S 1 WOENSDAG 18 AUGUSTUS 1897. No. 65. Ware en valsche volksvrienden. Buitenlandsch Nieuws. F Zeven en twintigste Jaargang. m Dit Blad versohijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG 'N, 7. I (1) Het kleine zoowat aan een paard Prijs per kwartaal 70 cent franco per post 86 cent. Prijs der ADVERTENTIÉN van 15 gewone regels 40 cents Voor eiken regel meer 7} cent. Bij abonnement is de prijs belangrijk lag er Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den Uitgever el- UITGEVER: Y. KUIPERS, FIRMA H- BRANDENBURGH EN ZOON. TE WORKUM. i’ te ge ar. kers in dezen geest optreden. Bombay gekeerd. Rimla ai T DUITSCHLAND. Het einde van de fees telijkheden te Petersburg werd door de Duitsche bladen met even veel ingenomenheid begroet als de aanvang daarvan. Algemeen is het oordeel, dat het bezoek van den Keizer en de Keizerin en de wijze waarop zij in de Russische hoofdstad ontvangen zijn, niet weinig hebben bijgedragen tot het versterken der straditioneele banden,” waarvan de Tsaar in zijn eersten toost gewaagde. Het moge waar zijn en blijven, dat Keizer Wilhelm zich ook ditmaal, evenals verleden jaar te Breslau, warmer uitliet dan de Tsaar, niettemin is bet evenzeer een feit, dat de Tsaar thans minder koel dan toen in zijne woorden was, en dat deze zelfs van eene hartelijkheid getuigden, waarvan te Breslau nog niets te bespeuren was. Daarvan getuigde ook de benoeming van Keizer Wilhelm tot admiraal der Russische vloot, die achterwege had kunnen blijven zonder iets aan de hoffelijkheid te kort te doen en die in elk geval niet reeds dadelijk bij zijne komst aan Keizer Wilhelm kenbaar gemaakt had behoeven te worden. Voorts is niet onopgemerkt gebleven, dat Keizer Wilhelm den Franschen toost van den Tsaar in het Duitsch beantwoordde, hetgeen aan het Russische Hof in jaren niet was voorgekomenniet minder ook dat de Tsaar de Duitsche marine officieren in het Duitsch heeft toegesproken, toen zij zijne gasten ten Hove waren. Kortom, de conclusie van al deze betrekkelijke kleinigheden te zamen genomen is niet anders dan gunstig. FRANKRIJK. De Fransche socialistische leider, de heer Jaurès, bedroeft er zich over, dat hij en de zijnen niet ronduit hunne gevoelens omtrent den dood van Canovas kunnen uit- Uit het bovenstaande zal reeds gebleken zijn, dat de volksmenners daarom nog niet altijd volksvrienden zijn, dat is te zeggen, dat ze de werkelijke belangen der werklieden of kleine luiden voorstaan. Beweging maken ze genoeg, maar verbetering aan brengen, daarin schieten ze zeker te kort. Woorden zonder daden beteekenen zoo weinig. De blik van den waren volksman moet het algemeen omvatten. De algemeene maatschappij Brieven en Berichtende Redactie betreffende franco aan dit adres, uiterlijk Maandag en Donderdag middags 1 uur. Advertentiön Dinsdag en Vrijdag morgens vóór 12 uur. is als een groot gebouw, waaraan elke steen zijn dienst bewijst, hij zij dan steen aan een binnenlaag of hoeksteen (Ook al verschil in rang van simpele metselsteenen). Ieder moet tot de hechtheid, tot de standvastigheid daartoe naar zijn vermogen bijdragen. Bij- dragen, wel te verstaan. Plukken, dat is niet het wezen der zaak. Wie op het eerste wijzen, het zij door geld, door kennis, door werkkracht, dat zijn eenvoudig de ware volksvrienden. De maatschap kan niet bestaan zonder mid delen. Eene waarheid als eene koeWie de Staat maar wil aanspreken voor allerlei particuliere nooden, liefst zonder arbeid, zonder bijdrage, zij zijn leerlingen van valsche volks vrienden. Het onderscheid is duidelijk. De ware volksvrienden hebben de bevordering der algemeene belangen op het oog, de valsche daarentegen zoeken hunne kracht in de onte vredenheid van sommige klassen. Zij zouden hunne belangen beter dienen door bij hunne eerlijke medestanders aan te kloppen en met feiten en cijfers hunne medewerking te vragen in plaatsen van tegenstand te bieden. Want de behartiging der volksbelangen is en blijft een domein van algemeene zorg. spreken. Er zijn toch wetten tegen de anar chisten »gemeene wetten” (lois scélérates) die zelfs een Bourgeois nooit heeft willen opheffen en die de vrije gedachte in haren loop hinderen. De aanprijzing van zekere misdaden wordt daarbij strafbaar gesteld en zoo is het onmo gelijk om alles te zeggen wat men op het hart heeft. De heer Jaurès weet werkelijk niet, wat te zullen zeggen en schrijven omtrent den gepleegden moord. »De onafhankelijke journalist” zegt hij »die in volle vrijheid den dood van Canovas, zijne oorzaken en beteekenis wenscht te be spreken, moet noodzakelijk in een der vele valstrikken geraken, hem door die agemeene” wet gespannen. Hoe kan men de diepe oor zaken doorgronden van de moreele wanorde, die op den moord zijn uitgeloopen Hoe kan men, zonder zich aan gerechtelijke vervolging bloot te stellen, den misdadigen aanslag op rekening brengen van een misdadige wet? Heeft men wel de vrijheid om ade afgrijselijkheden van alle wettige moorden, die den tegenwoordigen tijd” schandvlekken, bloot te leggen en te ver gelijken met de anarchistische aanslagen De heer Jaurès kan er zich niet over uit spreken, aangezien die sgemeene” wet hem te veel bezorgdheid baart. Wanneer men alles leest wat de socialistische bladen en ook de heer Jaurès zelf over de zaak zeggen, zoude men toch wel denken, dat zij voldoende vrijheid genieten om hun afschuw voor den verslagene uit te drukken en hunne Toch schijnt H. en het Groote Huisgezin door A. Jansen, uitgave J. H. Dunk, Rotter dam. (2) Zulke voordrachten gaan o. a. uit van de Maatschappij »Tot Nut van ’t Algemeen” terwijl ook in de afdeelingen van het Alg. sympathie met den moordenaar. v' Nederl. Werklieden Verbond meermalen spre- <je heer Jaurès zich te moeten sinhouden.” Wat zou men wel te lezen krijgen, indien die sgemeene” wet niet bestond? ENGELAND. De Afghaansche agenten te en te Kalkutta zijn naar Kaboel terug- Er wordt gemeld dat de agenten te Simla en te Kurachee ook teruggeroepen zijn. Men gelooft dat de Emir de opstanden aan de grenzen op zijn minst oogluikend toelaat. De Hindoes te Peshaver vreezen dat hun woningen geplunderd en verbrand zullen worden door de Mohammedanen. Naar Rawalpindi zijn versterkingen gezonden. Het is grappig de Jingoïstische verontwaar diging te aanschouwen, nu den Engelschen geschiedt, wat zij niet schroomden de Transvaal aan te doen en dat hun als beschaafden Eu ropeanen zooveel zwaarder was toe te rekenen. De Engelsche Regeering speelde toen de rol van den Emir (alleen moet diens schuld nog blijken en bewezen worden), Rhodes eenigszins die van generaal Gholam Haidar en de be roemde dr. Jameson is in veel, behalve in fatalistischen moed, te vergelijken met den sdollen Mullah.” De Engelsche schijnheiligen zullen nu echter spoedig de »moreele verontwaardiging” toonen, die men vergeefs zocht, toen zij zelven het volkenrecht hadden geschonden. Overigens boude men in het oog, dat de Emir zelf lang niet altijd verantwoordelijk ge houden kan worden voor de daden zijner ver weg wonende, nomadische onderdanen in een bergland, dat zich door zijn natuurlijke gesteld heid bij uitstek leent tot het op touw zetten van flibustiersondernemingen la Jameson. NOORD-AMERIKA. Gedurende het laatste jaar heeft het aantal immigranten 230,832 bedragen, dat is 112,435 minder dan het vorig jaar. Zoo in den komkommertijd mag het ’t meest gepaste oogenblik heeten zaken van groot be lang te bespreken. Men wordt dan in zijne gedachten door geene wereldschokkende gebeur tenissen gestoord. En vooral dan mogen die zaken gelden, als ze bij een voorafgeganen, heeten verkiezingsstrijd opgeld hebben gedaan. Daar werd gestreden in naam van het volk, door het volk, in naam der volksbelangen, daar tegen, zoo het heette, enz., enz. Met het volk bedoelde men niet het algemeen, maar zekere klassedie der werklieden, die der ambtenaren, die der landbouwers en veehouders of welke andere ook. Kortom, men maakte onderscheid tusscben het eene gedeelte en het daaraan grenzende en vergat de eenvoudige, doch groote en bij de Grondwet verzekerde waarheid, dat het Nederlandsche volk een geheel uitmaakt en de Staten-Generaal het geheele volk verte genwoordigen. Werd op dit baak over ’t generaal gekoersd, men zou gewis geheel andere toestanden in vele gevallen verkregen hebben. Van waar dan de uitwassen? De stillen in den lande werken door, krachtig door hunne ontwikkeling, hun goed inzicht, deugden waar van ze, als ’t moet wezen, ook sprekende be wijzen geven. Maar daar zijn er anderen dan stillen, lieden die zich zelven zoeken, zooge naamde raddraaiers. Zij trachten een opgewekt politiek leven te wekken en trommelen ’t luide rond, dat ze zullen spreken met gelegenheid tot debat. Dat laatste klinktJongens, zoo’n standje is wel eens aardig. Laat ons hooren, of ze elkander op >den kop tikken.” Dat is voor ’n keer wel eens aardig. En daar komt een kamer vol, of half vol en men hoort en men luistert en men applaudiseert of wel men sist of fluit. De pret is groot en de entrée in den regel weinig of niets. Al die sprekers noemen zich volksvrienden, wel te verstaan vrienden van de laagste klassen der maatschappij. Hoe luider ze schreeuwen of hoe meer ze het »Heere, Heere I” roepen, hoe meer ze ons doen denken aan kwakzalvers, die ook met groote brutaliteit of met »cbristelijken ootmoed” hunne waren aan den man trachten te brengen, door den grooten hoop te bedriegen! ’t Is immers eene bepaalde onmogelijkheid om iemand in den tijd van een uur, anderhalf, een helder inzicht te geven in de staatkunde, geneeskunde of artsenij-bereiding. Ernstige lieden gaan daaraan eenige uren meer besteden en zij nemen deze het liefst in oogenblikken van kalmte en rust, zeker niet de minst ge schikte. En in zulke tijden hebben de altijd doorwerkende genootschappen of maatschappijen in den lande steeds gelegenheid gegeven van meerdere kennis op te doen. In den regel wordt van die gelegenheid veel te weinig gebruik gemaakt, want dan is er geene »haar- kammerij” te verwachten. Deze uitkomst ge tuigt niet van ernst en dat is jammer genoeg. Daarop te wijzen, daarin als ’t kan, verbetering te brengen, verder voor te lichten om te zijner tijd te dienen, is de motiveering van het onder staande, dat we in een of meer artikelen hopen te vervolgen. Wij putten hierbij uit een bron, ook vroeger reeds door ons aangewezen. (1). »In sommige plaatsen van ons land bestaat er ’s winters gelegenheid voor arbeiders om ’s avonds, als het werk is afgeloopen, wat mooi’s en nuttigs te hooren. Menschen, die het goed meenen met de arbeiders, hebben begrepen, dat het jammer is, dat sommige menschen bun leven niet anders zouden doorbrengen, dan om van den morgen tot den avond toe maar altijd door te werken en dan te slapen. Een mensch is geen werktuig, om alleen maar te timmeren, te graven of wat anders te doen, dat soms even goed of nog beter door machines kan gedaan worden. Een mensch is een redelijk wezen. Hij moet werken en denken. Doet hij het laatste niet, dan verstompen zijn ver standelijke vermogens, en het werken zelf wordt ook minder goed. Daarbij is de geringste arbeider zoo goed een burger van het land als iemand anders. Wat er dus zoo al in de wereld gebeurt, gaat hem ook aan. Om nu de arbeiders in de gelegenheid te stellen, bekend te worden met allerlei wetens- waardige zaken, worden er hier en daar voor drachten gehouden door bekwame menschen. In sommige plaatsen worden die volksvoorle zingen druk bezocht. (2) Alle verstandige menschen willen dan ook graag wat leeren, al behoort het niet tot hun werk. Het zijn juist de domme lui, de men- schen, die de minste kennis hebben, die het minst naar kennis verlangen. Zulke menschen vervelen zich dan ook dikwijls, en uit verve ling gaan ze dikwerf naar de kroeg, waar ze hun zuur verdiend geld uitgeven om hun lichaam en geest te bederven. Wordt er dan eens over een zaak gesproken van algemeen belang, dan staan ze met een mond vol tanden. Of ze zijn eigenwijs, meenen alles beter te weten dan een ander, en voeren dan soms zelfs het hoogste woord. Zulke menschen zijn in een land hoogst gevaarlijk. Bij volksbe wegingen zijn zij vooraan. Ze hebben ge woonlijk den mond vol over de bestuurders van het land, over rijke menschen, over slechte bazen, over verdrukking, die niet bestaat; maar op den winkel hebben ze dezelfde plaats, die ze op school hadden, als ze er kwamen. Ze behooren daar tot de minsten. Heeft de baas niet veel meer te werken, dan stuurt hij die knechts het eerst weg en houdt de knapste werklieden tot het laatst. Menschen, die wat slimmer, maar misschien nog wat ondeugender zijn, gebruiken zulke lui, wanneer ze zich een grooten naam willen maken, en daartoe geven ze zich het air van volksvrienden. In de taal der mannen van kennis, heeten zulke menschen demagogen of volksmenners. Die naam doet u denken, dat door den menner wordt voortge jaagd, waar hij het hebben wil. Die volks menners lijken ook wel wat op kwakzalvers, die met holklinkende woorden remedies uit venten voor allerlei kwalenmaar niemand vindt er baat bij. Verstandige menschen laten zich door zulke demagogen niet bepraten maar domme lui zooveel te meer.” FRISO \i11 ih i mi mini it III. II)IIIHIIFIII ES 11 Ml. jr- i. o o o o o o o e

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Friso nl | 1897 | | pagina 1