Herinneringen uit de laatste
dagen der bezetting
Gabe Shroai-
4
iglw
r
Het was op het kantje af
3
II
Dr. Ir. P. Gaastra in
nieuwe functie
Bevrijdingsfilm
Fan de Martinytoer
STREEKBLAD VOOR WEST- EN ZUIDWEST FRIESLAND
Tijdens komende
feestdagen post als
op zondag
^'1
1
ook voor scholen
DINSDAG 7 APRIL 1970
>-j JAARGANG No. 27
Foto L. K. Mol
14 EI BEIDE KANTEN
Hwat hat
us hjoed to sizzen
Tj. de J.
MsMtM
SfiM.I.I.M.I.ft
'OOOOOOOOQOOOÖi
Advertentieprijs: 17 et per mm
Ingez. mededelingen dubbel tarief
Contractprijs op aanvraag
Abonnementsprijs f4.00 p. kwartaal
(bij vooruitbetaling)
Giro 887926
Verschijnt
DINSDAGS en VRIJDAGS
Uitg. A. J. OSINGA n.v., Bolsward
Administratie- en Redactie-adres:
Marktstraat 13
Tel. 2044 - Na 18.30 uur 2660 of 2335
(05157)
In boumaster moat net allinne te
kenje kinne, hy moat ek muzyk for-
stean.
^77
Bolswards Nieuwsblad
Wymbritseradeel,
Deze fraaie boerderij in het uitbrei
dingsplan Eekwerd gaat spoedig ver
dwijnen. Nu staat de stal nog vol vee,
maar als het voorjaar doorzet en de
boerderij wordt ontruimd, zjjn zijn da
gen wel geteld.
In de periode tussen 29 april en 8 mei
komt kort na elkaar een aantal feest
dagen voor, waarop de postdienst zal
worden uitgevoerd als op zondag.
Op donderdag 30 april (Koninginnedag)
dinsdag 5 mei (Nationale Feestdag) en
donderdag 7 mei (Hemelvaartsdag) zal
er geen vervoer en geen bestelling van
post plaatshebben.
Hoewel verschillende bedrijven en in
stanties op de tussenliggende werkdagen
namelijk op vrijdag 1 (eventueel zater
dag 2 mei, maandag 4, woensdag 6 en
vrijdag 8 mei (eventueel zaterdag 9 mei)
de poorten sluiten, zodat hun personeel
door het opnemen van snipperdagen vrij
kan zijn, za.1 de PTT op deze dagen en
kele vervoersmaatregelen nemen, waar
door de doorstroming van de zeker nog
in ruime mate tej verzending aangeno
men post zoveel mogelijk wordt bevor
derd.
Per 1 april heeft dr. Ir. P. Gaastra zijn
functie als directeur van het Centrum
voor Plantenfysiologisch Onderzoek te
Wageningen aanvaard. Dr. Gaastra, die
in 1924 te Workum geboren is en daar
tot 1945 woonde, studeerde daarna aan
de Landbouwhogeschool te Wageningen
waar hy in 1959 met lof promoveerde
tot doctor in de Landbouwwetenschap.
Zijn wetenschappelijke studies richten
zich vooral op de invloed van milieufac
toren op fotosynthese, ademhaling en
groei van cultuurgewassen.
Voor zijn prestaties op dit gebied ont
ving hij in 1960 de prijs van het Land-
bouwhogeschoolfonds, die een keer per
jaar voor een studie van bijzonder ge
halte wordt uitgereikt. Vanaf die tijd
hield hij op verzoek vele voordrachten
tijdens wetenschappelijke congressen
in België, Duitsland, Polen, Denemar
ken, Engeland, Schotland, Australië
en de Verenigde Staten en natuurlijk
in ons eigen land. Van zijn diensten
wordt in vele nationale en internationa
le werkgroepen, adviescommissies en re
dacties gebruik gemaakt.
Het Centrum voor Plantenfysiologisch
Onderzoek omvat thans 27 man perso
neel, waarvan 8 academici en heeft een
moderne accommodatie waarvan vele
onderzoekers van andere instellingen
uit binnen, en buitenland gebruik ma
ken.
mensen onderdak verlenen) werd nog
eens voorgelezen, doch nu zonder meer
en het leek onherroepelijk te zijn, toen
hij zich verwijderde. Een landwachtman
met geladen karabijn bewaakte ons. We
zeiden zo onder elkaar: zouden ze ons
nu toch nog doodschieten? De landwach.
ter zei: geen sprake van; de politieke
gevangenen zijn vanmorgen vrijgelaten
en jullie gaan ook naar huis. De Cana
dezen zijn al in Steenwijk.
We hadden nog een beetje „tüntsjebaai”
en draaiden nog niet helemaal opge
lucht, maar wel iets minder wanhopig,
een sigaret. Na daar een half uur ge
zeten te hebben, mochten we naar be
neden. De Ortscommandant gaf de per
soonsbewijzen terug, maar zei dat hij
het geld (achtduizend gulden) in beslag
nam, waarop ik me ontvallen liet: „Dat
jild is toch niks mear wurdich”. Wat
zeg je daar, vroeg hij. Dat geld is niets
meer waard! „Donder op kerel” werd
er nu gezegd.
Toen wij weer buiten waren, meenden
we nog nooit eerder zo’n mooie lucht en
zulke prachtige bomen gezien te hebben.
Het was of waren wij uit de dood ver
rezen. We gingen nu op mars naar huis.
In het voormalige tramstation werd nog
even gedronken en gegeten.
Juist toen onze wegen zich gingen schei
den, dook er een vliegmachine op een
auto en schoot deze in brand. Het was
wel even een angstig ogenblikje, maar
daarna spoedden we ons naar huis. De
een op een geleende fiets, een ander nog
maar op één klomp, want in de altera
tie om dekking te zoeken voor het aan
vallende vliegtuig was een klomp zoek
geraakt en bleef onvindbaar.
Ongeveer negen uur werden de huisge
noten verrast met de thuiskomst.
len, net doen of er niets aan de hand
is” en vader gaat zelf ook weer aan
zijn werk, maar als hij opnieuw drin
ken moet halen, want hij is aan het
kalveren voeren, gaat hij vlug even naar
moeder en zegt: „De moffen zijn er,
gauw de radio weg, ik ga weer aan mijn
werk”. En net alsof er niets aan de hand
is, gaat vader weer door met kalveren
voeren.
Maar bij buurman beginnen ze direct
aan een huiszoeking. Buurman zelf is
ntet thuis, maar twee spoorwegmannen
en een gewone onderduiker zijn in de
stal aan het werk. Ze kunnen zo gauw
niet wegkomen om naar de schuilplaats
te gaan. Een van hen probeert nog te
vluchten, met de roeiboot, maar de Wor-
kumer n.s.b.-leider, die er natuurlijk ook
bij was, begint op hem te schieten,
natuurlijk niet raak, maar dat kan er
toch wel van komen en daarom worden
<te ontvluchtingspogingen opgegeven. In.
middels is buurman ook thuis gekomen
en nu moeten ze allemaal op de knie
ën voor in het gras zitten. Ondertus
sen gaan de moffen door met huiszoe
king en ze vinden ook nog een radio.
Dan schijnen ze tevreden te zijn, want
ze druipen met de boer, de drie onder
duikers en de radio weer af.
„En nu komen ze zeker op ons af,”
denkt vader, maar dat valt gelukkig nog
al mee. Wel komt de in die dagen meest
besproken Workumer nog even aan de
voordeur en zegt: „Wij nemen de boot
mee”. Hij vraagt ook nog: „Jullie heb
ben zeker niet van die rommel, wel?”
„Nee hoor,” zegt moeder, „want dan
zou het hier ook nog wel eens raar kun
nen gaan.” „Ja”, zegt-ie, „we hebben de
handgranaten bij ons en hadden ze hier
naast ook maar even ontkend dat ze
een radio bezaten, want we wisten dat
er één was, dan hadden we de hele boer
derij in brand gestoken.” En zo trekt
de hele troep af.
Enkele gaan te voet, dè anderen met
onze boot naar een andere buurman,
waar nog twee onderduikers, die er mid
dags net gekomen waren, werden aan
getroffen en die nu ook mee moesten,
evenals aanvankelijk de boer ook, maar
op de smeekbeden van zijn vrouw, mocht
hij tenslotte thuisblijven.
Thans ging de stoet per boot naar de
andere kant, waar de fietsen van de over-
overweldigers, die ook een platte wa
gen, bespannen met een wit paard, had
den laten aanrukken. Enkelen konden op
hun fietsen mee rijden en de rest moest
op de wagen. Onderweg schoten de be
geleiders zo nu en dan op eenden. Dat
het scherpschutters waren, bleek toen
wel, want elk schot was een eendvogel.
Vlak voor Bolsward mochten we van
de wagen om eens even te lopen. We
werden toen overigens goed behandeld.
Door Bolsward moesten we met flinke
draf rijden. Ze waren namelijk bang dat
we bevrijd zouden worden. Op rijksweg
43 moesten we onder de rook van Fols-
gare van de wagen. Er was gevaar voor
een luchtaanval, maar dit gevaar ver
dween spoedig weer. Daarna reden we
Sneek binnen, dat als het ware in een
vesting herschapen leek. Boven de bar
ricaden had wél kunnen staan: „Gij, die
hier binnentreedt, laat alle hope varen."
Echter de mens wikt, God beschikt.
We komen bij de Leeuwarder straatweg
in het herenhuis, bewoond door de S.D.
We treffen hier ook al een bekende, die
z’n postpakje voor het tenue van Land
wacht verwisseld had. Hij zette een ho
ge borst op en zei: „Het valt niet mee,
hoor, om voor de knobus te moeten ver
schijnen”. Eén van ons vroeg hem om
een glas water, waarvoor hij zei toe
stemming van z’n superieuren te zullen
vragen, maar we zagen onderwijl kans
een glas water te bemachtigen en zó
verkwikkend als dat was valt niet te
beschrijven. Nu kwam het verhoor. Van
de elf mensen waren wij de laatsten,
die er voor moesten. We zagen er tegen
op als tegen de dood. De boer en de
twee spoorwegmanen moesten mee naar
een apart kamertje. Hier werd <te dood
straf tegen ons geëist. Echter was er
een middel om de straf te ontgaan. Het
geld en de sieraden moesten er toe die
nen om ons vrij te krijgen. Onze ge
zichten zullen wel hebben verraden, dat
we daar niet zo heel veel om gaven.
Het was echter nog niet mooi genoeg.
Nu moesten we bij een trap op en kwa
men in een ander kamertje. De S.D. of
ficier zei ons: „In dit kamertje hebben
menigmaal de ter dood veroordeelden
gezeten”. Ons doodvonnis (de straf voor
stakend spoorwegpersoneel in oorlogs
tijd en voor degenen die aan dergeljjke
ty boeren efter yn it lan komt? Dizze
tael is hurd, mar is it net wier?
Der moat gjin misforstAn wêze oer diz
ze kwestje. Ik stean alhiel efter de ak
sje fan de boeren om mear bigryp en
reedlik lean. Ik wit mar al to goed, dat
har bidriuw swier yn ’e knipe komt as
de ynkomsten sakje en de ütjeften al-
oan treger wurde. Dat kin trouwens in
bern bigripe. Hja moette fuortfarre mei
de regearing en it folk düdlik to meit-
sjen, dat it net forantwurde is om de
boerestan forearmoedzjo to litten, wylst
it gros fan it folk it rommer kriget.
Dat sosiale ünrjucht moat sa goed moog-
lik weinomd wurde. Mar oan de oare
kant mei men dan ek fan de boeren
freegje, dat hja fan har kant alles dog-
ge om it bidriuw sa rendabel mooglik to
krijen. Foar de jonge boer, dy’t it spul
keapje moast, is dat mei dy hege rinte
it allerswicrst. Mar mear as 70 per-
sint fan de Fryske boeren binne hier-
ders, dizze hawwe it in stik better, al
is de reamme by harren ek fan de
molke.
Gearfetsjnd wolle wy sizze: Jim haw
we alle reden om krêftich aksje to fie-
ren en de foarmannen op ’e hOd to sit-
ten. Mar lit it dér net by bliuwe. It
sterkste wapen lelt yn jim eigen han-
nen. Goed, tük buorkje! Technysk en
ekonomysk mei de tiid meigean, dat
haldt en hat takomst. Mar moai waer
sit der nei alle gedachten de earste
jierren net yn.
weldigers stonden en toen ging het
door ’t land naar Nijhuizum. ’t Was
prachtig weer op deze twaalfde april.
Zo nu en dan zei de officier, die er
ook bij was, op dreigende toon: „Die
Bauer zullen we wel aan het spreken
krijgen”. Zn passeerden het kerkje van
Nijhuizum, waar de Workumer hoofd
man opmerkte: „Hier preekte dominee
Schothorst vroeger; waren het allemaal
maar zulke dominees.” De grintweg langs
tot aan het tolhuis gebeurde er niets
bijzonders. Wel waren er zeer strenge
instructies gegeven om bij de gering
ste poging tot ontvluchting, onmiddel-
lijk zonder waarschuwing te schieten.
Tussen Schakel en de rolpaal komt de
stoet dokter Noordhoff tegen; deze werd
aangehouden, maar kan zich voldoende
legitimeren en mag verder gaan. Vanaf
de rolpaal tot Workum heeft men juist
het gericht op de vele lichtkogels die
boven de afsluitdijk hangen; dit was een
fantastisch gezicht.
Thans ging het regelrecht naar hotel
Ketelaar, het verblijf van de bezetters.
De radio wordt hier op tafel gezet
en de moffen zetten dan hun geweren af.
Nu moet die Bauer het toestel inscha
kelen, maar dit speelt natuurlijk niet
zonder aarde en antenne, zodat deze de
monstratie gauw is afgelopen. Eén van
de onderduikers moet hier blijven en
wordt tot twaalf uur aan een kruisver
hoor onderworpen. Hij verstaat en
spreekt behoorlijk Duits, zodat het ant
woorden hem niet al te moeilijk valt.
Met z’n vijven worden De Jong, Kam-
stra en Wijnia (beide spoorwegmannen)
met Fokke Oosterbaan en Cor Slobbe
naar het politiebureau vervoerd. Hier
zat als wachtsman de heer Ate Mulder,
terwijl de plaatselijke politiemannen nu
de eigenlijke bewakers zijn. Velen zijn
ontdaan over het bericht dat er drie
Workumers en twee Hollandse heren
ingesloten zijn en zich nu in de cellen
ter ruste hebben gelegd. Dit vijftal ver
blijft er de ganse nacht en ze begrijpen
thans dat ze van hun vrijheid volledig
zijn beroofd.
Zodra het licht wordt, beginnen de be
woners van de cellen op de deuren te
bonsen, alsof de wereld zou vergaan.
Zo graag willen ze er uit. Als het in
tussen acht uur geworden is, wordt hun
door de concierge van het gemeentehuis
koffie en brood verstrekt. Ze zien nu ook
hun lotgenoot Cor Propstra voor het
venster in hotel Ketelaar heen en weer
lopen. HU gelijkt wel een muis in de
val. De stemming is zeer gedrukt, want
er was beloofd om ontsnappingsmoge-
lUkheden in ernstige overweging te ne
men, maar daar was nog niets van ge
komen.
Na de nacht in het Workumer Politie
bureau doorgebracht, was heel begrUpe-
lijk de stemming zeer gedrukt. Hoewel
menigeen met het droevig lot van de op
geslotenen bewogen was, kwam een drei
gend onheil nader en nader.
’s Ochtends tegen elven werden van de
beide N.S.-mannen namen en antece-
deten opgenomen. Intussen had een
Workumer slager enkele worsten la.
ten bezorgen, wat ten zeerste gewaar
deerd werd. Ze werden met smaak ge
nuttigd. Toen het onder de hand twaalf
uur was geworden, kwamen er enkele
It hat goed west, dat de organisearre
lanbou en it aksjekomité yn de öfrou-
ne wikc de oandacht fêstige hawwe op
de sakjencte posysje fan de agrariër.
Wy hawwe der gjin geheim fan makke
dat de sawntiger jierren foar de boere-
stün net maklik wurde sille. Kear op
kear hawwe wy hjir warsköge foar de
kammende mengere jierren. En komt er
gjin kear yn de ynternationale forhal-
cï ngen, bliuwt it by pleatselike militai
re könflikt'n dan kin men der wis fan
wêze, dat dizze depiessy jit mannich
Verschijnt in: Bolsward, Baarderadeel, Hennaarderadeel, Hindeloopen, Wonseradeel, Workum en
jier trochduorje sil. Wy moatte sjen
dér sa goed mooglik trochhinne to kom
men, mar fet sopje sil it grif net.
Yn in Aid skoalboekje stiet it forhael
fan in man, dy’t foar it earst yn in
roeiboatsje siet en earst probearre mei
ien riem foarüt to kommen. Dat slagge
net, hy draeide yn it roun. Doe bisocht
hy it mei de oare. Dat slagge ek net,
allinnich hy draeide de oare kant om.
Earst doe hy beide tagelyk brükte,
kaem hy foarüt. Dat forhael kaem my
yn it sin, doe’t ik oan de posysje fan
de boeren tocht. Hja kinne bisykje mei
bidriuwsforbetteringen: dongjen, fuor-
jen, mechanisearjen foarüt to kommen
en alle energy to jaen oan it bidriuw,
mar dan fornimme hja al gau, dat de
•eigner of de konsumint of de jildsjitter
de measte fruchten rispet. Hja kinne ek
har tiid en jild jaen oan de organisaes-
je en al mar protesteare en agiteare
by de oerheit. Beide dingen hawwe har
wearde, mar wolle hja de béste rissel-
taten sjen, dan sille hja se beide tage
lyk brüke moatte. En net yn in wylde
opstiging, mar goed trochtocht, oanhAl-
dend brüke.
Dêrby moatte hja har béste en meast
deskundige minsken nei foaren bringe.
Minsken, dy’t alhiel op de hichte binne
fan har nuodlike posysje. Dizze foar
mannen hawwe yn it net-agraryske mi
lieu fan keamer en ministery’s forlet
oan twa dingen. Hja moatte witte, dat
hja it bitrouwen hawwe fan har leden
en ek dat hja goed ynformeard binne
troch wiere, goed dokumentearde, sifers
Van de in Ferwerd, Stiens en Leeuwar
den gemaakte filmopnamen, die in vUf
fragmenten deel uitmaken van het her-
denkingsspel .gTusken goed en kwea”,
dat op 15 april in de Frieslandhal te
Leeuwarden wordt uitgevoerd in het ka
der van de officiële provinciale herden
king van de bevrijding, zal een film
van elf minuten worden gemaakt, die
in de periode van 23 april tot en met
5 m’ei in het voorprogramma van de
bioscopen in Drachten, Heerenveen,
Sneek en Leeuwarden te zien zal zijn
en waarvan tevens enkele copieën be
schikbaar zullen worden gesteld voor
vertoning op scholen in Friesland.
Behalve de reeds genoemde filmopna
men zullen in de film ook de dia’s wor
den verwerkt uit het herdenkingsspel.
Deze dia’s zijn voornamelijk ontleend
aan archieffoto’s uit de oorlogstijd, die
betrekking hebben op bezetting, verzet,
(joden) vervolging en bevrijding. Te
vens zullen in de film de teksten te ho
ren zijn, die door Freark Dam uit Drach
ten werden geschreven ten behoeve van
het herdenkingsspel, te weten vier kwa
trijnen, waaronder het motto van het
spel („As frijheid is: in kar dwaen tus-
ken goed en kwea en dêrfoar stean en
dêrfoar falie faeks ha hja, dy’t wy
bitinke frijer west as wy, dy’t alle da
gen wifkjs de kar to dwaen nou’t it yn
frijheit kin”), die gesproken worden
door de acteur Roel Nijboer en het slot
vers van het spel: „Frijheit hwerta?
Hwerta dyn slaende trommen?”, dat ge
zongen wordt door Roel Slofstra.
De film, die is opgenomen in kleur en
vertoond wordt op wide screen, heeft de
titel gekregen: „Elke dei op nU”. De
film Is, op initiatief van het provin
ciaal bestuur van Friesland, gemaakt
door de cineast Boud Smit te Den Haag.
Het is een stille voorjaarsavond; je
kunt een speld horen vallen. Geruisloos
sluipen vijf mannen voort, van Oudega
(W.) naar wachtpost 29. Ze komen be
hoedzaam nader, nog even en ze zijn
er. Stil gaan ze naar binnen en halen er
wat gereedschap uit. Dan gaan ze weer
terug, naar de bocht, waar ze het werk
je zullen opknappen. Nu komt het moei-
lijkste, ze moeten de rails opbreken. Ze
schroeven en ze schroeven. Ze moeten
oppassen dat er niets valt. Het minste
geluid klinkt ver in het rond en kan ook
tot het moffenoor doordringen. Het gaat
goed, ze spoten het klaar. Gelukkig, dat
werk is weer opgeknapt. Nu moeten ze
de gevolgen maar afwachten. Ze sluipen
even behoedzaam als ze gekomen zijn
terug. Dit gebeurt 9 april, des nachts
om een uur of twaalf.
Dinsdagmorgen, daar trekt een groep
moffen langs de spoorlijn, alles nauw-
dat
maar
ze kunnen niets ontdekken van wat er
die nacht gebeurd is. Woensdag opnieuw
een inspectietocht, maar gelukkig weer
met hetzelfde resultaat.
Donderdagmorgen. Vader ziet het raam
eens even uit, maar wat is daar ge
beurd? Daar staat een trein; wat zou
die daar moeten? Het lijkt eigenlijk wel
alsof hij ontspoord is. De locomotief
ligt bij de rails neer. Verder wordt er
ook niet over nagedacht.
’s Morgens zowat tien uur. „Wat ge
beurt daar”, zegt vader, „kijk enkele
vliegtuigen om die trein heen en hoor, ze
beginnen waarempel ook te schieten”.
Op de trein? Maar wat geeft dat dan;
wat hebben ze er nu aan om zo’n trein
kapot te schieten. Je kunt de kogels in
het water zien ketsen. Maar dan op
eens een geweldige knal, onmiddellijk
gevolgd door een tweede, nog verschrik
kelijker. Nu gaan de vliegtuigen weg;
ze vinden het zo wel goed. Direct ko
men de moffen er ook al aan. Ze zijn
woedend om wat hier gebeurt en ze grij
pen een paar eierzoekers, die onschul
dig in het land lopen. Zo verloopt de mid
dag en het wordt avond; we zijn prettig
aan het verlos-spelen. Plotseling bemer
ken we, dat d’e moffen ons huis en dat
van buurman omsingeld hebben. Het
lijkt wel of ze uit de grond komen. Va
der fluistert ons in het oor: „doorspe-
Nog eerder dan we hadden kunnen denken werd reeds aan de oproep voldaan en
kregen we een ooggetuigenrelaas toegezonden van een gebeurtenis, deze week pre
cies 25 jaar geleden, zoals deze zich heeft voorgedaan bij Oudega W. Het is een
„opstel” destjjds gemaakt door een 13-jarige jongen, die thans nog in leven is. Hier
volgt z.ijn relaas:
Tien jaar geleden, nog levende onder de Duitse bezetting, vol verwachting hoe de
steeds naderbij komende bevrijding zich aan ons zou openbaren, maakten enkelen
een bange tijd door. Familie en kennissen in ’t Westen van het land stonden toen
nog voor de verschrikkelijkste weken van honger en uitputting, een ellende waar
wij ons in Friesland geen voorstelling van konden maken.
Wat zich toen echter in onze omgeving afspeelde, was voor de betrokkenen om
nimmer te vergeten. Een zeer jeug'dige ooggetuige heeft daarvan indertijd een
beschrijving gemaakt en z’n, „opstel” zorgvuldig bewaard. Na tien jaren slaan
We die bladzijden op en lezen dan onder meer het volgende:
en ütkomsten. Dan kinn’e hja it bést
fjuchtsje foar maetregels, dy’t it bi
driuw to’n goede komme. Yn de omstan-
nichheden fan hjoed mei men fan dy
kant net mear forwachtsje dan hwat
soulaes, in bytsje mear kAns, in lytse
forlichting fan lésten. It is nei myn alie
ning folslein in illüzje to hoopjen, dat
de oerheit sa fier gean sil, dat de boe-
restAn wer yn de fleur komt. De druk
bliuwt, al wurdt hja hwat minder swier.
Mar alles helpt.
Noch altyd sil de boer seis de bilang-
rykste faktor bliuwe. En by harren is
safolle forskil yn ynsicht en wurkkrêft,
dat dêrre binammen de klam op falie
moat. Hoe’t de regearing ek bislute mei,
der is gjin sprake fan dat de boeren,
dy’t nou al heech yn it kryt steane by
foerkeaplju dêrtroch op skjin papier
komme sille. As hja yn de forroune
tiid al net lyk bliuwe koene, dan réd
de hja it nou grif net. Of hja moatte
de ha-n yn eigen dwaen en litten stek-
ke doare en de moed hawwe it roer
in slach om to goaijen. It is net wier,
dat alle boeren, ek net Fryske boeren,
goed en forstannich buorkje. Dér sitte
ek, lyk as by elts bidriuw, hakkenkruk
ken en practsjemakkers ünder. En sok
ken fiere soms op gearkomsten it steil
ste wurd. Hwerom bliuwe noch safolle
boeren büten de bidriuwsforgeliking mei
in ekonomyske boekhalding? Hwerom
wurde der noch safolle en sokke slimme
flaters makke mei in iensidige stikstof-
bimesting of ündeskundich fuorjen.
Hwerom blsaut men jin as men by par-
keurig nakijkend, want ze weten,
er een trein met munitie komt, r