DWAALLICHTEN WOENSDAG 16 FEBRUARI 1898. No. 14. Binnenlandsche Berichten. Nog eens de jongste Gemeenteraads-verkiezing te Workum. - Acht en twintigste Jaargang. 4 Nellij H.—K. H. Y. KUIPERS, FIRMA H BRANDENBURGH EN ZOON. TE WORKUM ■I FRÏ I sums- n iiifflirmii:- 111.111 mii in u:\i.t\n. Dit Blad versohijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG hier Ze wel dronkeman de speelzaal ook. heid terugkomen, uit de verte ruischt hem scboone muziek UITGEVER: gjg..’i ■M Pry’s per kwartaal 70 cent franco per post 86 cent. Prijs der ADVERTENTIËN van 15 gewone regels 40 cents Voor eiken regel meer 7cent. Bij abonnement is de prijs belangrjjk lager Voorwaarden daaromtrent te vernemen by den Uitgever vriendelijken schijn een mislukt genie De Tweede Kamer is tegen Dinsdag 1 Maar, te 2 uur, bijeengeroepen. hooren dadelijk toog intusschen niet. Standaard- Vaderlander. voudig omdat De heerlijk ontleende erg on- is de titel van een der meest boeiende romans van de begaafde schrijfster E. Werner. Dwaallichten de jonge held van dezen roman, begaafd met veel talenten, een knap uiterlijk en iets bijzonder aantrekkelijks in stem en manieren, die jonge man zoon van den ge- etrengen in de lijdensschool des levens geharden generaal en de schoone coquette poolsche vrouw, van wie den generaal zich heeft laten scheiden, die zoon uit dat verbroken huwelijk, hij is be zweken voor de flikkerende betooverend schoone dwaallichtjes; hij ziet hij hoort ze overal in de bloemen, in ’t gezang der vogels, in ’t suisen van den wind maar bovenal in de ver leidelijke stem zijner schoone, helaas al te licht zinnige moeder; en met zijn tooverfluit, gekozen (of liever) benoemd is. ’t Oordeel van De Gemeentestem kennen we Dit bij voorbaat tegenover onze bestrij- Maar onze meening mogen we zeggen. voor u geen dwaallicht zal zijn, maar Dwaallichten arme Mevrouw Dreyfus, vrouw van den martelaar van het Duivels- gij die zoo onnoemelijk veel geleden en nog lijdt, edele moedige vrouw, o dat Z O E A. Het Algemeen Handelsblad geeft den indruk van den zevenden dag De zitting van Maandag was kort maar gunstig. Zij werd geheel gevuld door het ver hoor der vijf schriftkundigen die in 1894 het onderzoek deden en der drie ofliciëele deskun digen die dit jaar met de schriftvergelijking (in de zaak Estherhazy) waren belast. De heer Bertillon weigerde, uit vrees zich in de vingers te snijden, op eene vraag te ant woorden; hij maakte zich geheel en al belache lijk en volslagen onmogelijk. Anderen legden niet ongunstige verklaringen af. Charavry ver klaarde dat hij nooit iemand zou durven ver- oordeelen op eene enkele schriftvergelijking zonder eene moreele beschuldiging. Nadat Bertillon allerlei uitvluchten gemaakt had stond Labori plotseling op en riep uit vlk kan maar één ding aan de jury zeggen: de zaak van 1894 is daar, (met de hand wijzende op Bertillon) op zijn getuigenis werd Dreyfus veroordeeld. De indruk van Maandag is: het schriftonder zoek van 1894 is in het Hof van Assizen herzien en beeft den toets niet doorstaan. het radeloos van uw lippen en i gemaakt bovendien wat moet ik doen o het water daar ja daar is vergetelheid. God mijn ouders mijn beschermers kijkje neemt neen dat mag wel alleen even heel even kijken wat is dat? weer, die schitterende bruine eiland, t c ja, j het licht dat in deze duistere zaak, ontstoken zoo nu al weer ze O, wat is ze toch schoon Stil, ze wenkt even zeggen heeft en zich dan Redactie in een onbewaakt oogenblik ontsnapt, want bet schandelijke, indien ’t zoo is, is meer dan bewezen, getuige nog ’t bovenstaande. Bovendien. Wij hebben duidelijk genoeg gezegd, dat we ons voor geen der beide personen in de bres stelden. De personen waren ons vol- Van geen hunner zal het wel of wee der gemeente Workum afhangen, ons te doen om recht. En dan is en wat doet ze hier zou ze ge- het echte groote licht der waarheid, trouwd zijn neen immers, anders had bijzonder vriendelijk Edam, Februari 1898. al weer ze --- u nu diep ongelukkig en miskend ge Och ze flikkerden zoo verleidelijk voor die dwaallichten van goud, roem en eer. Maar gelukkig eindelijk hebt ge toch zelf inge zien, dat het slechts dwaallichtjes waren, klater goud; uw gezond verstand heeft de overwinning behaald. Ge zijt u zelf weer en als ge ze soms weer ziet op uw weg, die flikkerende lichtjes, dan sluit ge uw oogen, ge wilt ze niet zien, en vervolgt kalm uw weg; niet den weg van schijngeluk en klateigoud, zoo als de dwaal lichtjes u valscbelijk voorspelden, neen den weg van ligt nuttig u Wy moeten wel even op deze aangelegen- aangezien De Vaderlander van 12 Februari ons de eer bewijst, tegen onze meening met tal van overigens goede woorden te oreeren. Veel soeps levert het be- Wij schreven van de Waarom? Dood-een- Vaderlander zijn oordeel aan De Standaard. De combinatie is dus niet van ons. Het beurtelings aanklampen en afstooten, wat bij ons tusschen haakjes stond, werd i schandelijk geheeten. Dit woord is zeker der Maar neen dat kan, dat mag niet, hij is toch geen j laaghartige zelfmoordenaar maar wat dan Heeft hij toen zijn geld op was, alles alles weg, geen geld geleend dat hij morgen op een bepaald uur, terug moet geven en bij had het niet zal hij schrijven naar Holland en alles bekennen o God, neen dat nooit, het vertrouwen dat in hem gesteld is te beschamen om geld vragen en hoeveel om speelschulden te betalen, neen dat nooit dan liever sterven want op medelijden heeft hij bier niet te hopen valsch, alles valsch hier de gevan genis hu bij rilt hij heeft zijn naamkaartje gegeven, met dr. er op dat kaartje, waarop zijn lieve moeder zoo trotsch was zijn goede ouders het vriende lijk huisje, met de hooge kastanjel.oomen de zonnebloemen die tegen den muur zulk een aardig effect maken, de bank aan het water, de duiven en dat alles zal hij nooit, nooit meer zien O, ’t is wreed en hij is nog zoo jong en vol idealen dezen morgen nog leek hem het leven zoo heerlijk schoon en nu o God een plomp en een jong hoopvol leven is verwoest. Monte- Carlo telt een slachtoffer meer en de dwaallichtjes flikkeren en lachen spottend arme dwaas I evenals de rattenvanger, de onschuldige kinderen lokt, evenzoo werd hij verlokt door de grillige dwaallichtjes. Hij wil nog strijden maar hij kan niet, schitteren zoo verrukkelijk mooi I Goud enkel goud 1 Vergeten de belofte die hij nog geen uur geleden zijn vader deed, om na een korte samenkomst met zijn moeder weer terug te keeren, vergeten zijn eerewoord gebroken hij de zoon van den strengen generaal, laag hartig uit den dienst gevluchtMaar ze ver telde zooveel, die dwaallichtjes; van een zonnig gelukkig leven, van roem en eer, van bloemen, van schoone betooverende vrouwen, van dingen, waarvan bij de streng opgevoede jonge man nooit had durven droomen. O God, wat zijn ze mooi ze schitteren in duizend kleuren, rood en goud, geluk en liefde. Ze zingen met verleidelijk scboone stem en lokken lokken en de arme jongen, bij volgt ze opgewonden in een roes o nu, nu begint het jonge heerlijke leven pas voor hem. Vooruit! ze achterna die grillig dansende lichtjes. Zij zijn eene belofte van een nieuw gelukkig roemrijk bestaan. Ach arme jonge man! Als een zeepbel is uw schijngeluk uit een gespat. Dwaallichten met uw valsch geflikker ge hebt den jongen man ongelukkig gemaakt toen heeft hij geboet lang en zwaar maar einde lijk het geluk het echte geluk gekregen, ten koste bijna van zijn eigen jong leven En wij we hebben in gedachten dien jongeling veroordeeld, we hebben hem eerloos, valsch en wat al niet meer genoemd en toch, hoe veel oudere, wijzere menschen, met veel meer levenservaring hebben zich door die verleidelijk schitterende dwaallichtjes laten verlokken. Den ken we slechts aan de verouderde sage der Lorely die hoog op de bergen heur schoon gezang laat hooren, en den eenzamen reiziger betoovert door haar goudblonde lokken en schitterende oogenen als hij geen weerstand aan zooveel bekoorlijks kan bieden en alles, alles wil vergeten, om even in die schitterende blauwe oogen te mogen staren dan laat ze hem heur demonischen lach hooren die den armen man verpletterend in de ooren klinkt. Helaas! ook hij is, door dwaallichtjes betooverd, den weg opgegaan die ten verderve leidt; maar ze waren ook zoo betooverend schoon, die oogen, en die stem die zoo zoet vleide; en hij hij heeft er met zijn leven voor geboet. Dwaallichtjes Het jonge meisje dat er lief uitziet en tamelijk goed eene rol ver- Brieven en Beriititen, de Redactie betreffende t rance aan dit adres uitei lijk Maandag en Donderdag middags 1 uu. Advertentiën Dinsdag en Vrydag morgens vóór 12 uur. speelt steeds door en als ge einde- 'uw geld verloren zijt dan verlaat kalmen vrede en huiselijk geluk; ziedaar ge waggelend als uw roeping, in den kleinen kring zijt ge en noodig. Ge hebt weer vrede met zelf, met uw huisgenooten, met geheel uw kleine wereld. Nu zijt ge weer het zonnetje dat allen verkwikt door uw en anders waart ge geworden Dwaallichtende jonge dokter, die na volbrachte studie een reisje gaat maken, komt ook te Monte-Carlo. Monte-Carlo dat ieder die er komt een paradijs toeschijnt, helaas een paradijs waar de slangen verrader lijk op de loer liggen en ook voor hem den jongen man, zoon van eenvoudige ouders, voor hem, die de aandacht getrokken had van eenige rijke heeren uit het dorp, die hem op hun kosten lieten studeeren, en hem na veel eer met hem aan de academie ingelegd te hebben, tot belooning een reisje lieten makenwat moet alles u schoon en heerlijk toegeschenen hebben, arme jonge man o dat is wat anders dan dorre studie, dat verrukkelijke be dwelmende leven hier, die mooie schitterende dames, die heerlijke lichte dansmuziek, die gezellige wandelingen en de speelzaal de groene tafeldie stapels blinkend goud, maar neen by wil zich hier maar niet langer ophouden anders eens even, heel even zijn geluk beproeven, dat zou nog zoo erg niet zijn neen, neen daarvoor heeft bij het geld niet gekregen van zijn edele beschermers. Wat zouden zij wel denken als ze hem hier zagen bij was immers altijd een toonbeeld van ingetogenheid Maar God is het dan zoo erg, dat hij eens even een vult, in eene liefhebberij comedie, dat meisje, gevierd, gevleid en bewonderd, voor iets wat toch zooveel bewondering niet afdwingt, zij gaat zelve gelooven dat ze talenten heeft. Al zijn honderd jonge meisjes zooals zij. zij denkt, zich een groot genie te zijn. Ach, waarom zou men dat goede kind haar hoofdje niet een beetje op hol brengen? dwaal lichten arm meisje ge droomt een schoonen droom van roem en eer. Ge ziet u zelve in een stampvollen schouwburg, niet zulk een zaaltje als dat waar gij uwe uitvoeringen geeft, o neen een groote zaal, met mooie elegante dames en heeren, die hun tooneelkijker onop houdelijk naar bet tooneel richten, immers daar schittert gij als eene eerste ster. Ge ontvangt prachtige bloemen, men bewierookt u, van allen kanten, men wil u zelfs eene senerade brengen. O wat een heerlijk mooie droom Arm kind, ge wordt gewekt door de stem uwer moeder die uw hulp in de huishouding verlangt, uwe moeder, de degelijke vrouw, die u die droomen van roem en eer wel uit het hoofd zal pratenarm meisje, en ’t was zulk een schoone droom. Is het wonder dat ge geen genoegen in den eenvoudigen huiselijken kring vindt, dat gij, die vroeger een zonnetje in huis waart, voelt? u ze hem niet altijd i aangezien God beeft hem bemerkt, in dat rose avond toilet hem met haar wonder schoone oogen, o die oogen hij is er geheel door betooverd, ze wenkt hem vriendelijk, coquet lachend met heur witte tanden dwaallichtjes van tegen een verlokkende wals van Wald- teufel o wat is het warm hier een zoele atmosfeer, een zoete odeurluebt ylang ylang hé ja, hij zal in de frissche lucht wat opknappen ’t is zoo buiten doch neen *t zou toch galant zijn, ze heeft hem weer gewenkt, dui delijk gewenkt ja bij zal toch wat ze te _,J verwijderen dwaallichtjes bij heeft haar aangehoord de demi mondaine en bij is niet gegaan en zij ze heeft hem verleid, verlokt tot spelen eens nog eens met bevende handen ja’t geluk was hem gunst:g in den beginne maar later o 1 meer wat bij doet die scboone r- achter wier stoel hij leunt ze lokt hem I ’t Was hij weet niet vrouw, komen onverschillig. evenals de verleidelijke groene tafel dwaallichtjes arme dwaas ge speelt blijft “nog “altijd onZoorieeT dat de hee“r Swart lijk al o- _ro-_.j een dronkeman de speelzaal 00k O God, wat heb ik gedaan?! klinkt yerg nog schuld Gehjk wij doen door deze. bet zachte kalme water heel even kijken wat is dat? daar ziet hij ze i oogen die oogen dat gracieuse hebt figuurtje dien lieven lach o t zij is het zij, de heldin van zijn droomen worden, wat doet ze hier zou ze Dat zij zoo.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Friso nl | 1898 | | pagina 1