Herinneringen uit de laatste dagen der bezetting Gabe Shroai- 4 iglw r Het was op het kantje af 3 II Dr. Ir. P. Gaastra in nieuwe functie Bevrijdingsfilm Fan de Martinytoer STREEKBLAD VOOR WEST- EN ZUIDWEST FRIESLAND Tijdens komende feestdagen post als op zondag ^'1 1 ook voor scholen DINSDAG 7 APRIL 1970 >-j JAARGANG No. 27 Foto L. K. Mol 14 EI BEIDE KANTEN Hwat hat us hjoed to sizzen Tj. de J. MsMtM SfiM.I.I.M.I.ft 'OOOOOOOOQOOOÖi Advertentieprijs: 17 et per mm Ingez. mededelingen dubbel tarief Contractprijs op aanvraag Abonnementsprijs f4.00 p. kwartaal (bij vooruitbetaling) Giro 887926 Verschijnt DINSDAGS en VRIJDAGS Uitg. A. J. OSINGA n.v., Bolsward Administratie- en Redactie-adres: Marktstraat 13 Tel. 2044 - Na 18.30 uur 2660 of 2335 (05157) In boumaster moat net allinne te kenje kinne, hy moat ek muzyk for- stean. ^77 Bolswards Nieuwsblad Wymbritseradeel, Deze fraaie boerderij in het uitbrei dingsplan Eekwerd gaat spoedig ver dwijnen. Nu staat de stal nog vol vee, maar als het voorjaar doorzet en de boerderij wordt ontruimd, zjjn zijn da gen wel geteld. In de periode tussen 29 april en 8 mei komt kort na elkaar een aantal feest dagen voor, waarop de postdienst zal worden uitgevoerd als op zondag. Op donderdag 30 april (Koninginnedag) dinsdag 5 mei (Nationale Feestdag) en donderdag 7 mei (Hemelvaartsdag) zal er geen vervoer en geen bestelling van post plaatshebben. Hoewel verschillende bedrijven en in stanties op de tussenliggende werkdagen namelijk op vrijdag 1 (eventueel zater dag 2 mei, maandag 4, woensdag 6 en vrijdag 8 mei (eventueel zaterdag 9 mei) de poorten sluiten, zodat hun personeel door het opnemen van snipperdagen vrij kan zijn, za.1 de PTT op deze dagen en kele vervoersmaatregelen nemen, waar door de doorstroming van de zeker nog in ruime mate tej verzending aangeno men post zoveel mogelijk wordt bevor derd. Per 1 april heeft dr. Ir. P. Gaastra zijn functie als directeur van het Centrum voor Plantenfysiologisch Onderzoek te Wageningen aanvaard. Dr. Gaastra, die in 1924 te Workum geboren is en daar tot 1945 woonde, studeerde daarna aan de Landbouwhogeschool te Wageningen waar hy in 1959 met lof promoveerde tot doctor in de Landbouwwetenschap. Zijn wetenschappelijke studies richten zich vooral op de invloed van milieufac toren op fotosynthese, ademhaling en groei van cultuurgewassen. Voor zijn prestaties op dit gebied ont ving hij in 1960 de prijs van het Land- bouwhogeschoolfonds, die een keer per jaar voor een studie van bijzonder ge halte wordt uitgereikt. Vanaf die tijd hield hij op verzoek vele voordrachten tijdens wetenschappelijke congressen in België, Duitsland, Polen, Denemar ken, Engeland, Schotland, Australië en de Verenigde Staten en natuurlijk in ons eigen land. Van zijn diensten wordt in vele nationale en internationa le werkgroepen, adviescommissies en re dacties gebruik gemaakt. Het Centrum voor Plantenfysiologisch Onderzoek omvat thans 27 man perso neel, waarvan 8 academici en heeft een moderne accommodatie waarvan vele onderzoekers van andere instellingen uit binnen, en buitenland gebruik ma ken. mensen onderdak verlenen) werd nog eens voorgelezen, doch nu zonder meer en het leek onherroepelijk te zijn, toen hij zich verwijderde. Een landwachtman met geladen karabijn bewaakte ons. We zeiden zo onder elkaar: zouden ze ons nu toch nog doodschieten? De landwach. ter zei: geen sprake van; de politieke gevangenen zijn vanmorgen vrijgelaten en jullie gaan ook naar huis. De Cana dezen zijn al in Steenwijk. We hadden nog een beetje „tüntsjebaai” en draaiden nog niet helemaal opge lucht, maar wel iets minder wanhopig, een sigaret. Na daar een half uur ge zeten te hebben, mochten we naar be neden. De Ortscommandant gaf de per soonsbewijzen terug, maar zei dat hij het geld (achtduizend gulden) in beslag nam, waarop ik me ontvallen liet: „Dat jild is toch niks mear wurdich”. Wat zeg je daar, vroeg hij. Dat geld is niets meer waard! „Donder op kerel” werd er nu gezegd. Toen wij weer buiten waren, meenden we nog nooit eerder zo’n mooie lucht en zulke prachtige bomen gezien te hebben. Het was of waren wij uit de dood ver rezen. We gingen nu op mars naar huis. In het voormalige tramstation werd nog even gedronken en gegeten. Juist toen onze wegen zich gingen schei den, dook er een vliegmachine op een auto en schoot deze in brand. Het was wel even een angstig ogenblikje, maar daarna spoedden we ons naar huis. De een op een geleende fiets, een ander nog maar op één klomp, want in de altera tie om dekking te zoeken voor het aan vallende vliegtuig was een klomp zoek geraakt en bleef onvindbaar. Ongeveer negen uur werden de huisge noten verrast met de thuiskomst. len, net doen of er niets aan de hand is” en vader gaat zelf ook weer aan zijn werk, maar als hij opnieuw drin ken moet halen, want hij is aan het kalveren voeren, gaat hij vlug even naar moeder en zegt: „De moffen zijn er, gauw de radio weg, ik ga weer aan mijn werk”. En net alsof er niets aan de hand is, gaat vader weer door met kalveren voeren. Maar bij buurman beginnen ze direct aan een huiszoeking. Buurman zelf is ntet thuis, maar twee spoorwegmannen en een gewone onderduiker zijn in de stal aan het werk. Ze kunnen zo gauw niet wegkomen om naar de schuilplaats te gaan. Een van hen probeert nog te vluchten, met de roeiboot, maar de Wor- kumer n.s.b.-leider, die er natuurlijk ook bij was, begint op hem te schieten, natuurlijk niet raak, maar dat kan er toch wel van komen en daarom worden <te ontvluchtingspogingen opgegeven. In. middels is buurman ook thuis gekomen en nu moeten ze allemaal op de knie ën voor in het gras zitten. Ondertus sen gaan de moffen door met huiszoe king en ze vinden ook nog een radio. Dan schijnen ze tevreden te zijn, want ze druipen met de boer, de drie onder duikers en de radio weer af. „En nu komen ze zeker op ons af,” denkt vader, maar dat valt gelukkig nog al mee. Wel komt de in die dagen meest besproken Workumer nog even aan de voordeur en zegt: „Wij nemen de boot mee”. Hij vraagt ook nog: „Jullie heb ben zeker niet van die rommel, wel?” „Nee hoor,” zegt moeder, „want dan zou het hier ook nog wel eens raar kun nen gaan.” „Ja”, zegt-ie, „we hebben de handgranaten bij ons en hadden ze hier naast ook maar even ontkend dat ze een radio bezaten, want we wisten dat er één was, dan hadden we de hele boer derij in brand gestoken.” En zo trekt de hele troep af. Enkele gaan te voet, dè anderen met onze boot naar een andere buurman, waar nog twee onderduikers, die er mid dags net gekomen waren, werden aan getroffen en die nu ook mee moesten, evenals aanvankelijk de boer ook, maar op de smeekbeden van zijn vrouw, mocht hij tenslotte thuisblijven. Thans ging de stoet per boot naar de andere kant, waar de fietsen van de over- overweldigers, die ook een platte wa gen, bespannen met een wit paard, had den laten aanrukken. Enkelen konden op hun fietsen mee rijden en de rest moest op de wagen. Onderweg schoten de be geleiders zo nu en dan op eenden. Dat het scherpschutters waren, bleek toen wel, want elk schot was een eendvogel. Vlak voor Bolsward mochten we van de wagen om eens even te lopen. We werden toen overigens goed behandeld. Door Bolsward moesten we met flinke draf rijden. Ze waren namelijk bang dat we bevrijd zouden worden. Op rijksweg 43 moesten we onder de rook van Fols- gare van de wagen. Er was gevaar voor een luchtaanval, maar dit gevaar ver dween spoedig weer. Daarna reden we Sneek binnen, dat als het ware in een vesting herschapen leek. Boven de bar ricaden had wél kunnen staan: „Gij, die hier binnentreedt, laat alle hope varen." Echter de mens wikt, God beschikt. We komen bij de Leeuwarder straatweg in het herenhuis, bewoond door de S.D. We treffen hier ook al een bekende, die z’n postpakje voor het tenue van Land wacht verwisseld had. Hij zette een ho ge borst op en zei: „Het valt niet mee, hoor, om voor de knobus te moeten ver schijnen”. Eén van ons vroeg hem om een glas water, waarvoor hij zei toe stemming van z’n superieuren te zullen vragen, maar we zagen onderwijl kans een glas water te bemachtigen en zó verkwikkend als dat was valt niet te beschrijven. Nu kwam het verhoor. Van de elf mensen waren wij de laatsten, die er voor moesten. We zagen er tegen op als tegen de dood. De boer en de twee spoorwegmanen moesten mee naar een apart kamertje. Hier werd <te dood straf tegen ons geëist. Echter was er een middel om de straf te ontgaan. Het geld en de sieraden moesten er toe die nen om ons vrij te krijgen. Onze ge zichten zullen wel hebben verraden, dat we daar niet zo heel veel om gaven. Het was echter nog niet mooi genoeg. Nu moesten we bij een trap op en kwa men in een ander kamertje. De S.D. of ficier zei ons: „In dit kamertje hebben menigmaal de ter dood veroordeelden gezeten”. Ons doodvonnis (de straf voor stakend spoorwegpersoneel in oorlogs tijd en voor degenen die aan dergeljjke ty boeren efter yn it lan komt? Dizze tael is hurd, mar is it net wier? Der moat gjin misforstAn wêze oer diz ze kwestje. Ik stean alhiel efter de ak sje fan de boeren om mear bigryp en reedlik lean. Ik wit mar al to goed, dat har bidriuw swier yn ’e knipe komt as de ynkomsten sakje en de ütjeften al- oan treger wurde. Dat kin trouwens in bern bigripe. Hja moette fuortfarre mei de regearing en it folk düdlik to meit- sjen, dat it net forantwurde is om de boerestan forearmoedzjo to litten, wylst it gros fan it folk it rommer kriget. Dat sosiale ünrjucht moat sa goed moog- lik weinomd wurde. Mar oan de oare kant mei men dan ek fan de boeren freegje, dat hja fan har kant alles dog- ge om it bidriuw sa rendabel mooglik to krijen. Foar de jonge boer, dy’t it spul keapje moast, is dat mei dy hege rinte it allerswicrst. Mar mear as 70 per- sint fan de Fryske boeren binne hier- ders, dizze hawwe it in stik better, al is de reamme by harren ek fan de molke. Gearfetsjnd wolle wy sizze: Jim haw we alle reden om krêftich aksje to fie- ren en de foarmannen op ’e hOd to sit- ten. Mar lit it dér net by bliuwe. It sterkste wapen lelt yn jim eigen han- nen. Goed, tük buorkje! Technysk en ekonomysk mei de tiid meigean, dat haldt en hat takomst. Mar moai waer sit der nei alle gedachten de earste jierren net yn. weldigers stonden en toen ging het door ’t land naar Nijhuizum. ’t Was prachtig weer op deze twaalfde april. Zo nu en dan zei de officier, die er ook bij was, op dreigende toon: „Die Bauer zullen we wel aan het spreken krijgen”. Zn passeerden het kerkje van Nijhuizum, waar de Workumer hoofd man opmerkte: „Hier preekte dominee Schothorst vroeger; waren het allemaal maar zulke dominees.” De grintweg langs tot aan het tolhuis gebeurde er niets bijzonders. Wel waren er zeer strenge instructies gegeven om bij de gering ste poging tot ontvluchting, onmiddel- lijk zonder waarschuwing te schieten. Tussen Schakel en de rolpaal komt de stoet dokter Noordhoff tegen; deze werd aangehouden, maar kan zich voldoende legitimeren en mag verder gaan. Vanaf de rolpaal tot Workum heeft men juist het gericht op de vele lichtkogels die boven de afsluitdijk hangen; dit was een fantastisch gezicht. Thans ging het regelrecht naar hotel Ketelaar, het verblijf van de bezetters. De radio wordt hier op tafel gezet en de moffen zetten dan hun geweren af. Nu moet die Bauer het toestel inscha kelen, maar dit speelt natuurlijk niet zonder aarde en antenne, zodat deze de monstratie gauw is afgelopen. Eén van de onderduikers moet hier blijven en wordt tot twaalf uur aan een kruisver hoor onderworpen. Hij verstaat en spreekt behoorlijk Duits, zodat het ant woorden hem niet al te moeilijk valt. Met z’n vijven worden De Jong, Kam- stra en Wijnia (beide spoorwegmannen) met Fokke Oosterbaan en Cor Slobbe naar het politiebureau vervoerd. Hier zat als wachtsman de heer Ate Mulder, terwijl de plaatselijke politiemannen nu de eigenlijke bewakers zijn. Velen zijn ontdaan over het bericht dat er drie Workumers en twee Hollandse heren ingesloten zijn en zich nu in de cellen ter ruste hebben gelegd. Dit vijftal ver blijft er de ganse nacht en ze begrijpen thans dat ze van hun vrijheid volledig zijn beroofd. Zodra het licht wordt, beginnen de be woners van de cellen op de deuren te bonsen, alsof de wereld zou vergaan. Zo graag willen ze er uit. Als het in tussen acht uur geworden is, wordt hun door de concierge van het gemeentehuis koffie en brood verstrekt. Ze zien nu ook hun lotgenoot Cor Propstra voor het venster in hotel Ketelaar heen en weer lopen. HU gelijkt wel een muis in de val. De stemming is zeer gedrukt, want er was beloofd om ontsnappingsmoge- lUkheden in ernstige overweging te ne men, maar daar was nog niets van ge komen. Na de nacht in het Workumer Politie bureau doorgebracht, was heel begrUpe- lijk de stemming zeer gedrukt. Hoewel menigeen met het droevig lot van de op geslotenen bewogen was, kwam een drei gend onheil nader en nader. ’s Ochtends tegen elven werden van de beide N.S.-mannen namen en antece- deten opgenomen. Intussen had een Workumer slager enkele worsten la. ten bezorgen, wat ten zeerste gewaar deerd werd. Ze werden met smaak ge nuttigd. Toen het onder de hand twaalf uur was geworden, kwamen er enkele It hat goed west, dat de organisearre lanbou en it aksjekomité yn de öfrou- ne wikc de oandacht fêstige hawwe op de sakjencte posysje fan de agrariër. Wy hawwe der gjin geheim fan makke dat de sawntiger jierren foar de boere- stün net maklik wurde sille. Kear op kear hawwe wy hjir warsköge foar de kammende mengere jierren. En komt er gjin kear yn de ynternationale forhal- cï ngen, bliuwt it by pleatselike militai re könflikt'n dan kin men der wis fan wêze, dat dizze depiessy jit mannich Verschijnt in: Bolsward, Baarderadeel, Hennaarderadeel, Hindeloopen, Wonseradeel, Workum en jier trochduorje sil. Wy moatte sjen dér sa goed mooglik trochhinne to kom men, mar fet sopje sil it grif net. Yn in Aid skoalboekje stiet it forhael fan in man, dy’t foar it earst yn in roeiboatsje siet en earst probearre mei ien riem foarüt to kommen. Dat slagge net, hy draeide yn it roun. Doe bisocht hy it mei de oare. Dat slagge ek net, allinnich hy draeide de oare kant om. Earst doe hy beide tagelyk brükte, kaem hy foarüt. Dat forhael kaem my yn it sin, doe’t ik oan de posysje fan de boeren tocht. Hja kinne bisykje mei bidriuwsforbetteringen: dongjen, fuor- jen, mechanisearjen foarüt to kommen en alle energy to jaen oan it bidriuw, mar dan fornimme hja al gau, dat de •eigner of de konsumint of de jildsjitter de measte fruchten rispet. Hja kinne ek har tiid en jild jaen oan de organisaes- je en al mar protesteare en agiteare by de oerheit. Beide dingen hawwe har wearde, mar wolle hja de béste rissel- taten sjen, dan sille hja se beide tage lyk brüke moatte. En net yn in wylde opstiging, mar goed trochtocht, oanhAl- dend brüke. Dêrby moatte hja har béste en meast deskundige minsken nei foaren bringe. Minsken, dy’t alhiel op de hichte binne fan har nuodlike posysje. Dizze foar mannen hawwe yn it net-agraryske mi lieu fan keamer en ministery’s forlet oan twa dingen. Hja moatte witte, dat hja it bitrouwen hawwe fan har leden en ek dat hja goed ynformeard binne troch wiere, goed dokumentearde, sifers Van de in Ferwerd, Stiens en Leeuwar den gemaakte filmopnamen, die in vUf fragmenten deel uitmaken van het her- denkingsspel .gTusken goed en kwea”, dat op 15 april in de Frieslandhal te Leeuwarden wordt uitgevoerd in het ka der van de officiële provinciale herden king van de bevrijding, zal een film van elf minuten worden gemaakt, die in de periode van 23 april tot en met 5 m’ei in het voorprogramma van de bioscopen in Drachten, Heerenveen, Sneek en Leeuwarden te zien zal zijn en waarvan tevens enkele copieën be schikbaar zullen worden gesteld voor vertoning op scholen in Friesland. Behalve de reeds genoemde filmopna men zullen in de film ook de dia’s wor den verwerkt uit het herdenkingsspel. Deze dia’s zijn voornamelijk ontleend aan archieffoto’s uit de oorlogstijd, die betrekking hebben op bezetting, verzet, (joden) vervolging en bevrijding. Te vens zullen in de film de teksten te ho ren zijn, die door Freark Dam uit Drach ten werden geschreven ten behoeve van het herdenkingsspel, te weten vier kwa trijnen, waaronder het motto van het spel („As frijheid is: in kar dwaen tus- ken goed en kwea en dêrfoar stean en dêrfoar falie faeks ha hja, dy’t wy bitinke frijer west as wy, dy’t alle da gen wifkjs de kar to dwaen nou’t it yn frijheit kin”), die gesproken worden door de acteur Roel Nijboer en het slot vers van het spel: „Frijheit hwerta? Hwerta dyn slaende trommen?”, dat ge zongen wordt door Roel Slofstra. De film, die is opgenomen in kleur en vertoond wordt op wide screen, heeft de titel gekregen: „Elke dei op nU”. De film Is, op initiatief van het provin ciaal bestuur van Friesland, gemaakt door de cineast Boud Smit te Den Haag. Het is een stille voorjaarsavond; je kunt een speld horen vallen. Geruisloos sluipen vijf mannen voort, van Oudega (W.) naar wachtpost 29. Ze komen be hoedzaam nader, nog even en ze zijn er. Stil gaan ze naar binnen en halen er wat gereedschap uit. Dan gaan ze weer terug, naar de bocht, waar ze het werk je zullen opknappen. Nu komt het moei- lijkste, ze moeten de rails opbreken. Ze schroeven en ze schroeven. Ze moeten oppassen dat er niets valt. Het minste geluid klinkt ver in het rond en kan ook tot het moffenoor doordringen. Het gaat goed, ze spoten het klaar. Gelukkig, dat werk is weer opgeknapt. Nu moeten ze de gevolgen maar afwachten. Ze sluipen even behoedzaam als ze gekomen zijn terug. Dit gebeurt 9 april, des nachts om een uur of twaalf. Dinsdagmorgen, daar trekt een groep moffen langs de spoorlijn, alles nauw- dat maar ze kunnen niets ontdekken van wat er die nacht gebeurd is. Woensdag opnieuw een inspectietocht, maar gelukkig weer met hetzelfde resultaat. Donderdagmorgen. Vader ziet het raam eens even uit, maar wat is daar ge beurd? Daar staat een trein; wat zou die daar moeten? Het lijkt eigenlijk wel alsof hij ontspoord is. De locomotief ligt bij de rails neer. Verder wordt er ook niet over nagedacht. ’s Morgens zowat tien uur. „Wat ge beurt daar”, zegt vader, „kijk enkele vliegtuigen om die trein heen en hoor, ze beginnen waarempel ook te schieten”. Op de trein? Maar wat geeft dat dan; wat hebben ze er nu aan om zo’n trein kapot te schieten. Je kunt de kogels in het water zien ketsen. Maar dan op eens een geweldige knal, onmiddellijk gevolgd door een tweede, nog verschrik kelijker. Nu gaan de vliegtuigen weg; ze vinden het zo wel goed. Direct ko men de moffen er ook al aan. Ze zijn woedend om wat hier gebeurt en ze grij pen een paar eierzoekers, die onschul dig in het land lopen. Zo verloopt de mid dag en het wordt avond; we zijn prettig aan het verlos-spelen. Plotseling bemer ken we, dat d’e moffen ons huis en dat van buurman omsingeld hebben. Het lijkt wel of ze uit de grond komen. Va der fluistert ons in het oor: „doorspe- Nog eerder dan we hadden kunnen denken werd reeds aan de oproep voldaan en kregen we een ooggetuigenrelaas toegezonden van een gebeurtenis, deze week pre cies 25 jaar geleden, zoals deze zich heeft voorgedaan bij Oudega W. Het is een „opstel” destjjds gemaakt door een 13-jarige jongen, die thans nog in leven is. Hier volgt z.ijn relaas: Tien jaar geleden, nog levende onder de Duitse bezetting, vol verwachting hoe de steeds naderbij komende bevrijding zich aan ons zou openbaren, maakten enkelen een bange tijd door. Familie en kennissen in ’t Westen van het land stonden toen nog voor de verschrikkelijkste weken van honger en uitputting, een ellende waar wij ons in Friesland geen voorstelling van konden maken. Wat zich toen echter in onze omgeving afspeelde, was voor de betrokkenen om nimmer te vergeten. Een zeer jeug'dige ooggetuige heeft daarvan indertijd een beschrijving gemaakt en z’n, „opstel” zorgvuldig bewaard. Na tien jaren slaan We die bladzijden op en lezen dan onder meer het volgende: en ütkomsten. Dan kinn’e hja it bést fjuchtsje foar maetregels, dy’t it bi driuw to’n goede komme. Yn de omstan- nichheden fan hjoed mei men fan dy kant net mear forwachtsje dan hwat soulaes, in bytsje mear kAns, in lytse forlichting fan lésten. It is nei myn alie ning folslein in illüzje to hoopjen, dat de oerheit sa fier gean sil, dat de boe- restAn wer yn de fleur komt. De druk bliuwt, al wurdt hja hwat minder swier. Mar alles helpt. Noch altyd sil de boer seis de bilang- rykste faktor bliuwe. En by harren is safolle forskil yn ynsicht en wurkkrêft, dat dêrre binammen de klam op falie moat. Hoe’t de regearing ek bislute mei, der is gjin sprake fan dat de boeren, dy’t nou al heech yn it kryt steane by foerkeaplju dêrtroch op skjin papier komme sille. As hja yn de forroune tiid al net lyk bliuwe koene, dan réd de hja it nou grif net. Of hja moatte de ha-n yn eigen dwaen en litten stek- ke doare en de moed hawwe it roer in slach om to goaijen. It is net wier, dat alle boeren, ek net Fryske boeren, goed en forstannich buorkje. Dér sitte ek, lyk as by elts bidriuw, hakkenkruk ken en practsjemakkers ünder. En sok ken fiere soms op gearkomsten it steil ste wurd. Hwerom bliuwe noch safolle boeren büten de bidriuwsforgeliking mei in ekonomyske boekhalding? Hwerom wurde der noch safolle en sokke slimme flaters makke mei in iensidige stikstof- bimesting of ündeskundich fuorjen. Hwerom blsaut men jin as men by par- keurig nakijkend, want ze weten, er een trein met munitie komt, r

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1970 | | pagina 1