Hae
men m
1964: In ’t teken
van
1930 nog reisde
met de paardentram
Harkezij 1 - W itmarsum
Wi
„meer
wt
PW
luo.FA--
Het woord
meer
minder” durft niemand
uitspreken
Wim Kan
Gouden filmpjes
Cenlr. Melkinrichting
Warga bereikte
mijlpaal
9
99
VRIJDAG 3 JANUARI 1954
103e AARGANG
No. 1
2660 of 2335
PIET
S. G. Gzn.
99
HERINNERING AAN DE
PAARDETRAM
een
van
het
alle
Versdjnt DINSDAGS en VRIJDAGS
Vitgai: A. J. OSINGA N.V., Bolsward
Aministratie- en Redactie-adres:
Marktstraat 13
Telef. 451 - Na 18.30 uur
(05157)
Daarmee wordt dan tegelijk een ontzag
lijke problematiek gegeven, vooral als
men bedenkt, dat naast het méér ook het
verlangen naar méér zich eveneens
doet gelden. Er moeten meer woningen
en scholen gebouwd worden, er moet
meer worden uitgevoerd, er moet meer
recreatiegebied beschikbaar komen, er
moet meer overheidssteun voor dit en
voor dat worden uitgetrokken.
Het is een verlanglijstje zonder eind.
En het is een problematiek, die verbijs
terend is. We hebben nu eenmaal de
„welvaartsstaat” en daarmee het begin
sel, dat men alleen vooruit en nim
mer achteruit kan. Daaraan heeft
men de mensen gewend. De curve mag
alleen maar oplopen. Als iedereen vol
gend jaar een week vakantie méér krijgt
en het daaropvolgend jaar zou men pro
beren, die week met één dag in te kor
ten, dan zou men een ware revolutie
Goed bigoun is heal al woun
1
Willem, moppen-matador
Heren, hoog te loven
Krijgen om de beurt een por
Rollen onderstboven
Met hun benen in de lucht
Licht loost een verwaande
Hier of daar pijnlijk een zucht
Hoe kom ik weer staande
Abonnementsprijs f 2 40 per kwartaal
(bij vooruitbetaling)
Giro 887926
Advertentieprijs: 15 cent per mm
Ingezonden mededelingen dubbel tarief
Contractprijzen op aanvraag
le week januari 1914
Gevraagd in klein gezin nette dienstbode.
Leeftijd 20-25 jaar. P.G. Goed kunnen
de koken en van goede getuigen voorzien.
Loon f 120,per jaar, f 26,wasgeld.
Rookt „Hindeloopers”, geurige 21/2 ets
zachte sigaar. M. B. Eerdmans, Sneker-
straat, Bolsward, tel. interc. 31.
Door 22 winkeliers en slagers te Wom-
mels is besloten om voortaan ’s avonds 9
uur de winkels te sluiten, behalve op za
terdagsavonds, dan blijven ze als vanouds
geopend.
voortsnellende tram; de koetsier, gewend
daaraan, blijft ijzingwekkend kalm.
Even later rijden we het vriendelijke, in
geboomte verscholen dorpje Wons bin
nen. Luid klinken de paardehoeven over
het stille, door oude linden overschaduw
de kerkpleintje di dadelijks daarop weer
dicht de in zomerrust voortdromende be
slotenheid van het dorpje omhult; geen
mogelijk. De auto-industrie in onze we
reld is een der belangrijkste.
Maar het gaat daarbij niet alleen om
auto’s. De produktie daarvan hangt sa
men met werkgelegenheid, grondstoffen
voorziening, enz. Daarnaast bestaat ’n
bandenindustrie, duizenden garages dra
gen tot de welvaart bij. De olie- en ben-
zinemaatschappijen moet men ook al
niet uitvlakken. Niet alleen als verkeers
middel, óók, en zelfs in de eerste plaats,
is de auto een factor van economische
betekenis. We hebben om het nu
maar eens w-at absoluut te stellen
de keuze tussen een economische terug
slag en propvolle wegen.
Uit het gegeven voorbeeld kan men zien
dat de economische ontwikkeling vaak
haar eigen gang gaat en aan eigen wet
ten gehoorzaamt. Zo lang er kopers
voor nieuwe auto’s te vinden zijn, zul
len auto’s geproduceerd worden, ook al
kan men ze nauwelijks meer parkeren.
De zucht naar meer gaat ook zijn eigen
weg. Méér ambtenaren, méér televisie
netten, méér leraren, méér ontspannings
mogelijkheden. Wie het woord minder
maar durft uit te spreken, krijgt de
kous op de kop. Statistici en sociologen
maken koortsachtig berekeningen voor
het jaar 1970 en schrikken dan van hun
eigen cijfers. Er is reden voor, vooral als
men bedenkt, dat aan deze cijfers
meestal een ongemotiveerde pessimisti
sche tendens ten grondslag ligt. De rea
liteit overtreft vaak de verwachtingen.
Méér jeugdmisdadigheid, méér luchtver
vuiling, méér vuil in onze straten, het
lijstje is helaas nog lang niet uitge
put.
En zo sjokken wij verder, naar de vijf
tien en meer miljoen inwoners, die ons
kleine landje in een nabije toekomst zul
len bevolken. Wenkend perspectief noe
men sommigen dat. Maar waarheen
wenkt het? Dat weet niemand. Daarom
is het voeren van een politiek op langere
termijn ook niet mogelijk. Men moet zich
tevreden stellen met het leven van dag
tot dag om althans aan de meest nabije
bedreigingen het hoofd te kunnen bie
den.
Zo beschouwd, kan men 1964 moeilijk
begroeten als een jaar, dat een oplos
sing van vele problemen met zich zal
brengen. Neen, hoe graag men het ook
anders zou willen, het ziet er eerder naar
uit, dat 1964 een jaar zal worden
waarin verschillende problemen zich zul
len toespitsen tot op de grens van een
voor ieder waarneembare onoplosbaar
heid.
En toch, wij wensen in 1964 onze lezers
méér voorspoed, méér geluk. Dit kan
worden bereikt door méér onderlinge
waardering, méér naastenliefde, méér
Godsvertrouwen ook.
9 X V
Willem de Veroveraar
Blijf gul met je grollen
Tracteer nog menig oudjaar
't Land op „oliebollen”.
Willem de Veroveraar
Humorist der natie
Wij bewonderen met elkaar
Je kleinkunstprestatie
Hoe bestaat net, een vol uur
Miljoenen te boeien
Zelfs droogpruimers, strak en zuur
Hoor je, van pret, loeien
Willem, steekspel-acrobaat
Wat jij komt verkonden
Met je oubollig gepraat
Bezorgt niemand wonden
Wel bij menigeen een schram
Die gauw gaat genezen
Of zouden ze je roskam
Heimelijk toch vrezen?
Van bevriende zijde werd ons on
langs bijgaande artikel ter hand ge
steld, geschreven door S. G. Gzn.,
waarschijnlijk in een streekblad uit
Rijswijk of omgeving. Voor vele
van de ouderen onder onze lezers
zal dit artikel herinneringen oproe
pen aan de goede oude tijd. Vele
jongeren zullen zich verbazen over
zoveel gemoedelijkheid.
DIT JAAR 35.OOO.OOO KG MELK
VERWERKT TOT VERPAKTE
MELKPRODUKTEN
ontketenen. Alles moet meer zijn, meer
blijven en meer worden, omdat alles
naar méér smaakt.
Wij mogen dus in het kader van het bo
venstaande wel vaststellen, dat de over
heid en het parlement zich volgend jaar
voor welhaast onontwarbare en in me
nig opzicht niet op te lossen problemen
zal zien geplaatst.
De problemen zijn vaak zo gecompli-
seerd, dat men ze met behulp van het
gezond verstand niet meer kan oplossen.
Vaststellend, dat er te veel auto’s op
onze wegen komen, zou men zich kun
nen voorstellen, dat de overheid op een
of andere wijze de toevoer van nieuwe
auto’s zou gaan bemoeilijken en
groot aantal nog rijdende wrakken
de wegen afvoeren. Afgezien van
feit, dat maatregelen daartoe aan
kanten verzet zouden uitlokken, zijn deze
ook alleen al uit economische hoofde on-
Men behoeft geen voorspellingsvermogen te hebben om vast te stellen, dat het
jaar 1964 zal staan in het teken van méér, aldus'dezer dagen een bekend maand
blad. Allereerst zal het duidelijk z(jn, dat ons land in 1964 meer inwoners zal
tellen. Het is een koud kunstje om daaraan toe te voegen, dat er in hetzelfde
jaar meer auto’s en meer bromfietsen zullen zijn. Er zullen meer studenten aan
onze universiteiten aankloppen. Iedereen zal meer gaan of meer willen ver
dienen. De overheidsuitgaven zullen meer financiële offers vragen. Er zal meer
moeten worden betaald voor allerlei artikelen. Er zullen meer verkeersopstoppin
gen komen en in het verkeer zullen er meer slachtoffers vallen. Kort en goed,
het jaar 1964 zal staan in het teken van méér.
Hwat hal Qabe Skroar
üs hjoed p p
to sizzen
wat voor mij geheel ten onrechte
het sein is om onmiddellijk af te rekenen.
Kom ik buiten, dan staat de tram wel kant
en klaar, maar van vertrek is nog geen
sprake; het driemanschap de koetsier
is door een andere vervangen -zit ge-
noegelijk op een stoepje bij het hotel te
praten. Enige opschudding verwekt het,
dat er iemand met een kinderwagen aan
komt, die mee moet; op de balcons is daar
geen ruimte voor. Daarom wordt hij met
een touw tegen de buitenkant van het
achterbalcon heel ingenieus vastgebonden
waar het touw de kinderwagen zou kun
nen schaden, legt de conducteur zorgvul
dig z'n bonte rode zakdoek er tussen.
Eindelijk is het zover, dat de conducteur
„Foarüt mar hjèr”, zegt. Mijn laatste rit
met een paardentram is begonnen. Voor
de variatie zit ik nu eens in de derde klas
die aardig vol wordt aan de laatste halte
in Makkum, d.w.z. we zitten er, de twee
conducteurs inbegrepen, met z’n zessen in.
Als- ik vooruit de weg over kijk, die daar
zinderend van zomerwarmte en verlaten
ligt, zie ik aldoor tegelijk de wuivende
manen en de rusteloze oren van het paard
en de koetsier, die genoegelijk voorover
uit de tram hangt en een praatje houdt
met een fietser, die na enige tijd vlugger
dan wij in de richting Harkezijl verdwijnt
alle, mensen, die we tegenkomen en
dat zijn er niet zo heel veel krijgen
een groet met de zweep; een auto uit
Noord-Holland echter niet, maar die
„nieuwlichters”, die daarmee rijden, kij
ken ook zo dwaas verbaasd en tevens
enigszins spottend, wat slechts met een
uitdagende blik achterom beantwoord kan
worden. Bedaard schommelen we voort
door de weiden, de trambaan in het mid
den rul door de er in gedrukte paarden
hoeven, de rechterrail bijna schuilgaand
in een blanke weelde van rijk bloeiende
kamille, de linker- overwoekerend door ’t
hoge, bebloemde gras van de wegberm.
Hoog stijgen in de zon-doortintelende
lucht, waaraan schuimend-witte wolken
drijven de leeuwerikkentelkens tikken
de twijgen van wilgestruiken tegen de rui
ten van de tram en gluren naar binnen.
Weldra ontwikkelt zich een druk gesprek
tussen de passagiers, waarin ook ik betrok
ken word, alles in het Fries natuurlijk; tot
mij wordt dan het woord gericht in het
„Hooghaarlemmerdijks”, waar ik een ein
de aan maak door te openbaren, dat ik van
Friese afkomst ben, de taal wel lezen en
verstaan kan, maar niet spreken, wat weer
Willem, heus je bent een haai
Maar de uitgeleiden
Keesje Staf en Jan de Quay
Moeten het steeds ontgelden
Vind je dat nou zelf galant?
Beter, naar wij menen
Trap ook eens een geestverwant
Op zijn zere tenen
Op de maandag gehouden bijeenkomst te
Warga maakte de voorzitter van de Fri-
co, de heer C. van der Ploeg te Wolvega
bekend, dat de Centrale Melkinrichting
Warga een wel zeer belangrijk jaar ach
ter de rug heeft. Hij deed dit tijdens een
persconferentie, waar behalve de directeur
van genoemde fabriek, de heer S. Wie-
linga, diverse commissarissen tegenwoor
dig waren, als ook personeelsleden en ver
tegenwoordigers van vakorganisaties en
de heer C. Boonstra, voorzitter van de
Bond van Friese Melkhandelaren. Velen
van hen spraken hun gelukwensen uit.
De sinds 1936 bij de Frico aangesloten
zuivelfabriek, heeft dit jaar een record
aantal kilogrammen melk, 35 miljoen,
aangevoerd gekregen en verwerkt tot ver
pakte melkprodukten.
De fabriek te Warga bracht voor het eerst
de melkprodukten per fles aan de consu
ment en ontmoette in de eerste jaren van
haar bestaan nogal wat moeilijkheden. De
losse „süpenbrij” is een lange tijd
vooral op het platteland meer geliefd
geweest dan de produkten van nu duur
dere pap, zoals vla. Het meest wordt te
genwoordig yoghurt gebruikt (1963: 8
miljoen flessen).
De heer Wielinga gaf enkele omzetcijfers.
In 1946 verwerkte de fabriek 6 miljoen
kg melk. De fabriek telde 42 man perso
neel. In 1950 waren dit 10 miljoen kg
melk en 60 man personeel. In 1956 was
de omzet verdubbeld. De fabriek kende
toen 100 personeelsleden. Waren deze
cijfers in 1961 resp. 32.400.000 en 125,
in 1962 liet zich een daling zien n.L:
30.400.000 kg, terwijl het aantal perso
neelsleden gelijk bleef.
Mede doordat de Coöperatieve melkin
richting te Haskerhorne werd gesloten,
hetgeen de melkaanvoer te Warga ten
goede kwam, werd dit jaar een record be
reikt. De nu 140 personeelsleden tellende
fabriek verwerkte meer dan 35 miljoen
kilo melk. De bedrijfscontroleur, de heer
J. Wiersma, gaf de reeds verwerkte 35
miljoenste kilo melk nu in een fles -
aan het bestuur.
Elke dag vormen 150.000 flessen de om
zet. Deze worden met een twintigtal wa
gens over de gehele provincie, uitgezon
derd de stad Leeuwarden, vervoerd en
naar de consument gebracht via de detail
handel en melkboer.
De melk wordt momenteel verwerkt tot
een veertien tal soorten produkten, welke
door de voedingsgewoonten in kwantiteit
worden bepaald.
deur gaat open, geen voetstap klinkt. Een
scherpe bocht en weer breiden de greiden
zich onafzienbaar ver uit, wazig-donker
tekent zich Makkum met zijn twee torens
af, waarheen de weg in een wijde boog
loopt. Alom pieken spitse kerktorens uit
het hun omringend geboomte, waaronder
de dorpjes schuil gaan, omhoog; rood
blinken de pannendaken van enkele nieu
we stjelphüzingenlicht-groene, gemaai
de landen bestrooid met blonde hooiop
pers, glanzen temidden van brede weiden
waar zwartbont vee en grauw-wollige
schapen grazen; hier en daar licht op de
zilver-schitterende blinking van sloten en
vaarten; helemaal rechts de donkere band
van de zware Zuiderzeedijk.
Langzaam nadert Makkum, bedachtzaam
gaat het een hoge brug op, met een vaartje
het paard galopperend, schommelen we
er weer af een mooie iepenlaan in aan ’t
einde waarvan de eerste huizen van Mak
kum liggen. Met een bocht van negentig
graden, die stapvoets onder luid geklin
gel bereden wordt, sukkelen we Makkums
hoofdstraat binnen; een vrouw haalt ze
nuwachtig haar kindje, dat op de tram
baan met een blikken busje zit te spelen,
weg. Nog even, dan zijn we aan het eind
punt aangekomen; het paard wordt af ge
spannen en naar stal gebracht.
Een vijf kwartier heb ik in Makkum de
tijd, voor de tram weer naar Harkezijl te
ruggaat. Eerst de zeedijk op, even kijken
over de glinster-glanzende zee, waarin
rechts donker de lijnen van het Kornwer-
derzand zich aftekenen, en duister de
rookpluimen van baggermolens, zandzui
gers, enz., nevelen. Dan het oude dorp
door met z’n vredige, beboomde gracht
jes, waarin zich de talloze vergrijsde ge
vels van oude huizen en huisjes spiegelen
verder langs de vriendelijke oude Waag
naar de fabriek van Makkumer aarde
werk om, als herinnering aan m’n laat
ste rit met de paardentram, ’n mooi bord
uit te zoeken.
Terug door straatjes met baksteenbestra
ting,, weer langs een grachtje, waar ik ten
tweede male de ontstemming opwek van
een nijdasserig, schel keffend schippers
hondje, naar Hotel De Prins aan ’t eind
punt van de tram; daar ontdek ik de in
dit artikel afgedrukje foto. Juist zit ik op
m’n gemak, als de conducteur van de tram
aan de deur komt roepen: „Harkezijl”,
Bolswards Nieuwsblad
STREEKBLAD VOOR WEST- EN ZUIDWEST FRIESLAND
Verschiint in: Bolsward, Baarderadcel, Hennaarderadeel, Hindeloopen, Wonseradeel, Workum en Wymbritseradeel.
Al was het alleen door één gebeurtenis, dan zou ik het jaar 1930 nooit kunnen ver
geten en die gebeurtenis is ’n rit met 'n paardentram. Tot 15 juli 1930 n.L heeft
zich op het lijntje HarkezijlMakkum de laatste paardentram 'van ons land weten
te handhaven, ondanks concurrentie van een autobus. Tegen het einde van 1929
echter was het doodvonnis over haar uitgesproken, aangezien materiaal en baan ver
sleten raakten en zodoende kostbare herstellingen nodig warende uitkomsten van
de exploitatie waren bovendien niet buitengewoon bemoedigend, zodat de Neder-
landscke Tramweg Maatschappij besloot de dienst te staken en na veel onderhan-
delingen het nog maar nauwelijks aandurfde er een autobusdienst voor in de plaats
te stellen.
aanleiding geeft tot allerlei nieuwsgierige
vragen. In Wons komt er een gezellige,
oude juffrouw in onze kring, die alle an
deren kennen.
„Weer moat jo hinne, Moeke?” vraagt de
conducteur.
Nei Snits”.
„So, nei Jansma?”
„Ja” en dan volgt een heel relaas over fa
milie en kennissen, waarvan mij het een
eri ander verklaard wordt, wat mij oveti-
ens alles nog verwarder maakt. Ik neena
nauwelijks meer deel aan het gesprek
want de laatste tien minuten van de rit
wil ik nog alles even goed in mij opne
men. over een kwartier is het herinnering;
ik zie de mensen om mij, die druk praten,
de koetsier telkens met de leidsels of de
zweep de om het paard zwermende vlie
gen verjagend, de zonnige weg, de door
bloemen afgezette, bochtige tramrails, de
weelderige wegbermen en het zomerse
land met z’n wijde hemel, en hoor het ge
zoem van het praten, het rommelen van de
schokkende tram en het doffe geluid van
de paardehoeven.
Harkezijl, de pijp van de conducteur is op,
knarsend wordt de rem aangedraaid, de
tram staat stil en we stappen uit. Na en
kele minuten verschijnen van beide kan
ten de stoomtrams, ondanks het warme
weer nog even lawaaierig als ’s morgens.
Met een schok, waardoor ik ineens hard
handig tot zitten gebracht wordt, vertrek
ken we en als altijd, als ik in de paarden
tram gezeten heb, vind ik dat een stoom
tram toch een buitengewoon snel vervoer
middel is en ik wilde zo graag, dat het
niet de laatste keer was, dat ik dat zo
vond.
Begin juli 1930, toen ik in Friesland was
ben ik pp eert stralende dag afscheid gaan
nemen van de paardentram, waaraan voor
mij zoveel jeugdherinneringen verbonden
zijn. In Harkezijl stapte ik uit de stoom
tram van Sneek. Eenzaam en verlaten
stond «ven verder op het zijlijntje naar
Makkun, het oude, bekende tramwagen-
tje; noth erin, noch er buiten was een
mens te zien, de trekkracht niet te ontdek
ken. Ni een paar minuten kwam puffend
en hijgend de stoomtram uit Harlingen
aan, die in Harkezijl wisselt met die van
Sneek.
Snuivend en blazend vertrekken met veel
vertoonin tegengestelde richting de beide
trams, die met al haar verwaande bered-
derigheid het toch niet klaar gekregen
hadden meer dan een persoon, n.L mij,
af te leveren aan de paardentram.
Plotseling, als uit de grond gerezen, staan
daar drie mannen bij de tram te keuvelen
twee in uniform: de koetsier en de con
ducteur, één in burger: de chauffeur van
de zijn schaduw al vooruitwerpende au
tobus of beter: de chauffeur-conducteur,
die opgdeid wordt in een alleszins be
dachtzaam tempo om kaartjes uit te scheu
ren en gtld te wisselen. Het driemanschap
begroet mij vriendelijk, gaat in drie rich
tingen uiteen om toebereidselen tot ’t ver
trek te tteffen, d.w.z. de koetsier begeeft
zich naar de paardenstal, de conducteur
steekt edi verse pijp op, de chauffeur-con
ducteur itapt in de tram. En ik zwijg, mij
buitengewoon gewichtig, ja vorstelijk
voelend doordat Makkum een geleide van
drie mati plus paard plus tramwagen af
zond onl mij daarheen te vergezellen op
het laatste gedeelte van mijn tocht,
plechtstatig in de voor mij gereedstaande
tram, in afwachting van wat over enige
tijd zal tebeuren. Onderde hand bewon
der ik de weelderige inrichting van de
voor mij gereserveerde afdeling tweede
klasse, plaats biedend aan zes personen.
Ik zit op een grenzeloos stoffig, enigszins
versleten en verschoten rood kussen; de
ramen zijn voorzien van zonwerende gor
dijnen; door een afscheiding, die zich
voordoet als deur, maar noch draaien,
noch schuiven kan, ben ik afgezonderd
van de derde klasse, die acht reizigers kan
bevatten, eenvoudiger ingericht: alles uit
hout, en geen gordijnen; in die afschei
ding, bij wijze van sleutelgat, een grote,
ronde opening, waardoor de pijp van het
kacheltje loopt, dat ’s winters de tweede
klasse gezellig en knappend en knetterend
verwarmd, en door middel van die pijp,
uitlopend in een grappig gemutst schoor
steentje op het dak van de derde klasse,
zó aan de minder welgestelde passagiers
ook nog iets van z’n warmte geeft.
Intussen is het paard voorgespannen en
rollen we eerst stapvoets dan in kalme
draf Makkum tegemoet. Bij de koetsier ga
jk vooropstaan, raak met hem in druk ge
sprek over de a.s. opheffing van de tram,
de toestanden in Makkum. enz., en zie in
tussen uit langs de voor mij regelmatig
op en neer deinende, glanzend-bruine
paarderug over het zon overstraalde, wijde
Friese land. Op een goed ogenblik wordt
ons gesprek onderbroken door de chauf
feur-conducteur, die tevens, al is het maar
tijdelijk, amateur-hardloper moet zijn,
want vanwege de afscheiding tussen de
beide klassen is er geen mogelijkheid door
de tram van het achter-op het balcon te
komen; dat moet gebeuren over de grind
weg naast de trambaan. In looppas komt
hij er aan sukkelen en onderneemt koel
bloedig de gevaarlijke sprong op de
AMOR HAD BIJNA BOOT GE-MIST
De 23 jarige machinist Niek van der Vecht, die dagenlang op de tanker ,Aluco’
in de mist voor de monding van de Nieuwe Waterweg bleef steken, is maandag
middag door de sleepboot „Steenbank” van boord gehaald, naar de wal gebracht
en in de auto van zijn directeur naar Amsterdam gesneldwaar het huwelijk
tussen hem en de 23 jarige Tilda letswaard uiteindelijk om half zeven door
een ambtenaar in overwerk werd voltrokken. Het huwelijk zou eerst om half
twaalf worden gesloten. Foto 1: Toen Niek op het Amsterdamse stadhuis arri
veerde, bleek dat zijn bruid hem thuis in Amsterdam-west verwachtte. Gesecon
deerd door directie-chauffeur J. Roel, zette hij het op een telefoneren, waarop
zijn bruidje ook naar het stadhuis kwam. Foto 2: In het bodenkamertje incas
seerde Niek, een zoen als welverdiende beloning. Foto 3: In zijn colbertje, om
dat hij geen tijd meer had het door de bruid meegebrachte trouwkostuum aan
te trekken, reikte Niek Tilda de rechterhand.
4
s
>-V!:
WWW