Verkiezing. I WOENSDAG 16 JUNI 1897. No. 47. Officiéél gedeelte. s Overvloeiende van melk en honig. I E Buitenlandsch Nieuws. Zeven en twintigste Jaargang. an Dit Blad verschijnt eiken WOENSDAG- en ZATERDAG Y. KUIPERS, FIRMA H- BRANDENBURGS EN ZOON. TE WORKUM VI- ene ER Prijs per kwartaal 70 cent franco per poet 85 cent. Prijs der ADVEB.TENTIËN van 15 gewone regels 40 cents Voor eiken regel meer 7j oent. Bij abonnement Is de prijs belangrijk lager Voorwaarden daaromtrent te vernemen bjj den Uitgever geering, uithoofde van ding der Duitscbe partij, tusschenbeide te komen, partijen overlaten tot een en naar alle gedachten zal de conservatieve partij, aan de andere zijde de groote grondbezitters als bemiddelaars optreden. Komt het tot onderhandelingendan zullen die niet te Weenen, doch in Praag of in Brünn worden gevoerd. De BURGEMEESTER der gemeente W0R- KUM maakt bekend, dat bij hem op Dinsdag den ‘29 Juni a.s. van des voormiddags negen tot des namiddags vier uur, ten Gemeentehuize aldaar, opgaven van CAMDIDATEA kun nen worden ingeleverd voor de stemming van vier leden van den RAAD dier Gemeente. De tot invulling bestemde formulieren voor die opgaven zijn ter Secretarie der Gemeente, in de gewone kantooruren, gedurende veertien dagen, vanaf den 12 dezer en op den dag der verkiezing, kosteloos verkrijgbaar. Workum, 11 Juni 1897. De Burgemeester voornoemd, R. J. VISSER. en anders FRANKRIJK. Behalve tweegevechten nemen wij ongewoon veel andere gewelddadigheden waar: aanrandingen, moorden, zelfmoorden en dergelijke. De breinen zijn verhit. Het komt van de weersgesteldheid, van de warmte (die toch niet heel lang duurde), van het onweer, dat in de lucht zat. Op rekening daarvan willen wij ook de onstuimige Kamerzitting stellen, waarin de kalme president Brisson zich op den socialist Gerault-Richard zoo kwaad maakte, dat hij hem de school ik bedoel de Kamer uit liet zetten en de brieschende Brieven en Berichten, de Redactie betreffende franco aan dit adres, uiterlijk Maandag en Donderdag middags 1 uur. Advertentiön Dinsdag en Vrijdag morgens vóór 12 uur. Van de oude Israëlieten werd voor eeuwen gezegd, dat ze leefden in een land, overvloeiende van melk en honig. Nu, dat zal wel zoo wezen. Tegenover het naastgelegen onvruchtbare Phoenicië, waar de luidjes om te kunnen bestaan, meestal gevaar volle zeereizen moesten ondernemen, bleef de Israëliet thuis en bebouwde zijnen grond met behoorlijken vlijt, verzekerd van een dikken oogst. Zóó was bet in den ouden tijd op een klein plekje van onze betrekkelijk groote aarde. Wij hooren ’t zoo menigmalen tot opbouwing van ons godsdienstig leven. Van links en rechts worden we naar het oude Israël verwezen en menig prediker geeft zijne beste krachten om het der goede gemeente toch duidelijk te maken, dat daar bet «eenig” goede voorbeeld ter na betrachting wordt gevonden. Wij zullen over alle deze zaken niet twisten. Wilden we dit, we zouden kunnen wijzen op een tijdsverschil van een groot aantal eeuwen, op veranderde luchtstrekenimmers de Oostkust der Middellandsche- is die der Noordzee niet, op zoovele andere omstandigheden, daarmede in verband staande. Maar zooals gezegd is, wij laten dat alles daar. Alleen zouden we willen vragen of die herhaalde voorstelling van oud-Israëlitische toestanden van vóór dertig eeuwen ook schadelijk kan werken op de gezonde ontwikkeling van de toestanden hier te lande, of, wat hoog geroemd wordt voor Zuid-West-Azië (van vóór eeuwen) ook betrachting moet vinden heden ten dage in Midden-West Europa? De tijden en de toe standen verschillen almachtig veel. Dit zal men ons gereedelijk toestemmen. En toch, waar men dit doet, houdt men zoogenaamd een slag om den arm. Men denkt het Neder land van heden zich nog vrij-wel het oude Kanaan van voorheenalthans men laat zijn politiek van uit die richting besturen. Nu weten we het, de wijzen kwamen uit het Oosten; moderne lui hebben er van gemaakt de wijsheid kwam uit het Oosten, en nog moderner want het einde der dingen is nooit te snappen, lieten de wijsheid van het Oosten naar het Westen trappelen en zoo een slag rond de aarde doen, om a la professor Des Amorie van der Hoeven in zijn Kringloop der Mensch- woede der gezamenlijke socialisten, die bij hoog en bij laag zweren, dat zij den heer Brisson nooit weer tot president zullen verkiezen, waar door zij doodeenvoudig de verkiezing van een meer gematigden, nog veel verder van hen verwijderden, voorzitter zouden bewerken. De Kamerzitting van Zaterdag waarin de socia listen den heer Brisson duchtig de les moesten lezen en die met een heel bescheiden, nog met groote meerderheid verworpen, voorstel om het reglement der Kamer te verzachten afliep schijnt intusschen te bewijzen, dat de ontembaren reeds eieren voor hun geld gekozen hebben. De Senaat heeft de eerste lezing ten einde gebracht van ’t voorstel des heeren Bérenger, tot wijziging der wet van 1882 betreffende aanranding der goede zeden in boeken,geschriften en platen, door het verspreiden van obscene prospectussen, liederen, het tooneel enz. Het strekt tot verzwaring der straffen en bereiking van delicten, welke onder de tegenwoordige bepalingen ongestraft blijven. Het verslag der commissie van onderzoek naar de verkiezing van den abbé Gayraud te Brest strekkende om die wegens den door de geestelijkheid geoefenden druk nietig te ver klaren is rondgedeeld. De commissie ver wacht geen herkiezing, in elk geval geen nieuwe «schitterende” overwinning des abbé’s, zoozeer heeft zij zich beijverd, betuigt zij, om den kiezers de oogen te openen voor den omvang hunner rechten en om hunne bevrijding van ’t juk voor te bereiden. ENGELAND. De voornaamste feestvieringen ter eere van Koningin Victoria’s zestigjarige regeering zullen ruim tien dagen duren en acht achtereenvolgende dagen zal H. M. een of andere indrukwekkende plechtigheid bijwonen. De heer Whitelaw Reid is Woensdag met de zijnen te Liverpool aangekomen om President M’Kinley bij de feesten te vertegenwoordigen en der Koningin een brief van gelukwensching van zijnentwege ter hand te stellen. Morgen, Woensdag, vertrekt H. M. uit Bal moral. De groote vlootschouw te Spithead ter eere van het feest der Koningin op 28 dezer zal ongeveer 146 schepen omvatten in vier groepen gesplitst. De voornaamste bestaat nit het Kanaal- eskader. De heer Gladstone heeft aan een lersch blad een brief geschreven, de hoop uitsprekende, dat de Regeering uit overwegingen zoo vau voorzichtigheid als van betamelijkheid verhinde ren zal, dat de Sultan zich op het feest der Koningin doe vertegenwoordigen. De afgezanten des grooten moordenaars, zegt hij, zouden in Engeland op eene voor hen onaangename wijze ontvangen worden. De heer Gladstone wordt ouder, maar niet wijzer. OOSTENRIJK HONGARIJE. Omtrent het verschil tusschen Duitschers en Czechen in Oostenrijk over de taalverordeningen, meldt het blad de Dziennik Polski officieusdat de Re de on betamelijke hou- er niet aan denkt Zij zal het aan de vergelijk te komen aan de eene zijde tot verbetering in eigen boezem Hebben we, voor zoover we werkkracht bezaten, die gege ven in overeenstemming met de tijden en be hoeften, of hebben we ons daar tegenover vierkant prat gesteld, om te luisteren naar stemmen van uit den vreemde Is Friesland Friesland gebleven Wij vragen slechts en laten allen, wien dit aangaat, den tijd om op deze vragen in alle bedaardheid een antwoord te geven. Neen, we beschuldigen niemand. Maar zeker is het, ons gewest is geen arm gewest. Tegen die opvatting protesteeren we ten sterkste. Friesland jaren lang een der rijkste provinciën van het koninkrijk der Nederlanden is nu maar niet zoo pardoes »hard-stikke-dood.” Laat u dit, laat u die vernedering niet aanleunen, gewestgenooten Jaren lang hebt ge van «broe ders” uit andere gewesten die pillen mogen slikken en ge hebt u gewillig gevangen gegeven onder allerlei mom van godsdienstig geharrewar. Waart ge arm geweest, vanwaar dan uwe bijzondere (vaak kostbare) kerken, T»nwaor dan uwe scholen, vanwaar dan al die tractementen voor deze en die personen, terwijl ge van dit alles u niets lehoefdet aan te trekken, geen rooden duit te betalen? Opzweeperij on-frieseb, niet. Kanaan was een land, overvloeiende van melk en honig. Ons oud Friesland is dit ook, nog heden ten dage. Men moge klagen, dat de eigenaar met het leeuwendeel gaat strijken, de pachter zelve mag weten wat bij wil en doet. Zeker is het, dat God zijn zon laat opgaan over boozen en goeden en dat het er met den oogst vrij wel voorstaat. Voor den veehouder groeit het gras als ’t ware den boer in den mond. Bestaat er dan nog reden tot klagen? Dat eeuwige geleuter moge eens ophouden. De oogst is goed, de waar geldt goed. De Hemel is goed. Laten we dan geene ondank baren zijn. Niet, dat we verhooging van pachtsommen wenschen. De eigenaar ontvangt zijn duit, de pachter hebbe een behoorlijk bestaan. In het land overvloeiende van melk en honig moge en moet dit zoo zijn. Niet in Israël, maar hier in ons oud-gezegend Nederland. En dit alles kan, als men elkander maar verstaat, niet op den grondslag van het bitter scherpe mijn en dijn, maar op dien van de onderlinge wel willendheid, die gehoor verleent aan billijke vragen, maar in fierheid alle onbillijke eischen verwerpt. Naast het land van rijkdom staat dat der beloften. En beloften'? Och, arme, ze zijn er bij duizenden gegeven. Maar laat ons daarop liever nader terug komen. H. heid het gezicht wederom naar die hemel streek te richten «Het daghet in den Oosten.” Nu als de wijsheid maar komt, ’t zij uit welke hemelstreek ook, dan is het goed, als ze maar komt en als ze dan maar inderdaad moge worden toegepast. Want veel, wat voor wijsheid wordt aangezien, is niets anders dan schril-kleurend klatergoud. Het geeft indruk op het eerste gezicht, en waar het als «metaal” voor geluid-voortbrenging moet dienen, een buitengewoon gerinkel. Maar meer dan oppervlakkigheid zit er niet in; al spoedig laat de meerdere degelijkheid den bodem der ook meerdere deugdelijkheid zien en het was, dat de geheime lading dekte, is verdwenen als sneeuw voor de zon. Daar gaan we heen. We kunnen ons op schroeven en opwinden, maar het koele, bere deneerde verstand geeft ten slotte den doorslag, ’t Was daar ginder in het land der Joden zoo, van daag«Hozannab,” maar zou de morgen ook het «Kruist hem” roepen Wie het van de wufte volksgunst moet hebben, is er onge lukkig aan toe. Predik luide in bet rond, dat de menschen, de onderste lagen onzer maat schappij, om dezen term te gebruiken, ’t bijzonder slecht hebben dat al de zoogenaamde korfjes- looperij bedelpartij moet ophouden, dat elke woning zelfs voor den geringsten werkman, neen, voor den bedeelde (niet de behoevende, maar ook van hem, die geen werken geleerd of gewild heeft), een net, suffisant, voorkomend gebouw moet wezen, predik dit luide en het «Hozannah” zal niet achterwege blijven. Daar is geen zielegrootheid in gelegen, om het volk tot ontevredenheid te stemmen. Als men zelve een weinig zwartgallig is, dan geeft men maar af op heel de wereld en het einde is een schitterend vuurwerk. Knal-effect van belang, maar meer dan knal-effect ook niet. Met den knal is ook het licht verdwenen en de pit is er uit. Daar komt na de verblinding van het effect de korfjes-looper zijn pensioen vragen, daar komt de bewoner zijner lage tente de hem voorgespiegelde ruime en luchtige woning vragen en het antwoord luidt«Ga naar den Staat 1” Maar «de Staat” waar is die te vinden En vindt men hem, waar is zijn geld O, ja, de Staat kan laten opbrengen. Opbrengen door U en mij, door ons vooral, kleine luiden, och wat eene verbetering niet waar, bij verdubbelde lasten En nu de landbouw. De veeteelt met-een. Goede menschen, ge betaalt veel te veel aan huurprijs. De groote grondbezitters, het kapitaal gaan met uw «zweet en bloed” zich verrijken. Schande niet waar ’t Thema is onuitputtelijk om de goede ge meente op te zweepen en ter stembus te jagen. Ongelukkig echter de candidaat, die zich als- zoodanig laat vinden. Hij weet het bevorens, dat hij geene bevrediging kan schenken en moet nolens volens de volksgunst derven. Maar ook ongelukkig dengenen, die er zoo iemand durven voor te spannen. Op hunne hoofden het kwaad Ons land is zoo slecht niet. Er zijn er andere. Wie werken kan en werken wil kan ook hier nog altijd een behoorlijk broodje ver dienen. Wij waren vroeger het rijke Friesland, thans heeten we een lastpost tot het koninkrijk der Nederlanden. Aan wie de schuld? Zijn we met onzen tijd meegegaan Hebben we, voor zoover we kapitaal bezaten, dit aangewend FRI IHIII lllllll FIIIESl nil. MEI» II1111HUI IIII i I UITGEVER:

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Friso nl | 1897 | | pagina 1