n
1
tl
i
dl
WOENSDAG 8 JULI 1896.
No. 54.
I
Buitenlandsch Nieuws.
Zes en twintigste Jaargang.
Richard Cobden, en nog wat.
na
ie
1
ik
is
te
m
'ij
ie
ar
m
le
I
5
Y KUIPERS, FIRMA H- BRANDENBURGH EN ZOON. TE WORKUM
\IMS Ill'H 1.111:11
IILIII lllllll I llü.'I.IU
Dit Blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
uur.
den Rijkskanselier gezon-
ON
i
3,
!t
werden
.ï-inii 4'w
Prijs per kwartaal 70 oent franco per post 85 cent.
Prijs der ADVERTENTIËN van 15 gewone regels 40 cents
Voor eiken regel meer 7} cent. Rij abonnement is de prijs belangrijk lager
Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den Uitgever
e-
s-
n
4
in
er
2
Bt
d.
Br
e
d
ie
d
n
6
n
e>
‘g
le
ti
lt
3
,n
UITGEVER;
En hoe kwam dat?
Eenvoudig, omdat zoowel boeren als land
eigenaars op middelen nadachten, om zoo goed
en voordeelig het land te bebouwen, dat ze door
de invoering van vreemde granen geen schade
leden.
»Men begon zuiniger te worden op de mest.
Men vond werktuigen uit, om beter en vlug
ger te werken. Telkens hoorde men van nieuwe
uitvindingen, om meer voordeel van het land
te trekken. Allerlei verbeteringen werden aan-
gebracbt, en zoo kwam de landbouw tot groo
ter bloei dan ooit te voren.
»Toen men nu zag, dat de opheffing van de
beschermende rechten op den landbouw gunstig
gewerkt had, begon men in Engeland van
lieverlede ook den invoer van vreemde fabrieks
waren gemakkelijker te maken, en daarvoor
de inkomende rechten te verminderen. Het
voorbeeld der Engelschen werd in ons land
nagevolgd, en welhaast volgden ook andere
landen. Daarom zien we ook in ons land zoo
Veel menschen
zeggen, dat op die
ons geld in den zak
Zij betaalt wel; maar met het geld van haar
mevrouw.
»Zoo gaat het ook met de fabriekanten die
invoerrechten moeten geven. Ze laten er hun
waar zooveel te duurder voor betalen, en zulk
eene belasting is in lang de beste niet, omdat
bij goederen, die iedereen noodig heeft, de
minvermogenden naar evenredigheid het meest
daaraan bijdragen.
»Maar dat is nog niet alles. Men betaalt
op die wijze niet alleen aan de schatkist, maar
ook aan den inlandschen fabriekant. Al wat
men bij hem koopt, betaalt men duurder, dan
wanneer men die waar van vreemden kocht.
Als bij hem b.v. een rreter katoen 90 centen
kost, en een Engelsch fabriekant diezelfde soort
katoen voor 80 cent kan leveren, dan betaalt
ieder, die dat duurdere katoen koopt, voor
iederen Meter een dubbeltje meer, omdat het
door een Nederlander gemaakt werd.”
Enfin, men gevoelt het, als men op deze
wijze wil doorpraten, dan heeft ten slotte
bij verlamming der energie, iedereen schade,
al pruttelt hij nog zoo veel.
Als ieder volk maakt, op voorwaarde van
het best en het goedkoopst (vrucht van ouder
lingen wedijver) dan heeft ieder voordeel bij
de ruiling, want elke handel bestaat in ruiling.
Menigeen mag trachten in elk opzicht zich
zelven te helpen, het beginsel is niet kwaad,
maar de rekening ontnuchterd. De verdeeling
van den arbeid beheerscht mede het sociale
vraagstuk.
En ’t is eene waarheid, hoe meer de volken
elkanders werk verhinderen, hoe meer schade
ze elkander doen. Hoe meer waar ze daaren
tegen elkander leverenzooveel te meer doen
ze elkander en zich zelven, want hoe meer er
voortgebracht wordt, zooveel meer is er te
genieten.
Te genieten, voor rijk en arm, in elk geval
voor den werkzame! Deze te steunen in den
aangegeven zin is dan ook de goede richting
die kan worden ingeslagen ter oplossing van
het groote vraagstuk onzer eeuw. De sociale
quaestie vervalt onmiddelijk bij werk en brood.
Maar elk lid der maatschap moet kunnen
en willen werken en daarbij ook dan, -
maar ook dan alleen, eene vrijheid ieder
gewaarborgd, als elk en een ieder bijdraagt
naar zijn vermogen, naar de talenten, die hij
ontvangen heeft, eerlijk en onomwonden.
Goed zijn en willen medewerken ten nutte
van het algemeen.
Voorgaan en zich offers getroosten ter be
reiking van eenig levensdoel.
Ook al kost dit persoonlijk eenige centen,
men zie op Richard Cobden.
Zonder hem en zonder zooveel anderen, die
tijd en moeite en geld geven, kwam de wereld
weinig verder. Men moge hem en andere
veteranen op het gebied van den vooruitgang
gedachtig zijn, niet alleen, maar bij het zien
op het verleden kracht putten en vinden om
met interest op interest voorttezetten het werk
door deze kloeken ondernemer.
Het zal vruchtdragend zijn, altijd en alleen
als het zaad in vrijzinnige aarde wordt gekweekt.
Cobden wees den weg. H.
DÜITSCHLAND. De Keizer heeft uit
Christiansand, de eert te haven, waar de Ho-
henzollern op deze reis binnen liep, het vol
overtuigen, dat de graanwetten moesten afge
schaft worden. In het jaar 1844 werden er
zelfs twee millioen volksblaadjes onder de En
gelschen verspreid, om hun het nadeel van de
graanwetten onder ’t oog te brengen. Door
die volharding bereikte Cobden zijn doel. Tel
kens kwamen er meer leden in het Parlement,
die het met hem eens waren. Eindelijk hadden
ze de meerderheid en nu werden in 1846 op
voorstel van Cobden de graanwetten afgeschaft.
«Het duurde nu niet lang, of van Grieken
land, Egypte en andere landen werden scheeps
ladingen graan in Engeland ingevoerd. Het
brood, dat juist te voren in Engeland door een
mislukten oogst heel duur was, werd veel goed -
kooper en de armen behoefden geen honger
meer te lijden.
«En hoe ging het nu met den landbouw in
Engeland? Ja, in bet eerst werden de boeren,
die een klein stukje land bewerkten, nog armer,
dan ze al waren. Velen daarvan vertrokken
naar Noord-Amerika, en vonden daar weer ge
legenheid om te werken. Engeland raakte
daardoor veel armen kwijt, en in het ruime
Amerika kon men die arbeiders best gebruiken.
De landhuren werden ook lager, tot groote
schade van de rijke landheeren. Maar de land
bouw kwam weer schielijker in orde, dan men
had durven denken.
In ons vorig opstel beloofden we dezen man
en zijn streven een artikel te wijden. Wij los
sen hier die belofte in en doen zulks aan de
hand van den beer A. Jansen, van Rotterdam
in zijn zeker niet genoeg bekend werkje: sliet
Kleine en het Groote Huisgezin.”
De Acte van Navigatie in Engeland had ten
doel de scheepvaart in dat land te doen bloeien.
Men had daar ook de beschermende wetten om
den landbouw te bevoordeelen, daar men be
greep, dat de bloei van den landbouw nog van
wel zoo veel belang was, als die van de scheep
vaart. Daarom werd er een zware belasting
gelegd op den invoer van vreemde granen.
Men was dan gewaarborgd, dat de vreemde
granen niet binnen Engeland zouden verkocht
worden, vóór de eigen voorraad op was. De
boeren waren dus verzekerd, dat ze al hun
graan in Engeland zouden verkoopen, al was
het nog zoo veel. Dat was niet alleen voor
deelig voor de boeren, maar ook voor de eige
naars van landerijen; want die konden daardoor
hun land voor véél geld verpachten.
«Nu woonde er in Engeland in de eerste
helft van deze eeuw een man, die door be
kwaamheid en vlijt het zoover gebracht had,
dat hij van pakhuisjongen allengs was opge
klommen tot een groot fabrikant. Hij begreep,
dat die graanwetten wel heel voordeelig waren
voor de rijke landheeren, maar niet voor zijne
overige landgenooten. Hoe meer graan er
toch in Engeland werd binnengevoerd, zooveel
te goedkooper was het brood, en dat eten de
arme daglooners zoo goed als de rijke landhee
ren. Hij berekende dat die graanwetten oorzaak
waren, dat de Engelschen voor hun brood ieder
jaar vijf millioen gulden meer moesten betalen,
dan wanneer het graan vrij ingevoerd mocht
worden.
«Ieder Engelscbman betaalde dus voor zijn
brood wat meer geld om dien rijken heeren
een voordeeltje te bezorgen. Cobden werd lid
van het Parlement, een regeeringsiichaam gelijk
aan de Staten-Generaal bij ons, en stelde toen
voor, die graanwetten af te schaffen.
«Daar hadden die rijke heeren, die ook in
het Parlement zitting hadden, veel op tegen.
Ze antwoordden Cobden, dat de landbouw in
Engeland vervallen zou, als die wetten afge
schaft werden. Bovendien, zeiden ze, zou het
volk er toch geen voordeel bij hebben; want
als het brood duur was, kregen de werklieden
hooger loon.
«Cobden antwoordde daarop, dat dit juist
omgekeerd was; want dat de menschen, als ze
zooveel voor levensmiddelen moesten betalen,
minder andere dingen konden koopen, en de
fabrieken dus minder te doen hadden.
«Cobden begreep, dat die heeren moeielijk
te overtuigen waren, omdat de graanwetten in
hun voordeel waren. Hij besloot dus, om het
volk beter in te lichten. Moest er dan een
nieuw Parlementslid gekozen worden, dan zou
men daarvoor iemand benoemen, die ook de
afschaffing van de graanwetten verlangde.
«Maar het ging zoo gemakkelijk niet, om
allen te overtuigen. Cobden kreeg echter wel
eenige aanhangers, en die besloten met hem
geen moeite te sparen, om het volk omtrent
hun belang in te lichten.
«Volksvergaderingen werden belegd, dagbla
den werden er geschreven, om het volk te
Brieven en Berichten, de Redactie betreffende franco
aan dit adres, uiterlijk Maandag en Donderdag middags 1
Advertentiên Dinsdag en Vrijdag morgens vóór 12 uur.
gende telegram aan
den
«Aan Uwe Doorluchtigheid betuig ik mijne
hooge bevrediging over de definitieve afdoening
van het groote werk, dat aan Duitschland een
eenvormig burgerlijk recht verzekert. Met de
uiting mijner erkentelijkheid verbind ik gaarne
mijn bijzonderen dank voor uwe ingespannen
medewerking en succesvolle leiding bij dezen
arbeid, in welks voltooiing ik een nieuwen band
zie voor het in het Rijk vereenigd vaderland.”
De aanneming van het nieuwe Burgerlijk
Wetboek is een versterking der Duitsche Een
heid. Want dit Wetboek vervangt al de bij
zondere wetten, die totnogtoe in gebruik waren
in de verschillende Bondsstaten, ondanks de
politieke eenheid.
Maar de aanneming van dit Wetboek is
ook zoowat het eenige belangrijke, dat de
Duitsche Rijksdag in den langen en soms
bewogen zittingstijd beeft gedaan. Bewogen,
ja, maar ook zeer dikwijls stil, en dat vooral
omdattot verontwaardiging van vele organen
der Duitsche pers, tal van afgevaardigden het
dagen achtereen niet noodig schenen te achten
in den Rijksdag te verschijnen. Het resultaat
der werkzaamheid van de afgevaardigden
uitgezonderd altijd bet Burgerlijk Wetboek
is dan ook bijna nul geweest: een wetje op
beursoperaties, en een wetje dat de fabrikanten
van magarine verbiedt om dit product te ver
koopen of te doen verkoopen in localen, waar
natuurboter wordt verkocht dat is nagenoeg
alles.
Belangrijke vraagstukken waaronder vooral
de quaestie der vierde bataljons en de her
ziening der militaire rechtspraak, zijn uitgesteld
tot November, tot de nieuwe zitting.
FRANKRIJK. Zooals reeds is gemeld,
bestaat er in Frankrijk een ernstige tegenzin
tegen de belasting-ontwerpen van den minister
van financiën Cochery, vooral tegen de be
lasting op de rente. Die tegenzin doet zich
meer en meer blijken door een niet meer
passieven tegenstand. De Figaro heeft, zooals
men weet, op zeer eigenaardige wijze den
strijd tegen dit belasting-ontwerp aangebonden:
het blad wil aantoonen, dat de 37 miljoen, die
de nieuwe belasting zal opbrengen, ruimschoots
kan worden verkregen door bezuiniging op
volkomen overbodige posten in de administratie
des Rijks. Maar over 't geheel is men in
Frankrijk tegen deze ontwerpen, in de eerste
plaats de eigenlijke republikeinen, liberalen
en conservatieven welke partij overigens
het ministerie Méline vertegenwoordigt. Al
leen de socialisten betuigen hun ingenomenheid
met de belasting op de rente, en men durft
daarom beweren, dat de Cochery met dit ont
werp als h< t ware bedoeld heeft een concessie
aan de uiterste linkerzijde, een concessie, die
hem weinig zou baten, daar de socialisten het
voorstel alleen steunen om veld te winnen en
als zij later weer aan het bewind kwamen, de
belastingen nog meer zouden verhoogen; zij
grijpen den vinger om later de hand te nemen.
ENGELAND. Bij de behandeling van de
begrooting voor buitenlandsche zaken in het
Engelsche Lagerhuis, kwam Curzon te spreken
over den toestand op Kreta. Deze deelde mee,
dat de rapporten over dit eiland gunstiger lui
den. Er heerscht zeer zeker nog altijd span
ning, maar de toestand verbetert. Bijna da
gelijks komen de gezanten te Konstantinopel
veel vreemde waren te koop,
vinden dat ongelukkig, en
wijze de vreemdelingen
steken.
«Daar is wel iets van waar. Als er geen
vreemde waren in ons land kwamen dan
moesten we die goederen bij onze landgenooten
koopenals we ze toch wilden hebben. En
er zijn menschen, die liever hun landgenooten
een voordeeltje bezorgen, dan den vreemdelin
gen en daarom gaarne voor Nederlandsche
goederen wat meer betalen. Zooals nu deze
menschen denken, dachten in vroeger tijd de
regeeringen ook en daarom lieten deze geld
betalen bij den invoer van vreemde goederen.
Op die wijze kwam er tegelijk een aardig som
metje in de schatkist. Dat was dus een dub
bel voordeel, meende men.
«Maar wie betaalden nu dat geld? De
vreemdelingen? In geenen deele. Zij betaal
den wel niet anders, dan de dienstbode, die
voor haar mevrouw naar den winkelier gaat.