PARTIJEN.
WOENSDAG 11 NOVEMBER 1896.
No. 90.
Binnenlandsche Berichten.
Zes en .twintigste Jaargang.
Dit Blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
er
merking
laten
dag,
en
Prijs per kwartaal 70 cent franco per post 85 oent.
Prijs der ADVERTENTIËN van 15 gewone regels 40 cents
Voor eiken regel meer 7{ cent. By abonnement is de prijs belangryk lag
Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den Uitgever
UITGEVER:
Y KUIPERS, FIRMA H BRANDENBURGH EN ZOON, TE WORKUM
talrijke kiesvereenigingen weigerden
treden,
was.
lijk;
H.
De liberale partij. Uit Amsterd m
wordt aan de Kölnische Zeitung geschreven
In de gelederen der liberale partij woedt
sedert eenigen tijd een gevaarlijke zelfmoord-
manie, die in de hevigste aanvallen van over
spanning tegen eigen vleesch en bloed zich
keert en voor de talrijke tegenstanders den
weg tot heerschappij effent. Terwijl het ge-
holt als verblinde voort. Met
van den vroegeren Saulus, werkt
thans de Paulus, echter in minder edelen geest.
En bij het streven naar bevordering ook van
andermans geluk is deze partijdigheid al een
zeer leelijke duivelin. Vooral dan, wanneer
zich hieraan huwt den rakkert der zelfzucht.
Wij herinneren ons hierbij eene mededeeling.
Een paar Duitsche grasmaaiers zaten saam te
keuvelen met «hunnen” boer. De een was
blijkbaar socialist. Hij keek, na welbesteden
dag, doch tamelijk onvoldaan, in ’t rond en
vroeg toen leukweg «Zeg, boer, wat zou
ieder wel mogen beuren, als al dat rommeltje”
Brieven en Berichten, de Redactie betreffende franco
aan dit adres, uiterlijk Maandag en Donderdag middags 1 uur.
Advertentiën Dinsdag en Vrijdag morgens vóór 12 uur.
democratische, radicale en clericale partijen
onverwachte vooruitzichten opent, de enkele
zucht tot zelfbehoud reeds elk tornen aan de
toch al niet vaste partij-eenheid uitsluiten
moet, verheft zich in het liberale kamp
de partij-twist zoo hevig, dat voor de toekomst
het ergste te vreezen valt. Het kalm denkend
deel des volks meende tot nogtoe dat door
de aanneming van v. Houten’s kieswet de
vraag naar kiesrecbtuitbreiding voorshands van
de baan was en men nu voor allerlei dringende
hervormingen tijd en gelegenheid hebben zou.
Niet aldus een deel der liberalen en verscheiden
liberale kiesvereenigingen, die een herziening
der pas tot stand gekomen kieswet dringend
noodig achten en het heel natuurlijk zouden
vinden als weer een strijd van weken en
maanden lang een jammerlijken stilstand op
het gebied der wetgeving veroorzaken zou.
Men kan zich zoo eenigszins een begrip van
dezen bedenkelijken overmoed maken, wanneer
men weet dat in een Rotterdamsche kiesver-
eeniging luid uitgesproken is, dat men niet
er op rekenen moest als zou de liberale partij
zich voor het behoud der Eerste Kamer als
constitutioneel instelling warm maken. Daarbij
worden de sociale hervormingen, dermate tot
in bijzonderheden aangeduid dat men, gelijk
een der bladen schreef, eerlijke en ernstige
candidaten, die op een zoo eng omschreven
program hun woord zouden willen verpanden,
met een lantaarntje zal moeten zoeken. En
daarbij speelt de Liberale Unie, die vóór jaren
opgericht werd met het doel de band te zijn,
welke alle liberalen zou omvatten, een zeer
merkwaardige rol. Zij heeft eigenlijk aan dat
oorspronkelijke doel nooit beantwoord, want
toe te
omdat de Unie baar te conservatief
Een tijd lang scheen zij een versteend
lijk; nu is zij plotseling tot een nieuw leven
ontwaakt, om haar werkzaamheid te beginnen
met een bespotting van haar naam, daar het
bestuur voornemens is allen, die niet bij het
vroegere wetsontwerp-Tak zweren, uit te sluiten.
Men moet hopen dat de bezadigder elementen,
die reeds in den boezem der liberale partij aan
beteekenis winnen, dergelijke dwaze («frivole”)
pogingen om de liberale partij uit elkaar te
doen spatten, krachtdadig zullen beletten. Reeds
is de Amsterdamsche kiesvereeniging Burger
plicht, die onder alle liberale kiesvereenigingen
van het land onbetwist de grootste mate van
invloed en van intellect vertegenwoordigt, uit
de Unie getreden, en heeft daarmee aan het heet
hoofdig bestuur een ondubbelzinnige waarschu
wing gegeven. Tegenover de aaneengesloten en
van haar doel bewuste actie der clericalen van
beiderlei confessie is deze nuttelooze versplinte
ring en krachtsverspilling in het liberale kamp
zeer betreurenswaardig; maar wie niet hooren
wil, moet voelen. Een radicale of clericale
tusschenregeering zou dan de rol van tucht-
meesteres te spelen hebben.
Tot dusver de Kölnische. De z. g. vooruit-
strevenden willen het op haren en snaren
zetten. De Telegraaf is boos op den oud-mi
nister Pierson wegens zijne bestrijding van het
credo der Liberale Unie. In het ochtendblad
van j. 1. Zondag wordt die boosheid gelucht
en ten slotte de leer verkondigd dat men voor
taan niet moet letten op «den geest die van
iemand uitgaat” (vroeger regel bij kiesvereeni-
Waarom en waartoe al die drukte?” zei
het oude besje, toen haar veelbelovende klein
zoon, leerling aan eene Hoogere Burgerschool,
haar zoo ’t een en ander vertelde aangaande
den grooten verkiezingsstrijd in de Vereenigde
Staten van Noord-Amerika. En zij voegde er
bij: »in mijn tijd” - - ze bedoelde klaarblijke
lijk den tijd hater jeugd, «had men daar
lang zoo veel niet mee te doen. Och, goeie,
we hoorden er zoo goed als niks, niemendal
van. Wat wisten wij van al die namen, van
al die partijen. De menschen staan tegenwoor
dig tegen elkander over als leeuwen. Ik zeg
maar, mijn jongen, dat moest zoo niet zijn.
De menschen moesten ’t wat meer met elkan
der houden!”
«Och, waren alle menschen wijs,
En wilden daarbij wel,
Deez’ aarde ware een Paradijs,
Nu is zij vaak een hel!”
En ’t oudje, wien deze dichtregelen te binnen
schotenneuriede daarna nog het bekende
»’k Ben mensch en ’k woon bij menschen
Van ’t zelfde huisgezin,” enz.
en ze dacht er nog bij aan de jongste door
haar gehoorde «lijkrede,” toen de redenaar er
op wees, dat er slechts eene spanne afstands
is tusschen de wieg en het graf en dat het
daarom zoo dubbel dwaas is elkander het leven
het korte leven te vergallen.
Onze veelbelovende leerling begreep, dat
grootmoe het zeer goed meende en daarom zoo
op haar praatstoeltje was geraakt. Z_
ze partij en partijdigheid tamelijk wel met
elkander verwarde, deed hij maar en ’t was
wijs van ’t ventje, geene moeite het oudje
in haar zelfgenoegzame redeneering te stuiten.
Wij echter willen de zaak een weinig van
meer nabij beschouwen. Dat is niet zoo pre
cies de zaak in Noord-Amerika, maar in haren
geheelen omvang, afgescheiden van iedere plaats
ter inwoning.
Als ons oudje redeneerderedeneeren daar
nog vele goedige zielen onder ons. Maar zij
verwarren de zaken en men moge het barer
onkunde wijten, voor een groot gedeelte
is het de schuld van wat ze om zich heen zien
gebeuren.
Partijen zijn er altijd geweest en zullen er
altijd blijven. Zoo op godsdienstig, zoo op
staatkundig gebied. Er zijn er rondom, die
met den bestaanden toestand vrede hebben.
Zij kunnen wel verliezen, en daarentegen niets
winnen. Maar daar zijn er ook anderen, wien
het tengevolge verscbillende omstandigheden
minder wel in de wereld gaat en die daarom partijdig
van
Zij denken te winnen, zonder, naar zij meenen,
Hier geldt dus het
Met den
«eens eerlijk werd verdeeld «Ja, m’n goeie
man,” zei deze, «dat weet ik zoo precies niet.
Maar reken eens een paar duizend gulden,
zoudt ge dan willen deelen «Of ik,” ant
woordde de vrager, en hij Jachtte reeds bij het
vooruitzicht. Zijn makker zag hem zwijgend
aan. De boer echter ging verder en sprak
gij, Duitsche, hebt een eigen koe, een huisje,
een kamp land, een schaap, enz. Stel ter
waarde zoo ongeveer van zeshonderd gulden.
Neem nu eens aan, dat de algemeene deeling
voor ieder zoo’n drie-honderd-gulden gaf, zoudt
ge dan ook willen deelen
«Waaracbtig niet, in geen geval,” zegt de
maaier. Hij zou er sebade bij lijden, dat
voorzag hij. En zijn makker waagde de op
merking «Dan zijt ge volstrekt geen socia
list,” een oordeel, dat door den boer onder
schreven werd.
Men kan ook van een Duitscher leeren, en
waarom niet Zelfs beter dan van een land
genoot. Esopus wist dit, als hij getuigde, stel
lig op grond der ervaring
«Men wil de waarheid wel,
Maar nergens loopt zij min gevaar,
Dan in een beesten spel.”
Partijen zijn er, partijen zullen er blijven.
De rechtvaardige Aristides werd uit Grieken
land verbannen. Jezus in Palestina gekruisigd,
Hubs’ verbrand, Hoeken en Kabeljauwen,
Patriotten en Prinsgezinden, Republikeinen en
Democraten, zij streden een heeten strijd en
maakten ook menig slachtoffer.
De oude grootmoeder lette op dit bedrijf en
zij keurde die uitwassen af. En ieder recht
schapen mensch zal het met haar doen.
De veelbelovende hoogere burger had wel
licht Bryan op ’t oog, die na zijne nederlaag,
zijn tegenstander Mac-Kinley, met zijne over
winning feliciteerde. Hij, (de jongen n.l.)
belooft een man te worden.
Strijd is noodzakelijk. De wereld roept ten
strijde. Strijd is noodig voor ontwikkeling,
zelfs voor het bestaan. Maar die strijd zij en
blijve een zakelijke, geen personeele. En iedere
strijd eischt partijen. Zonder partijen is elke
strijd eene onmogelijkheid. Wij staan aan den
vooravond van heeten strijd, bij de eerste toe
passing der nieuwe wet op ’t kiesrecht. Veel
van wat vioeger samenging, zal dan wellicht
gescheiden wezen in elk geval er zullen nieuwe
toestanden geboren worden Maar hoe en
wat - - laten de wapenen eerlijk zijn, laten
de strijders koen en krijgshaftig zijn, maar
ze menschen blijven, die bij al hunnen
ijver het belang van allen op ’t oog hebben
en daarbij en daarom ook het goede in den
tegenstander niet opzettelijk willen miskennen.
Alleen op dezen grondslag is het bestaan
van partijen den lande, de maatschap, ten
zegen.
langs verschillende wegen in hunne behoeften
te voorzien, zij leven onder geheel van elkan
der onderscheiden omstandigheden, enz., enz.
Bovendien de een jaagt, de ander vischt, de
derde bouwt of bebouwt, enz., enz. Wat dus
goed is voor dezen, deugt soms niet voor den
buurman en daar gaat het heen. Gelijke be
langhebbenden vereenigen zich, omdat ze ’t
weten, dat in samenwerking kracht is gelegen,
en zoo ontstonden en ontstaan nog verschillende
partijen.
Vooreerst partijen om den broode. En zij
hebben recht van bestaan. Het is toch ieder
mensch om een broodje te doen. En wie zal
hem er geen vischje bij willen geven? Maar
in den eersten, den meest oorspronkelijken vorm
wordt dat ieder geheel vergeten. Het ik staat
op den voorgrond. Ziet, daar loopen kippen.
Die daar pikt er een dikke pier, maar d’r
buurvrouw ziet dit en tracht harer meer geluk
kige zuster de vette prooi te ontrooven. Een
paar kraaien leveren met een mossel hetzelfde
voorbeeld, enz. De een is jaloersch op den
anderbroodnijd staat op den voorgrond. Deze
wereld is nog die van het egoïsme. Hoe zeer
moet de mensch zich dezen lagen trap afsterven,
om te kunnen komen tot de bevordering van
het nut van ’t algemeen. Om bij ’t streven
voor eigen bestaan tevens te letten op het wel
zijn voor den evenmensch en daarvoor zelfs tijd
en moeite en geld te offeren! Om in ’t kort
van den duivelen trap tot die der engelen te
geraken. Reeds Boeddha, die dan zoo onge
veer zes eeuwen voor Christus zijn beste krachten
moet hebben gegeven, leerde alzoo, al is zijne
En ofschoon ^eer der zelfvernietiging (van het bekrompen
egoïsme n.l.) begrijpelijker wijze naderhand ver
keerd begrepen door het Nirvana aan te nemen
als de leer der zelfmoord.
En och, niet waar, wij weten ’t, hoe Jezus,
de stichter van onzen Christelijken godsdienst,
met tal van andersdenkenden had te kampen
en hoe zijne tegenstanders hem trachten on-
scbadelijk te maken.
Het is zoo gegaan met eiken hervormer op
godsdienstig gebied. En ’t ging alzoo ook
velen op het terrein der staatkunde. Het een
hangt, of liever hing zoo nauw samen met
het ander.
Nu zijn er mede ten allen tijde ware en
valsche profeten geweest en zij zijn er nog.
Daar gelden theoriën of beschouwingen eeuwen
lang, daar zijn er ook, die ongeveer het leven
hebben der dagvliegen. En daar wordt te met
een jjver ontwikkeld, die verbaasd doet staan.
Men is tot zeker inzicht gekomen en oordeelt
het nu zijn levensdoel in dien geest het uitslui
tend, ware te bevorderen. De man der partij
is in de partijschap opgegaan, hij is op en top
x v o’ eD
elke verandering verbetering verwachten, denzelfden ijver
iets te kunnen verliezen.
«alle verandering is verbetering
eersten regel van het geestelijk lied:
«Ieder woelt hier om verand’ring” stemt hij
ten volle in, maar met de volgende kan hij
het moeielijk eens worden
«En betreurt ze dag aan
Hunkert naar hetgeen hij zien zal, fdat gaat nog)
Wenscht terug ’t geen hij eens zag.”
Aan dat laatste evenwel denkt hij niet.
De menschen hebben ongelijke behoeften
daardoor verschillende inzichten, zij zijn niet
alle gelijkelijk ontwikkeld, en trachten daarom
en
over
een bijna onbeperkt kiesrecht voor de sociaal-
van den candidaat moet eischen.
FRISO
ilw mini uiii slt\n.
MEI IIS- lil llllfflllïlt-