1
De strijd om het bestaan.
WOENSDAG 10 NOVEMBER 1897.
Zeven
No. 89.
Buitenlandsch Nieuws.
De geloofsbrieven-Van Gilse.
Fraaie gravures en verhalen.
Dit Blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG
ij
Voor naplei-
H.
H.
i
Prjjs per kwartaal 70 cent franco per post 86 cent.
Prijs der ADVEB.TENTIËN van 15 gewone regels 40 cents
Voor eiken regel meer 7} cent. Bij abonnement is de prijs belangrijk lager
Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den Uitgever
UITGEVEB:
Y. KUIPERS, FIRMA H- BRANDENBURGH EN ZOON. TE WORKUM.
En, bijgevolg, bleef de grond,
Of liever bij werd minder, omdat
Het gemeene-bezit werd
Men juichte toen het privaat-bezit
lid der Tweede Kamer voor het district Sneek
worden, dit vertrouwen we ten volle en daar
mede is voorbands de quaestie uit.
e
ij
e
e
n
is
n
st
Ie
;r
il
n
;e
•r
n
8
Een geheele om-
Veel animo is er voor het
Geïllustreerd Zondagsblad
van deze Courant.
Prijs slechts 37 Ct., fr. p. p. 45 ct.
per kwartaal.
Proefnumm. aan te vragen.
Elk een brokje
morgen weer een kleiner
zijn uitgewerkte meeningen
Zelfs bestaan er
Het recht van protest moge ongeschonden
gehandhaafd, het dient echter daar ter plaatse
waar het werkelijk gelden kan. Voor naplei-
ting dient het in geen geval.
De Tweede Kamer der Staten-Generaal zal
dan a.s. Donderdag eindelijk eene beslissing
nemen omtrent de al- of niet toelating van
den heer Van Gilse, als afgevaardigde van
Sneek.
Het is bekend, dat de commissie van onder
zoek der stembiljetten, die vroeger tot niet-
toelating van den heer Van Gilse adviseerde,
thans, na volledig onderzoek, tot de slotsom is
gekomen der Kamer voor te stellen den beer
Van Gilse wel toe te laten,
mekeer dus.
Wij hadden deze uitkomst wel verwacht.
En inderdaad velen met ons.
alle dag weer-aan
dieren schuw,
ook wel geworden, als
waren. IZ'I L
dieren werden schuw.
noodig om ze te vangen,
allen omvang toenamen, begreep men, dat ’t een
goed ding was, een goeden slag te slaan, als
die te slaan viel. Men ving in voorraad en
’t eigenbelang vorderde het veroverde wild zoo
goed mogelijk te behandelen en van voedsel te
voorzien, opdat het langen tijd ter bevrediging
van de nooddruft kon strekken. Door die oogen-
schijnlijk moederlijke zorg hoe wreed in den
aard der zaak! werd het wild tam, om
naderhand op een gegeven oogenblik zijne
goede gezindheid ter wille van den mensch met
een plotselinge dood te bekoopen. De veeteelt
was geboren.
De verzamelde kudden evenwel hadden voed
sel noodig, zouden ze tot tijd en wijle blijven
bestaan. Dat voedsel nu groeide zoo ongeveer
overal. En als nu hier of daar eene ruimte
was kaal geschoren, dan verhuisde de menigte,
altijd natuurlijk onder opzicht van een aantal
belanghebbenden, immers niemand liet
zelfs in den ouden, ja, den alleroudsten tijd,
het door hem verzamelde, maar weer zoo klak
keloos verloopen. Zoo kwam men tot een
zwervend leven met zijn vee en ter wille van
dit en van den baas, het opperhoofd, den her-
dersvorst. En met dezen tevens ter wille van
de dienaren, die toch ook moeten eten. De
grond was algemeen goed, men kon reizen en
trekken, werwaarts men wilde. Het zwervend
herdersleven ’t zoogenaamde nomaden-leven,
had het aanzijn verkregen. Zoo besta it het
nog in sommige minder bewoonde streken onzer
goede aarde men jaagt en vischt en weidt
waar en hoe men wil, zonder eenige vergun
ning, zonder eenige akte.
Intusschen, men kan ’t zich voorstellen, dat
dat onophoudelijke reizen en trekken, vooral
voor ouden van dagen vervelend werd en vooral
deze meer en meer naar een vaste verblijfplaats j
begonnen te verlangen, ’t Ligt in den aard
der zaak, dat die eerste vaste verblijfplaatsen
gekozen werden in vruchtbare omgeving. Maar
als later daar meer vaste luidjes samenhokten
en de natuur dreigde te kort te schieten in
het leveren van het benoodigde, behoeft het
niemand te verwonderen, dat de gezetenen op
middelen peinsden, om die natuur ter hulp te
komen en door allerlei middelen, door de er
varing aan de hand gedaan, de voortbrenging,
de productie, te vergrooten. Zoo nu ontstond,
wat men noemt de landbouw, waarnaast weldra
de veeteelt huisde, omdat het onophoudelijke
zwerven toch ook niet beviel tegenover de vele
gemakken, die een blijven aan de hand gaf.
In de geschiedenis der beschaving, waarvan
ik hier eene korte schets gaf, noemt men dit
punt, die blijvende vestiging der menschen, de
bazis, de grondslag, van alle verdere ontwik
keling. Allerlei nooden en behoeften dwongen
tot leenen, tot ruilen en eindelijk tot handel.
Brieven en Be rij aten, de Redactie betreffende franco
aan dit adres, uiteilijk Maandag en Donderdag middags 1 uur.
Advertentiön Dinsdag en Vrydag morgens vóór 12 uur.
Door nood gedwongen of bij toeval kwam men
tot ontdekkingen, tot zoogenaamde uitvindingen.
En de ontdekker of de uitvinder sloeg munt
uit ’t geen hij wist en liet zijne kennis zijnen
erven na. De wetenschap had gestalte erlangd.
Maar bij dit alles, was er eene zaak, die de
ontwikkeling belemmerde. De grond behoorde
nog aan allen. »lk moet leven, wat heb ik
mij over het bestaan van een ander te bekom
meren?” Van de gemeene (gemeenschappelijke)
weiden werd afgehaald, wat er op zat. En
dacht aanvankelijk de een om middelen aan
te wenden ter verbetering, ter vermenigvuldiging
van productie (voortbrenging), al spoedig be
greep hij, dat een ander tevens plukte van de
vruchten zijner bemoeiing. De gemeenschaps-
gronden marken of scharren, meenscharren
in den zin van gemeenschappelijke scharren,
heeten eene belemmering voor de algemeene
welvaart. Zij zoo sprak de latere beschaving,
dienden opgeruimd. Wat beteekent het,
vroeg een deelgenoot, of ik den grond bemest,
een ander plukt de vruchten. Hij laat dit
na, ik ook.
als die was.
hij uitgeput werd,
veroordeeld.
als een nieuwe ster aan den hemel verscheen.
Het eigendomsrecht werd van heeler harte met
blijdschap begroet. Het kadaster kwam zoo
langzamerhand tot stand en elks bezit werd
afgeteekend en geboekstaafd.
De wereld getuigde ’t, de beschaving had
geene schrede zoo groot gezet, als sedert de
boekstaving van den persoonlijken eigendom.
De commissie uit de Tweede Kamer heeft
uitgemaakt dat, wanneer men alle biljetten,
waarop iets valt af te dingen, wil aftrekken,
de heer Van Gilse een betrekkelijk groote
meerderheid op den heer Heemskerk vooruit
heeft.
En na lang wikken en wegen en het
geval IJlst nog ingesloten, waarbij nog een
krachtig protest als ’t ware wordt weggecijferd,
komt de commissie uit de Kamer ten slotte
tot dezelfde conclusie als het opper-stembureau
de heer Van Gilse is gekozen; wij advi-
U dus hem als lid der Kamer toe te
seeren
laten.
Nu, aanstaanden Donderdag heeft de be
slissing plaats. En wij twijfelen niet of de
Kamer zal zich wel met het voorstel der com
missie vereenigen, en dan heeft Sneek eindelijk
zijn vertegenwoordiger. Wij hebben alle reden
om te vertrouwen, dat deze een man op zijn
post zal zijn, zoodanig, dat het district zich
niet over zijn afgevaardigde behoeft te scha
men. Het kan gerust zijne belangen aan
dezen zoo betwisten man toevertrouwen. Wij
kunnen dit zeggen, omdat we hem persoonlijk
kennen.
Voor ’t overige zal de toelating-Van Gilse
nog wel geruimen tijd de pers bezig houden.
Een onderzoek der stembiljetten vooral en
dit door eene commissie der Kamer zelve,
boekstaving van den persoonlijken eigendom, zal langen tijd van zich doen hooren. Nu,
Nu toch kon ieder aan het zijne zijne krachten dat later, de heer Van Gilse zal ongetwijfeld
wijden en zijnen erven de vruchten nalaten
van eerlijken arbeid en noeste vlijt. Toch
al weer niet goed De nieuwste leer predikt
weder de grond aan allen
misschien En
brokje Och, er
op dit gebied. Zelfs bestaan er bladen, die
telkens weeraan het nuttige en noodzakelijke
van dezen eisch in het licht stellen. Ik kom
daar niet in, maar geef op ’t oogenblik niet
anders dan een stukje geschiedenis.
En als *t den landbouw ging, ging het ook
den handel. Kon het anders Zij waren toch
tweelingbroeders. Handel en nijverheid, te
zamen een geheel.
Gilden, bescherming, patentrecht, vrijheid van
doen en laten, zij doemen daar voor mijn’ geest
en maar mijne mijmering wordt door een
van mijn’ wil onafhankelijk toeval onderbroken
en ik vervolg daarom later.
EN TWINTIGSTE JAARGANG.
II.
Ja, de dierenwereld leert het ons aan
kant: er moet gegeten worden, gegeten en
gedronken om het betrekkelijk kortstondige
bestaan van het individu, het schepsel,
mogelijk te kunnen maken. Mitsgaders allerlei
drank, wordt voedsel verslonden, ’t zij plant
aardig of dierlijk. Er worden soms duizenden
levens verwoest, om een enkel te rekken. De
onophoudelijke oorlog, als gevolg van deze
natuurwet, bepaalt zich niet slechts tot de
dierenwereld. Hij kent schier geene grenzen.
Ik zie voor mij dieren, die planten verslinden,
maar ik herinner me ook gelezen te hebben,
dat er planten zijn, welke dieren tot hun onder
houd en opbouwing verorberen. Hoe ze dit
doen? Wel eenvoudig, door hare bladeren te
sluiten, als een spin of wesp of zoo’n ander
ding ’t waagt, op een blaadje plaats te nemen,
’t Beestje kan niet meer weg en wordt binnen
korten tijd ontbonden, een deel van zijn lichaam
prijs gevende ten behoeve der plant.
En, och ik behoef zoo ver niet te gaan:
allerlei dieren-afval, koe- en kunstmest strekt
immers der plantenwereld tot voedsel; hier
en daar voor de tuinderijen, speciaal voor de
bloemkoolteelt gebruikt men immers haring, en
sommige lekkerbekken meenen soms bij het
gebruik van den geliefkoosden bloemkool schotel
nota-bena, een haringsmaakje te ont
dekken
Ik zal over dit bijzonder punt maar niet
langer spreken, ik kon eens tot uitkomsten
komen, wat menschen aangaat, om er
griezelig van te worden; zoodanig, dat eiken
vegetariër (uitsluitend plantenetend mensch)
de lust verging van nog langer vegetariër
te zijn.
Of nu de strijd om het bestaan zich ook
uitstrekt tot de zoogenaamde wereld der delf
stoffen Men zou er zich suf over kunnen den
ken en vragen b.v. waartoe het zand dient in
de maag van een vogel, of datzelfde zand ver
mengd met eene althans schijnbaar vermaalde
schelpenmassa bij de platvisschen, bot, schol,
enz.? Zeer geleerde lui mogen deze aangele
genheid nader uitwerken.
Dat intusschen de kring der delfstoffen veel
oplevert tot instandhouding der planten, en daar
door ook tot die der dierenwereld, aanschouwen
we alle. En zelfs dagelijks. De klei, de mergel,
en wat dies meer zij, bevordert de ontwikkeling
van welig gras, overvloedigen klaver, heerlijke
tuinvruchten, en (met alle permissie, ter
wille der volgorde moet ik hier het dier wel
laten voorafgaan) dier en mensch profiteeren
er van.
En nu wordt de laatste de eerste.
De mensch!
Hij is immers het pronkstuk der schepping.
Door zijne recht-opgaande gestalte is hjj als
FRANKRIJK. De Senaat heeft het ontwerp
tot verlenging van ’t privilegie der Franeche
Bank onveranderd goedgekeurd.
De Parijsche Gemeenteraad heeft eene motie
ten gunste van eene arbeidsregeling voor de
slachtplaatsen in den geest der werkstakenden
aangenomen, alleen om te doen zien dat hij
het recht had er zich mee te bemoeien, en
ofschoon de prefect had meegedeeld, dat er
reeds eene schikking betreffende den dagarbeid
in de week en des Zondags met de patroons
getroffen was en het nachtwerk door een scheids-
rechter zou worden geregeld.
Inmiddels hadden de leveranciers van vleesch
I in het groot aan de vlceschwinkels de prijzen
reeds aanmerkelijk verhoogd, naar de slagers-
vereeniging openlijk verklaarde geheel zonder
noodzaak.
Uit een rapport betreffende de uitgaven voor
de Kamer blijkt dat in 1896 is uitgegeven
aan: buffetten 32,395 fr., waaronder 6547 fr.
voor ’t buffet in ’t kamp van Chalons bij de
groote wapenschouwing op 9 Oct. mede-
cijnen, 3602 fr.bureaukosten 53,933 fr.;
schuiers, waschtafelgerie enz. 14.423 fr.
verlichting 128,555 fr.; verwarming 35,966
fr. Aan medicijnen en waschbenoodigdheden
is omtrent 5000 fr. minder uitgegeven dan ’t
jaar te voren, dank zij de aanmerkingen der
commissie voor comptabiliteit.
Reuter’s Agentschap verneemt, dat het be
richt als zouden Engeland, Frankrijk en Rusland
’t ware geboren heer en meester te zijn over
alles wat hem omringt.
Dieren- en plantenwereld beide zijn hem
onderworpen.
Let op zijne ontwikkelings-geschiedenis.
Van nature dan wandelde de mensch in het
paradijs, het eden; hij had alles maar voor
het grijpen: planten en dieren beide Maar door
dat onophoudelijke grijpen, want het moest
gebeuren, werden de
Wellicht waren de planten ’t
ze daartoe in staat
Maar dit in ’t midden gelaten. De
Er waren middelen
En als deze meer in
FRI
\i n n s 11 ui i ui i ivi 11
«LUI lllllll HIIISIIM).
Q
1
3
i
it
D
‘8
V
ir