s l 11 ir WOENSDAG 17 MEI 1899. No. 39. 4 r Visscherij-belangen. Binnenlandsche Berichten. Officiéél gedeelte. Negen en twintigste Jaargang. Dit Blad versohljnt eiken WOENSDAG en ZATEBDAG. de bezwaren bij Goudbronwaarin hij bloot legt, wat hij wil I boeren ontwaakten de in haar sluimerende krachten, toen de Y KUIPERS, FIRMA H. BRANDENBURGH EN ZOON. TE WORKUM H. S O R A N U S. beknopter was, geven de overname boven ons eigen ver- verschillig, te onkundig, te onbekwaam was om Nederland banden aan den ploeg slaan, onver schillig of de visscherij en wat daarbij behoort, een middel van bestaan voor hem is al dan niet. Om het onze daartoe bij te dragen willen wij beginnen, in korte trekken aan de band van ’t boekje de plannen van genoemden beer bloot te leggen en er onze aan- en op merkingen aan toevoegen. Misschien blijkt zulks een steentje te zijn tot den opbouw van het groote gebouw, dat hij zich voorstelt op te trekken. middelen ten dienste van handel en nijverheid als anderszins. Doch toen de oogen open gingen toen de i en zich vereenigdentoen er maatschappijen ontstonden, die voor de rech ten en behoeften van den boerenstand opkwamen, toen begon langzamerhand het blaadje om te keeren. Het ging wel den slakkengang, maar het ging toch en betrekkelijk veel werd gedaan door de regeering om landbouw en veeteelt op te beurenen de landbouwers te ontwikkelen en te steunen. De zaak van den landbouw is nu op het rechte pad gekomen en al is het waar, dat er nog ontzettend veel gebeuren moet, toch kan getuigd worden, dat wij vooruitgaan. Welnuzou dit ook niet zoo kunnen op vissseberijgebied Het xVereenigt U!” en x Eendracht maakt Macht!” is de leuze van onzen tijd en wanneer vissebers en kooplieden, belanghebbenden en belangstellenden die leuze, tot de hunne makendan zal ook op dit ge bied weer een goede tijd aanbreken. En gelukkig beginnen de oogen open te gaan. Een eerste schrede was indertijd de oprich ting van de x Vereeniging ter bevordering van Wij sporen dan ook door dezen tot een tot het Departement zij werd toch gehouden nadere kennismaking aan. Zal toch de zaak j toch al bekrompen rijks- slagen dan moet het geheele belangstellende Er is een tijd geweest, dat bijna geheel Nederland op de eene of andere wijze betrok ken was bij de visscherij en aanverwante vak ken, een tijd, toen men van de visscherij sprak als van «Neerlands Goudmijn,” en dat zegt nog al zoo iets. In dien bloeitijd der Nederlandsche visscherij haalden de Nederlanders, naar ons een vertrouwbaar schrijver mededeelt, meer waarde uit de zee dan andere volkeren uit den bodem. ’t Is helaas maar al te waar, dat die gulden tijd voorgoed voorbij is en nooit, neen nooit terugkeeren zal. Van algemeene bekendheid is het tochnaar wij vooronderstellendat in die dagen het Nederlandsche Volk een volk was van kloeke, ondernemende mannen, die er niet tegen opzagen een spierinkje uit te werpen om een kabeljouw te vangenterwijl het hedendaagsche Nederland ten minste in dit opzicht van zijn stoere vaderen ontaard is. Is dit zeer te bejammeren en te betreurentoch willen wij den achteruitgeng onzer visscherij niet alleen aan deze reden toeschrijven. Waar toch is het ookdat in die dagentoen het Nederlandsche volk toonde kloek van moed te zijn, de overige natiën nog verkeerden in een tijdperk van zoeten sluimer. Onbewust van de krachtendie er huisden in haar borstlieten zij de zee over aan onze vaderen en waren tevreden als deze hunne eigen zoowel als anderer producten van den bodem des lands als op dien der zee, tegen een behoorlijke winst wilden leveren. Doch toen zij zich bewust werden van verschillende volkeren begonnen te begrijpen dat ’t beter' en voordeeliger was er zelf op uit te gaan dan van anderen te koopen, toen kwam in elk opzicht de concurrentie, en deze liet zich niet het minst gelden op visscherijgebied. Veel varkens maken dunne spoeling, zegt het spreek woord en derhalve werd aan onze visscherij daardoor een gevoelige kaakslag toegebracht. Nog meer redenen voor dien achteruitgang zouden er te noemen zijn, zooals b.v. het ver zanden van onze zeegaten en havensmaar eilievewat baat het ons daarover langer te klagen De toestand is nu eenmaal zoo en niet door pralen en napleiten, doch door doen kan daarin verbetering gebracht worden. En dit laatste kan en moet geschieden. Want al is het een waarheid, dat de gouden eeuw boeven De heer J. Zwier Visser, van Alkmaar, schrijver van de brochure Neerlands Goudbron, (uitgever M. L. C. Pool, te Alkmaar) is dezer dagen opgetreden in de visschersplaatsen van onzen Zuidwesthoek om over de Visscherij- belangen te spreken. Wij hebben den spreker met genoegen gehoord en hem gezegd, dat we reeds voor jaren met ons blad de visscherij- belangen mede hebben voorgestaan. Onze lezers zullen zich onze pogingen daartoe herinneren. Wat toch kan men beter doendan mee te werken om de financieele welgesteldheid in zijnen kring te bevorderen Waar we nu onze aanteekeningen hadden van eene openbare vergadering te Hindeloopen en te Workum en een artikel lazen van Soranus in de Enkh, Ct., dat daarmede geheel overeen stemde en - voorkeur aan slag. nooit meer zal aanbreken, daarom be de Nederlandsche Visscherij,” op wier initiatief i in November van verleden jaar het eerste «Nederlandsche Visscherij-Congres” werd ge houden. Op die vergadering werden gewichtige zaken behandeld en besproken, doch de belang stelling van hendie ’t meeste belang hebben bij de visscherijde visschers zelvenwas al heel gering. Zij schitterden door hunne af wezigheid. Wat daarvan de reden was? Misschien onbekendheid met ’t doel, wellicht voor een deel ook onverschilligheid voor die zaken, welke geen rechtstreeks geldelijk voor deel afwerpen. Hetzij echter hoe het zijhet feit bestaat. Het Congres bestond hoofdzakelijk uit reedersenkele handelaren en gegoede belangstellenden, doch de visschermandie ’t I vak practisch beoefent en L- Lj ondervinding kent, was er niet. Doch wij hopen op een volgenden keer. Een gelukkig en aangenaam verschijnsel doet zich thans voor, een verschijnsel, dat voor de visscherij de groot ste en de zegenrijkste gevolgen kan hebben. De heer J. Zwier Visser te Alkmaar, een man die den visscher een goed hart toedraagt en hem en zijn stand wil verheffen en voorthelpen, een man ook die blijkbaar volkomen op de hoogte is, stelt zich ten doel in het leven te i roepeneen groote Vereeniging van vis schers en handelaars en zouters, kortom van allen, die samenwerken willen om de Neder landsche Visscherij en den Nederlandschen vis scher weer op de been te brengen. Om daartoe te gerakenhoudt hij op ver schillende plaatsen voordrachten, waar hij zijne denkbeelden omtrent een en ander uiteenzet. Dat hij daarbij den spijker slaat, waar hij moet, I moge blijken uit het feit, dat het hem op En wat werd door de verschil- verschillende plaatsen gelukt is c die opdrogende bronnen van die «Vereeniging” te stichten. dit is de rechte manier, laat het daar niet bij. wij de handen nog niet in den schoot te leggen. xEnde désespereert niet,” zei Jan Pietersz. Koen, toen de positie der Ned. Oost Indische Compagnie hachelijk stond. En hij had gelijk. Die compagnie wanhoopte niet maar stak handen uit de mouwen en werkte en streed tot zij de overwinning behaalde op alle hinderpalen. En ook nu nog behoeven wij aan de toekomst van onze visscherij niet te wanhopen. Ook in onze dagen kan zij weer worden, niet xNeerlands Goudmijn,” maar toch een middel van bestaandat duizenden niet alleen een dagelijksch stukje brood kan geven, maar ook tot welvaart brengen. Doch dan moet er gewerkt en wel degelijk en flink ge werkt worden. Door wie? In de eerste plaats door de Nederlandsche Regeering. De zaak der visscherij is tot nog toe al heel stiefmoeder lijk behandeld, ja zoo goed als verwaarloosd. Terwijl alle krachten worden ingespannen om handel en nijverh id tot den hoogsten trap van bloei te brengen, wordt voor de visscherij zoo goed als niets gedaan. Dat is een toestand, die niet recht en billijk, doch in zeker opzicht wel natuurlijk is, om de eenvoudige redenendat de belanghebbenden en belangstellenden bij de visscherij, zich schuil hielden zelf niets deden tot verbetering. En afgaande op de spreuk xMen moet geen slapende honden wakker maken,” oordeelden de opeenvolgende ministe ries; dat zij ’s lands gelden dan maar zouden gebruiken in ’t belang van hendie niet zoo mak waren, maar vroegen om hulp, om steun en opbeuring. Wij hebben het gezien, ten opzichte van Landbouw- en Veeteelt. Moeten en kunnen deze niet zijn mild en ruim vloeiende bronnen van welvaart? En wat werd door de verschil- verschillende plaatsen gelukt is een afdeeling regeeringen gedaan om die opdrogende bronnen van die «Vereeniging” te stichten. Goed zoo, weer rijker en overvloediger te doen vloeien dit is de rechte manier. Doch genoemde heer Immers niemendal? Maar waarom ook! laat het daar niet bij. Door hem is in het Als de landbouwer en de veehouder te on licht gegeven een werkjegetiteldNeerlands verschillig, te onkundig, te onbekwaam was om Goudbronwaarin hij bloot legt, wat hij wil voor zijn eigen belangen op te komen, waarom en hoe hij het wil. Dit boekje moest in handen zou men hem dan helpen komen van allen, die een hart hebben voor En nu geven wij gaarne en gaaf toedat den Nederlandschen visscher en zijn bedrijf, deze redeneering in de hoogste mate onjuist en onrechtvaardig is, maar r" l i en men besteedde de De aanstaande vredes-conferentie in Den Haag, 18 Mei wordt ze geopend, geeft in het Vaderland al heel weinig vrede. Zeker ’t is eene groote eer de vredesgezanten in ons land te mogen ontvangen, maar ’t is eene oneer, dat we daarover van te voren kibbelen en ruzie maken. Kunnen dan Neerlands zonen de ondeugden der voorgangeren niet te boven komen Moeten er dan eeuwig en altijd twisten bestaan? Fijngevoeligheid, teergevoeligheid in ’t spel zijn om tot last en tweedracht te dienen, terwijl van toegevendheid en liefde, bepaald christelijke deugdengeen sprake meer kan zijn? Ja, men moet alles maar op haren en snaren zetten om gelijk te krijgen. Daarom schijnt het te doen en maakt men zich warm. Maar tegenover de groote zaak visschebloed, dat is koudnaar. We hebben de groote vredes-mannen in hun oproep gehoord, om nota bene tegen-congressen te beleggen tegenover het vredes-congres. Der halve een oorlog tegen den vrede, door mannen, die voorgeven den vrede lief te hebben. We hebben van ruzie vernomen tusschen dames, die zich hebben aangegord om de groote zaak van den vrede te bevorderen. En nu in ’t groot hebben we de interpellatie Kuyper over de uitsluiting der Zuid-Afrikaanscbe Repu blieken. Die interpellatie daargelaten, de Mi nister De Beaufort diende er op met groote omzichtigheid. Een verantwoordelijk Minister en een vragend* Kamerlid staan niet in dezellde schoenen. Enfin, de interpellatie liep af, maar ze heeft een nasleep. De Nederlandsche gezant te St.-Petersburg schreef een krassen openbaren brief aan den interpellant Dr. Kuyper en deze laatste heeft, wat van hem te verwachten viel, dien openbaren brief in evenzeer krasse be woordingen beantwoord. Wij kunnen in ons blad die stukken niet mededeelen, terzake hunne uitvoerigheidhoezeer we ’t anders gaarne zouden doen. Maar de zaak zal nog wel een staartje hebben. Voorloopig wil ’t ons voorkomen, dat beide heeren de zaak van den vrede al een slechten dienst bewijzen. De Minister van Koloniën brengt ter kennis van belanghebbenden, dat voor vijf studenten in de medicijnen aan een der Neder landsche Universiteiten de gelegenheid bestaat, om tusschen 1 Augustus 1899 en ultimo Juli 1900 in opleiding te worden genomen voorde betrekking van off. v. gez. der 2de kl. bij het leger in Nederlandsch-Indiëonder genot van een subsidie van f 4000 (vier duizend gulden). Gegadigden zullen zich, onder overlegging van de gevorderde bescheiden, vóór 1 Augustus a s. bij gezegeld request behooren te wenden i van Koloniënwaar op aanvrage kosteloos exemplaren zijn te verkrijgen van het Reglement betreffende de opleiding. I I FRI S- El Uil HI 11\ III III.UI llillll rilllSLHIi. im U I T G E V E B: Prijs per kwartaal 70 oent franco per poat8S oent PRIJS der ADVERTENTIËN van 15 gewone regels 40 cents. Voor eiken regel meer 7} cent. Bij abonnement is de prijs belangrijk lager Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den Uitgever. Brieven en Berichten, de Redactie betreffende franco aan dit adres, uiterlijk Maandag en Donderdag middags 1 uur. Advertentiön Dinsdag en Vrijdag morgens vóór 12 uur. VERGADERING van den RAAD der Gemeente HINDELOOPEN, op Woensdag 17 Mei 1899, des nam. 7 uur. Punten van behandeling: I. Notulen der vorige vergadering. II. Mededeelingen en ingekomen stukken. III. Verzoek om afschrijving van hcofdelyken omslag. IV. Verzoek der Werklieden-vereeniging „Samen werking” om verzekering van gemeente-weiklieden tegen ongelukken en om weder het recht voor de leden van genoemde Vereeniging te verkrijgen tot gratis gebruik van lijkbaar en doodklok. V. Behandeling der staten van oninbare posten in den hoofdelijken omslag, de hondenbelasting en het schoolgeld. VI. Concept-verordeningen op het openbaar lager onderwijs. VII. Reclame hoofdelijken omslag. Hindeloopen, De Burgemeester, den 13 Mei 1899.- Van NAUTA.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Friso nl | 1899 | | pagina 1