gedacht, Aan lang vervlogen dagen, De jaren van hun kracht. Die zij weer voor zich zagen. Wij wensen hen nog menig uur, Daar, voor de koffie en thee, En wordt het weer een beetje guur Neem dan afscheid van de zee. grint. Vanaf het Wolsumer Ketting en soms vanaf het Abbegaster ketting trokken de jongens Panbakker met zijn draaimolen, die in een schip ingeladen was naar Bols- ward. Dêr’t üs nije flage mei har bliere kleur, :lts forsetsje wer in rynske fleur, -- ielreager op ’e wjokken driuwt. de bouw op te nemen een „social hall”, een zaal, die voor allerlei doeleinden ge bruikt kan worden voor lezingen, ten toonstellingen, clubwerk, alsmede voor het kopje koffie na de dienst. Men be grijpt, wat dit betekent voor het ling contact in een stad, waar men uren van elkander af woont. Dr van Apeldoorn heeft zijn moeite be loond gezien: zijn reizen naar Nederland, Z.-Afrika en Amerika hebben de beno digde bouwsom bijeengebracht. Onverwacht kwamen soms ook de ge schenken, zoals van een Joods zaken man in de City, die een der kostbare kronen in de kerk bekostigde. Ook de mooie gebrandschilderde ramen zijn aan de gemeente geschonken. Iets nieuws aan deze kerk is het colombarium, waarin de urnen zijn bijgezet van de gecremeerde resten der in én bij de oude kerk begravenen en waarin ook voor taan de as van overleden gemeenteleden bewaard kan worden. zet aan de ene Tevoren had men o.a. ook Ds Moulijn (thans te Leeuwarden) aangezocht, die bedankte. Over deze Londense gemeente heeft dr van Apeldoorn Zondagmiddag in een kring van belangstellende ge meenteleden in de pastorie te Witmar- sum het een en ander verteld. Hij kwam destijds al dadelijk voor de problemen van de na-oorlogse tijd te staan, met name de wederopbouw van het kerkgebouw, dat in 1940 door een bom verwoest werd. De vervanging van deze oude kloosterkerk, in 1550 door Ed ward VI aan de Hollandse emigranten gemeente geschonken het straatje in de City heet nog altijd Austin Friars (Augustijnenklooster) door een aan de huidige behoeften beantwoordend kerkgebouw was niet zo eenvoudig. Het moest een centrum zijn voor alle gemeentewerk, het hart als het ware voor de gehele Nederlandse gemeen schap in deze grote wereldstad. Deze gedachte is verwezenlijkt door in Toen Ds R. H. van Apeldoorn in 1945 Witmarsum verliet, om leger- predikant te worden, had hij er niet het minste vermoeden van, dat zijn weg niet naar Indonesië, doch naar Londen zou leiden. Wachtende op zijn overplaatsing van het Engelse opleidingskamp naar Indonesië, ontving hij nog in hetzelfde jaar het beroep naar de Nederlandse Gemeente te Londen, om Ds van Dorp op te volgen. net in bytsje. „hwat hawwe jo it dochs ynoarder. Hwat Dêr't hjir by Hichtum yn it aide slot, God, feart, Noch hjoed syn stompe tocr nei it westen keart. En sjocht oer de Jannen, fier nei Sies- wert ta, Dêr't de boerepleatsen tige de romte ha. Dêr’t de Pólle him spegclt yi ier- Mei syn wite huzen (gjin ski safolle jild. As en flyt”, for en kuijeret de alle bikinden van het- Wat zijn er nog hier in onze stad die zich dat liedje nog zullen herinneren nu ze het weer lezem De kermis »’as immers een echt Bolswar- dec.K zegt voovaaraan allen meededen, aanwezigheid entekende de kermis, wat op zo’n keurige mms werd er s avonds zorgde. een oude Bolswarders en overal in de wereld, zij geen strikte binding kent aan enig kerkgenootschap in Holland. Wel wor den wederzijds attestaties van lidmaat schap ten volle erkend. In de kerkeraad hebben naast Hervormden, bijv, ook Re monstranten en Luthersen zitting. Ook de nu en dan uit Nederland overkomen de predikanten zijn vogels van diverse pluimage, zelfs wel Gereformeerd, hoe wel de Gereformeerden thans zelf in nauwe binding aan het vaderland hun kerkverband hebben. Door deze uitnodigingen wordt het con tact met het kerkelijk leven in Neder land levend gehouden, terwijl ditzelfde wordt nagestreefd door reizen van de eigen predikant naar het vasteland. Het domineesambt heeft in een stad als Londen uiteraard zijn eigenaardigheden. Dr van Apeldoorn woont thans 30 km van zijn kerk af. Zieken en bejaarden kunnen normaal bezocht worden, ande ren practisch alleen 's avonds. Dit vergt echter vele uren, met inbegrip van de maaltijd, ten huize van het bezochte ge zin. In het kerkgebouw is echter ook een wekelijks spreekuur. Geregeld wordt er kerkelijk getrouwd. De ambtenaar van de burgerlijke stand verricht zijn taak dan in het kerkgebouw dus ge heel anders dan hier waarop de pre dikant de inzegening voltrekt. Door de zelfstandigheid der gemeente is de positie van dr van Apeldoorn niet geheel vergelijkbaar met die van andere predikanten. In een gesprek met de aartsbisschop der Anglicaanse Kerk vroeg deze, welke rang dr v. Apeldoorn nu eigenlijk bekleedde: van vicar of bijv, van dean (deken). Hij antwoordde: een soort bisschop! Waarop de aartsbis schop hem verbeterde met te zeggen: welnee, een paus! Dr van Apeldoorn vertelde nog aardige dingen van het bezoek van de Koningin het vorige jaar. Maar we willen het bij dit korte verslag laten. De aanwezigen, waaronder Burgemees ter en Secretaris, hadden een genoege- Irjke middag. ,en alle jou- 1 As Willem ris ien joun wei- J0^ by elts forsetsje n Dêr’t de ielreager op hwer’t er bliuwt. „Mar", seit hy der dan ljurkje sjongend nei de wolken kliuwt. Dêr’t ós aide Tsjerke stiet sa heech en dreech Nea troch üs forlern en altyd yn it each. Bliuwe wy leafst tichteby, net fier fan hüs, Hwant dêr yn üs doarpke fiele wy üs thus. hoepla was van Massolt en de van A. Kooistra. Wat was het avonds druk bij die hoepla’s. En dan hoekje, vlak voor Achter de Sme- n it wetter ilder koe it better) En dêr fier nei ’t easten, Grons is to sjen, Oprizend üt 'e lansdouwe, yn de grei- den forlern. De jierren geane fierder, ’t Nije plak bi- falt master en juffer net sa goed as it doarpke yn Fryslan. Hja forhüzje noch ris en noch in kear en 't duorret fiif en tweintich jier foardat master wer yn ’t doarp komt. Syn aide freon, de bakker, is yn de léste jierren oan ’t rintenierjen slein. Mar dizze earste middei moat hy praten tsjin En dan dy Willem fan 'op jierdeibisite. Master fynt dat net slim, ’e winkelman. De heit wol hawwe, dat er Hy wol just graech ris allinne de aide! ’aald of zat men ge-1 skoalmaster wurdt. Nou hy kin goed Het aantal Nederlanders in Londen wordt geschat op 2 a 4000. Hoevelen hiervan tot de Hollandse Gemeente be horen, is moeilijk te zeggen. Het maand blad gaat naar 600 adressen, maar in veel gevallen is de band met de gemeen te niet door een inschrijving in de boe ken bevestigd. De kerk heeft ruim 200 onder- zitplaatsen (banken), die door bijzetting van stoelen tot 400 kunnen worden ver meerderd. De diensten worden door 150 200 mensen bezocht, voor Londen een hoog aantal. Onbemiddelde kerkgangers krijgen tegemoetkoming in de reiskos ten, die vaak één a twee gulden bedra gen. Gecollecteerd wordt er niet, de of ferkist bij de uitgang wordt evenwel zeer goed bedacht. De armenzorg is vrij omvangrijk, de diaconie heeft een ciale werkster in haar dienst. Onlangs is een vrouwelijke diaken kozen. Dr van Apeldoorn ziet hierin een ver blijdende vooruitstrevendheid, waaraan men in Nederland een voorbeeld kan ne men. Ook overigens heeft deze gemeen-, te een geheel eigen karakter, waardoor om 'e léste ^rote kraam van Krekel, galanterie-kraam, volgepropt met j r\s middags de huismoeders met de kleinen, die zich die dan weer voorstelde „het hondse ogen uitkeken. I Vlak voor het café van Jentje Yntema, [daar nu een gewoon burgerhuis, stond de sui- kerkraam van Elberg. Dan stond er speelgoederenkraam van Huizinga en Daar bij de Makkumer sluizen Staat weer de oude bank, Die moest tijdeljjk verhuizen, Omdat ze was een beetje mank. Hij staat weer op de oude plek, En is geheel gerepareerd, Ze ontheven van een oud gebrek En met verf weer ingesmeerd. De oudjes rusten nu met genot, Er weer aan de waterkant; Daar zij op 't plekje zijn verzot, De grens van zee en land. En ga wat rusten op het Plein, Waar de bank beschutting biedt. Ook daar kan het gezellig zijn. Zoals gij hier op het plaatje ziet. As master de bocht omgiet leit der ynie- nen yn folie pracht en gloarje de pleats fan Heida foar him. It ütsünderlik moai bislach stamboekfé is krekt üt 'e jister lit- ten. De boer komt mei twa amers oan ’t jük üt e skuorre. Neist him rint in lange man yn Ijocht grize broek en bril op. In hear, dy’t hjir net thüs heart. Healwei it efterhiem moat de boer de amers efkes delsette, hwant dan komt in fékeapman it hiem opfytsen en al ridlik gau stean boer keapman to laitsjen, to hantsjebak- ken en to swetsen. De menhear hat him yn dy tiid hwat bisiden balden. Hy siket hwat üt ’e büse en bücht him oer it stek hinne, hwer’t in stikmannich „gouden in- en Syn j0Upe him direkt yn in namelijk 3 September), waarop vroeger 1 r* t 1 rr 1 1 nu weer achter de rug. De verjaardag van H. M. de Koningin, nu Prinses Wilhelmina op 31 Augustus (er was dan ’s avonds altijd vuurwerk voor het Stadhuis) viel altijd midden in de oude kermis. Nu is bij Raadsbesluit enige jaren gele den genomen, die kermis afgeschaft en kregen we daarvoor in de plaats een an der feest, het z.g. Heamielfeest. Dit jaar werd er zelfs een groot feest in onze stad gevierd, n.l. het 500-jarig be staan van de stadsrechten en werd tijdens die feestdagen ook weer het Heamiel ge houden in het Julianapark. Het „Bolswar- der Nieuwsblad” schreef een vorig jaar, dat men meende dat met het toen gehou den Heamielfeest men na wat zoeken ten slotte de juiste vorm voor dat feest gevon den had. Thans schreef de verslaggever van het zelfde blad, dat we dit jaar nu een waar-1 lijk groot feest hebben gevierd. Nu kost de organisatie van zulk een feest als we dit jaar hielden en dat we in kleinere vorm nu elk jaar houden, veel geld, waar voor waa’borgsfondsen moeten worden gevormd, die soms ook zullen moeten worden aangesproken. Met de oude ker mis was dat anders. Daarvoor was geen waarborgsfonds nodig. Integendeel er wa ren, voor de gemeente althans, belangrij ke inkomsten in de vorm van staangelden en Stedelijke Belasting aan verbonden. In mijn artikelen, die ik destijds schreef over.' „Op en om de paardenmarkt te Bolsward 50 jaar geleden”, zeide ik reeds dat deze paardenmarkt een feest- week inluidde, n.l. de „Bolswarder Ker mis”. Als de laatste paarden van de markt wa ren vertrokken op Maandagmiddag om 3 uur, dan gingen '50 jaar geleden de Bolswarder jongens de kermiswagens en kermisschepen ophalen. Als jongens liepen we soms tot Sneek, vooral om de kermiswagens van de stoom- carousssel te begroeten. Deze stoomca- roussel werd dan afgebroken in Sneek. Wij jongens hadden die wagens in twee groepen verdeeld, namelijk in wagens, dat waren pakwagens en in wagentjes dat waren de wagens waarop groepen paar den en bootjes stonden die in de caroussel ronddraaiden. Twee zware paarden van Belgisch ras met mooie tuigen en rinke lende bellen aan de tuigen trokken de wagens naar Bolsward. De stoomcaroussel was eigendom van Huiskens en later van Max van Bergen cn weer later van Nizet. Dit binnentrekken van de kermiswagens was voor ons jongens een machtig ge zicht; vooral die mooie Belgische paar den maakten op ons indruk. Omstuwd door heel de stadsjeugd reden de wagens het Hengstepad (nu Broere- plein) op. Dat plein was toen nog een modderveld, verhard met wat sintels en grint. Vanaf het Wolsumer Ketting en soms gaster ketting trokken de Panbakker met zijn draaimolen, die in een schip ingeladen was naar Bols ward. Kermisschepen kwamen er soms mear dan vijftig, die alle ligplaats innamen aan de Oude Turfkade en het Laag Bolwerk. Dadelijk na afloop van de paardenmarkt begonnen de kermisexploitanten met de opbouw van hun inrichtingen; daarbij ijverig geholpen door de Bolswarder jeugd. Marktmeester was in die dager, de poli tieagent Gros. Gros liep overal in de stad rond met een grote meetlat en mat de 'standplaatsen uit. In latere jaren toen de Zondag uit de Bolswarder kermis wegviel begon de op bouw der kermisinrichtingen nooit voor Donderdagmiddag na de weekmarkt. In vroegere jaren duurde de kermis hier 14 dagen. Later werd dit 5 dagen, en begon de kermis op Maandagmorgen 8 i ur en eindigde Zaterdagmorgen 8 uur. Het Raadhuisklokje, aat enige tijd heeft gezwegen, doch zich nu weer laat horen, luidde destijds altijd de kermis in en uit. Bij de Bolswarder jeugd zat de feeststem ming er al reeds bij de opbouw der diver se inrichtingen in. De kinderen op de Bewaarschool in de Kerkstraat, een school die wij als Protes tantse kinderen allen onverdeeld hebben bezocht (een echte Bolswarder school, die dank zij onderlinge samenwerking heden nog bestaat) leerden van juffr. Dooijes, juffrouw de Vries, Baukje Brouwer en Kobe Nawijn reeds uit volle borst zingen: „Op de kermis staat weer Eene kermiskraam, Wafels, oliekoeken, Alles koopt men daar. Als de molens draaien Roepen wij hoezee ’t Orgel speelt zoo lustig ledreen doet mee Master van der Berg leit it léste rapport, genóch leare, dêr net fan, dat hy ynfolle hat, del, bliest dan mei stüdzje de reek fan syn sigaer nei ’t pla fond en seit tsjin juffer: „Ik bin fan plan om de rapporten fan de jonges fan ’e heechste klasse joun seis by de alden to bringen, hwant der giet nou in hiele bulte dwers tsjin myn sin yn. Dit jier tominsten. Dy’t utersté net leare kinne moatte al leare en dy’t om- raek kinne en graech wolle, dy meije net. ’k Haw der fansels al fakernóch op om hammere, mar nou’t wy hjir de oare moanne dochs weigeane, tocht my Dan ynienen siket er tusken de rapporten, hellet d’r ien üt, rikt it syn oare helte ta en lak et: „Ik bigjin mar dy jonge sit altyd to ruiljen en to kwanseljen en hy wol fékeapman wurde. Dou moatst Ate en Willem ris hantsjebakken sjen oer in jonge knyn of sa. ’t Is net, dat se beide sa fül binne, mar om de léste stür der noch by to krijen of der noch óf to pingeljen, dat is sa’n soart sport!” Dan pakt master de rapporten en stapt dermei de doar üt. Earst mar nei Hoatse en Gepke. Dy haw we de twillingen Sjoerd en Herre yn ’e heechste klasse. De jonges kinne twa din gen tige bést: sjonge en tekenje. Foar de rest hawwe se gjin ynteresse, krekt sa min as harren heit. „Ik sjoch mar nei gedrach klearret dy oan master. „Jo binne in béste keardel de jonges har op skoalle en dêrom sille goed gedrage. lOars liz ik se oer de knibbel. Fierders kin it my neat skele! In njoggen? O, op ’t Juffer nimt laitsjend it siferlistke troch. sjongen. Ja, sjongen, der haldde wy fan, [De jonges komme fan skoalle, hawwe elk in boer. Nou dat is dan foar elkoar. Master giet hjir en der in doar yn en üt. Hy praet en pleitet nochris by de greate boer Heida foar de jonge fan syn arbei der. Mar ’t jowt neat. En bv de arbeider „Och, ’k hie seis ek sa stomme graech leare wollen, master”, seit dy. Mar ja, wy hawwe sawn bern en de oaren bringe ek tige moaije rapporten thüs. As wy de iene leare litte, moat it foar de oaren ek kinne!” In pear moanne letter giet Ate op ’t gym nasium en is Douwe lytsfeint by Ate’ heit. Mar jouns geane hja togearre nei Ate’ keammerke en dêr makket Douwe fluch efkes it hüswurk foar de gymna- oerskriuwt, rekkenet en krabbelt Douwe j hiel oare wrald bringe, in wrald dy’t him de léste bledsiden fan 'e boekjes troch. casual ,u k.. k.™ k.„„» „Ik kin en wol net leare”, seit Ate. „Ik wol boer wurde!” Willem is al net mear op 'e mulo, om’t hy syn nij wurdboek forruile hat oan in boekje dat: „Koopvernietigende gebreken in de veehandel”, hjit. meisje uit Tibet”. Een ander jaar stond daar een zogenaamde vrolijke keuken ui- [waar ie met drie ballen voor 10 cent alle de mogelijke glazen en stenen voorwerpen de 1 kapot mocht slaan. Daarnaast stond altijd suikerkraam van Arjaans en van S. Kooi- [soms één maar soms ook twee zogenaam- stra. Dan was de Koemarkt compleet be- de hoepla’s, je ziet ze nu niet meer. kant. Op het Skilwyk vlak De ene bij de Doopsgezinde Kerk stond altijd andere een zweef of draaimolen; alleen als er daar eens een grotere inrichting was, dan niet. ;op het hoekje, vlak Dan stond er een grote tent, een cake- [den, wras de straat bij het Skilwyk altijd walk of zoiets op het Skilwyk langs het [afgesloten voor alle verkeer gedurende k^ cje kermis. Daar stond de draaimolen van Panbakker of van Akkerman en later van der Veen. Daar was het ’s middags een en al drukte, alle dagen van 4 tot 7 uur. Daar was geen doorkomen aan, daar ston den honderden vrouwen met kinderwa gens en met al hun kroost. Die draaimolen stond altijd vlak voor 1 j nu bewoond door Hendrik Kroontje, maar in die jaren stond daar voor jat. |jUjs Op je je j stoep, de dikke vrouw van de Jood hoofd”. Dit was een vrouw die zo netjes dreef in manufacturen. was weggewerkt dat alleen het hoofd van [Ook in de kermis, ’s middags nam zij haar haar te zien was. Dit sprekende hoofd i kansen waar om ook aan die vrouwen beantwoordde dan allerlei vragen. Soms [bij de draaimolen manufacturen te verko- ook stond hij daar met dezelfde vrouw pen. Slot volgt. De tijd, (nu ik deze regelen schrijf is het zellig in de huiselijke kring bij een bor- t reltje, nadat men een avondwandeling de Bolswarder Kermis werd gehouden, is door de stad had gedaan. Voor de ander was het een week van echt uitgaan, 's Mid dags kon men de huismoeders met de jeugd vinden op de Koemarkt en op het Schildwijk. Vooraan op de Koemarkt stond meestal het oliebollenkraampje van wed Os’nga van Sneek, meestal ge flankeerd door een vistent van Lichten- daal van Harlingen, maar soms ook stond daar de vistent van Draaisma of van An- driesma. Het gebeurde ook wel dat vooraan op de Koemarkt de groet oliekoekenkraam van Friso stond. In die jaren werden de standplaatsen ver pacht. In de vele jaren die ik later in Bolsward marktmeester was, heb ik de kermisreizi gers goed leren kennen, ’t Zijn gewone zakenlieden, en toch geloof ik, dat ze soms meer fel dan andere zakenlie den vechten voor hun bestaan. Een ker misreiziger is een heel gewoon mens, die precies als alle mensen, de fout, als het tegenloopt en niet wil, nooit bij zich zelf zoekt, maar altijd bij een ander. Veelal zegt hij dan, dat het aan de standplaats ligt waar hij staat. Kermisreiz;gers kun nen soms met de marktmeester fe! vech ten om een vierk meter grond. Kermis reizigers vooral met de zogenaamde ver- koopzaken als oliebollenkramen en sui- kerkramen letten nauwkeurig opelkaar. Daarom wisselen zij zo /aak van stand plaats. Het ene jaar zag men wed. Osin- ga bijvoorbeeld met haar kraampje staan op de hoek van de Koemarkt en een vol gend jaar stond ze weer op de hoek van het Schildwijk en de Bargefenne. Overal waar dit kraakheldere kieinc olie bollenkraampje stond, had de Wed. Osin- ga het echt druk Men kon de kopers vaak in de rij zien staan om oliekoeken. Altijd zat deze vrouw netjes gekleed met oorijzer en witte muts op, achter haar bakoven. Friso, die een ’rote oliebollen- kraam had, verdreef haar elk jaar weer en bood dan meer geld voor de standplaats. Maar ’t hinderde niet, waar de Wed. Osinga stond had zij de gunst van de meeste Bolswarders. Als we verder de Koemarkt opgAan stond altijd vlak voor het café, waar nu Teeren- stra woont een gi een galanterie-ki speelgoederen. Daar stonden gelstók mei sulveren knop buorren op. Soe er noch fine kinne? Earst sjocht hy ’t nije trottoir, dat yn ’t plak komt is fan de lytse brechjes en de blaumoddersleatsj es. Dit nije sil wol hygiënysker wêze, mar oars: de brechjes wiene moaijer! Dan sjocht hy in wein oankommen: in arbeider op ’e thüsreize fan it melken. In knappe jongkeardel is ’t, pet mei stikkene klep skean op ’e holle en op ’e wein in stik of seis sawn bern. Knappe kopkes mei krol hier, hwat suterich yn ’e klean. Se sjonge mei heit o sa’n moai Frysk ferske, mar yn ienen brekt dat óf. De wein haldt stil. „Ik mei in beantsje wêze, as dat master Van der Berg net is!” seit de jonkeardel. „En ik mei in beantsje wêze, as ik wit hwastou biste, Sjoerd of Herre!!’ laket master. „Sjoerd, master! Sjoerd hear. Herre sit al achttjin jier yn Amearika. ’k Woe der ek wol hinne, mar ja, sjoch ik haw in hüs- halding. Alve bern. Mar, ik moat opsjitte. Meiien füstket hy óf en topt tsjin it wein- fol: „Da’s nou myn aide master, jonges!” De bern roppe: „Hui master”. - rattelt de wein wer f' „Suffert!” ropt Ate, „sjochst net hwa’t wy hjir hawwe?” „Wel, dat is master Van der Berg, wrim- pel Se füstkje en nou krekt sjocht master, hwa’t hjir foar him stiet. „Hwer hastou dyn thüs?” freget master dan. „En wenje jimme heit en mem hjir noch?” „Né, heit en mem wenje yn Leijen. De bern moasten hwat leare en nou binne se allegear foed to plak. En de aldelju noch tige bést by ’t spul!” „En dou?’ „Hy is professor yn ’e .yn ’e Ja dy frjemde wurden haw ik nea sterk yn west”, seit Ate. „Yn ’e biologie”, seit Douwe mei in knypeagje nei master. „Ja!” Ate wer, „dat is hy ien en fyftich wiken fan ’t jier. Mar ien wike komt hy ütfanhüs by üs, om hwat to stikelstekken en hjir ris hwat om him hinne to sjen. As hy tominsten net yn Süd Amearika of Australië of wit ik hwer sit. Mar, master, as ’t op it wurk oan komt, dan is er foar de kost to djür. Hy sit soms i lan, wol trije uren yn 'e ünderwal om nei Kaem jierren letter dit lyts doarpke ta J stan fierder,Hwat Master laket mar hwat. It is him hjir Waerd in terp ophege mei de fette groun tuinstek van de Gasthuistuin met het frondt van die inrichting naar het Skil wyk. Soms was er de cakewalk van van der Veen, soms stond er ook een zweefmolen van hem of van Buwalda Verder op het Skilwyk stond de oude heer van der Hoek met zijn jongens en Huizinga met een viertal schiet- en werp- of lijntrek- het huis tenten. Dan was er daar een plek waer veelal ieder jaar iets anders stond. Soms1 altijd ’s middags stond daar Wielinga met een tent waar je stoep, de dikke vrouw van de Jood kon zien „Nanda oftewel het sprekende .Polak, die in diezelfde winkel handel hoofd”. Dit was een vrouw I Ook in de kermis, ’s middags nam zij haar „Ik bigjin mar mei dy. Hjir is ’t rapport fan dyn aldste soan. En siz it nou fuort mar, ast’ hwat op dyn hert hast. Ik sit hjir nou foar dy as master en net as heit fan dyn bern, moatst mar tinke”. Nou, it kin bisjen lije. Trije sawnen en hwat seistou Gep?” fierders alles heger. jDe „Nou, hear!” seit hja, „dat sjocht derjalii dochs prima üt, tinkt my. Is Douwe de lk'f" Vries nou wier sa’n stik better? Ik kin 't my hast net bigripe. Dit binne dochs moaije sifers. In acht foar tael, in njoggen foar rekkenjen. Lit my dat fan Douwe nou hjir ris by sjen!” Master jowt har it bigearde rapport en seit: „Ja, mem. Douwe is folie better. Dat is in bütengewoane ütblinker. Hy hat in tsien op tael, mar ik moast him in twein tich jaen meije. En in tsien op rekkenjen, mar hy hat al boekjes fan ’e tredde mulo- klasse. En gean sa mar fierder! Mar dy jonge moat by de boer de boer Omdat syn heit arbeider is en sawn bern hat. En nou is it boerefak in moai fak, mar dizze jonge fielt der niks foar. En hy is der fierstento goed foar. Hy kin wurde hwat hy mar wol En dan in oar rapport nimmend: „En hjir hast it rapport fan Ate Heida. Seizen en fiven. Mar dy moat féarts wur de, omdat syn heit it wol. Syn heit hat twa eieen pleatsen en mar ien bern. Mar dêr wurde jo gjin féarts troch. En dy jon ge seis wol boer wurde. En dat kin er. Der stekt grif in boer yn, dêr’t elk de pet foar ófnimme kin Master wynt him hoe langer hoe mear op. ,,’k Haw tsjin Heida sein: Man forgriem dochs gjin jild oan 't gymnasium foar Ate. Mar lit Douwe dêrmei leare. Jo krije it oan alle kanten werom! Mar ja, gjin siast. En yn ’e tiid, dat dy 't wurk efkes geltsjes’ sa fêsthaldt, dat hy alles om him hinne forjit. „As dat master Van der Berg net is!” la ket Ate de boer. Hy stiet der, great, swier, it blauwe baitsje los bongeljend, it boarst en de holle brün forbaernd. Syn golle laits skattert oer ’t hiem. Hwat in pracht-keardel en hwat in boer „Nou giest mei yn 'e hüs, Willem, en master ek. Hjir wolle wy ris lekker op kofje drinke. Kom mei! Jonges!” tsjin syn bern, „boarne jimme noch efkes de keallen yn 't hóf!” En dan tsjin de oare: „Douwe! Douwe Douweéééééé'” Douwe de Vries wurdt kjel, stekt de lou pe yn ’e büse en hat efkes wurk om him Hy wol just graech ris allinne de aide wer oer to skeakeljen op 't gewoane lib- biLende plakjes bisjen. Hy nimt syn gon- ben. i” Dan 'michjes en spinnen to sjen. bistü leaflik, rizende simmermoannuver nei ’t sin en hy sjocht nei de trije Neamde men t Hichtum, hichte üt ’e keardels, dy’t nou allegear wol in holle I weagen woun. greater binne as hy. En hy, seis boeresoan I fan komóf weardearret ek de moaije krite Dêr t de Grytman wenne fan 't aide Wünseradiel, „Keardel, keardel!” seit er dan tsjin Ate, Tsjinne der de gritenij mei hert en siel. kuilbulten, hwat in skitterend bislach Kromme ealen libben, leauwend yn har fé!”.I „Ja master”, andert Ate, „dêr hawwe jo I gelyk oan. „Mar", en dan jowt hy Wil- 1 Dêr t üs lytse doarpke oan de Harnser- lem in slach op ’e rêch, „mar dit is de 1 spiker oan myn deakiste. Alle dagen hweroan probearret dy swetser my dat kostlike fé óf to lüzjen ónder de wearde!” Willem bliuwt stean. Hy leit syn han dramatysk op master syn skouder en seit dan: „O, master, ik mei net swarre. Mar wier dy fint gunt my ’t salt yn ’e ier- pels net. Én dan ien mei s r 11 *- ik sa’n pleats hie, liet ik in earme man ek ris hwat fortsjinje!” Master en Douwe laitsje. „Noch altyd bekfjochtsje stür?” freget master. „Ja master”, andert Douwe nen wer. bliuwt stiet Ate yn 'e homeije üt to sjen I-..Li- -•• - - 1 noch sêft efteroan, der giet nea hwat fan ’t hiem as Willem is de man dy’t it for- keapet”. Dan stappe hja meiinoar yn ’e hüs, hwer’t de kofje, de koeke en noch een lang ge sellid) petear wachtet.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1955 | | pagina 3