WOENSDAG 25 NOVEMBER 1896.
No. 94.
Zes en twintigste Jaargang.
Buitenlandsch Nieuws.
Uit mijne ervaringen.
I
I
deur.
dat hij altijd zelf knut-
wat ik van hen hoorde
UITGEVER:
Y- KUIPERS, FIRMA H- BRANDENBURGH EN ZOON. TE WORKUM
echtpaar,
allen
Dit Blad versohfjnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Prijs per kwartaal 70 oent franco per post 86 oent.
Prijs der ADVERTENTIËN van 15 gewone regels 40 cents
Voor eiken regel meer 7} oent. Bij abonnement is de prijs belangrijk lager
Voorwaarden daaromtrent te vernemen by den Uitgever
van den bengel en,
en zag bevestigde mij in mijne overtuiging,
dat, waar man en vrouw zijn als deze, de
toestand der lagere klasse op verre na zoo
slecht niet is als dikwerf wordt gepredikt.
De menschen, die ik bezocht, waren niet
alleen tevreden, maar gelukkig, al moesten zij
er ook nog zoo zuinigjes door.
Toen ik die menschen verliet, nam ik met
meer oprechte eerbied mijn hoed af, dan na
het verlaten van menige woning waarin weelde
heerscht.
Brieven en Berichten, de Redactie betreffende franco
aan dit adres, uiterlijk Maandag en Donderdag middags 1 uur.
Advertentidn Dinsdag en Vrijdag morgens vóór 12 uur.
Een bejaard Ambtenaar.
DUITSCHLAND. De troonrede, waarmede
de Pruisische Landdag is geopend, werd niet
door den Keizer uitgesproken en dientengevolge
was de opkomst der leden van beide Huizen
niet groot.
Even te voren was het bericht ingekomen
van den dood des voorzitters van het Hoeren
huis, prins Zu Stolberg-Weringerodi, in den
ouderdom van 59 jaren; een bericht dat alge-
meene deelneming wekte.
Hoe de troonrede een gunstigen financieelen
toestand en dientengevolge verscheidene nieuwe
uitgaven kan aankondigen, is reeds vermeld.
Daaraan zij hier nog toegevoegd het voornemen
der Regeering om een fonds te vormen uit de
overschotten van verschillende Staats exploita-
tiën (voornamelijk de spoorwegen) in bijzonder
gunstige jaren, ten einde daaruit eventueele
tekorten in nadeelige dienstjaren te dekken.
In verband daarmede zou een minimum van
jaarlijksche schulddelging worden vastgesteld.
Een en ander om aan de jaarlijksche Staats
begroting meer stabiliteit te geven.
Toen de Keizer verleden voorjaar de gast
der stad Frankfort a/d. Main was geweest,
ontstond er naar men zich wellicht nog
herinneren zal een geschil tusschen het
Gemeentebestuur en den pachter van het Hotel
»Zum Schwanen” (waar de Keizer gelogeerd
was) over de rekening. Onder anderen eischte
de pachter 10 000 mark vergoeding voor winst
derving in de dagen, dat hij zijn hotel voor
het keizerlijk bezoek had moeten in orde maken.
Die eisch is nu door de rechtbank afgewezen.
FRANKRIJK. Zaterdag de behandeling
van de begrooting van Binnen landsche Zaken
voortzettende, heeft de Kamer o.a. na vrijwat
geredetwist, den post voor geheime fondsen
goedgekeurd. De minister Barthou betuigde
evenals zijn voorganger dat de politieke dossiers
waren vernietigd. Ten bewijze verklaarde hij
het hemzelven betreffende, waarnaar hij be
nieuwd was, niet te hebben kunnen vinden.
Na eene langdurige discussie over den arbeid
in de gevangenissen werd de zitting verdaagd.
Ook te Caen is de instelling der nieuwe
Universiteit Donderdag met redevoeringen, een
feestmaal en een galavoorstelling in den schouw
burg gevierd. Te Nancy is eveneens gebanket-
teerd, maar daarna hebben de studenten zich
zonen van de godin der wijsheid betoond door
lantarenglazen en winkelruiten in te slaan.
ENGELAND. Omtrent den aard van dr.
Jameson’s ziekte, tengevolge waarvan hij de
operatie in de Holloway-gevangenis heeft moeten
ondergaan, geven de Engelscbe bladen geen
licht. De Times die dr. Jameson de eer
aandoet van hem in zijn >Court Circular” on-
middelijk na den hoogen adel te vermelden
zegt slechts, dat hij sedert eenigen tijd aan
(INGEZONDEN).
I. KWAJONGENS.
Die vervl kwajongens (meisjes schijnen
niet ondeugend te zijn) hebben eergisteravond
dit gisteravond dat uitgehaald,
’t Is God geklaagd hoe baldadig ze tegenwoordig
(f) zijn. Geen burger laten ze met rust en
krijg je bij toeval eens een te pakken, blijf
dan kalm, want wee als je ze niet zacht genoeg
aanraakt. Vloeken en schreeuwen geen gebrek,
een kleine opstand rondom je woning’t duurt
kort of je hebt de moeder
als die ’t niet winnen kan, den vader aan de
BI smeerlapwat doe je aan
mijn kindals *t gestraft moet worden zal
ik ’t zelf wel doen maar van straffen is
geen kwestie, ’t Heeft mij verklaard niets te
hebben misdaan en liegen doet ’t niet. Daar
zijn er wel anderen, maar die voeren hun
streken in ’t geniep uit; op mijn jongen is ’t
altijd voorzien.
Als je ’t hart in ’t lijf hebt hem ooit weer
aan te raken, dan zal ik *t met je passen
aap van een vent
Ik was door dien stortvloed zóó verbluft,
dat ik stilletjes in huis sloop, vast voorgenomen
de politie in den arm te nemen.
Niet lang duurde het of daar ging een dienaar
van den heiligen Hermandad mijne woning
voorbij.
Ik riep hem aan.
Politie, zeide ik. is er dan niets te doen tegen
den overlast, dien ik schier dagelijks, vooral
als ’t donker is, van de jongens ondervind?
Nu eens gooien ze mijn huisdeur open, dan
tikken ze met geweld tegen mijn glazen, dan
weer doch meer dan genoeg.
Zie ik betaal steeds op tijd mijn schot en
lot en heb, meen ik, dan ook ’t volste recht
op bescherming.
Zeker heeft U dat, luidde het antwoord van
den man der wet, maar, geloof mij, hoe we
er ook tegen waken, we kunnen de straat
schenderijen niet geheel keeren. De jongens
zijn wel zóó wijs, dat ze die niet plegen, als
we er bij of dicht bij zijn. En attrapeeren we
ze al een enkele keer, dan mogen we toch
den stok niet gebruikenwe kunnen proces
verbaal tegen hen opmaken, maar U weet wel,
dat er in de wet zekere bepalingen staan,
betrekkelijk de delinquenten beneden 10- en
van 1016 jaar. ’t Hangt tegenwoordig in
de lucht om den gek te scheren met wetten,
overheid, politie, met wat en wie al niet.
Daar wordt den menschen al vroeg vrijheid
gepredikt, maar vaak vergeten eene juiste
definitie van vrijheid te gevenvaak vergeten
er op te wijzen, dat de ware vrijheid eischt
eerbiediging van de vrijheid, de rust van
anderen.
»Wij de politie is nog altijd aan het
woord kunnen weinig anders doen, dan de
jongens ernstig te vermanen en te berispen
wij hangen van de ouders en de onderwijzers
af; zijn de ouders goedgezind, besluiten die
hunne kinderen ’s avonds binnen ’s huis te
houden, leiden de onderwijzers, volgens hun
plicht, de kinderen op ook tot maatschappelijke
deugden, dan zal er verbetering komen
maar worden de jongens en knapen de straaj
(j-) Dit stuk is jaren geleden geschreven.
opgestuurd, hun geen gelegenheid geschonken
zich te huis met aangenamen en nuttigen arbeid
bezig te houdenworden zij niet gewezen
op hunne plichten tegenover anderen, de klachten
zullen blijven, al wordt op iederen hoek der
straat een politiedienaar geplaatst.
Zin voor wet en orde moeten de vrucht der
huiselijke en schoolopvoeding zijn
II. I LHIiE JONGENS.
Daar woont dicht bij mij eene weduwe,
iets verder weer eene, ginds een
in eene andere straat
hebben jongens 14, 15, 16 jaar oud.
Om een ambacht goed te leeren, bestaat hier
geene gelegenheid, de visscherij vordert slechts
gedurende enkele weken van ’t jaar jongens-
hulp; dan kunnen die jongens een flink
loon verdienenmaar ze leeren niets, ja
sommigen wel ietshet te vroeg gebruiken
van een borrel. Minstens acht van de twaalf
maanden loopen ze om of, indien ze al iets
doen, dan ten nadeele van den volwassen
werkman.
Dat begon eenige jongens te verdrieten.
Wat drommel, zeiden ze, zouden we nog langer
onze ouders en anderen tot last zijn? Zouden
wij de oorzaak zijn, dat zij in den winter
armoede, soms gebrek moeten lijden zich soms
zelfs tot het vragen van onderstand moeten
verlagen
»Dat niet, zei Van Speijck, dan liever in de
lucht!” en van Speijcks woorden in goeden
zin omzettende, riepen de jongens. Badat
niet, dan liever naar Scheveningen, Maassluis
of Vlaardingen, om op bom, logger of sloep
de haringen te verschalken, om visschers en
zeelui tegelijk te worden en om tegen den
winter met een goed gevulden buidel huiswaarts
te keeren
Ba' dat niet, zeiden anderen, en zij namen
dienst bij de Koninklijke Nederlandsche Marine,
waar ze best eten en eene wel strenge, doch
menschwaardige behandeling genieten; waar ze
tot flinke zeelui, tot mannen van stavast gevormd
worden en waar ze, als ze oppassen en leeren
willen, vooruit kunnen komen;
Ba 1 dat niet, zeiden weer anderen, en ze
namen vrijwillig dienst bij het leger hier te
lande, om straks de korporaals strepen en later,
zoo mogelijk, de onderofficiers-rang te veroveren.
Flink jongens, uit jelui kan wat beters
groeien dan uit hen, die maand in, maand uit,
blijven rondslenteren, etende, drinkende, slapende
en doch ik wil niet verder gaan, maar
den flïnken jongens een hoep 1 hoep, hoera
toeroepen.
De toestand zal beter worden als gij kranig
blijft.
III. LASTIGE buurvrouwen.
In de plaats mijner inwoning staat een blok
huizen van niet hooge huurwaarde en mitsdien
niet bewoond door de eerste familiën. ’t Toe
val wil, dat in een drietal aan elkaar grenzende
woningen de schepter gezwaaid wordt door
even zooveel dames, waarvan geene over haar
mondje gevallen is. Deze dames zijn meer
malen oorzaak, dat de geheele buurt in rep
en roer is. 't Is haast ongelooflijk om welke
nietigheden ze elkaar de grofste scheldwoorden
naar ’t hoofd slingeren; elkaar vloekende en
razende in de haren vliegen. Waarlijk den
dichter, dat hoorende en ziende, zou de lust
ontnomen worden ooit weer de lof van ’t
schoone geslacht te bezingen. Toch hebben
die dames goede punten. Ze zijn niet lui,
drinken niet, zijn zindelijk en kunnen soms
wonderen met één gulden doen; ze zijn op
haar manier godsdienstig, d.w.z. ze gaan vrij
trouw ter kerk entreft haar een ramp, in
den regel vrij gelaten, want zeggen ze, ’t is
Gods wil en daartegen valt niets te doen.
IV. EERBIEDNV AARDIGE BUREN.
Tegenover het vorige staat een ander blok
buizen. Voor eenige jaren brak in dit blok
huizen eene besmettelijke ziekte uit, die meer
dan een ten grave sleepte. Allen, die in ’t
blok woonden, hadden ’t schraaltjes, maar,
konden ze goud noch zilver geven, ze gaven
wat anders, wat beters, ze gaven zich zelf,
want, boe de ziekte ook woedde, hoe de dood
ook rondwaarde, ze hielpen de een den andere
trouw, volkomen belangloos.
Als daar iets is, dat U respect kan inboe
zemen voor sommige kleinen naar de wereld,
dan is het zeker wel het waarnemen van eene
hulpvaardigheid, van eene opofferende naasten
liefde, als in die dagen van angst en rouwe
duidelijk aan het licht traden.
V. STUITEND TOONEEL.
Mijn plicht riep mij naar eene arbeiderswo
ning. ’t Was op een herfstavond, ’t Weer
was schoon, de maan scheen helder en alles
buiten stemde tot tevredenheid. Ik trad de
woning binnen, een vunze, nare lucht kwam
mij tegen, de huisvader zat bij de haard, roo-
kende uit een zwart eindje pijp en met schier
wezenlooze blikken in het op de haard smeu
lend, het geheele vertrek met rook vervullend,
vuurtje starende. Hij had blijkbaar te veel I
aan Bachus geofferd. De huismoeder zat aan
de tafel waarop van alles en nog wat door
elkaar lag; ’t jongste kindje had zij op haar
schoot, een drietal andere om zich heen, een
tweetal lagen op eene armzalige legerstede.
Alles droeg sporen van vervuiling en verdier-
lijking.
Als gevolg van onvermijdelijke diepe armoede?
Och neen, maar van luiheid, drankzucht, vraat
zucht en van nog meer.
Ik verliet zoo spoedig ik kon de woning.
Voor dien avond had ik meer dan genoeg.
VI. OPWEKKEND TOO1EEL.
Drie maanden later, ’t was in ’t holle van
den winter, trad ik eene andere arbeiderswoning
binnen. De huisvader verdiende weinig meer
dan de vorige, maar hij was een ijvrig en in
ieder opzicht oppassend man ende
huisvrouw kraak zindelijk, niet minder ijverig
en spaarzaam als haar man. Van hunne 5
kinderen kon niets dan goeds getuigd worden.
Grietje, de oudste, was nu tot 12 jaar trouw
de school bezocht te hebben, als loopmeisje bij
mevrouw X. geplaatst en mevrouw hield veel
van haar, want zij bezat de deugden barer
moeder, die jaren lang bij deze dame gediend
had. Van de vier overigen gingen twee school,
natuurlijk kosteloos.
Toen ik binnen trad, stonden vader en moe
der beleefd op, groetten evenals de kinderen,
en boden mij een stoel aan. Rein als hier alles
was, aarzelde ik geen oogenblik plaats te
nemen. Vader lag ’t werk neer, waarmee hij
bezig was, ’t maken van speelgoed voor de
jongste kinderen en
selde.
Weldra was ik met vader en moeder in een
levendig gesprek en
i
FRISO
MMS H till I l.l IMII-
iiiiiiiiiiiiiiintsi.nl).
I