Notities bij onze Friese Vredehoven 6abe Shroar I' LX II Tjalhuizum I Fan stêd en lan F. llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Sparen "’gevolge de jeugdspaarwet met extra premie van o/ STREEKBLAD VOOR WEST* EN ZUIDWEST FRIESLAND Verschijnt in: Bolsward, Baarderadeel, Hennaarderadeel, Hindeloopen, Wonseradeél, Workum «i Wymbritseradeél. llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll f l WOENSDAG 2 MEI 1973 112e JAARGANG No. 35 J (Vervolg zie pagina 2) üs hjoed to sizzen Ommers: it ’T IS MAEIJE! sünt en Advertentieprijs: 21 ct. per mm. Ingez. mededelingen dubbel tarief Contractprijs op aanvraag Verschijnt DINSDAGS en VRIJDAGS Uitg. A. J. OSINGA b.v., Bolsward Administratie- en Redactie-adres: Marktstraat 13 - Postbus 5 Tel. 2044 - Na 18.30 uur 2660 of 2335 (05157). apart ri- muorren, Er onder staan de voor ons niet thuis te brengen letters, vermoedelijk initialen van familieleden (waarover we graag op heldering wensen, zo iemand ons die Dy’t alle potten en pannen bislikje wol, kriget op it lést splinters yn ’e tonge. Denk, vriend, die hier staat Om van ons dood te leren Bedenk het, eer gij gaat Dit zal ons lot ook wezen. Abonnementsprijs f7,50 p. kwartaal (bij vooruitbetaling) Giro 887926 Stel dat er - vreemde gedachte overigens - een cursus zou moeten worden gegeven in het zien en beschrijven van Friese vredehoven, dan zou Tjalhuizum een prachtig voorbeeld zjjn om eens mee te be ginnen. Tjalhuizum kent iedere Bolswarder wel, uit de verte althans Als u naar Sneek rijdt komt u er aan voorbij. Op de Rijksweg ziet u even voor het Ysbrechtumer Bos het spitsje oprijzen tegen de noor- derkim. Gaat u de oude Snekerweg, dan komt u er veel dichter bij langs. Het spitsje lijkt achter de boerderij Heechhiem te staan en er zou heus wel een foto zijn te maken, waarbij het net zou lijken, dat één van de boerderijen hier de kerk vormde. Maar eilaas, de toren heeft geen kerk meer. Hij hoort nu in het rijtje Oosterwierum, Schi- laard, Miedum, Firdgum. Maar een kerkhof heeft het dorpje wel. U moest er toch eens heengaan, zoals wij deden op de bloedwarme mid dag van de 19e augustus, toen de wegenbouwers in hun blootje (wat het bovenlichaam betreft althans) probeerden in het zweet huns aan- schjjns de hitte te trotseren, toen de weg hier en daar plakte van de teer, de koebeesten wat loom in de schaduw lagen te herkauwen, heel Tjalhuizum leek uitgestorven. Tjalhuizum ligt dus niet aan de open bare weg. U moet tweemaal bij een boer over het erf. Het valt mee. Geen heem- hond gromt ons aan, geen stier staat aan het tsjoar ons argwanend na te staren. Geen boer of boerin merkt ons op. Hier heerst de absolute stilte. De vredehof heeft een fors gietijzeren hek, geverfd in zwart en zilver, waar me nig dorp van formaat trots op zou zijn. Vooral de palen, waarom het hek kan draaien kunnen er zijn, griekse zuilen gelijk. Een tastbaar symbool van een ze kere voornaamheid. De toren is pas 100 jaar oud, al hebben we niets van een eeuwfeest gemerkt. De eerste steen is gelegd op 27 mei 1871. Wie weet is het op de dag af 100 jaar geleden, dat de meiboom er op kwam en de timmerbaas zijn volk ging tracteren op sterke drank. Toren of geen toren, dat hoorde er des tijds nu eenmaal bij. In onze gedachten zien we hem met de schenkkan rond gaan. Geloof maar niet, dat er destijds gewerkt zal zijn met het ontblote boven lijf. Dat liet de zede niet toe, maar van een flinke borrel was men niet vies. Mis schien heeft ook Jonkheer Baron Ren- gers wel een fikse „taest yn ’e pong” ge daan, want hij was het, die de eerste steén legde. Een memoriesteen aan de noordkant van de toren herinnert er nog aan. We lezen: De 27 mei 1871 is de eerste steen van deze toren gelegd door Jonkheer Jan Frederik van Welderen Baron Rengers, namens zijn medekerkvoogden Simen Pieters Poelstra en Auke Sjoerds Rus- ticus, waarvan eerste der beide laatst genoemde de kerkvoogdij administratie meer dan 40 jaar bestuurt.” Het is nog echt in de nadagen van het feodale tijdperk. De Jonker mocht de eerste steen leggen, hoewel overal el ders deze eer te beurt zou vallen aan de administrerend kerkvoogd, een man, die dit hier nota bene 40 jaar had waarge nomen. Dat de baron Rengers, die wel gewoond zal hebben op Epema-state te IJsbrech- tum, hier ten tonele wordt gevoerd, zou er op kunnen wijzen, dat de kerkvoog dijen van beide gemeenten destijds in de handen van eenzelfde college waren, hoe wel dit in de regel niet gebruikelijk is. Het kan natuurlijk ook zijn, dat de land jonker een boerderij te Tjalhuizum be woond heeft. Misschien is er nog wel een soort slot of landhuis geweest. Op de plaats waar nu het Heechhiem is mis schien? In ieder geval heeft het nu zo bescheiden Tjalhuizum vroeger adeldom gekend. De eerste zerk, die wij zien her innert daar al aan. Deze ligt er op het overigens keurig onderhouden kerkhof je evenwel wat onwennig bij, half op het pad, dat rond de dodenakker loopt, de dodenakker, die groter is, dan u mis schien had verwacht en die omzoomd is met essen en esdoorns, die zo hoog zijn opgeschoten, dat de spits er elk jaar min der ver bovenuitrijst, want de toren groeit niet mee. Goed, half op het pad dus. Het is een forse leistenen zerk, niet helemaal ongeschonden, gebeeldhouwd in 1668 en herinnerend aan de huisvrouw van Rienk Wopckes Popta. De huisvrouw van wie we de naam niet meer met ze kerheid konden ontcijferen, ligt echter niet alleen onder deze steen. Ook is in den Here gerust de eersamen en deugd- samen frou Antie.... en dan wordt ook hier het spoor weer duister. De tand des tijds heeft de zerk niet onaangetast ge laten. De vredehof te Tjalhuizum bevat trouwens eretekens van allerlei formaat en model, van de ouderwetse slang tot de hypermoderne kleurloze letterop- schriften op het witste marmer, van de traditionele rouwtakzerken tot het spie gelglad gepolijste glasmarmer. Er liggen kinderen en hoogbejaarden, staande en liggende stenen wisselen elkaar af, er zijn hekwerken, er is Fries en er is Hol lands, hier is in zeer klein bestek alles terug te vinden, ook wat formuleringen en rijmpjes betreft, wat we zo voor en na al zijn tegengekomen. En toch is een groot gedeelte van de dodenakker nog maagdelijk, althans niet onderbroken door welk gedenkteken dan ook. Deze zijn betrekkelijk klein in aantal, zodat we er best even bij langs kunnen lopen. West van de toren staat één zerk opge richt. Het is er eentje met een rouwtak en bedoeld ter nagedachtenis van Trijn tje S. Poelstra, geliefde echtgenote van Klaas S. Tiersma, 1871-1901. Op de zerk staat Cubaard als plaats van herkomst nog met een C geschreven. Vermoedelijk was Trijntje een dochter van de admini strerend kerkvoogd. In een goed verzorgd stangenhek ligt ’n dubbele steen van Hoite Reins Schuk ken 1879-1957 en Trijntje Jans Heeg 1880-1908. De vrouw werd dus maar 28 jaar. Links ligt, eveneens in een stangen hek, maar nu in een enkel graf Lucre tia, overleden 1951, maar geboren in.... 1908, hetzelfde jaar, waarin (haar moe der?) Trijntje Schukken-Heeg stierf. Zo iets geeft te denken. Hoeveel jonge moe ders zijn vroeger niet heengegaan, be vangen door kraamkoorts of andere in fectieziekten? Wij veronderstellen maar, al willen we geen voorbarige conclusies trekken. Er naast liggen kennelijk de ouders aan de kant van de man: Hein H. Schukken 1853-1933 en (daar heeft u de naam terug) Lucretia W. Tijsmav1852- 1924. Beiden hebben ze dus ruimschoots het heengaan van hun schoondochter overleefd. Het was niet het enige leed, dat ze kregen te dragen, want Ynte, die zeven jaar jonger was dan Hoite en werd geboren in 1886 overleed reeds twee jaar daarna. Ook Hoite en Trijntje heb ben smart gekend, want vier jaar voor dat Lucretia werd geboren, hetgeen dus .vermoedelijk de moeder het leven heeft gekost, werd reeds Jan geboren, n.l. in 1904. Hij werd maar 9 weken oud. Beide kinderen hebben een apart steentje, dat ook een plaats binnen het hek heeft ge kregen, maar nu is het wel heel merk waardig, dat de ouders resp. worden ge noemd fam. Schukking-Tijsma en Schuk- king-Heeg. Het kan haast niet anders, dan hier moet bedoeld zijn Schukken. We herinneren ons nu opeens, dat we ook elders (was het in Wommels?) vlak naast elkaar de namen Schukken en Schukking hebben aangetroffen. Het moet hier of een enorme blunder zijn van de steen houwer, of de familie Schukken moet ineens een andere achternaam hebben gekregen, n.l. Schukking (of omgekeerd natuurlijk). Dit laatste willen we niet voor onmogelijk houden. Zo woont in Bolsward een Galerna, die tot voor enige jaren meende, dat hij Galama heette. Sterker, in Bolsward woonden enkele jaren geleden drie broers, die stuk voor stuk hun achternamen weer anders spel den. Ook de namen Tolsma en Talsma zijn uiteindelijk familie van elkaar. Toch horen we graag van nabestaanden eens hoe het nu hier precies met dat Schuk- ken-Schvkking zit. We vervolgen onze rondgang. Fam. S. Dykstra (aanverwanten?) hebben in het zelfde hekwerk twee naamloze dochter tjes ter ruste gelegd, resp.overleden (of nog meer voor de hand liggend leven- Richtje Gerke Walinga, geboren 1843 te Ijlst en overleden 1913 te Burgwerd. Bij Tietje de Boer (dochter of pake- en bep- pezegger?) die leefde van 1882-1968 (het kan beide dus) lezen we „De Heer is mijn herder”. In de laatste rij vinden we eerst een treurwilg bij Afke Taekes 1891-1932, lieve vrouw en moeder van Tjeerd Sjirks van der Meer en kinderen. Binnen een stangenhek vinden we de rustplaats van Taeke S. Takoma, geb. te Pingjum 1858 en overleden te Tjalhui zum 1894 en van zijn echtgenote Jaco- mina I. Oosterhout, geb. te Nijland 1862 en overleden te Sneek 1931, laatst wedu we van J. F. Dijkstra. En op een liggend zerkje de naam van Afke Takoma 7 dec. 20 dec. 1889 een dochtertje van dit gezin Een slang met klaverblad dekt het graf van Auke Sjoerds Rusticus, geb. te Tjerk werd 23 juli 1814, overleden te Tirns, 26 sept. 1892. Er onder staat het rijmpje: De Sinteklaes- en Krystlieten net mei- téld, is der gjin moanne fan it jier, dy’t safaek en op safolle wize bisongen is, as krekt de maeiemoanne. Gjin dichter, dy’t himsels respektearret, dy’t yn in ly- ryske rite gjin strofen oan de maityd yn it algemien en de maeiemoanne yn it by- sünder wijd hat: De Halbertsma’s, Piter Jelles, Jan Piebenga, Fedde Schurer. En hoe hat Tetman yn „De tiid haldt gjin skoft” de maitiid net yn it sintsje set! It is ek wol in bysündere moanne! Ha wy as mei septimber de r yn ’e moanne komt it gefoel, dat it dien is mei de sim mer en de hjerst op kommende wei is, nou is it krekt oarsom: de r is wer üt de moanne wei, in nij tiidrek brekt oan, in tiidrek fan blommen en jong fügelguod. den 20 april 1837 in de ouderdom van 59 jaar, „en deszelfs huisvrouw” Sytske Hendrik Brandsma 29 mei 1832, oud 67 jaren en 5 maanden. Als we goed hebben uitgerekend was dit echtpaar dus gebo ren in resp. 1778 en 1755 en was de vrouw dus 13 jaar ouder dan de man. Beide hebben nog de Franse tijd meege maakt en werden reeds begraven vóór de torenbouw. Beide zerken dragen de inscriptie R.I.P. Zou het een rooms ka tholieke familie geweest zijn? De naam Brandsma wijst ook wel in deze richting. Maar de aanduiding R.I.P. kan vroeger ook wel door protestanten gebezigd zijn. Zulke uitvoerige opschriften, waarbij soms ook het beroep van de overlevende is vermeld, het aantal kinderen, de plaats van herkomst enz. geven het nageslacht veel informatie. In schrille tegenstelling daarmee de koele zakelijkheid van de moderne tijd, die zich weerspiegelt in de naastgelegen zerk, waar we enkel op le zen „Daniël Oranje 27 mrt. 1921-10 juli 1970”. Het is misschien wel de laatst opgebrachte zerk tijdens ons bezoek en we zouden natuurlijk best navraag kun nen doen wie dit wel geweest mag zijn. De dorpsbewoners kunnen dat heus wel vertellen. Misschien ook wel iets over de herkomst van deze in deze regio wat oneigen naam. Maar zal men dit over verloop van 100 jaar nog kunnen? Op een dubbelgraf vinden we dan een Friese tekst: Hjir rêste myn leave alders (het had ook „tilden” kunnen zijn) Je- hannes Douma, berne 20 oktober 1877, forstoam 2 des 1959 en Marijke Dykstra berne 21 maeije 1880, forstoarn 21 febr. 1966. We waarderen het dat degene die deze zerken heeft aangebracht het heeft aangedurfd ook de voornamen in het Fries te vertalen. Waarom ook niet? We vinden het altijd wat verwrongen als we lezen b.v.: Hjir rêst Hiltje.... (inplaats van het Friese Hiltsje. Alleen ook hier heeft de „afzender” van deze zerk het niet gedaan met zijn eigen naam. Hij noemt zich Joost Douma en niet Joast. Ernaast vinden we de rustplaats van Joh. Dooitzes Swierstra 1 apr. 1879 ge boren te Deinum en overleden 17 maart 1950 te Oppenhuizen en Sjoerdje Sj. Dou ma, geboren 3 april 1883 te Workum en overleden 18 oktober te Oppenhuizen. Twee treurwilgen zijn geplaatst op de grafmonumenten van Fokeltje P. Schuur mans, geb. te Waaxens Hen. 12 mei 1844 overleden in Sneek 30 juli 1925 en van Sjirk Joh. Douma geb. te Abbega 7 sept. 1844 en overleden 8 febr. 1908 te Goën- ga, zeker de ouders van Sjoerdje Sjirks Douma. Een veel moderner monument is dan vervolgens Joh. Sjirks Douma ge boren te Bolsward 13 sept. 1804 en over leden te Huizum 22 juli 1859 en Dina Jans van der Laan, geboren 24 jan. te Workum en overleden 30 april 1880. Dit moeten dan haar pake en beppe geweest zijn, weer een generatie ouder dus. Men zou het aan het monument niet zien, dit is later zeker verniewd. Samen in een hekwerk vinden we monu menten ter nagedachtenis aan Simon J. Douma, geb. te Abbega 30 oct. 1848, over leden te Tjalhuizum 11 dec. 1902, gehuwd met Dieuke Schuurmans geb. te Nijland 29 sept. 1850, overleden te Tjalhuizum 20 juli 1908 en daarnaast plotseling in het Fries Hjir rêst üs leave Siemen, berne 1910 en forstoam 1913. Het blijkt een kindje van J. Douma en M. Douma- Dijkstra. Een ander in dit hekwerk be graven jeugdig kind is Dieuke Berber, die in 1911 het levenslicht zag van 8 april tot 31 oktober. Een grote forse natuursteenmonument met een groot uitgespaard vierkant in het liggend gedeelte, waarin een wat schamele den geplaatst, rust op het graf van Trijntje Douma 1878-1960, hier ge legd door Andries Aukema. Het blijkt de moeder te zijn van de zopas genoemde Dieuke Berber. In een hekwerk (als zodanig heeft zo’n bouwsel helemaal geen zin, behalve dan wellicht als statussymbool voor de fa milie) ligt ook het echtpaar Bokke Ger rits de Boer 1833-1906, geboren, zowel geboren als overleden te Tjalhuizum en skiednis fan de 20ste ieu nei Kristus makke hat. Alderearst is der it oantin- ken oan de bikende tsiende maeije, de ünforhoedse ynfal fan de dütsers, de striid om de stelling Wüns en de Of- slütdyk, yn it twadde plak de 5e maeije as nasjonale bifrijingsdei, ek al is yn de rin fan de jierren de glans der hwat óf- rekke, meidat der al wer in generaesje opgroeid is dy’t de spanning fan de oar- loch net oan eigen liif en lea field ha. Mar hwa’t op üs „fredehóven” komt, sjocht noch de bittere oantinkings, net allinne yn de foarm fan de oarlochsgrê- ven fan piloaten en „bombers”, mar ek dy oan mannich doarpsgenoat of famyl- jelid: Heit, man of broer. Oan de ein fan dit artikel, hwat win- liken oan it bigjin stean moatten hie: de earste maeije as de dei fan de arbeid. Mar sa’t wy it oanfiele waerd hjir foar- hinne mear omtinken oan jown as tsjint- wurdich. Wy witte noch fan de appel- gearkomsten de moarns yn De Doele mei in bisieljend wolkomswurd fan (nou wet- halder) Willem Wielsma en de rede fan in bitüft sprekker, fan in pelgrimaezje dêrnei nei it tsjerkhóf om dêrre blom men to lizzen op it léste restplak fan de foarstriders, mar lyk as mei it for- hüzjen, it trouwen en de oare maeijetra- dysjes, is ek derre de gloede hwat óf. x) Dy aide en „nije” maeije (12 en 1 maeije) is ek in typysk Frysk forskynsel. Dat kaem mei dat de tiidrekken yn ’e rin fan de ieuwen yn ’e war rekke wie en mem (ik mien fan yn 1702) toalve da gen oersloech om de „klok” wer lyk to setten. Mar it folk op 1 maeije foar in jier op jierlean woun, soe dan neffens de breahearen in to koart jier meitsje en dêrom hêldde men har noch 12 dagen oan de praet om it jier fol to meitsjen. Sadwaende. loos geboren) op 19 nov. 1948 en 21 aug. 1949, twee teleurstellingen binnen een jaar. Een witmarmeren zerk met een bed van moderne natuursteen houdt de gedachte nis levendig aan Trijntje Boersma, 1922- 1963, daarnaast in helderwit zandsteen met kleurloze letter in hoogreliër een monument voor Hendrik Heerschop, geb. 1920 te Oldelamer en overleden in 1969. Hij kreeg als tekst mee. Deut. 32: 11, waar we lezen: Gelijk een arend zijn nest opwerkt, over zijn jongen zweeft, zijn vleugelen uitbreidt, ze neemt en ze draagt op zijn vlerken. Even langer blijven we stilstaan bij een graniet, waarop we enkel lezen (onder een Christus PX symbool) Anne D. Tam minga 19-IH-1940 Snits, 21-11-1966 Am sterdam. Een naam is vaak in deze arti kelen maar een naam, soms is het een wereld. We staan hier bij het graf van de enige zoon van de toen te IJsbrechtum wonende Friese dichter D. A. Tamminga. Men moet zijn gedichten over o.a. het „mishipte” hebben gelezen om te besef fen, hoe dit kind voor het gezin Tammin- ga-Piebenga alles moet hebben bete kend. Wij herinneren ons die trieste fe bruari nu ruim 5 jaar geleden. Douwe Tamminga zou spreken in de Keizers kroon te Bolsward (nu Albert Heyn). Wij zouden van zijn lezing een verslag maken Op dat moment komt één. van onze kin deren, studerend in Amsterdam en daar alleen op kamers wonend, met hevige koortsen thuis. Een felle griepaanval had hem overrompeld. Er heerste n.l. een epidemie, die verraderlijk om zich heen- greep. Gelukkig had onze zoon de te genwoordigheid van geest om ondanks het feit, dat hij erg ziek was op de trein te stappen. Hij zou immers onverzorgd en vergeten zijn geweest. Douwe Tam minga had er alle begrip voor, dat wij die avond zijn lezing niet bijwoonden. Hij had ook zelf een zoon, die studeerde in Amsterdam en er alleen op kamers woondeNu rust het stoffelijk over schot hier. Hij was wél gebleven met het trieste gevolg het slachtoffer te worden. Douwe Tamminga heeft zijn leed van zich afgeschreven in een ontroerende verzencyclus in Memoriam. Merkwaardig naast deze Anne Douwes ligt een Jeltie Douwes. Maar het is al zo lang geleden, dat deze stierf, dat het ons minder raakt. Het betreft hier een historische zerk, die zonder twijfel eer der in de kerk zal hebben gelegen, en waarop meer namen voorkomen, dan die van Jeltie Douwedochter. Zo lezen we op dezelfde zerk: Anno 1685 de 6 octo- bris is in de Heer gerust d’eersamen Claes Annes Goslinga, out in ’t 55 jaer en leit alhier begraven. Dit alhier begra ven klinkt hier meer geloofwaardig dan op de zerk uit dezelfde periode half op het pad. Twee gelijksoortige antieke zerken spre ken beide van het „rusten van het stof felijk overblijfsel,” n.l. van Jetze Doekes Bouma, overleden 1863, in de ouderdom van 53 jaar en 2 maanden „en deszelfs huisvrouw” Akke Sake Engwerda over leden 15 nov. 1862 in de ouderdom van 49 jaar en 5 maanden. En de andere van de ouders van dit echtpaar aan de mans zijde, nl.: Doeke Jetzes Bouma, overle- In mei leggen alle vogels een ei! Alleen de kwartel en de griet, Die leggen in de meimaand niet. Mar tagelyk is de maeimoanne fan büthüsskrobjen, dus fan it fé yn it lan: En de bilangen fan dat fé yn it lan en it jong fügelguod of de noch briedende greidefügels geane net altyd lyk op. De maeijemoanne is dus ek de tiid fan de hoed en noed fan de fügelwachters, dy’t lokkich hwat langer hwat mear wear- dearring krije foar har wurk! Hwat wie dat fanaids altyd in great barren yn it boerebistean, as de kij, dy’t in foech healjier op ’e selde stal stien hiene en ta it selde kouwefinster ütsjoen (as dat tominsten nou en dan ris himmele wie), foar it earst bolbjirken fan har frijheit genietsje, mochten en hja de poaten wer ris strekke koene. Fan klearebare bal- stjurrigens fjouweren en jachten se soms de finne op en del. Suver blyn fan it felle Ijocht bidarre der altomets ien yn ’e jarresleat of ek wol raemden se boart- lik op elkoar yn en faker as ienris bar- de it, dat in al to oerstjüre kou ien fan syn hoarnen der by forlear skeind troch it libben moast. It büthüsskrobjen wie al sa’n tueel. De hwat wéë lucht as souders, handersketten en alles wietear- ge wie om de bidroege spatten stront to weakjen hearde der by, likegoed as it ynrjochtsjen fan in boartersstal foar de bern, as de saek himmel en skjin wie. Op in pear punten is maeije wol tige foroare en hat de moanne wol hwat fan syn aide charmes forlern. Hoe faek stie by aids net de flagge op naelsein! Hoe mannich breid waerd net fan de iene pleats helle om boerinne to wurden op de oare. Noch hjoed de dei is it sa, dat lolswards Nieuwsblad de famyljepagina’s yn maeimoanne üt- dije om it folk kundskip to dwaen fan it safolle of safolle jier troud wêzen. Hwa’t dy pagina’s goed bistudearret komt wol ta bipaelde konklüzjes. Nei de oarloch moat it trouwen yn maeimoanne hurd tobekroun wêze, hwant it tal 25-jierrige- houlikken, dat foarhinne fier de oerhan hie, rint sünt stadichoan tobek. De 40- jierrigen en 50-jierrigen binne noch goed fortsjintwurdige, mar net elk mei dat bilibje. Nije houliksadvertinsjes sjocht men yn de maeimoanne amper mear as yn de oare tiid fan it jier. Yn dit stik fan saken devaluearret de maei moanne dus slim. Ek yn noch in oar op- sicht is dat it gefal. Foarhinne wie maei moanne de forhuzersmoanne, 12 maeije de forhuzersdei. Hoefolle giene dan net in nij avontür oan, boeren sawol as arbei ders. Guon forfarden letterlik mei de pream, mar meastal gyng it in pear loop mei in heawein. Pas letter kamen de frachtauto’s en de forhüsbidriuwen. De aldsten under üs lézen sille fan dizze forhüsdagen noch witte. Aid skoalmas- ters heucht it grif noch, hoe ’t nei dy 12e maeije „aide maeije” der aimeast wer in keppeltsje nije bern op skoalle kamen, hwant de arbeidershüshaldings, dy’t yn maeije it by in nije boer bisoch- ten, wiene ornaris folkryk, jongfolkrijk dan wol to forstean. Sa hat maeimoanne tal fan aspekten Foar de ien is dat it wiidweidich hüshimmeljen, as it fé yn it lan is en it büthüs skjin. De pakken klean oer it linnenrak en de laden mei ditten en datten yn ’e blikke. Foar de oar is it de moanne fan tüntsjen, fan kwispeljen, fan hwat kerweikjen om hüs en hear. Wy soene fansels tige ünfolslein wêze as wy net neame soene dy geweldige yn- greep, dy’t de léste wraldoarloch yn de Hwat hat ft

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1973 | | pagina 1