ZATERDAG 12 NOVEMBER 1898.
No. 90.
Zaak Hoogerhuis.
I
Nieuwstijdingen.
Acht
Y- KUIPERS, FIRMA H BRANDENBURGH EN ZOON. TE WORKUM
FBI
r.
MEI lis- II Uil III HI III.
linn mon FiiiESLnu.
e
Dit Blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG
Prijs per kwartaal 70 cent franco per post 86 cent.
Prijs der ADVERTENTIÉN van 15 gewone regels 40 cents
Voor eiken regel rteer 7} cent. Bij abonnement Is de prjjs belangrjjk lager
Voorwaarden daaromtrent te vernemen by den Uitgever
UITGEVER:
1.
I.
s.
1.
3.
d
e
r
ir
L.
P
I.
a
buiten bespreking te moeten laten
daarom die vragen niet toelaten.
Waar het O. M dat gevoelen deelde, heeft
het in de toelichting van zijn requisitoir toch
getoond, dat die vragen moesten zijn toegelaten.
Hij zeiik eisch de hoogste straf, omdat deze
beklaagden te kwader trouw zijn en zeer goed
weten dat, wat zij den le get. geïmputeerd
hebben, door dezen niet is gepleegd.
Aan de beklaagden werd echter de gelegen
heid onthouden vragen te stellendie hunne
goede trouw konden aantoonen.
In het belang der rechtvaardigheid voor de
beklaagden, in het belang van het heilig recht
zou Pleiter gaarne vragendat bet Hof be-
melingen
stellen.
Gedep. Staten hadden de gevraagde wijziging
ontradenop grond dat het reglement nog te
kort had gewerkt, om daarover nu reeds te
Voor het Gerechtshof te Leeuwarden ie
heden (Donderdag) het hooger beroep behandeld
van het vonnis der Rechtbank aldaar, waarbij
de arbeiders G. H., B. v. d. PI. en D. S. B.
van Beetgumermolen zijn schuldig verklaard
van beleediging en veroordeeld ieder tot 1
maand gevangenisstraf, omdat zij A. Dijkstra
hebben toegevoegd»dit is de inbreker van
Britsum, moordenaar”; rapporteur de Raads
heer mr. J. van Binsbergen.
Een zeer talrijk publiek woonde niet alleen
deze terechtzitting bij, maar van elders waren
verscheiden verslaggevers overgekomen, o.a. de
heeren Hermans voor Recht voor Allen, Vrede
voogd voor Strijd, Van Praag voor De Echo,
Valk voor de Soc. Democraat, v. d. Heide voor
het Volksdagblad, Melchers voor de Nieuwe Tijd
terwijl verder de zitting nog bijgewoond werd
door de heeren Poortman en v. d. Tempel en
het lid der Tweede Kamer de heer Staalman.
Het O. M. had geene getuigen, de verdedi
ger had er 12 gedagvaard.
Toen de le getuige, A. Dijkstra, aan het
Hof meegedeeld had, de beleedigende uitdruk
kingen door de beklaagden tegen hem geuit
stelde de verdediger, mr P. J. Troelstra, de
vraag, of hij toen onmiddelijk begrepen heeft,
welke inbraak bedoeld werd.
De President had bezwaar tegen die vraag.
De Adv. Generaal mr. T. J. Noijon had
geen bezwaar, die vraag toe te laten.
Het Hof zou zich in raadkamer begeven.
De verdediger wenschte, om het Hof straks
een tweeden gang naar de Raadkamer te be
sparen reeds nu eene tweede vraag mede te
deelen, eene vraag die betrekking heeft op de
aanleiding tot de beleediging. Bij de Recht
bank was er verschil van gevoelen over de
vraag, of het in het belang van de verdediging
was, het stellen van vragen toe te laten over
de aanleiding tot de beleediging. De verdedi
ger voerde aan, dat het voor de mate van straf
een groot verschil is, of de beklaagden meen
den dat de getuige aan de inbraak deelgeno
men heeft.
Het algemeen gevoelen in de plaats van
inwoning der beklaagde is, dat get. aan de
bekende inbraak te Britsum heeft deelgenomen.
Indien beklaagden dat gevoelen deeldendan
moet hen eene lichtere straf worden opgelegd
dan wanneer zij geene aanleiding hadden tot
die beleediging. In beide gevallen zal hen straf
worden opgelegd maar in het eerste geval is
wel de wet doch niet de moraal door hen
overtreden.
De Rechtbank meendedie vragen niet te
moeten toelatenzij oordeelde dat alles wat
in verband stond met de bekende inbraak
en kon
slisse, dat er vragen gedaan worden die de
strekking hebben om te bewijzendat de
omstandigheden aan de beklaagden de over
tuiging moesten schenken, dat get. heeft deel
genomen aan de bekende^inbraak.
De Adv. Generaal verklaartals de ver
dediger vreest dat de kwade trouw bij beklaag
den door hem zal worden aangenomen en hij
het minimum straf zal eischenindien die
vragen niet gesteld wordendat hij er geen
belang in stelt de kwade trouw op den voor
grond te plaatsen, hij zal niet treden in eene
beoordeeling van de waarheid der feiten. Hij
heeft daar weinig belang bijen kon zich
refereeren aan de gebezigde uitdrukkingen en
scheldwoorden.
Als de bedoeling van den verdediger om
de waarheid der feiten aan te toonendan
schijnt hij bet standpunt in te nemen dat aan
de beklaagden smaad is telaste gelegd maar
hij zegt de vragen alleen te willen stellen ter
appreciatie van de mate van straf.
Daarvoor is niet noodig, bier een onderzoek
te doen naar hetgeen te Britsum is geschied.
Ieder weet, dat deze get. en twee anderen door
een deel van het publiek beschuldigd worden
van een feit, waarvoor anderen veroordeeld zijn.
Om nu eenigen van dat publiek te laten ver
klaren, dat zij meenen daarvoor reden te hebben,
dat acht Spreker overtollig, en dat de beklaagden
dit hebben kunnen meenenspreekt hij niet
tegenmaar de vorm waarin zij het deden
maakt, dat men met beleediging te doen heeft.
Als men zegt: smeerlap, verrotte smerige familie,
dan beeft men niet noodig de aanleiding na te
gaan.
Het zwaartepunt is echter: mag er eenige
vraag gesteld worden omtrent de waarheid van
het feit, dat deze get. die inbreker is? Dat
mag niet. En dit is niet om de waarheid te
smoren, het is ook geen juridische kunstgreep,
zooals wel met ophef is beweerdmaar de wet
wil nu eenmaal niet, dat de rechter een onder
zoek instelt naar de waarheid van eene telaste-
leggingdan onder bepaalde voorwaarden van
telastelegging van een bepaald feit, gedaan in
het belang van zelfverdediging of in het alge
meen belang.
Spreker haalt de memorie van toelichting op
het betrekkelijk wetsartikel aanom aan te
toonendat de wet geen onderzoek wil naar
de waarheid of onwaarheid van eene telaste-
legging dan in bepaald aangewezen gevallen.
De wet wil geen onderzoek naar iemands pri
vaat leven zonder reden.
Aan het Hof zal staan de appreciatie der
vragen welke zullen gesteld wordenmaar nu
reeds heeft Spreker het beginsel der wet uit
eengezet, om straks niet telkens te behoeven
te zeggenwaarom hij eene vraag al of niet
kan toelaten.
Na re- en dupliek begeeft het Hof zich in
raadkamer en beslist, dat geene vragen met
betrekking tot de inbraak te Britsum zullen
toegelaten worden.
Mr. Troelstra betoogt, dat de verdediging
hem daardoor zeer moeielijk is gemaakt, want
alle der door hem gestelde vragen zijn dan
verboden vragen. Ook kan op die wijze de
goede trouw der beklaagden niet worden aan
getoond.
De President maakte bezwaar tegen enkele
door den verdediger aan Dijkstra gedane vragen.
De drie beklaagden bekennen, de woorden
>dit is de inbreker van Britsum, moordenaar”
Brieven en Beriititen, de Redactie betreffende franco
aan dit adres, uiteilijk Maandag en Donderdag middags 1 uur.
Advertentièn Dinsdag en Vrydag morgens vóór 12 uur.
kunnen oordeelen. Zij wezen er tevens op
dat geen enkele feitelijke mededeeling was ge
daan, waaruit de wenschelijkheid der wijziging
zou kunnen blijken, of dat de bestaande voor
schriften minder deugdelijk waren.
'Overeenkomstig hun advies is afwijzend op
het verzoek beschikt.
Wel jammer
Het getal ontbrekende onderofficieren en
korporaals wordt nog met den dag grooter.
Bijna zonder uitzondering zoeken zij wier dienst
tijd expireert, een goed heenkomen in de burger
maatschappij. Bij een regiment infanterie ver
trokken onlangs in een week niet minder dan
6 onderofficieren en 3 korporaals met paspoort.
Evenals bij het reg. gren. en jag. is nu
ook bij het 5e reg. inf. het organiek getal
vrijwilligers van het reservekader aanwezig.
Er komen goede berichten omtrent Wil
lem van Zuylen. Na een week rust zal hij
als de toestand zoo blijft de volgende week
wel weer mogen optreden.
Richard Hol heeft eervol ontslag aange
vraagd en verkregen als directeur van bet
Concert-Diligentia te ’s-Gravenhage. Over
wegende de verplichtingendie Diligentia aan
den heer Hol heeft, is hem het eerelidmaatschap
der vereeniging aangeboden en een jaarlijksche
toelage van f 500 verleend.
INHOUD van het Friesche Tijdschrift
,,Sljucht en Rjucht.” 12 November 1898,
Feikje Damsma, M. Miedema. Op sé, Th.
v. d. S. In fetpot, T. J. B. Oplossing
fen ’e sosyale kwesje, Fo. de Zee. Scoe it
wier wêze? D. Wijtna. Ta Gedachtnis, J.
B. Schepers. Tjerkhofsangkje, Th. v. d. S.
Riedling. Elk iisket op syn tij, C. H.
Ho dom (mei plaetsjes), D. H. Z. Brief-
wiksel, D.
De vrouw in de maatschappij. Men
schrijft uit Sleen aan de N. R. Ct.
Gewoonlijk met enkele uitzonderingen
wordt in primitieve maatschappijen de vrouw
een wezen van minder gehalte dan de man
geacht. Het landvolk in Drente vormt een
primitieve maatschappijmaar de plaats, die
de vrouw er inneemt, is exceptioneel. De
vrouw telt er mee, is een factcr.
Bij overlijden van den vader eerbiedigen de
zoons haar als het hoofdzij vragen haar om
toestemming en laten beslissingen aan haar
zelfs dan, wanneer de oudere zoons beter in
ge- staat zouden zijn tot oordeel. Het gezag der
'w moeder, hoewel natuurlijk niet gelijk aan dat
van den vader, is groot genoeg om haar er
voor te bewaren, dat zij bij den dood van haren
man geheel en al onderworpen wordt aan den
zoon.
Dat dit gezag zich nog al eens doet gelden,
kan men begrijpen, als men bedenkt, dat bij
overlijden van den vader geen der kinderen
het wagen zal zijn deel van de erfenis op te
eischen. De moeder beschikt daarover, binnen
de grenzen der wet, zooals zij goed vindt. De
gewoonte geeft haar die macht.
In de afgeloopen maand zijn uit Neder
land langs het Belgische grensstation Esschen
naar het buitenland verzonden, 970 wagons
vee, tegen 740 wagons in October 1897. De
totale uitvoer bedroeg 9520 stuks veeter
aangegeven waarde van ruim f 840,000.
Een handjegauw op Texel ontvreemde
een zak met meel van een onbeheerde kar.
Ongelukkig voor den dief was er een gaatje
te hebben gebezigddoch niet met het doel
om Dijkstra te beleedigenmaar om aan de
waarheid in de zaak der inbraak ruchtbaarheid
te geven en Dijkstra tot bekentenis te dwingen.
De Adv. Generaal achtte de zaak voldoende
toegelicht en bewezen en eischte bevestiging
van het vonnis.
Mr. Troelstra houdt een uitvoerig pleidooi
zegt dat de verdediging hem zeer moeielijk is
gemaakt omdat hij de motievendie tot de
beleediging aanleiding hebben gegeven, nu niet
kan ontwikkelen. Hij betreurt het, dat het
Hof de beschikking van de Rechtbank heeft
gevolgd. Hij acht de beschuldiging van belee
diging niet juist, daar in de klacht alle ele
menten aanwezig zijn voor beschuldiging van
smaad. De gebezigde beleedigende woorden
zijn door beklaagden niet gericht tot een aan
gesproken persoon maar tot derden. Ook is
het hem onmogelijk gemaakt, hier te wijzen
op het algemeen belangdat de beklaagden
met hunne beleediging op het oog hadden.
Hij eindigt zijne verdediging met een protest,
dat het Hof hem het houden van eene verdediging
onmogelijk heeft gemaakt.
Na re- en dupliek wordt de uitspraak be
paald over 8 dagen.
Het hoofdbestuur der n Maatschappij tot
Nut van ’t Algemeen” bericht dat, ter ver
vanging van de heeren mr. W. Boot te
Amsterdam en mr. H. Smeenge te Hoogeveen,
die op 1 Juli a s. als hoofd bestuurders moeten
aftreden, en van den heer H. J. Stegbers J.Hz.,
die overleden isdoor de commissiesamen
gesteld volgens art. 45 der wet, zijn opgemaakt
de volgende dubbeltallen
Vacature Boot. 1. W. Spakler, fabrikant
te Amsterdam2. L. Serrurier, lid van den
gemeenteraad te Amsterdam.
Vacature Smeenge. 1. Mevrouw C. Goe-
koop—de Jong van Beek en Donk te ’s Graven-
bage; 2. P. M. Keller van Hoorn, predikant
te Dordrecht.
Vacature Stegbers. 1. jhr. mr. D. R. de
Marees van Swinderen, kassier te Groningen
2. Herman Snijders, leeraar in de geschiedenis
en Staatswetenschappen en voorzitter van »Ons
Huis” te Middelburg.
Op 15 October jl, is als algemeene voorzitter
opgetreden dr. J. W. R Tilanus.
- Afgewezen Door de Staten van ons
west is behandeld een verzoek van het hoofd
bestuur der Friesche Maatschappij van land
bouw, om het in 1896 vastgesteld provinciaal
reglement op de keuring van dekhengsten zoo
te wijzigen, dat de ter keuring aangeboden
hengsten worden onderworpen aan eene keuring
van zichtbare, maar ook van onzichtbare erfelijke
gebreken en tevens in het reglement op te
nemen eene bepaling omtrent den minimum-leef-
tijd, beneden welke bet zal zijn verboden, de
hengsten te laten dekken. Met de onzicht
bare erfelijke gebreken had men het oog op
beengebreken, goeden vorm, krachtig en schoon
uiterlijkgoed temperament en krachtigen en
regelmatigen gang, alle eigenschappen en hoe
danigheden die invloed hebben op de nako-
en die men aan een best paard kan
EN TWINTIGSTE JAARGANG.