Notities bij onze Friese Vredehoven
6abe Shroar
I'
LX II Tjalhuizum
I
Fan stêd en lan
F.
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
Sparen "’gevolge
de
jeugdspaarwet
met extra
premie van
o/
STREEKBLAD VOOR WEST* EN ZUIDWEST FRIESLAND
Verschijnt in: Bolsward, Baarderadeel, Hennaarderadeel, Hindeloopen, Wonseradeél, Workum «i Wymbritseradeél.
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
f l
WOENSDAG 2 MEI 1973
112e JAARGANG No. 35
J
(Vervolg zie pagina 2)
üs hjoed to sizzen
Ommers:
it
’T IS MAEIJE!
sünt
en
Advertentieprijs: 21 ct. per mm.
Ingez. mededelingen dubbel tarief
Contractprijs op aanvraag
Verschijnt
DINSDAGS en VRIJDAGS
Uitg. A. J. OSINGA b.v., Bolsward
Administratie- en Redactie-adres:
Marktstraat 13 - Postbus 5
Tel. 2044 - Na 18.30 uur 2660 of 2335
(05157).
apart ri-
muorren,
Er onder staan de voor ons niet thuis te
brengen letters, vermoedelijk initialen
van familieleden (waarover we graag op
heldering wensen, zo iemand ons die
Dy’t alle potten en pannen bislikje wol,
kriget op it lést splinters yn ’e tonge.
Denk, vriend, die hier staat
Om van ons dood te leren
Bedenk het, eer gij gaat
Dit zal ons lot ook wezen.
Abonnementsprijs f7,50 p. kwartaal
(bij vooruitbetaling)
Giro 887926
Stel dat er - vreemde gedachte overigens - een cursus zou moeten
worden gegeven in het zien en beschrijven van Friese vredehoven,
dan zou Tjalhuizum een prachtig voorbeeld zjjn om eens mee te be
ginnen. Tjalhuizum kent iedere Bolswarder wel, uit de verte althans
Als u naar Sneek rijdt komt u er aan voorbij. Op de Rijksweg ziet u
even voor het Ysbrechtumer Bos het spitsje oprijzen tegen de noor-
derkim. Gaat u de oude Snekerweg, dan komt u er veel dichter bij
langs. Het spitsje lijkt achter de boerderij Heechhiem te staan en er
zou heus wel een foto zijn te maken, waarbij het net zou lijken, dat
één van de boerderijen hier de kerk vormde. Maar eilaas, de toren
heeft geen kerk meer. Hij hoort nu in het rijtje Oosterwierum, Schi-
laard, Miedum, Firdgum. Maar een kerkhof heeft het dorpje wel. U
moest er toch eens heengaan, zoals wij deden op de bloedwarme mid
dag van de 19e augustus, toen de wegenbouwers in hun blootje (wat
het bovenlichaam betreft althans) probeerden in het zweet huns aan-
schjjns de hitte te trotseren, toen de weg hier en daar plakte van de
teer, de koebeesten wat loom in de schaduw lagen te herkauwen, heel
Tjalhuizum leek uitgestorven.
Tjalhuizum ligt dus niet aan de open
bare weg. U moet tweemaal bij een boer
over het erf. Het valt mee. Geen heem-
hond gromt ons aan, geen stier staat aan
het tsjoar ons argwanend na te staren.
Geen boer of boerin merkt ons op. Hier
heerst de absolute stilte.
De vredehof heeft een fors gietijzeren
hek, geverfd in zwart en zilver, waar me
nig dorp van formaat trots op zou zijn.
Vooral de palen, waarom het hek kan
draaien kunnen er zijn, griekse zuilen
gelijk. Een tastbaar symbool van een ze
kere voornaamheid. De toren is pas 100
jaar oud, al hebben we niets van een
eeuwfeest gemerkt. De eerste steen is
gelegd op 27 mei 1871. Wie weet is het
op de dag af 100 jaar geleden, dat de
meiboom er op kwam en de timmerbaas
zijn volk ging tracteren op sterke drank.
Toren of geen toren, dat hoorde er des
tijds nu eenmaal bij. In onze gedachten
zien we hem met de schenkkan rond
gaan. Geloof maar niet, dat er destijds
gewerkt zal zijn met het ontblote boven
lijf. Dat liet de zede niet toe, maar van
een flinke borrel was men niet vies. Mis
schien heeft ook Jonkheer Baron Ren-
gers wel een fikse „taest yn ’e pong” ge
daan, want hij was het, die de eerste
steén legde.
Een memoriesteen aan de noordkant van
de toren herinnert er nog aan. We lezen:
De 27 mei 1871 is de eerste steen van
deze toren gelegd door Jonkheer Jan
Frederik van Welderen Baron Rengers,
namens zijn medekerkvoogden Simen
Pieters Poelstra en Auke Sjoerds Rus-
ticus, waarvan eerste der beide laatst
genoemde de kerkvoogdij administratie
meer dan 40 jaar bestuurt.”
Het is nog echt in de nadagen van het
feodale tijdperk. De Jonker mocht de
eerste steen leggen, hoewel overal el
ders deze eer te beurt zou vallen aan de
administrerend kerkvoogd, een man, die
dit hier nota bene 40 jaar had waarge
nomen.
Dat de baron Rengers, die wel gewoond
zal hebben op Epema-state te IJsbrech-
tum, hier ten tonele wordt gevoerd, zou
er op kunnen wijzen, dat de kerkvoog
dijen van beide gemeenten destijds in de
handen van eenzelfde college waren, hoe
wel dit in de regel niet gebruikelijk is.
Het kan natuurlijk ook zijn, dat de land
jonker een boerderij te Tjalhuizum be
woond heeft. Misschien is er nog wel
een soort slot of landhuis geweest. Op de
plaats waar nu het Heechhiem is mis
schien? In ieder geval heeft het nu zo
bescheiden Tjalhuizum vroeger adeldom
gekend. De eerste zerk, die wij zien her
innert daar al aan. Deze ligt er op het
overigens keurig onderhouden kerkhof
je evenwel wat onwennig bij, half op het
pad, dat rond de dodenakker loopt, de
dodenakker, die groter is, dan u mis
schien had verwacht en die omzoomd is
met essen en esdoorns, die zo hoog zijn
opgeschoten, dat de spits er elk jaar min
der ver bovenuitrijst, want de toren
groeit niet mee. Goed, half op het pad
dus. Het is een forse leistenen zerk, niet
helemaal ongeschonden, gebeeldhouwd
in 1668 en herinnerend aan de huisvrouw
van Rienk Wopckes Popta. De huisvrouw
van wie we de naam niet meer met ze
kerheid konden ontcijferen, ligt echter
niet alleen onder deze steen. Ook is in
den Here gerust de eersamen en deugd-
samen frou Antie.... en dan wordt ook
hier het spoor weer duister. De tand des
tijds heeft de zerk niet onaangetast ge
laten. De vredehof te Tjalhuizum bevat
trouwens eretekens van allerlei formaat
en model, van de ouderwetse slang tot
de hypermoderne kleurloze letterop-
schriften op het witste marmer, van de
traditionele rouwtakzerken tot het spie
gelglad gepolijste glasmarmer. Er liggen
kinderen en hoogbejaarden, staande en
liggende stenen wisselen elkaar af, er
zijn hekwerken, er is Fries en er is Hol
lands, hier is in zeer klein bestek alles
terug te vinden, ook wat formuleringen
en rijmpjes betreft, wat we zo voor en
na al zijn tegengekomen. En toch is een
groot gedeelte van de dodenakker nog
maagdelijk, althans niet onderbroken
door welk gedenkteken dan ook. Deze
zijn betrekkelijk klein in aantal, zodat
we er best even bij langs kunnen lopen.
West van de toren staat één zerk opge
richt. Het is er eentje met een rouwtak
en bedoeld ter nagedachtenis van Trijn
tje S. Poelstra, geliefde echtgenote van
Klaas S. Tiersma, 1871-1901. Op de zerk
staat Cubaard als plaats van herkomst
nog met een C geschreven. Vermoedelijk
was Trijntje een dochter van de admini
strerend kerkvoogd.
In een goed verzorgd stangenhek ligt ’n
dubbele steen van Hoite Reins Schuk
ken 1879-1957 en Trijntje Jans Heeg
1880-1908. De vrouw werd dus maar 28
jaar. Links ligt, eveneens in een stangen
hek, maar nu in een enkel graf Lucre
tia, overleden 1951, maar geboren in....
1908, hetzelfde jaar, waarin (haar moe
der?) Trijntje Schukken-Heeg stierf. Zo
iets geeft te denken. Hoeveel jonge moe
ders zijn vroeger niet heengegaan, be
vangen door kraamkoorts of andere in
fectieziekten? Wij veronderstellen maar,
al willen we geen voorbarige conclusies
trekken. Er naast liggen kennelijk de
ouders aan de kant van de man: Hein
H. Schukken 1853-1933 en (daar heeft u
de naam terug) Lucretia W. Tijsmav1852-
1924. Beiden hebben ze dus ruimschoots
het heengaan van hun schoondochter
overleefd. Het was niet het enige leed,
dat ze kregen te dragen, want Ynte, die
zeven jaar jonger was dan Hoite en werd
geboren in 1886 overleed reeds twee
jaar daarna. Ook Hoite en Trijntje heb
ben smart gekend, want vier jaar voor
dat Lucretia werd geboren, hetgeen dus
.vermoedelijk de moeder het leven heeft
gekost, werd reeds Jan geboren, n.l. in
1904. Hij werd maar 9 weken oud. Beide
kinderen hebben een apart steentje, dat
ook een plaats binnen het hek heeft ge
kregen, maar nu is het wel heel merk
waardig, dat de ouders resp. worden ge
noemd fam. Schukking-Tijsma en Schuk-
king-Heeg. Het kan haast niet anders,
dan hier moet bedoeld zijn Schukken.
We herinneren ons nu opeens, dat we ook
elders (was het in Wommels?) vlak naast
elkaar de namen Schukken en Schukking
hebben aangetroffen. Het moet hier of
een enorme blunder zijn van de steen
houwer, of de familie Schukken moet
ineens een andere achternaam hebben
gekregen, n.l. Schukking (of omgekeerd
natuurlijk). Dit laatste willen we niet
voor onmogelijk houden. Zo woont in
Bolsward een Galerna, die tot voor enige
jaren meende, dat hij Galama heette.
Sterker, in Bolsward woonden enkele
jaren geleden drie broers, die stuk voor
stuk hun achternamen weer anders spel
den. Ook de namen Tolsma en Talsma
zijn uiteindelijk familie van elkaar. Toch
horen we graag van nabestaanden eens
hoe het nu hier precies met dat Schuk-
ken-Schvkking zit.
We vervolgen onze rondgang. Fam. S.
Dykstra (aanverwanten?) hebben in het
zelfde hekwerk twee naamloze dochter
tjes ter ruste gelegd, resp.overleden (of
nog meer voor de hand liggend leven-
Richtje Gerke Walinga, geboren 1843 te
Ijlst en overleden 1913 te Burgwerd. Bij
Tietje de Boer (dochter of pake- en bep-
pezegger?) die leefde van 1882-1968 (het
kan beide dus) lezen we „De Heer is mijn
herder”. In de laatste rij vinden we eerst
een treurwilg bij Afke Taekes 1891-1932,
lieve vrouw en moeder van Tjeerd Sjirks
van der Meer en kinderen.
Binnen een stangenhek vinden we de
rustplaats van Taeke S. Takoma, geb. te
Pingjum 1858 en overleden te Tjalhui
zum 1894 en van zijn echtgenote Jaco-
mina I. Oosterhout, geb. te Nijland 1862
en overleden te Sneek 1931, laatst wedu
we van J. F. Dijkstra. En op een liggend
zerkje de naam van Afke Takoma 7 dec.
20 dec. 1889 een dochtertje van dit gezin
Een slang met klaverblad dekt het graf
van Auke Sjoerds Rusticus, geb. te Tjerk
werd 23 juli 1814, overleden te Tirns, 26
sept. 1892. Er onder staat het rijmpje:
De Sinteklaes- en Krystlieten net mei-
téld, is der gjin moanne fan it jier, dy’t
safaek en op safolle wize bisongen is, as
krekt de maeiemoanne. Gjin dichter,
dy’t himsels respektearret, dy’t yn in ly-
ryske rite gjin strofen oan de maityd yn
it algemien en de maeiemoanne yn it by-
sünder wijd hat: De Halbertsma’s, Piter
Jelles, Jan Piebenga, Fedde Schurer. En
hoe hat Tetman yn „De tiid haldt gjin
skoft” de maitiid net yn it sintsje set!
It is ek wol in bysündere moanne! Ha
wy as mei septimber de r yn ’e moanne
komt it gefoel, dat it dien is mei de sim
mer en de hjerst op kommende wei is,
nou is it krekt oarsom: de r is wer üt de
moanne wei, in nij tiidrek brekt oan, in
tiidrek fan blommen en jong fügelguod.
den 20 april 1837 in de ouderdom van
59 jaar, „en deszelfs huisvrouw” Sytske
Hendrik Brandsma 29 mei 1832, oud 67
jaren en 5 maanden. Als we goed hebben
uitgerekend was dit echtpaar dus gebo
ren in resp. 1778 en 1755 en was de
vrouw dus 13 jaar ouder dan de man.
Beide hebben nog de Franse tijd meege
maakt en werden reeds begraven vóór
de torenbouw. Beide zerken dragen de
inscriptie R.I.P. Zou het een rooms ka
tholieke familie geweest zijn? De naam
Brandsma wijst ook wel in deze richting.
Maar de aanduiding R.I.P. kan vroeger
ook wel door protestanten gebezigd zijn.
Zulke uitvoerige opschriften, waarbij
soms ook het beroep van de overlevende
is vermeld, het aantal kinderen, de plaats
van herkomst enz. geven het nageslacht
veel informatie. In schrille tegenstelling
daarmee de koele zakelijkheid van de
moderne tijd, die zich weerspiegelt in de
naastgelegen zerk, waar we enkel op le
zen „Daniël Oranje 27 mrt. 1921-10 juli
1970”. Het is misschien wel de laatst
opgebrachte zerk tijdens ons bezoek en
we zouden natuurlijk best navraag kun
nen doen wie dit wel geweest mag zijn.
De dorpsbewoners kunnen dat heus wel
vertellen. Misschien ook wel iets over
de herkomst van deze in deze regio wat
oneigen naam. Maar zal men dit over
verloop van 100 jaar nog kunnen?
Op een dubbelgraf vinden we dan een
Friese tekst: Hjir rêste myn leave alders
(het had ook „tilden” kunnen zijn) Je-
hannes Douma, berne 20 oktober 1877,
forstoam 2 des 1959 en Marijke Dykstra
berne 21 maeije 1880, forstoarn 21 febr.
1966. We waarderen het dat degene die
deze zerken heeft aangebracht het heeft
aangedurfd ook de voornamen in het
Fries te vertalen. Waarom ook niet? We
vinden het altijd wat verwrongen als we
lezen b.v.: Hjir rêst Hiltje.... (inplaats
van het Friese Hiltsje. Alleen ook hier
heeft de „afzender” van deze zerk het
niet gedaan met zijn eigen naam. Hij
noemt zich Joost Douma en niet Joast.
Ernaast vinden we de rustplaats van
Joh. Dooitzes Swierstra 1 apr. 1879 ge
boren te Deinum en overleden 17 maart
1950 te Oppenhuizen en Sjoerdje Sj. Dou
ma, geboren 3 april 1883 te Workum en
overleden 18 oktober te Oppenhuizen.
Twee treurwilgen zijn geplaatst op de
grafmonumenten van Fokeltje P. Schuur
mans, geb. te Waaxens Hen. 12 mei 1844
overleden in Sneek 30 juli 1925 en van
Sjirk Joh. Douma geb. te Abbega 7 sept.
1844 en overleden 8 febr. 1908 te Goën-
ga, zeker de ouders van Sjoerdje Sjirks
Douma. Een veel moderner monument
is dan vervolgens Joh. Sjirks Douma ge
boren te Bolsward 13 sept. 1804 en over
leden te Huizum 22 juli 1859 en Dina
Jans van der Laan, geboren 24 jan. te
Workum en overleden 30 april 1880. Dit
moeten dan haar pake en beppe geweest
zijn, weer een generatie ouder dus. Men
zou het aan het monument niet zien, dit
is later zeker verniewd.
Samen in een hekwerk vinden we monu
menten ter nagedachtenis aan Simon J.
Douma, geb. te Abbega 30 oct. 1848, over
leden te Tjalhuizum 11 dec. 1902, gehuwd
met Dieuke Schuurmans geb. te Nijland
29 sept. 1850, overleden te Tjalhuizum
20 juli 1908 en daarnaast plotseling in
het Fries Hjir rêst üs leave Siemen,
berne 1910 en forstoam 1913. Het blijkt
een kindje van J. Douma en M. Douma-
Dijkstra. Een ander in dit hekwerk be
graven jeugdig kind is Dieuke Berber,
die in 1911 het levenslicht zag van 8
april tot 31 oktober.
Een grote forse natuursteenmonument
met een groot uitgespaard vierkant in
het liggend gedeelte, waarin een wat
schamele den geplaatst, rust op het graf
van Trijntje Douma 1878-1960, hier ge
legd door Andries Aukema. Het blijkt de
moeder te zijn van de zopas genoemde
Dieuke Berber.
In een hekwerk (als zodanig heeft zo’n
bouwsel helemaal geen zin, behalve dan
wellicht als statussymbool voor de fa
milie) ligt ook het echtpaar Bokke Ger
rits de Boer 1833-1906, geboren, zowel
geboren als overleden te Tjalhuizum en
skiednis fan de 20ste ieu nei Kristus
makke hat. Alderearst is der it oantin-
ken oan de bikende tsiende maeije, de
ünforhoedse ynfal fan de dütsers, de
striid om de stelling Wüns en de Of-
slütdyk, yn it twadde plak de 5e maeije
as nasjonale bifrijingsdei, ek al is yn de
rin fan de jierren de glans der hwat óf-
rekke, meidat der al wer in generaesje
opgroeid is dy’t de spanning fan de oar-
loch net oan eigen liif en lea field ha.
Mar hwa’t op üs „fredehóven” komt,
sjocht noch de bittere oantinkings, net
allinne yn de foarm fan de oarlochsgrê-
ven fan piloaten en „bombers”, mar ek
dy oan mannich doarpsgenoat of famyl-
jelid: Heit, man of broer.
Oan de ein fan dit artikel, hwat win-
liken oan it bigjin stean moatten hie: de
earste maeije as de dei fan de arbeid.
Mar sa’t wy it oanfiele waerd hjir foar-
hinne mear omtinken oan jown as tsjint-
wurdich. Wy witte noch fan de appel-
gearkomsten de moarns yn De Doele mei
in bisieljend wolkomswurd fan (nou wet-
halder) Willem Wielsma en de rede fan
in bitüft sprekker, fan in pelgrimaezje
dêrnei nei it tsjerkhóf om dêrre blom
men to lizzen op it léste restplak fan
de foarstriders, mar lyk as mei it for-
hüzjen, it trouwen en de oare maeijetra-
dysjes, is ek derre de gloede hwat óf.
x) Dy aide en „nije” maeije (12 en 1
maeije) is ek in typysk Frysk forskynsel.
Dat kaem mei dat de tiidrekken yn ’e
rin fan de ieuwen yn ’e war rekke wie
en mem (ik mien fan yn 1702) toalve da
gen oersloech om de „klok” wer lyk to
setten. Mar it folk op 1 maeije foar in
jier op jierlean woun, soe dan neffens de
breahearen in to koart jier meitsje en
dêrom hêldde men har noch 12 dagen
oan de praet om it jier fol to meitsjen.
Sadwaende.
loos geboren) op 19 nov. 1948 en 21 aug.
1949, twee teleurstellingen binnen een
jaar.
Een witmarmeren zerk met een bed van
moderne natuursteen houdt de gedachte
nis levendig aan Trijntje Boersma, 1922-
1963, daarnaast in helderwit zandsteen
met kleurloze letter in hoogreliër een
monument voor Hendrik Heerschop, geb.
1920 te Oldelamer en overleden in 1969.
Hij kreeg als tekst mee. Deut. 32: 11,
waar we lezen: Gelijk een arend zijn nest
opwerkt, over zijn jongen zweeft, zijn
vleugelen uitbreidt, ze neemt en ze draagt
op zijn vlerken.
Even langer blijven we stilstaan bij een
graniet, waarop we enkel lezen (onder
een Christus PX symbool) Anne D. Tam
minga 19-IH-1940 Snits, 21-11-1966 Am
sterdam. Een naam is vaak in deze arti
kelen maar een naam, soms is het een
wereld. We staan hier bij het graf van de
enige zoon van de toen te IJsbrechtum
wonende Friese dichter D. A. Tamminga.
Men moet zijn gedichten over o.a. het
„mishipte” hebben gelezen om te besef
fen, hoe dit kind voor het gezin Tammin-
ga-Piebenga alles moet hebben bete
kend. Wij herinneren ons die trieste fe
bruari nu ruim 5 jaar geleden. Douwe
Tamminga zou spreken in de Keizers
kroon te Bolsward (nu Albert Heyn). Wij
zouden van zijn lezing een verslag maken
Op dat moment komt één. van onze kin
deren, studerend in Amsterdam en daar
alleen op kamers wonend, met hevige
koortsen thuis. Een felle griepaanval had
hem overrompeld. Er heerste n.l. een
epidemie, die verraderlijk om zich heen-
greep. Gelukkig had onze zoon de te
genwoordigheid van geest om ondanks
het feit, dat hij erg ziek was op de trein
te stappen. Hij zou immers onverzorgd
en vergeten zijn geweest. Douwe Tam
minga had er alle begrip voor, dat wij
die avond zijn lezing niet bijwoonden.
Hij had ook zelf een zoon, die studeerde
in Amsterdam en er alleen op kamers
woondeNu rust het stoffelijk over
schot hier. Hij was wél gebleven met het
trieste gevolg het slachtoffer te worden.
Douwe Tamminga heeft zijn leed van
zich afgeschreven in een ontroerende
verzencyclus in Memoriam.
Merkwaardig naast deze Anne Douwes
ligt een Jeltie Douwes. Maar het is al
zo lang geleden, dat deze stierf, dat het
ons minder raakt. Het betreft hier een
historische zerk, die zonder twijfel eer
der in de kerk zal hebben gelegen, en
waarop meer namen voorkomen, dan die
van Jeltie Douwedochter. Zo lezen we
op dezelfde zerk: Anno 1685 de 6 octo-
bris is in de Heer gerust d’eersamen
Claes Annes Goslinga, out in ’t 55 jaer
en leit alhier begraven. Dit alhier begra
ven klinkt hier meer geloofwaardig dan
op de zerk uit dezelfde periode half op
het pad.
Twee gelijksoortige antieke zerken spre
ken beide van het „rusten van het stof
felijk overblijfsel,” n.l. van Jetze Doekes
Bouma, overleden 1863, in de ouderdom
van 53 jaar en 2 maanden „en deszelfs
huisvrouw” Akke Sake Engwerda over
leden 15 nov. 1862 in de ouderdom van
49 jaar en 5 maanden. En de andere van
de ouders van dit echtpaar aan de mans
zijde, nl.: Doeke Jetzes Bouma, overle-
In mei leggen alle vogels een ei!
Alleen de kwartel en de griet,
Die leggen in de meimaand niet.
Mar tagelyk is de maeimoanne fan
büthüsskrobjen, dus fan it fé yn it lan:
En de bilangen fan dat fé yn it lan en
it jong fügelguod of de noch briedende
greidefügels geane net altyd lyk op. De
maeijemoanne is dus ek de tiid fan de
hoed en noed fan de fügelwachters, dy’t
lokkich hwat langer hwat mear wear-
dearring krije foar har wurk! Hwat wie
dat fanaids altyd in great barren yn it
boerebistean, as de kij, dy’t in foech
healjier op ’e selde stal stien hiene en
ta it selde kouwefinster ütsjoen (as dat
tominsten nou en dan ris himmele wie),
foar it earst bolbjirken fan har frijheit
genietsje, mochten en hja de poaten wer
ris strekke koene. Fan klearebare bal-
stjurrigens fjouweren en jachten se soms
de finne op en del. Suver blyn fan it
felle Ijocht bidarre der altomets ien yn
’e jarresleat of ek wol raemden se boart-
lik op elkoar yn en faker as ienris bar-
de it, dat in al to oerstjüre kou ien fan
syn hoarnen der by forlear
skeind troch it libben moast.
It büthüsskrobjen wie al sa’n
tueel. De hwat wéë lucht as
souders, handersketten en alles wietear-
ge wie om de bidroege spatten stront to
weakjen hearde der by, likegoed as it
ynrjochtsjen fan in boartersstal foar de
bern, as de saek himmel en skjin wie.
Op in pear punten is maeije wol tige
foroare en hat de moanne wol hwat fan
syn aide charmes forlern. Hoe faek stie
by aids net de flagge op naelsein! Hoe
mannich breid waerd net fan de iene
pleats helle om boerinne to wurden op
de oare. Noch hjoed de dei is it sa, dat
lolswards Nieuwsblad
de famyljepagina’s yn maeimoanne üt-
dije om it folk kundskip to dwaen fan it
safolle of safolle jier troud wêzen. Hwa’t
dy pagina’s goed bistudearret komt wol
ta bipaelde konklüzjes. Nei de oarloch
moat it trouwen yn maeimoanne hurd
tobekroun wêze, hwant it tal 25-jierrige-
houlikken, dat foarhinne fier de oerhan
hie, rint sünt stadichoan tobek. De 40-
jierrigen en 50-jierrigen binne noch
goed fortsjintwurdige, mar net elk mei
dat bilibje. Nije houliksadvertinsjes
sjocht men yn de maeimoanne amper
mear as yn de oare tiid fan it jier. Yn
dit stik fan saken devaluearret de maei
moanne dus slim. Ek yn noch in oar op-
sicht is dat it gefal. Foarhinne wie maei
moanne de forhuzersmoanne, 12 maeije de
forhuzersdei. Hoefolle giene dan net in
nij avontür oan, boeren sawol as arbei
ders. Guon forfarden letterlik mei de
pream, mar meastal gyng it in pear loop
mei in heawein. Pas letter kamen de
frachtauto’s en de forhüsbidriuwen. De
aldsten under üs lézen sille fan dizze
forhüsdagen noch witte. Aid skoalmas-
ters heucht it grif noch, hoe ’t nei dy
12e maeije „aide maeije” der aimeast
wer in keppeltsje nije bern op skoalle
kamen, hwant de arbeidershüshaldings,
dy’t yn maeije it by in nije boer bisoch-
ten, wiene ornaris folkryk, jongfolkrijk
dan wol to forstean. Sa hat maeimoanne
tal fan aspekten Foar de ien is dat it
wiidweidich hüshimmeljen, as it fé yn it
lan is en it büthüs skjin. De pakken
klean oer it linnenrak en de laden mei
ditten en datten yn ’e blikke. Foar de
oar is it de moanne fan tüntsjen, fan
kwispeljen, fan hwat kerweikjen om
hüs en hear.
Wy soene fansels tige ünfolslein wêze as
wy net neame soene dy geweldige yn-
greep, dy’t de léste wraldoarloch yn de
Hwat hat
ft