I
Hoe staat het nu met Stereo?
Afkomst der Hindelooper butten
4^8
'■'Jï
Conclusie ligt wel voor de hand
Fan de Martinytoer
Enthousiaste
belangstelling
voor Skotsploecli
Zilveren filmpjes
Naj aarsbeurs
Utrecht
1
-3
56e JAARGANG
No. 60
DINSDAG 2 AUGUSTUS I960
maandag
Noorse her-
op-
Tj. de J.
Verschijnt DINSDAGS en VRIJDAGS
Uitgave: A. J. OSINGA N.V, Bolsward
Administratie- en Redactie-adres:
Marktstraat IJ
Telef. 2451 Na 18.30 uur 2305 of 2335
(K5157)
mijne Moeder
onze vader
LIT JO NET FAN ’E WHS
BRINGE!
En niet
feite met
l fo-
men
Bolswards Nieuwsblad
STREEKBLAD VOOR WEST- EN ZUIDWEST FRIESLAND
Waarin opgenomen: De Bolswardsche Courant, Westergoo en De Jong’s Nieuwsblad
Abonnementsprijs f 1.90 per kwartaal
(bij vooruitbetaling)
Giro 887926
Advertentieprijs: 13 cent per mm
Ingezonden mededelingen dubbel tarief
Handelsadvertenties bij contract reductie
sa kwea,
skaed.
Op de foto zien we
De skotsploech oogstte weer een groot
succes bij haar laatste optreden op 1.1.
donderdag, toen onder de verschillende
bussen met bezoekers ook een 50-tal le
den van de Ned, Reisvereniging, afd.
Amsterdam, naar haar verrichtingen
kwamen kijken en waarvoor zij, gezien
de gevorderde leeftijd van velen hunner
deelnemers, bij de VW speciaal om zit
plaatsen hadden verzocht.
De dansmuziek op „Omke Romke” droeg
niet weinig bij tot de gezellige stemming
die verhoogd werd door het feestelijk
aanzien van de omgeving, doordat de
winkelbedrijven aan de oproep hadden
gevolg gegeven om vooral de vlaggen
uit tè steken en de verkoopsters in Fries
costuum te laten prijken.
Bij het nutigen van de koffietafel in
,,de Wijnberg” werd dan ook alle waar
dering uitgesproken voor hetgeen tevens
het stadhuis en de Martinikerk te zien
hadden gegeven en sprak de reisleider
een woord van dank over de genoten
ontvangst en de rondleiding, waarvoor
de VW en de Zomercommissie hadden
zorg gedragen, om daarna zijn bezoek
aan Friesland met een tocht naar Mak-
kum te beëindigen.
Een prachtreclame voor Bolsward is ze
ker de lof over de ervaring van deze
grootste reisvereniging in ons land en
laten we hopen, dat iedere donderdag 't
winkelbedrijf wil voortgaan haar wel
willende medewerking te geven en te to
nen dat we de bezoekers zeer hartelijk
kunnen ontvangen.
BELGISCHE VADER WENDT ZICH TOT POLIO-CONGRES
apparatuur volgens zodanige principes te
bouwen, dat ze voor universeel gebruik
geschikt zijn. In de praktijk betekent dit,
dat men zijn monaurale platen zonder
bezwaar door middel van stereo-appara-
tuur ten gehore kan brengen.
alleen zonder bezwaar, doch in
winst. Het is namelijk zo, dat de weer
gave van de monaurale plaat bij gebruik
van goede stereo-apparatuur door de dub
bele versterking en het gebruik van meer
luidsprekers zelfs nog wint.
Stereo is geen nieuwe mode. Zij is een
moeilijk te overschatten bijdrage ter ver
wezenlijking van het ideaal: gereprodu
ceerde muziek de werkelijkheid zo dicht
mogelijk te doen benaderen. Hoe dit tot
stand komt is een ingewikkelde zaak,
waaromtrent de gemiddelde luisteraar
Hwat hat Qabe Skroar
üs hjoed p p
to sizzen
tussen op basis van een uitgebreid reper
toire en met snel gestegen winst in kwali
teit in ruime mate beschikbaar is geko
men.
Dit alles neemt niet weg, dat de stereo
fonische weergave van muziek in de huis
kamer nog geen gemeengoed is gewor
den.
Dit is niet zozeer een gevolg van het be
staan van voor- en tegenstanders dezer
weergavetechniek. Men moet het eerder
zien als een uitvloeisel van de omstan
digheid, dat velen nog een onvoldoende
inzicht in deze materie hebben. Een ge-
Toen enkele jaren geleden de stereofonische geluidsweergave tijdens de toen ge
houden „Firato” elektronica-tentoonstelling de aandacht van het publiek vroeg,
reageerde dal met nauwelijks meer dan vriendelijke belangstelling. Sindsdien zijn
twee jaren verstreken en is stereo een algemeen aanvaard begrip geworden. Van
een overrompelende entree is destijds geen sprake geweest, noch viel er een on
stuimige ontwikkelingsgang te signaleren. Stereo is in ons land integendeel rustig
maar gedecideerd haar eigen weg gegaan. Een weg die via wanbegrip en afwach
ten naar een zékere overwinning voerde, welke evenwel nooit met hoerageroep en
trompetgeschal werd gevierd. Dat was trouwens ook niet nodig, want de over
winning is geleidelijk bevochten zonder enig spectaculair uiterlijk vertoon.
Langzaam maar zeker en met een stoere
regelmaat kwam steeds meer voor stereo
geschikte apparatuur ter beschikking van
het grote publiek. Als hier van appara
tuur gesproken wordt, mag vooral wor
den gedacht aan afspeelapparatuur voor
grammofoonplaten. Daarnaast aan weer-
gave-apparaten, zoals speciale stereo-ver-
sterkers en radio-ontvangtoestellen die
wat het versterkergedeelte betreft voor
stereoweergave geschikt waren. En uiter
aard ook aan de stereo-grammofoonplaat
zelf, die aanvankelijk slechts uiterst be
perkt ter beschikking stond, doch die in
volg hiervan is weer, dat misverstanden
zijn ontstaan omtrent mogelijkheden en
al of niet bestaande moeilijkheden. Deze
beide kunnen overigens met een enkel
woord uit de wereld worden geholpen.
Het misverstand berust veelal groten
deels op de gedachte, dat enerzijds stereo
weinig geschikt zou zijn voor toepassing
in de huiskamer en dat men door op ste
reo over te gaan anderzijds zijn bestaande
grammofoonplatenbezit als onmisbaar
zou moeten liquideren. Beide opvattin
gen zijn niet in overeenstemming met de
werkelijkheid. De stereo opneemtechniek
is in korte tijd zodanig geperfectioneerd,
dat het ruimtelijk aspect van de oorspron
kelijke muziekweergave steeds dichter is
benaderd. Daarnaast is het streven er op
gericht geweest, de af speel en weergeef-
zich terecht het hoofd niet wenst te bre
ken. Wat hem interesseert is, of stereo
inderdaad vooruitgang in muziekrepro-
duktie betekent of niet.
Dit nu kan op geen enkele wijze beter
worden vastgesteld dan door beluisteren.
Theorieën en bewegingen, op zichzelf
wellicht interessant, kunnen nooit vol
staan als het er om gaat overtuiging
bij te brengen. Beluisteren daarentegen
vormt de meest doelmatige proef op de
stereo som. Voor degenen die nog in
het onzekere omtrent stereo verkeren,
geldt uitsluitend dientengevolge het ad
vies, iedere zich voordoende gelegenheid
aan te grijpen om stereofonisch weerge
geven muziek te beluisteren. De uitkomst
zal bewijzen, dat stereo een betekenis
volle verrijking van de muziekweergave
betekent.
men de fuotten net op de groun haldt.
Grif, der is hiel hwat foroare en der
sil ek jit mear foroarje. Mar in folk fan
11 millioen minsken alle dagen fan iten,
dekking en klean forsjen, syn grienten,
fruit en blommen it hiele jier foar har
klear to meitsjen, dat sil in uterst bi
langrike taek bliuwe en fortsjinnet in
serieuze oandacht en omtinken.
Hoe fóler üs lan wurdt, hoe mear lan
en minsken oan de lanbou en tünbou
ünttrutsen wurde, hoe mear dizze groun-
slach fan it minskene bistean freget.
Soe de hiele Nederlanske yndustry in dei
kinne sunder de tsjientüzene minsken,
dy’t ier en bitiid it lan ütgeane om de
molke, de büter, de tsjiis, it brea, it fleis,
de jam, de jirapels, de grienten, it stikje
fleis en it neigerjucht foar harren by-
mekoar to bringen? Sünt de oarloch bin-
ne yn Fryslan 8000 arbeiders en 2000
Ivtse boeren minder yn it boerewurk
dwaende, mar is dertroch de bitsjutting
en de wearde fan it boerebistean lytser
wurden
Komt er minder molke, fleis en griente
op ’e tafel as doe, is de kwaliteit en de
sortearing lytser of greater wurden? Pro-
fiteart net de hiele bifolking fan de ta-
namme fan de opbringsten, de bettere
kwaliteiten en de sprieding fan de oan-
foer oer it hiele jier? As men dizze bi-
langrike libbensbitingsten ris mei oare
eagen biseach, soe men dan net hwat
mear weardearring krije kinne foar al
dy hüshaldings, dy't hjirfoar yn it spier
binne?
Is de nije elektryske sintrale minder fan
wearde as hja sa moderniseard is, dat hja
mei minder minsken mear wurk dwaen
kin, of is it oarsom? En as tsjintwurdich
in boer mei ien arbeider mear presteart
as eartiids mei trije of fjouwer, is der
dan reden om mismoedich to wurden.
En dat hy dat presteart is in feit. It liket
mei ta, dat de boeren seis en it hiele
folk ris hwat oars dizze dingen bisjen
Tijdens het internationale polio-congres, dat in Kopenhagen is gehouden, heeft
een wanhopige Belgische vader zich tot de aanwezige deskundigen gewend om hen
te vragen of er geen genezingsmogelijkheid bestond voor de ziekte, welke zijn
zevenjarige zoontje Louis met de dood bedreigt. Het ventje lijdt n.l. aan een ziekte,
waarbij zijn spieren verschrompelen. Een Belgische dokter heeft moeten verklaren,
dat Louis nog maar enkele jaren te leven heeft.
Enige aanwezigen op het congres, begaan met het lot van het ventje, hebben hem
Onderzocht en tot grote vreugde van de vader konden zij hem mededelen, dat de
ziekte tot staan zou kunnen worden gebracht en de spieren weer versterkt
kunnen worden.
vader Polinard met zijn dochtertje Christiane en de kleine Louis.
le week augustus 1935
Plet café „Pasver” aan de Frankerstraat
door de gemeente gekocht voor f 3351,-.
Freulepartij te Wommels. Winnaars van
het goud: P. Burenga, Sj. Rijpstra en
Sj. A. Rijpstra te Beetgum; van het zil
ver: Folkert Elsinga, Dirk Ferwerda en
Fokke Ferwerda te Stiens, van het nik
kel: B. Hilarides, P. Grijpma en S. Breu
ker te Menaldum.
Dr. Colijn heeft op vaderlijke wijze tot
rust en kalmte gemaand.
Italië heeft een divisie zwarthemden
geroepen tot dienst in Oost-Afrika.
Het geweldig populaire liedje „Sarie
Marais”, blijkt niet origineel te zijn. Het
is een Zuid-Afrikaanse navolging van
een Amerikaans plantage-liedje „Ellie
Rhee”. Dit liedje verscheen reeds in een
Amerikaans studentenboek van 1891 en
moet afkomstig zijn uit de tijd van de
Amerikaanse burgeroorlog.
Drs. G. R. Kruissink, directeur van het Zuiderzeemuseum, heeft op zijn studiereis
door de Scandinavische landen speciale opmerkzaamheid besteed aan de herkomst
van de Hindelooper butte ook te zien in de historische verzameling in de „Hidde
LHjlandslcchting’’ le Hindeloopen en van zijn bevindingen geeft hij in bet jongste
nummer van „Uit het Peperhuis”een zeer lezenswaard verslag, dat te meer be
langstelling verdient, omdat het Zuiderzeemuseum voor dit seizoen een bijzondere
tentoonstelling van bel beschilderde meubel, „Paneel en Penseel” genaamd, heeft
ingericht, aluaar verschillende fraai bemaalde hutten te zien zijn.
waren aangebracht, bleek dat de meeste
uit de 19de eeuw dateerden. Slechts wei
nige waren ouder. De jaartallen op onze
Hindeloper butten liggen in het alge
meen rond het midden der 18de eeuw,
waarin deze oude Friese koopstad haar
bloeitijd beleefde.
De hier aanwezige Noorse butten waren,
in tegenstelling tot die welke ik in De
nemarken zag, dikwijls beschilderd, veel
al met bloemmotieven, echter zowel in
kleur als in voorstelling afwijkend van
de Hindeloper. Vaak ook waren ze ge
heel blank; een aantal hiervan was met
ingebrande tekeningen versierd.
De mij rondleidende conservatrice, die
o.a. een half jaar werkzaam was geweest
in het openluchtmuseum te Bergen,
meende zich te herinneren, dat zij daar
butten van een groter formaat had ge
zien.
Enige dagen later bezocht ik het laatst
genoemde museum, een openluchtmu
seum met een stedelijke karakter, geheel
opgebouwd uit gebouwen en woningen
welke afkomstig zijn uit deze, prachtig
gelegen, oude handels- en vissersstad.
Van de directeur van dit museum, ver-
Aan de Najaarsbeurs, die van
12 tot en met zaterdag 17 september in
Utrecht wordt gehouden, zullen 1063
firma’s uit 23 landen deelnemen.
De Najaarsbeurs, die een netto-expositie-
oppervlakte van ruim 16.000 m- be
slaat, zal geheel aan gebruiksgoederen
zijn gewijd. Zestien groepen zullen op
de a.s. beurs met hun produkten verte
genwoordigd zijn.
Er zal een uitgebreid aanbod te zien zijn
op het gebied van huishoudelijke arti
kelen en onderhoudsmiddelen; glas, aar
dewerk, porselein en kristal; luxe me
taal. en houtwaren, couverts, kunstnij-
nijverheids, en religieuze artikelen; wo
ningtextiel en fournituren, enz., enz.
Nea stiet it libben stil. Alle dagen
roar je de situaesjes, alle jierren kin i
fannijs de balans opmeitsje en elke kear
wer kin men sjen, dat de tiden foroarje.
Hwa ’t op it heden üs lan trochkrüst, sil
it opfalle, dat de lannen yn gjin jierren
sa grien en sa libben wiene as nou yn
it hertsje fan de simmer. De blommen
prielje op it moaist en de beammen haw-
we yn lange tiid sa net groeid. En hwert
men ek komt, der is gjin foet groun of
de minske makket er gebrük fan, seis
de bermen fan de wei lit men net mei
rêst. De sudersépolders üntjitte wer in
rispinge, dy’t de millioenen fan üs lan
iten en klean bringe kinne en derby
romte litte foar in bilangrike ütfier. Wy
ha de yndruk, dat de measte minsken net
biseffe hokfor bilangrike wearde leit yn
Us dieden, sa goe
folgje üs as in
nam ik, dat in Bergen inderdaad butten
van groter formaat, soms ook g<
rond voorkwamen. Die grote bi
werden, ten noorden van F
platteland vervaardigd en niet voor ge-
export bestemd.
Thans staat vrijwel vast, dat de in ons
land voorkomende butten in Noorwegen
vervaardigd zijn en in ongeschilderde
staat - soms beprikt met geometrische fi
guurtjes door zeelieden uit deze ge
westen - voornamelijk uit Friesland -
naar hun woonsteden zijn meegenomen.
In Hindeloopen - dat immers eertijds
een belangrijke handel op Scandinavië
en Rusland dreef zouden de meeste
hiervan dan op de aldaar in zwang, zijn
de wijze beschilderd zijn, aanvankelijk
voornamelijk met bloemmotieven later
met de bekende staande of zittende vrou
wenfiguren, vogels, tulpen en andere
bloemen, omrankt door krullen van acan
thusbladeren en veelal voorzien van jaar
tallen en initialen der eigenaren.
Niet alle butten uit het bezit van het
Zuiderzeemuseum zijn uit Hindeloopen
afkomstig. Zie b.v. het exemplaar, dat
aanvankelijk in Tjerkgaast en later in
Heeg „thuis” is geweest. Enkele andere
- kleinere - butten zijn beschilderd op
een wijze, die wel verwant aan de Hin-
deloper schilderkunst is, maar toch ty
pische kenmerken daarvan mist. Moge
lijk zijn deze beschilderingen er inder
daad op aangebracht in andere plaatsen
uit de Friese Zuidwesthoek of de nabij
heid daarvan.
Tevergeefs zal men in Van Dale’s Nieuw
groot woordenboek der Nederlandse taal
naar het woord butte zoeken. En toch
moeten deze merkwaardige, elipsvormige,
meestal uit dun vuur, of grenehout ver
vaardigde koffers, vooral in de 18de
eeuw en met name te Hindeloopen, zeer
in zwang zijn geweest. Zij behoeven al
thans in onze dagen nog in geheel niet
tot de zeldzaamheden te worden gere
kend.
Zo bezit het Zuiderzeemuseum alleen
reeds een veertiental exemplaren, waarvan
er zeven zijn opgesteld in de tentoonstel
ling „Paneel en Penseel”. Van deze laat
ste zijn, op de beschildering afgaande,
zes uit Hindeloopen afkomstig. De ze
vende is veruit de grootste uit het mu-
seumbezit en ook de grootste, welke mij
bekend is.
Belangwekkend is dat twee achtereen
volgende, vroegere bezitters deze onge
woon grote butte, in hun aantekeningen
op de onderzijde van het deksel, ons
waardevolle gegevens nagelaten. Wij le
zen daar allereerst, in groot potlood-
schrift met zwierige krullen, dat dit eens
„Hendrik Visser Azn. zijn Büte” ge
weest is. Daaronder heeft een latere ei
genaar in inkt geschreven:
Gerrit wiebes de Boer van
Tjerkgaast zijn Bütte 1773
yn Noorweegen Gekogt
Behoort nu in Eigendom
Anne Annes van Heeg
1828
Dan volgt, weer in potloodschrift
Heb ik prins gekregen
van
Huisvrouw en echtgenoot van
Anne Annes visser van Heeg en behoort
thans aan hunnen zoon
Hendrik Visser Azn.
varende als stuurman op Londen
Heeg den 3 Febr. 1845.
De butte mist de aan acanthuskrullen
en/of bloemen rijke beschilderingen, wel
ke de van Hindeloopen afkomstige exem
plaren kenmerken.
Belangrijk in deze vermeldingen is voor
al de aanduiding „yn Noorweegen Ge
kogt” op deze onbeschilderde butte. Zij
versterkte ons reeds bestaande vermoe
den, dat de Hindelooper butten, in de
18de eeuw, in onbeschilderde toestand
door zeelieden naar hun woonplaats zou
den zijn meegenomen en daar met de
typische Hindelooper motieven zouden
zijn beschilderd.
Het spreekt dan ook wel vanzelf, dat,
toen ik in het afgelopen najaar in de
gelegenheid werd gesteld een studiereis
door de Scandinavische landen te ma
ken, de vele, aldaar in musea, butten
mijn bijzondere aandacht moesten trek
ken.
Reeds bij mijn bezoek aan het grootste
Deense openluchtmuseum, „Frilandsmu-
seet” in een voorstad van Kopenhagen,
viel het mij op, dat de daar aanwezige
butten alle kleiner van formaat waren
dan de bij ons meest voorkomende en
dat zij in het algemeen slechts in één
kleur (vaak groen) waren geschilderd.
Een er van had een draagriem, waardoor
hij over de schouder kon worden ge
dragen.
Van mijn gids, vernam ik, dat alle hier
aanwezige butten als van
komst worden beschouwd.
Ook hij huldigde de opvatting, dat deze
kleine butten door vissers op hun sche
pen of door boeren naar hun akkers wer.
den meegenomen met proviand.
Bij nadere beschouwing bleek een groene
butte op het deksel bestoken te zijn met
punten, in de vorm van geometrische fi
guurtjes. Dit is des te opmerkelijker, daar
ik hierin een nieuwe bevestiging van on
ze theorie meen te mogen zien.
Een der op onze tentoonstelling opgestel
de butten vertoont namelijk op het dek
sel, onder een overwegend blauwe be
schildering met typisch Hindelooper mo
tieven, eveneens dergelijke geometrische
gaatj esfiguren.
Mijn verdere reis voerde mij o.a. naar de
Noorse hoofdstad, waar ik het beziens-
waardige Norsk Filkemuseum bezocht.
In dit museum bleek zich een opmerke
lijk groot aantal butten te bevinden. Ik
werd, op mijn verzoek, in de gelegen
heid gesteld niet slechts de, in het
hoofdgebouw en in de huisjes van het
openluchtmuseum opgestelde, exempla
ren te bezichtigen, maar tevens de vele
in de depóts aanwezige te zien.
Zonder uitzondering bleek de hier aan
wezige butten kleiner - vaak zelfs aan
merkelijk kleiner - te zijn dan het meest
voorkomende Hindeloper formaat. In de
gevallen, dat op de deksels jaartallen
Folie mear as yn it forline is der nou
reden om greatsk to wêzen. Nou ha jo
gjin heareboeren mear, dy’t it wurk oer-
lieten oan in keppeltsje arbeiders, dy’t
in hungerlean forstj innen. Nou binne de
leanen yn it boerebidriuw stikken en stik
ken better. In fêste arbeider fortsjinnet
likeróch hündert goune wyks en in fikse
boer, dy’t syn bidriuw deskundich liedt,
wol, hwat de fortsjinsten oangiet, net
mei jo of my roalje. Hwerom al dat
pessimistysk gestin en geklei, sadat jonge
arbeiders en jonge boerebern de aerdich-
heit fan de buorkerij óf krije?
Dizze dingen dogge folie mear skea as
party lju miene. Hwant de greate man-
nichte praet dizze dingen mar nei sunder
der in kerl forstan fan to hawwen. Der
is forlet fan echte bilangstelling foar it
boerebidriuw en de boerestan, mar dan
yn positive sin. Hwat kin men dwaen om
de bidriuwen en de hüshaldings yn de
goede sin oan to passen by de nije tiid.
Hoe kin men de pleatsen forbetterje, de
wegen en de reden.
Hoe kin men de fikse doarpen en lytse
stêdden ynspanne foar üntwikkeling, ünt-
j owing, kultureel wurk en formeits. It
boerefak is in moai fak en in goed bi
stean, it freget krekt as elk fak in goed
ünderleine jongerein, mei leafde en bi
langstelling foar har taek. It freget ek
maetskiplike weardearring. Hwant it soe
in nationale ramp wêze, as net de lanbou
bliuwe koe, hwat hja vn Nederlan bliuwe
moat, in needsaeklik bidriuw foar it hie
le folk en in earfol birop foar tüzenen
fan jonge agrariërs, dy’t hjir bistean en
takomst fine kinne yn de forsoarging fan
lan en fé en in libben, sa ticht by Skep-
per en skepping, as men oars net fynt.
En soks wurdt op it heden fjirst to folie
forgetten.
;eheel
>utten
Bergen, op het
bruik in het eigen land, maar voor de
export bestemd.
Thans staat vrijwel vast, dat de in
vervaardigd zijn
wei opbrocht wurde,
moasten yn
den, de takomst siet yn kantoaren
üttsjinne en wie inkeld noch
le simmer de fakansjemin-
sa lang en
fan ien kant op minsken ompraten,
men bigoun to forjitten de realiteit
sjen en fan it iene uterste yn it oare
sizzen, dat er fan syn bern gjinien boer
wurde soe, dat fak wie dochs g,”
wurdich. Sok healwiis praet fan in
dizze situaesje, hoe weardefol it is, dat
üs lan net mear op it foarste plak in
boerelan is, dat de yndustry en hannel
gans mear bitsjutting krige ha, dit nimt
net wei, dat de heechsteande lanbou
minstens sa bilangryk is foar de harmo-
nije fan üs folksbistean, as de oare bi-
steansboarnen. Né, it keninkryk fan de
boer is foarby, der hoecht men net oan
to twiveljen, hy is in minderheit wurden
en syn tal mindert jit mear. Mar in bi
langryk plak sil de buorkerij ek yn de
nije tiid ynnimmen bliuwe as folk en
regear mei de boeren seis in goed bi-
gryp hawwe fan har taek en posysje.
Wie yn it forline it gefoel fan eigen-
wearde bij de boer wolris hwat iensidich
en ünbillik, koe men destiids yn boere-
formiddens net it rjuchte bigryp opbrin-
ge foar de wearde en bitsjutting fan oare
biroppen, de heftige oanfal fan de nije
tiid wie ek net frij fan iensidigens. Der
is nou hast tweintich jier beukt op de
boer en de boerebidriuwen, der is in
stream fan advizen en forwiten oer har
ren hinne gien, in boekekas fol rappor
ten is oer de agraryske fraechstikken
skreaun en de measten wiene tige yn
mineur. De slimsten rieden oan om de
saek fan de lanbou mar op to romjen,
hwant dat hiele bidriuw hearde yn de
moderne tiid net thüs. De boerebern
oare
hja moasten learre om hwat oars to wur
den, de takomst siet yn kantoaren en
fabriken, yn de stêd binammen, it plat-
telan hie üttsj'
goed om yn di
sken romte to jaen. Der is
sa
dat
to
to forfallen. Ik hearde lêstendeis
er f
gl'
:hs gjin stür
i in-
keling is jit wol in ütsündering, it nimt
net wei, dat er in reëel gefaer driget as moasten.