Nieuwjaarswenschen
ik 25 Cent,
1
Bericht
Geïllustreerd Zondagsblad
van KRISO.
1
WOENSDAG 29 DECEMBER 1897.
No. 103.
Zeven en twintigste Jaargang.
Bericht aan onze Lezers.
Een praatje over den tijd.
Officiéél gedeelte.
Dit Blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG
aanbevolen
DE UITGEVER.
en
Prijs per kwartaal 70 cent franco per post 85 cent.
Prijs der ADVEBTENTIËN van 15 gewone regels 40 cents
Voor eiken regel meer 7| cent. Bij abonnement Is de prijs belangrijk lager
Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den Uitgever
UITGEVER:
Y. KUIPERS, FIRMA H- BRANDENBURGH EN ZOON. TE WORKUM
De Uitgever:
Y- KUIPERS.
1.80.
verlangen gratis
1 Januari begint de nieuwe jaargang
van het
Prijs per JAARGANG f 1.50.
Franco per post
Proef nos. worden op
franco toegezonden.
Gelegenheid tot het plaatsen van
in FRISO van ZATERDAG 1 Januari,
wordt weder aangeboden.
Voor spoedige toezending houdt zich
en nog menig
De oude Heer Smits zweefde ons direct voor
den geest bij het lezen van het onderstaande,
dat we lezenswaardig genoeg achten, om bet
hier eene eerste plaats te geven.
een hoofd aan de O. L.
Zij loopen weren zijn, ze zien de toekomst donker in en
i meenen dat we een geweldigen ommekeer
■- tegemoet gaan, maar troosten zich met de ver
zuchting ’t Zal mijn tijd nog wel uithouden.
Van dergelijke personen te vergen dat ze
zonder morren alles goedkeuren wat de tijd hun
schenkt, gaat niet aan, doch met recht zou men
tot velen hunner kunnen zeggen Vergeet niet,
dat gij, nog jong zijnde, ook met de toch veld-
i winnende ideeën gedweept en er voor geijverd
hebt. Conservatisme groeit met de jaren.
Jonge menschen loopen gauw weg met al
wat nieuw iszij offeren gaarne aan den laat-
sten smaak, niet alleen op het punt van schoeisel
en kleeding, maar ijveren ook voor allerlei
nieuwigheid op staatkundig en wetenschappelijk
gebied. Ouderen van dagen daarentegen voelen
zich meer gehecht aan wat ze eenmaal voor
goed en waar aangenomen hebben en vergeten
dat ook in het rijk der meeningen op geen
vastheid te rekenen valt, dat het wel altijd
blijven zal
Ieder woelt hier om verandering
En betreurt ze dag aan dag;
Hunkert naar hetgeen hij zien zal,
Wenscht terug ’t geen hij eens zag.
Komt genoemd zeggen uit egoïsme voort
offert men niet alleen zijn eigen maar ook
anderer welzijn aan zondige lusten op, dan
verdient zoo iemand onze diepste verachting.
Ik denk hierbij aan een Lodewijk XV met zijn
lijfspreuk Après moi le déluge, die door zijn
schandelijke geldverspillingen en zedelooze le
venswijze volk en dynastie te gronde richtte.
Min of meer verwant aan die tijd uithouers
zijn de lofredenaars op den goeien, ouwen tijd,
bij treurige verliezen, i Zitten deze eenmaal op hun stokpaardje, dan
draven ze door en weten van geen ophouden.
«Neen, dan was ’t weleer toch beterde levens
middelen waren goedkooper, ’t schaars aanwe
zige geld werd meer gewaardeerd, ’t ontbrak
den minderen man noch aan werk noch aan
brood, op huiselijkheid stelde men prijs, de
zeden waren eenvoudiger, het geloof vaster, de
op de talrijke staatkundige par- Christelijke liefde weldadiger, eerlijkheid en
overdrijving en bijgevolg gedeeltelijk aan
Ook is het oordeel eenzijdig, want
van den ouden tijd verzwij-
wat er vroeger verkeerds was en sluiten
oog voor al het goede en nuttige, dat in
eeuw tot stand kwam. De ruimte, mij
belet me mijn bewering te
Brieven en Berichten, de Redactie betreffende franco
aan dit adres, uiteilijk Maandag en Donderdag middags 1 au,
Advertentièn Dinsdag en Vrjjdag morgens vóór 12 uur.
van meeningen, dat de mannen der wetenschap
verdeeld houdt, op de menigte godsdienstsecten,
die niet zelden elkaar vijandig zijn en bestrijden,
dan rijst wel eens de vraag was het vroeger
beter? Het geschiedblad geeft een ontkennend
antwoord strijd is er altoos geweest en zal er
ook wel altoos blijven. F
kig? Zou ’t niet geestdoodend wezen als allen f bewijzen,
eenstemmig dachten en handelden, als er niets
meer te vragen, niets meer te onderzoeken
viel? Neen, de spreuk behelst de waarheid:
Geen tijd
Zonder strijd.
Ik zou zoo kunnen voortgaan
rijmpje kunnen bespreken, zooals: spaar in tijd boven
of het goed glijdttijd gewonnen, winst ge
sponnen twee op eenen tijd te vrijen, ziet
men zelden wel gedijen; in dure tijden trouwen
leert zuinig huis te hou’en die zijn tijd ver
waarloosd beeft, voelt de spijt zoo lang hij
leeftdoch ik beperk mij liever. Alleen over
een paar uitdrukkingen, aan den tijd ontleend,
wensch ik nog iets te zeggen.
Van oude menschen hoort men dikwijls: ’t zal
mijn tijd wel uithou’en I Zij zijn ontevreden
over den loop van zaken op politiek, economisch
of kerkelijk gebied ze berusten lijdelijk in de
toepassing van theoriën, die hun verderfelijk, of
althans ongewenscht, voorkomen, maar niet te
VERGADERING van den RAAD der
gemeente Hemelümer Oldephaebt
en Noordwolde, op Vrijdag den 31
December 1897, des voormiddags te
9} ure.
Punten van Behandeling:
I. Ingekomen stukken en mededeelingen.
II. Verzoeken om afschrijving van hoofdel ijken
omslag, dienst 1897.
III. Benoeming van
school te Hemelum.
IV. Verzoek van R Pan te Koudum om eer
vol ontslag als klokluider en benoeming van een
nieuwen titularis.
V. Vaststelling der schoolgeld-kohieren over
het 4e kwartaal 1897.
VI. Wijziging der gemeente begrooting voor
den dienst 1898.
VII. Reclames tegen het 2e suppletoir kohier
van hoofdeljjken omslag, dienst 1897.
Koudum, den 27 December 1897.
De Burgemeester,
H. M. TROMP.
storven is: »’k heb geen tijd.”
en draven, werken en zwoegen van den vroegen
morgen tot den laten avond en zijn zoo over
kropt met bezigheden, dat ze er geen eind aan
zien. Wat is hiervan de oorzaak Soms
goedhartigheid, die hun den moed beneemt
onverplicht werk te weigeren soms ijdelheid
en bedilzucht om in allerlei zaken de hand te
hebben soms verlangen om, ten bate van zijn
evenmenseb, werkzaam te zijn. En hoe loffe- i
lijk dit streven naar nut ook moge wezen, men
oversehatte zijn krachten niet. Qui trop em-
brasse, mal étreint, zegt een Fransch spreek
woord of op zijn Hollandsch
Die veel omgordt
Komt tijd te kort.
Omgekeerd ontmoeten we menschen, die altoos
den tijd hebben en meestal te laat komen. >>Tijd
genoeg” is hun lijfspreuk en zij gelooven wer
kelijk recht zuinig op hun schat te zijn. Waarom
zouden ze vroeger dan noodig aan ’t station
of in een vergadering komen De tijd met
wachten doorgebracht is vervelend en verloren.
Zij kennen immers den afstand en regelen naar
dien maatstaf hun van-huisgaan, maar vergeten
hoeveel hinderpalen ze op hun weg kunnen
ontmoeten. En komen ze te laat, dan is schade,
of althans teleurstelling, bun deel. In gezelschap
of vergadering op zich te laten wachten pleit
niet voor wellevendheid en geeft stof tot ergernis.
Ik hou ’t met de mannen van de klok en zeg
met onze vaderen
Beter vroeg
Dan tijd genoeg.
Bij ervaring weten we, dat de tijd een uit
stekend heelmeester is voor hartzeer en verdriet.
Hij lenigt onze smart
gewent ons aan min aangename toestanden,
leert ons dat dikwijls het geleden kwaad minder
I groot is dan ’t aanvankelijk scheen en verzoent
1 ons met het vaak zoo raadselacbtig leven.
Daarom zeiden de ouden reeds:
Hartzeer slijt
Met de tijd.
Letten we cr Ö-- -o- r—
tijen, die naar ’t gezag dingen, op ’t verschil goede trouw overvloediger.” Die lofrede lijdt
aan overdrijving en bijgevolg gedeeltelijk
onwaarheid,
die bewonderaars
gen
het
deze
En is dat niet geluk- hier toegestaan,
nonwflinn ola ollan I kArrrnnnn
De waarheid zal wel in ’t midden liggen:
Elke tijd maakt daarop staat
Heeft zijn goed en heeft zijn kwaad.
Dat prijzen van vroeger dagen is geen ver
schijnsel, uitsluitend eigen aan onze eeuw, neen,
er zijn altoos menschen geweest, die ’t verleden
het tegenwoordige stelden. Zou die
verzuchting misschien daaruit te verklaren zijn,
dat, terwijl jonge menschen hun Eden in de
toekomst zoeken, ouden van dagen daarentegen,
die hier geen toekomst hebben, hun geluks-
ideaal in ’t verledene plaatsen?
Men heeft meermalen opgemerkt, dat niet
alleen de Bijbel den volmaakten geluksstaat
van bet eerste menschenpaar geschilderd heeft,
maar dat verreweg de moeste volken ook van
een gouden eeuw gewagen. Zoo spreekt de
Heidensche oudheid van Saturnus’ eeuw, toen
alle menschen gelijk waren een tijdperk van
onschuld, overvloed en rechtvaardigheideen
tijd waarin de aarde, onder ’t genot eener
Onder dit opschrift bevat de Ziuolsche Courant
de volgende interessante beschouwingen
De dichters stellen ons den tijd voor als een
grijsaard, maar hoe oud hij ook wezen moge,
zijn vlugheid is ongeëvenaard. Men roemt zijn
hooge waarde, doch betreurt zijn snellen loop
en sloopend vermogen. Vandaar zooveel spreek
woorden en zegswijzen, ons door ’t voorgeslacht
nagelaten. Tijd is geld, snel ontvaren ons
de jaren, alles slijt met de tijd, geen huis zoo
hecht dat de tijd niet slecht,” enz. En staan
we aan den eindpaal van ons leven, dan zuchten
weWaar is de tijd gebleven En toch al
weet ieder dat deze schat niet te koop is, wat
al kostbare oogenblikken worden er verknoeid
of vermorst
Hoe snel de tijd ook vliedt, enkelen valt
hij lang, bijv, cellulaire gevangenen, lijders aan
slapeloosheid, waaksters bij zieken, mannen die
op benoemingen wachten, kostleerlingen, de
dagen, soms de uren tellende, die ben van ’t
ouderhuis nog scheiden, enz., doch zulke ver
velende toestanden duren in den regel betrek
kelijk kort. Erger is hij eraan toe, die met
zijn leegen tijd geen weg weet en de groote
kunst niet verstaat zich zelven bezig te houden
voor zulk een beklaaglijk wezen kruipen de
uren en is elk tijddoodend middel een ware
uitkomst. Hoe gaarne zou menigeen zijn goud
en zilver geven, zoo de tijd van zulk een
nietsdoener te koop was Tegen tijdverbeuzelen I
hebben dichters en schrijvers tallooze malen
gewaarschuwd; ik herinner mij Vondels versje:
Laat het kostelijkste van al
U niet roekeloos ontslippen
Dat’s de tijd die snel gaat glippen
Zonder dat hij keeren zal.
Doch hoe dun is het getal,
Dat zijn uren meet bij stippen,
Eer de Dood den draad komt knippen
Van hun leven onverwacht,
Meest verloren, minst geacht.
Tegenover deze ultra’s staan zij, die met
hun schat woekeren, geen minuut laten verloren
gaan, zich haast geen tijd gunnen tot eten en
slapenmenschen, die zelfs de uren betreuren
aan gezellig verkeer gewijd. Zoo ze met orde
arbeiden, kunnen ze veel afdoen, maar met
het oog op hun gezondheid zou ik hun willen
toeroepenook het werken heeft zijn perken en
Rust baart profijt,
Mits op zijn tijd.
’t Groote geheim om zonder tijdverspilling
veel werk te verrichten zit’em daarin dat men
maar één ding te gelijk doet. Dit geheim
bezat onze beroemde raadpensionaris Jan de
Wit, die gedurende zijn twintigjarig bewind
niet alleen al de bezigheden en beslommeringen,
aan zijn ambt verbonden, getrouw behartigde,
maar bovendien persoonlijk met al onze gezanten
in het buitenland de briefwisseling onderhield.
Dergelijke menschen, hoe overladen ook met
werk, weten den tijd uit te koopen op hen
is het rijmpje toepasselijk:
Die werkt met orde en vlijt
Vindt ruim voor alles tijd.
Men treft in ’t leven mannen, ook vrouwen
aan, in wier mond met recht het zeggen be-
Er zullen er zich nog wel enkelen onder
onze lezers bevinden, die den Nieuwjaarswensch
aan zijne vrienden van den ouden Heer Smits
(wijlen den heer A. Beeloo) uitgave D. A.
Thieme, Arnhem, 1855, kennen. De oude
Heer schreef daar:
«Het jaar snelt ten eindedie aartsvernieler,
de Tijd, met zeis en zandlooper en zeven-mijls-
laarzen aan, is er in tweeënvijftig stappen over
heen gegaan, en beeft het onmeêdoogend in
den zwarten afgrond van het verledene neer
gemaaid
Hij schreef dit, toen hij onverwacht bezoek
ontving van niemand minder dan de Tijd zelve,
die den bovenstaanden volzin lezende, bedaard
zeide«Allemaal gekheid Onzin
En de Tijd protesteerde tegen al wat hem
leelijks werd aangewreven, kende geen zeis of
zandlooper meer, was geen aa rtsvernieler, enz.
enz. Integendeel hij was jontg, een man van
opbouwing, een heeler van geslagen wonden,
en ook hier enz. enz.
MEUHS- U 4111IIIIHIII.
iii.ii) mini niEsuii).