V eiligheids wet.
KENNISGEVING.
Q
1.
WOENSDAG 17 MAART 1897.
Zeven en twintigste Jaargang.
No. 22.
Officiéél gedeelte.
Buitenlandsch. Nieuws.
Dit Blad veraohijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG
s.
1-
Boeren is loeren.
herstellen
k
Algemeene Zaken, betreffende
den landbouw, enz.
UITGEVER:
Y KUIPERS, FIRMA H- BRANDENBURGH EN ZOON. TE WORKUM
elke gelegenheid aanvatten.
Nog eenige spreekwoorden ten slotte:
Tijd is geld.
Acht ook het allergeringste gereedschap.
Eene naald kan den kleermaker onderhouden.
e
:t
7
t,
e
ie
ds
11S
R-
jn
n-
van ten hoogste eene maand of
ten hoogste honderd gulden.
De voetstappen van den meester benadeelen
geen gewas.
Aan de voetzolen des meesters hangt de
beste mest.
Men moet hou roepen, voordat de paarden
stil staan.
Dit Zeeuwsch spreekwoord beteekent, dat men
niet alles op het laatst moet laten aankomen,
of de zaken tot het uiterste drijvenb. v. als
men in Groningen het bouwland met het gras
land verwisselt door bij de laatste bouwvrucht
klaver of klaver met graszaad op het bouwland
te zaaien, moet men niet zoo lang bouwen tot
het land geheel uitgeput is, maar de kracht,
die het land nog heeft, aanwenden om het
nieuwe klaver- en grasgewas goed tot stand te
brengen.
Wachten en hopen
Doet welvaart verloopen.
Wie ’s winters vinckt en somers vist,
Hoe veel bij vangt, ’t is meer gemist. (Caps.)
Visschen, jagen en allerlei bijwerk is voor de
hoofdzaak van den landman schadeljjk. De
ouden zeiden reeds: doe wat ge doet, dat is:
Bljjf bij ééne zaak.
Koopen en ruilen zonder nood,
Neemt de boter van het brood.
Wie alle veertien dagen een ander paard in
zijn stal beeft, zal eerlang de kar zelf moeten
trekken.
Goedkoop koopen heeft menigeen tot den
bedelstaf gebracht.
Die al koopt wat zijn gerief is,
Moet verkoopen, dat hem lief is, enz.
Brieven en Berichtende Redactie betreffende franco
aan dit adres, uiterlijk Maandag en Donderdag middags 1 uur.
Advertentiön Dinsdag en Vrijdag morgens vóór 12 uur.
In
en
hiertegen is veel te doen. Ook zou men bet
naturaliseeren van vreemdelingen kunnen ge
makkelijk maken, in plaats van dat, als tegen
woordig maar al te veel geschiedt, te belem-
I meren.
Politiek,
Je maakt me ziek,
schreef eens een bekend dichter, en was daar in
zijn tijd al veel waarheid in zijne klacht, tegen
woordig bestaat er reden om haar te herhalen.
Zoo telkens heen en weer geslingerd te worden
van liberaal naar democraat en van democraat
naar liberaal is minder pleizierig, daarom gaan
we voor ditmaal eens een praatje houden over
algemeene zaken den landbouw betreffende en
doen we dit aan de hand van den oud-hoogleeraar
Van Hall in zijn Spreekwoorden en Voorschriften
in Spreuken, uitgave van Kruseman, te Haarlem.
de politiek toch nog bij willen
oog op
Prys per kwartaal 70 oent franco per post 8ft cent.
Prfjs der ADVERTENTIËN van 15 gewone regels 40 cents
Voor eiken regel meer 7| cent. Bij abonnement is de prijs belangrijk lager
Voorwaarden daaromtrent te vernemen by den Uitgever
pleit ten voordeele van het kleiner landbezit.
Een paar buitenlandscbe spreekwoorden zeg
gen:
Zoo de ploeg al een schaar van ijzer heeft,
de spade heeft een punt van goud; en
Grooter is de opbrengst van een klein, goed
bewerkt, dan van een groot, verwaarloosd stuk
land.
Zij, die er
aanhalen, kunnen dit doen met ’t
land verdeeling en wat dies meer zij.
Met de algemeene inrichting van elk land-
bedrijf beginnende, zoo wordt een hoofdbeginsel
van alle welvaart, dat namelijk elk volkomen
op zich zelf moet staan in de behandeling van
zijn akker, dat wil zeggen, onafhankelijk van
mede-eigenaren, uitgedrukt in de spreuk: Gemeen
goed, geen goed, hetzelfde beteekenende als de
uitdrukking
Geen betjr mest komt op bet land
Dan ’s meesters oog en ’s heeren hand.
De BURGEMEESTER van WORKUM,
herinnert Hoofden of Bestuurders van fabrieken
en werkplaatsen bedoeld bij art. 1 der Veilig
heidswet, waarin een krachtwerktuig of een
oven wordt gebezigd, of tien of meer personen
plegen te verblijven, aan hunne verplichting
om binnen eene maand na bet in werking
brengen dier fabriek of werkplaatsen, aan hem
in te zenden de opgave, bedoeld bij art. 13
van genoemde Wet.
Deze opgave moet volgens art. 27 dier Wet
door Hoofden of Bestuurders van bedoelde
werkplaatsen in werking gebracht voor 1 Januari
1897, worden verstrekt vóór den 1 April e.k.
Overtreding van genoemd wetsartikel is bij
art. 19 der Veiligheidswet strafbaar gesteld
met hechtenis
geldboete van
Workum den 15 Maart 1897.
De Burgemeester voornoemd,
R. J. VISSER.
Of groote dan wel kleine bedrijven voor-
deeliger zijn, is eene vraag, die verschillend
beantwoord kan worden. Op groote bezittin
gen kan men den nuttigen staathuishoudkun
digen regel verdeeling van den arbeid aanwen
den, de beste werktuigen zich aanschaffen,
enz., maar men loopt altoos gevaar, dat een
afgelegen stuk minder goed behandeld zal
worden en dat men de te groote uitgestrekt
heid land minder geheel in zijne macht zal hebben.
De groote opbrengst van het warmoezeniersland,
het gardeniersland, als men in ons gewest zegt,
waarbij de grond veelal door de spade uitmun
tend bewerkt, en meer dan één oogst van
denzelfden grond in het jaar getrokken wordt,
en Drente heet, deelt in het nadeel van alle
gemeenschappelijke bezittingen. Onder deze
benaming toch wordt verstaan, dat een stuk
land door twee personen gebruikt wordt, en
wel zoo, dat de eene helft dit jaar door dezen,
een volgend jaar door genen gebruikt wordt.
Wie zal, bij deze wijze van bezit, moeite en
kosten aanwenden, als de vruchten hiervan een
volgend jaar door een ander genoten worden?
Arme landbouwer,
Arme landbouw.
Waar de landbouwer geen geld genoeg heeft,
om zijnen bouw goed te behandelen, kan het
bedrijf niet bloeien. De ouden drukten dezelfde
waarheid op eenigzins andere wijze uit, door
te zeggen het land moet zwakker zijn dan de
landbouwer, of de landbouwer zij sterker dan
het land. Hij moet het in zijne macht hebben.
Wanneer dus de landbouwer een te gering
bedrijfs- of omloopskapitaal bezit, doet hij beter
een gedeelte land te verkoopen, of te verhuren,
teneinde het overige zooveel te beter in zijne
macht te hebben.
In verband hiermede zegt men Armmoedige
boeren hebben om de drie jaren een misgewas;
gegoeden om de zeven jaren.
Misschien heeft hierop ook betrekking het
Noord-Brabantsch en ook in Frankrijk gebrui
kelijke gezegde: een ledige zak kan niet recht
op staan indien dit niet beter in verband
gebracht moet worden met de uitdrukking een
ledig hoofd, voor iemand die weinig verstand
heeft.
Een pachter zonder geld,
Vermagert bet veld,
staat ook in verband met den aangewezen regel,
dat elk gebruiker eener boerderij, hij zij eigenaar
of pachter, een genoegzaam bedrijfskapitaal
behoort te bezitten, teneinde een zooveel mogelijk
intensieven landbouw uit te oefenen. Vandaar
ook het nut van het beklemrecht, zooals dit in
Groningen bestaat, omdat men hierbij eigenaars
rechten op den grond uitoefent, zonder een
daaraan geëvenredigd kapitaal daarvoor besteed
te hebben. Men houdt alzoo meer geld voor
zijn bedrijfskapitaal beschikbaar. Hetzelfde
doel is, wel is waar, te bereiken door gelden
als hypotheek op zijn land te nemen maar een
hypotheek is opzegbaar, beklemming niet. Door
een ruim bedrijfskapitaal te bezitten en dit
goed te gebruiken, voorkomt men het hebben
van ontoereikende of halve oogsten, een der
schadelijkste zaken in den landbouw. Beter
veel geld uitgegeven voor arbeid, mest, enz.,
maar dan ook ruime oogsten verkregen; want:
met slechte vorentjes zijn geen vette snoeken te
vangen.
Die al te laat is opgestaan.
Moet ai den dag op een drafje gaan.
Mandegoed
Schandegoed,
welke laatste in een gedeelte van Groningen,
Drente en Friesland in gebruik is. Hiermede
wordt te kennen gegeven, dat eene gemeenschap
pelijke bezitting (goed in de mande, mandeelig,
zooals men in Groningen zegt) er doorgaans
slecht uitziet. De reden hiervan is natuurlijk
deze, dat elkeen van zoodanige gemeenschappe
lijke bezitting slechts afhaalt wat hij kan, en
bijna niemand de band ter verbetering kan of
wil uitsteken. Onze marken en gemeentegronden
toonen de waarheid van bovenstaande spreuk
genoegzaam aan. Het is bij deze eene uitzon
dering op den regel, als zij onder een goed
geregeld beheer staan. Het zoogenaamd wan
delend land, zooals dit in een deel van Groningen
Het oog des meesters maakt het paard vet.
Wanneer in een Engelsche spreuk gezegd
wordt het oog van den meester doet meer werk
dan zijne beide handen, doelt dit op de groote
waarheid, dat een groot landbouwer zich meer
voordeel doet met altoos en overal toezicht te
houden dan met zelf mede te werken. Hij moet
wel weten, hoe iets gedaan moet worden, om
het zijnen arbeiders desnoods te kunnen wijzen,
maar hij benadeelt zich dikwijls met zelf mee
te werken. Als de arbeider toch weet, dat de
meester hier of daar aan het werk is, kan hij
met meer gerustheid luieren. Ieder oogenblik
moet de meester het werk kunnen nazien, zal
alles goed gaan.
In gevallen, waar bet op aan komt, moet
een kneeht zelfstandig kunnen handelen.
’t Gaat bier als in alle bedrijven. Hulptroe
pen zijn er in menigte. Als er één benoodigd
is, melden zich tien a twintig aan. Overvloed
dus, maar werkelijk knappe arbeiders, hun
werk verstaande, komen er in elk vak nog
altijd te kort.
’t Bovenstaande bevat stof tot overdenking
genoeg en is voldoende om de aandacht te
vestigen op het nog niet verouderde aardige
werkje van den oud-Hoogleeraar Van Hall.
H.
DUITSCHLAND. De Duitsche Rijksdag
heeft, op voorstel van het lid van het centrum
Bachem, besloten het wetsvoorstel betreffende
het oprichten van een gedenkgebouw voor de
in 1870/71 gevallen of zwaar gewonde krijgers
te zenden naar de begrootings-commissie. Tegen
de behandeling in commissie stemden alleen de
sociaal-democraten, namens wie Singer verklaarde
dat zijn partijgenooten het voorstel in beginsel
verwerpen, daar zij zich met zulk een manier
van eerbewijzen niet kunnen vereenigen.
De begrootings commissie uit den Rijksdag
heeft den voorgestelden aanbouw van twee
kruisers verworpen; den eersten met 16 tegen
11, den tweeden met 17 tegen 10 stemmen.
FRANKRIJK. De achteruitgang der be
volking doet in den laatsten tijd weder veel
van zich spreken en aan voorstellen om door
voorrechten ten aanzien van de belasting enz.
het vormen van grooter gezinnen aan te moe
digen is geen gebrek. Blijkens een hoofdartikel
in de Débats ziet de bekende staatbuiskun-
dige Paul Leroy Beaulieu daarin weinig of
geen heil. Het verschijnsel, waaronder thans
in de eerste plaats Frankrijk te lijden heeft,
is, beweert hij, algemeen en heeft overal
dezelfde oorzaak. In de Vereenigde Staten
zoo goed als in Engeland, in Scandinavië, en
in Zwitserland, Nederland en België, ja in
Duitschland zelf valt het waar te nemen en
de oorzaak is geen andere dan de hedendaag-
sche democratische opvatting van het leven,
de daardoor bevorderde weerzin tegen last en
verantwoordelijkheid, de zucht naar gemak,
genot en aanzien onder alle standen. Om ver
mindering of stilstand van de geboorten tegen
Een Noord-Hollandsch spreekwoord, zeggende te gaan zou men de voormalige zielsstemming
dat een boer van elke goede gelegenheid tot moeten herstellendoor de bedendaagsche
zijn voordeel gebruik moet maken; hij moet school uitgeroeid. Van twee dingen slechts
elke gelegenheid aanvatten. verwacht de heer Beaulieu verbetering.
I Frankrijk is de sterfte hooger dan elders,
hiertegen is veel te doen.
Volgen nog eenige spreekwoorden
Wacht u voor grondhonger en timmerwoede.
FRISO
BUI) WilIIÜIM nu
MMS- B Illi I II IUIII
L
i.
i,
e
ir
e
e
n
’S