I
WOENSDAG 4 MEI 1898.
No. 35.
De ansjovis-visscherij.
Noord-Amerika.
Officiéél gedeelte.
Acht en twintigste Jaargang.
Y. KUIPERS, FIRMA H- BRANDENBURG» EN ZOON. TE WORKUM
LJ
Maar denkt daarbij aan het wei- Binnenlandsche Berichten.
BUI)10011BUMMD.
JIMS- E) im
Dit Blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG
land- en zeemanschappen uit Cuba en Cubaan-
9
Ver-
den
’t Is
Haalt den
H.
t
UITGEVER:
van ’t werk. J
meenende liedje
Prijs per kwartaal 70 cent franco per post 86 cent.
Prijs der ADVERTENTIËN van 15 gewone regels 40 cents
Voor eiken regel meer 7^ cent. Bij abonnement Is de prijs belangrijk lager
Voorwaarden daaromtrent te vernemen by den Uitgever
scheurd.
verlies van deze artikelen, die weer
vrij is, en
regeeren
zoogenaamde gouvernement
metingen, degelijk getuigd, men ziet ze in grooten
getale. Welk een verschil aan onze Friesche
kust bij een vijf en-twintig jaar geleden. Toen
had men voor de zeevisscberij enkele kleine,
oude bootjes, onzeewaardig in alle opzichten.
Verwonderen moet het, hoe de lieden het er
nog zoo’n beetje mee gered hebben.
Zulk een nieuw spulletje kost ongeveer f 600.
Voor boot met zeil en treil f 300 en voor de
beug netten met d’r toebehooren ook een f 300.
Daar zijn er natuurlijk van booger prijs, maar
wij rekenen nu maar het gewone soort.
Als een visscherman dit zaakje aandurft,
steekt bij zich dus dadelijk in een voor hem
dikke schuld. Maar er is meerEen visscher
moet ook een knecht hebben en een jongen.
Gewoonlijk huurt hij deze tegen een vast week
loon van f 10, f 12 a f 15 en de jongen van
f 2 a f 3; soms ook tegen minder, maar dan
met een aandeel in de vangst.
dat alles is minder als de vangst
I
Besloten den 18en April, door de Senaat en
het Huis van Afgevaardigden van de Vereenigde
Staten van Amerika, in Congress vergaderd
1Het volk van het eiland Cuba vrij en
onafhankelijk te verklaren.
2. Het is de plicht van de Vereenigde
Staten te eischen, en het gouvernement van
de Vereenigde Staten eischt, dat het bestuur
van Spanje hare autoriteit en gouvernement in
het eiland Cuba terstond zal afstaan, en hare
Uit Genua wordt gemeld dat de Konin-
ginnen de voornaamste kerken en andere ge
bouwen bezichtigd hebben. Vervolgens gingen
HH. MM. naar de haven, waar juist de Prinses
Sophie gereed lag om naar Batavia te vertrek
ken. De bemanning hief het volkslied aan en
juichte en de Koninginnen wuifden met den
zakdoek.
Blijkens een telegram van den Gouver-
neur-Generaa] van Nederlandsch Indië, van 29
dezer, wordt de gouvernements-koffieoogst op
Java voor dit jaar thans geraamd op omstreeks
132,000 pikols.
Te Utrecht is plotseling overleden prof,
dr. T. Halbertsma.
De medische faculteit verliest in hem een
barer sieraden.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
brengt ter algemeene kennis, dat de Koninklijke
Bibliotheek te ’s-Gravenhage van 2 tot 7 Mei
1898 voor het publiek zal gesloten zijn.
Een bekend Nederlandsch auteur schreef eens
een opstel: «Hoe een duimpje ijs de natuur en
daarbij ook de menschen veranderen kan!”
Na dikke, trieste, mistige dagen een helder
zonnestraaltje, de straten en wegen opdroogend
’s avonds stoepen en bruggen wit, ’t linnen
stijf en ’s morgens de winterbloemen op de
glazen, ijs in de vaarten en heesters en boomen
met prachtig rijm bedekt
Spoedig kraaien op ’t ijs, een half uur later
ook jongens en weldra alles leven en beweging,
zelfs luie Kees een hardrijder van ’t eerste
water
Onwillekeurig werden we aan dit epistel
herinnerd, toen het bericht van mond tot mond
ging, het bigde bericht«Daar is er reeds
een duizendtal ansjovis gevangen 1” Dadelijk
leven en beweging in de «doode” steden aan
de Zuiderzee. De netten te voorschijn, nage
zien, in orde gebracht, de stokken met de
onderscheidene vlagjes, vroolijk wapperend, voor
den dag gehaald, de ankers aan de touwen
gebonden, de schuiten geladen en een, twee,
drie vooruit naar zee!
Dat geeft een leven en beweging, een gejoel
en gedraaf, een opgewekte vroolijkheid, die
goed doet te vernemen. Het gelaat der visschers
teekent hoop.
De ansjovis visscherij is in de laatste jaren
de visscherij der Zuiderzee geworden. Ja, men
vergeet den haring en de bot en de paling
ook niet. En de eerste vooral leverde dit voor
jaar menigeen een aardigen duit in den zak
maar als de «ansjoop” komt, wordt al het
andere niet meer geteld.
Daar zijn er kapitalen in deze visscherij ge
stoken en het gereedschap daarvoor wordt
in den regel in banden gegeven van den klei
nen man, die naar gelang van de vangst moet
af betalen, zoodat het geheel zijn eigendom kan
worden.
Nieuwe booten, flinke jollen, van ferme af-
VERGADERING van den RAAD der
gemeente WORKUM, op Donderdag
den 5 Mei 1898, ’s namiddags 8 uur,
ten einde te beraadslagen over de
hieronder vermelde punten.
De Burgemeester,
T. M. ten BERGE
I. Notulen der vorige vergadering.
II. Mededeeling van ingekomen stukken.
III. Rapport van het onderzoek der rekening
van de Gemeentelijke Gasfabriek over 1897.
IV. Adres van T. Walta e. aom bij voor
komende verhuringen, den huurder geeue kosten
in rekening te brengen.
V. Adres van het Departement „Workum” der
Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen om een
jaarlijksch subsidie van J 200 ten behoeve der
Bewaarschool.
VI. Adressen om afschrijving van Hoofdelijken
omslag over 1898.
VII. Benoeming van leden en plaatsvervangende
leden van een stembureau, voor de stemming van
vijf leden der Provinciale Staten.
VIII. Ontwerp-besluit tot af- en overschrijving
van posten op de Gemeentebegrooting, dienst 1898.
IX. Wijziging der begrooting van het Stads
weeshuis over 1897.
X. Vaststelling der staten van oninbare posten
wegens den Hoofdelijken omslag, de Hondenbelas
ting en het Schoolgeld over 1897.
Brieven en Berijnten, de Redactie betreffende franco
aan dit adres, uiteilijk Maandag en Donderdag middags 1 uur.
Advertentién Dinsdag en Vrydag morgens vóór 12 uur.
Maar
maar goed gaat.
’s Middags, zoo tegen den avond trekt men
naar het pekel veld, de ansjovis wereld. Daar
«schiet” men zijne netten, dat is men plaatst
ze in aangewezen richting over boord. De
netten liggen voor anker (dreggen). Zij blijven
drijvende door aangebonden kurken, terwijl
steenen aan het benedengedeelte ze zooveel
mogelijk eene rechtstandige positie moeten geven.
Hier en daar drijven boeien, waarop vlaggetjes
prijken. Deze hebben eene dubbele beteekenis.
Vooreerst om voorbijvarende schippers te waar
schuwen: mannen, denkt er als je blieft om
hier staan netten, zeil ze niet «kapot,” en ten
anderen zijn ze herkenningsteekens: iedere vis
scher kent zijn eigen vlag, ’t Is der moeite
waard zulk een ansjovis slagveld in oogenschouw
te nemen. Men zou wanen, dat de verschil-
j lende nationaliteiten der wereld zich daar ver- met tien a vijftien cent per duizend,
bonden hadden tot een gemeenschappelijk op
treden, veel erger dan voor Creta.
Nu, we laten onze netjes daar rustig staan,
’t Is me een gezicht! Een brug over de Zui
derzee, van den oost- tot den west wal. Wat?
Een brug, neen, drie a vier, zoo niet meer en
dan al die anderen nog meer langs de kusten.
Hoe is het mogelijk, dat zelfs een enkele ansjo
vis door dit bolwerk kan heenbreken om ginds
in de eigenlijke kom der Zuiderzee nog op
nieuw het gevaar van gevangen te worden te
trotseeren?
De nacht valt in en daar komen de onschul
dige vischjes, zelfs met de beste bedoelingen,
vroolijk voorwaarts zwemmen en blijven
steken in de mazen van het verraderlijk net.
’s Morgens heel, heel vroeg, voor dag en
dauw als men ’t noemt, in den regel al voor
zonsopgang komen de visschers met hunne
schuiten en halen de netten binnen.
Wit van visch. Een prachtig gezicht! ’t
Gelijken allen zilverlingen. En zilverlingen zijn
het. ’t Gaat per duizend. En duizend visch-
jes is eene kleinigheid. Als het «schot” (de
vangst van één nacht) goed is, dan zijn er
allicht een tienduizend, ’t Kan ook zijn vijf
tien, twintig a dertig-duizend. En als dan de
duizend zoo ongeveer met tien gulden betaald
wordt, zegt eens, dan is dit meer dan een
buitenkansje. Een f 100 tot f 300 per nacht
Als dat zoo doorgaat, nu, dan worden de vis
schers Rotschilds
Een enkele treft, als in eene loterij, som
wijlen dit geluk. Maar er zijn er ook andere.
Visschen is visschen en het lot kan grillig
zijn. De een heeft veel visch en de ander, lanu- en zeemauscuappeu uit
die er onmiddelijk «naast staat”, dat is zijne sche wateren zal verwijderen,
netten naast die van den eerste heeft uitgezet, I
vindt er slechts bier en daar een enkele. Boven- zij,
dien, de zeil- en stoomvaart is in vollen gang.
Gaarne zullen de kapiteins de netten mijden,
’t Is dien visschers evenals hun zelven om een
broodje te doen. Maar zij kunnen dit onmoge
lijk. Tegenwind, tegenstroom doet buiten den
koers slaan. En rrrt! daar gaat het een
aantal netten worden vierkant in flarden ge-
Voor de visschers niet alleen het
opnieuw in
rekening gebracht moeten worden, maar ook
verlies van de vangst. De morgen sluit met
een schadepost.
Een andere factor ter vernieling leveren de
ansjovis-visschers zelve. Vooral de kuilvisschers.
Deze varen twee aan twee met een net (een
kuil) in t midden. En natuurlijk al wat daar
voor staat, wordt mee ingeslikt. Netjes met
visch en al.
Om al deze onheilen te voorkomen, blijft
menig visscher »op zijne netten liggen,” dat
js hij keert ’s avonds niet naar een haven terug,
maar blijft in zee overnachten, zijne schuit ver
radend door een licht. Als hij nu onraad ver
neemt, door een naderend zeil- of stoomschip,
dan vaart hij dezen tegen, om uit alle macht
te waarschuwen zijn «rommeltje” niet stuk te
zeilen. Dat daarbij nog wel eens scheepster
men en stopwoorden gebruikt worden, laat zich
denken.
Over dag heeft de visscher het druk. Hij
moet de visch uit zijne netten balen, en ze «kop
pen,” dat is van de koppen ontdoen en schoon
wasschen. Bij groote vangst wordt dit «koppen”
ook door niet-visschers verricht. In elk geval
wordt dit door de zouters afzonderlijk betaald
en menig
kopper maakt daarmee eene flinke weekhuur.
Maar de visscher zelve heeft bovendien zijne
netten te wasschen, te drogen en weer tegen
den avond in gereedheid te brengen, ’t Is
voor hem, wat de hoofing voor den veehouder
beteekent.
Alles wel.
Zij geeft werk
Wij mogen die drukte gaarne,
en brood.
Vangt raak, kloeke visschers!
schat uit het nat, hoe meer hoe liever.
Vult den buidel tot den rand en weest
daarbij opgewekt en vroolijk, vooral na ’t einde
o van den volksvriend Heije: 1
«Een beetje pret, na leed en last,
«Wie zou het U misgunnen?
Maar niet de zeilen volgebrast,
Toe, leg een reefje, waar het past,
Het zou eens stormen kunnen!”
Dit «stormen” zal men in zijne beteekenis
wel snappen.
3. De President van de Vereenigde Staten
en hiernevens is, gemachtigd en bevolen, de
geheele land- en zeemachten van de Vereenigde
Staten te gebruiken, en de militie van de
verschillende Staten tot dienst uit te roepen,
zoover als noodig moge zijn om deze besluiten
te voltooien.
4. De Vereenigde Staten ontzegt alle ge
zindheid en bedoeling, om Souvereiniteit, rechts
macht of controle over het eiland te oefenen,
behalve tot het einde om aldaar vrede te
brengen, en beweert haar voornemen om het
gouvernement en controle van het eiland aan
deszelfs volk over te laten, zoodra die vrede
tot stand gebracht is.
CHICAGO 19 April 1898.
Bovenstaand is een vrije vertaling van de
laatste 'besluiten van ons gouvernement.
leden week was er zeer veel twijfel wat eindelijk
zou gedaan worden. Nu is het beslist.
Nommer 1 meent dat het Cubaansche volk
het recht heeft om zich zelve te
- niets meer, niets minder. Het
van de opstandelin
gen is niet erkend, en het zou jammer geweest
zijn indien onze Senaat de President daartoe
zou hebben gedwongen, want dat zou wellicht
meer ellende meegebracht hebben dan er nu is,
omdat de legers en regeering der opstandelingen
misschien niet meer dan een derde van het
volk vertegenwoordigen, alhoewel zij vier vijfde
van het eiland hebben kunnen bedwingen.
Nommer 2 meent doodeenvoudig dat er een
einde zal zijn aan de gruwelijke, Spaansche
mishandeling, en dat de Spaansche legers naar
Spanje terug moeten keeren of weg zullen
gedreven worden.
Nommer 4 is zoo duidelijk, dat de wereld
kan zien wat de Vereenigde Staten meent.
Wij wenschen Cuba niet te bezitten, maar
zullen de barbaarschheid der middeleeuwen er
uit drijven, en voedsel en geneeskundige hulp
en medicijnen aan de duizenden en duizenden
stervenden brengen, en een einde maken aan
de ondragelijke toestanden.
En wie zal de Vereenigde Staten voor hare
taak betalen, en het mogelijke verlies van
hare manschappen vergoeden
Y. B. HAAGSMA.