I
I
J'
L
I
Acht is meer dan Duizend.
WOENSDAG 8 AUGUSTUS 1900.
No. 63.
Dertigste Jaargang
Dit Blad versohijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
»wij
bedrijf Koningin Wilhelmina hunne opwachting
stelling voor den Nederlandschen visscher.
allen, die machtig zijn
Y. KUIPERS, FIRMA H. 8RANDENBURGH EN ZOON. TE WORKUM
«Spaarzaamheid is een groot
inkomen.”
Spaarzaamheid verandert centen in guldens
die guldens wil, werpe geen centen weg:
Brieven en Berichten, de Redactie betreffende franco
aan dit adres, uiterlyk Maandag en Donderdag middags 1 uur.
Advertentiên Dinsdag en Vrijdag morgens vóór 12 uur.
-
«Eiken dag een draadje
«Is een hemdsmouw in het jaar
«En dat is toch heusch geen praatje
«Als ik daags één cent bespaar,
«Heb ik guldens in het jaar
Acht is meer dan Duizend
Ds. F. W. DRIJVER.
Een oude legende weet te verhalen, hoe
eens Jezus en Simon, op den weg zijnde, ergens
er
schreef«de achteruitgang en de ellende
«waartoe velen vaak vervallen, ontstaan doordat
«zij niet een weinig hunne gedachten gebruikt
«hebben bij het uitgeven van hun geld 1”
Roep te zamen allen, die wijs zijn en allen,
die groot zijn en allen, die machtig zijn en
spreek tot hen
«Maakt met u allen één enkele karaat goud,
maakt met u allen één enkele korrel graan”
De Visschersvlootschouw.
Heeft de Zuiderzee Donderdag, bij golven-
spoelen en vlaggenwapperen, haar zwanezang
gezongen? zoo vraagt de Opr. Haarl. Ct.
Het ware jammer zoo dit historische water, j
Prjjs per kwartaal 70 cent franco per poat8S cent
PRIJS der ADVERTENTIÊN van 15 gewone regels 40 cents.
Voor eiken regel meer 7} cent. Bij abonnement is de prjjs belangrjjk lager
Voor waarden daaromtrent te vernemen bij den Uitgever.
en zij zullen eenstemmig u zeggen
kunnen niet
En als allen te samen dat niet vermogen,
zoolang niet uitgevonden is de Steen der Wijzen,
zoolang zal kracht behouden de vermaning
«spaar, en spaar ook het kleinste I”
De vlaggen aan de masten gingen
open op de voorplecht groette,
Nu maakte de zon,
vroolijk uitkomt: een zeegezicht van Van de
Velde.
Nu varen wij midden in de vloot. De bot
ters liggen bij groepen en op rijen met den
neus in den wind, alle met den vlag in top
i vele met de netten aan den mast gehescben.
Mannen, vrouwen en kinderen staan op het dek.
Huizer meisjes met platte witte mutsen dansen
op de muziek der Persboot, die zij vriendelijk
toewuiven, en wij vangen den groet op van
de Volendammers, die (enkelen in kleurige
kleedij) ons zien voorbijvaren. Vele vaartuigen
voeren het blauwe vlagje met witten stip van
den Visschersbond. Ze vormen breede lanen
door welke men nu een kijkje heeft op den
groenen wal van Muiden met het slot van den
drossaert; dan op de spoorwegbrug over het
Merwedekanaal als een ornamentje van heel
fijn zilverdraaddan weer, al naar onze boot
zich wendt, in de grijze verte, de torenspitsen
van Amsterdam, het fort Pampus vlak bij, of
de bleeke kim der Zuiderzee, waar nog enkele
zeilen dwalen.
En nu de revue. Maandag zult ge haar in
beeld kunnen zien met een snelheid van 4500
photographieën per minuut op de kermis.
Zoo neemt de photograaf ons, die met de pen
was komen brengenprachtige wolkenluchten
en spande zilveren banden over de zee.
dat Amsterdams rijkbeladen vloten kliefden,
j dat de zeebodems onzer groote vlootvoogden
opgeschreven. Vooral
een schouwspel bieden
de vlootschouw is daarvan het gevolg ge- i trachten te schilderen, het werk uit de handen
Toch geeft dat beeld slechts enkele minuten
van het schouwspel weer. En gij mist daarin
de spanning bij de nadering van het grootsche
oogenblikde ontroering die in ons omging
toen, onder het knallen der kanonschoten van
den wal, de Koningssloep verscheen.
Uit een haag van masten en bruine rompen,
in een breede laan van wiegelende golven kwam
een ranke boot te voorschijn. Het lijkt een
klein zeekasteel uit de 16e eeuw. Het einde
loos fijn violet van den romp en het verguld
sel van spits en hoogen achtersteven staan be
vallig in de grauwe omgeving. Zestien riemen
stuwen haar voort; van den spiegel waait de
koninklijke standaard.
Een gejuich gaat oper wordt gewuifd met
en zakdoeken en onder het geklapper
van een buitje, het
visscherij
scherij.
Deze rondgang duurde ongeveer een uur.
De andere vaartuigen lagen onderwijl te wach
ten tot de eigenlijke revue beginnen zou.
Voor de Pers was een groote boot uit Hoorn hoeden
t en vol der vlaggen, het kletteren
twee muziekcorpsen, plassen van het water overal, zwenkt de sloep,
De als groette zij de booten in het rond, naar de
de Buyskes, die met haar witten romp en rader-
kasten breed ligt in ’t midden der vloot.
Ik wilde, dat ik het u schilderen kon: het
aardige tafereel op de Buyskes; den vluggen
tred, waarmede onze jonge Koningin, nauwe
lijks aan booord, de trap weder afliep om
zich te laten roeien naar de vijf botters, die,
met de oranjevlag in top, haar ’t visschersbe-
l drijf zouden toonenhoe de witte sloep met
de Koningsvlag rondging als een bij die ho
ning gaart; hoe, na afloop van dit bezoek en
terugkeer aan boord, de Buyskes eindelijk het
anker lichtte en den rondgang begon.
Als op een vorstelijke receptie, waarbij de
Koningin rondgaat en hare gasten vriendelijk
toespreekt, zoo voer de Buyskes langzaam door
de rijen botters. Een drietal torpedobooten
zeepolitie zwommen om haar heen.
Eerst ging het zeewaarts daarop werd naar
1 om de eerste rij vaartuigen heen ge-
beschikbaar gesteldgroen gemaakt
vlaggen en voorzien van I
die zich dapper kweten van hun taak.'
Baron van Dedem voer om halftwaalf van
Oranje-sluizen zeewaarts.
’t Was echt Hollandsch weer. De stort
buien, waarmee de dag begonnen was, hielden
al gauw op, en er bleef een forsche bries staan
op het Pampus, zoodat de vloot, in afwijking
met het programma, dichter onder den Muider-
wal was gebracht.
Daar lagen de honderden botters, een mast-
bosch, als men wil, maar van ijle stammen
in de verte een fijne arceering tegen de grijze
lucht. Met een kleine vloot van zwaar beladen
gepavoiseerde stoombooten varen wij er heen.
Haar rook fladdert wegwij wenden en zien
nu de lage grijze kust met den watertoren van
Weesp in het verschiet. Een kring makend,
voegen wij ons in den stoet van feestgangers,
die met geplas van schuimende golven, gewiegd
op de deining of met bol zeil banen ploegend,
zich haastig voortspoeden. Een groote botter bakboord
zeilt VOOr Ons uit. de vlag in ton. Do wnlvon I zwenkt,
dansen om hem heenbruine
zwerven over i'
stapelwolken met lichte vlekken
lappen en flarden uit opstaan.
Een staalgrijs licht valt hier en
bruine
bukt en raapt het op en steekt het in den
zorgvuldig opborg elke plan-
voort te bewegen
Cicero.
*t Is zomer. Beemd en akkers bloeien, een
rijken schat van
Aarde aan hare kinderen, en zij roept grooten
zeilt voor ons uit, de vlag in top. De golven zwenkt, de geheele rij langs gevaren en zoo
J en witte zeilen vervolgens.
de woelige vlakte waar grijze j neer en -
en grji|jge wuifde, juichte het volk.
die den Vorstinnen haar traditioneelen groet
daar op het
sop waartegen de Hollandsche vlag
vult uwe schuren, straks komt de winter
En die Aarde zelf geeft het voorbeeldfeitelijk
toch is onze planeet niet anders als één groote
bewaarplaats, die duizende jaren lang in haar
schoot voor ons
tenvezel, nu ons dienend om
onze spoortreinen, om te verlichten onze wegen,
om te koken ons voedsel, om te verwarmen
bij winter ons huis. Jaren lang, nog eens,
bewaarde zij elk verdorrend blad, nu strekkend
tot voedsel aan bloemen en planten, die sieren
onze gaarde.
Verstandige menschen hebben die les ver
staan, en, op hun beurt’t groote voorbeeld
volgend, hebben zij in vette jaren hun voor
raadschuren gevuld, gelijk de wijze zoon van
Jacob deed, die verdreef het monster van den
honger, dat loerde aan Egypte’s grenzen.
«Vergaart en bewaart!” is de les, die natuur
en geschiedenis beiden ons geven, en wij
Zoo spreekt de gierigaard ookhoor ik
iemand mij in de rede vallen. Intusschen, die
zoo spreekt, bewijst daarmee, dat hij even on
beleefd als onverstandig is. Gierigheid is heel
iets anders als spaarzaamheid, ook al begrijpen
duizenden het verschil niet. Ik las ergens dit
verhaaltje
Een rijk koopman ontving eens bezoek van
gift kwam vragen voor een
Maar juist, terwijl de vrager j bedeelde de koperstukjes hebben, die met zorg
werden saamgebracht, en waartegen hij zeggen
kan«stuivertje, stuivertje, van daag zorg ik
voor u, opdat gij ’t morgen of overmorgen
moogt doen voor mijop den dag
waarop kommer en gebrek komen aankloppen
aan mijn deur, zult gij het zijn, die u stelt
tusschen deze kwade geesten en mij, hun toe
roepende: «verboden toegang hier!”
De groote levenskunst is van weinig veel
te doen, en dat is mogelijk, hoor maar:
Daar was eens een meisje, dat haar speel
uren gebruikte om te gaan langs de huizen,
waar zij maar wist, dat zieken waren, overal
vragend om de ledige medicijnflescbjes. Als
zij er heel wat bij elkaar had, verkocht zij ze,
en de centen kwamen in haar spaarpot terecht.
Zoo had zij al jaren gedaan. Op zek’ren keer
thuis komende, vindt zij haar vader vroeger
dan gewoonlijk, nu niet aan tafel, maar te
bed.
Een ernstige ziekte had den man aangegre
pen, een ziekte, die gevolgd werd door groote
zwakte. De geneesheer beval bovenal verster
kende middelen aan. Maar hoe er aan te
komen 1 Het meisje springt op vaders leger
stede toe, triumfantelijk baar spaarpot in de
hand omhoog houdend, enlezer, gij
raadt het vervolg en einde van dit eenvoudig,
zinrijk verhaaltje
Zijn lief kind streelend placht de man nog
menigmaal met blijden trots te zeggen«ik
ben genezen door de ledige medicijnflesschen
I dat de zeebodems
droeg, ten doode was
jammer, waar het zulk
kan als op gisteren.
Toen, bij Hr. Ms. laatste bezoek aan Am
sterdam, vertegenwoordigers van het visschers- j
bedrijf Koningin Wilhelmina hunne opwachting
kwamen maken, betuigde H. M. hare belang
stelling voor den Nederlandschen visscher. De
wenscb werd toen uitgesproken, dat H. M. met
het bedrijf der visschers nader zou kennismaken j
en
weest.
Meer dan 1600 visschersvaartuigen zijn op
3 Augustus hulde komen brengen aan onze
Koningin, en Hare Majesteit is bij vijf botters
aan boord gegaan om het bedrijf van nabij
gade te slaan. Dit waren de schepen van T.
Wouda uit Lemmer, K. Kas uit Huizen, J.
Metselaar uit Wieringen, C. Peereboom uit
Marken en H. Tuyp uit Volendam, welke
vaartuigen uitoefenen de botvisscherij, haring-
visscherij, ansjovisvisscherij, aal- en garnalen-
j en de mosselen- en alikruiken-vis-
iemand, die een
liefdadig doel. I
binnentrad, diende de ander zijn klerk eene
berisping toe, omdat deze, bij het dichtmaken
van brieven, bezig was heele ouwels te gebrui
ken in plaals van halve. De vrager meende
hieruit wel te mogen opmaken, dat hij met zijn
lijst aan het verkeerde kantoor was gekomen.
Groote verbazing, toen de man van het
«halve ouweltje” op de lijst teekende voor een
bedrag van duizend gulden.
«Waar bevreemdt gij u over”, sprak de milde
gever, «vergeet niet, dat ik juist door zulke
«kleinigheden te besparen, als halve ouwels,
«in staat ben geraakt u thans die duizend
«gulden te geven.”
Gierig zijn en spaarzaam zijn, twee verschil
lende zaken zoo groot een ondeugd het
eerste is, zoo groot een deugd is het laatste,
en zoo ongelukkig als de gierigaard is, zoo
gelukkig is de spaarzame
Ik schreef ergens deze twee regels:
tde gierigaard heeft armoede,
«de spaarzame weert armoede,
en ik voegde er als derde regel aan toe
«de verkwister roept armoede.”
Of dat laatste woord waarheid bevat? Ja,
is zeker veel waarheid in hetgeen iemand
«de achteruitgang en
goede gaven biedt moeder
en kleenen toe«gij allen, spaart en vergaart, 1 een afgesleten hoefijzer vonden. Simon schopt
het ter zijde, niet willende bukken voor het
nietswaardig voorwerp. Jezus daarentegen
- -
gordel. In de stad gekomen, verkoopt de I
Meester het oud ijzer voor enkele penningen i
en koopt er eenige vruchten voor. Beiden
gaan verder, voortzettend hun reis. De weg
was lang, de zon brandde, de dorst kwelde
bij tijd en wijl laat de Meester ongemerkt een
vrucht vallenonmiddelijk bukt Simon tot
twee en drie en meer malen. «Zie mijn vriend,
sprak Jezus, gij hebt het de moeite niet waard
geacht éénmaal te bukken voor het hoefijzer,
nu reeds hebt gij het gaarne meer dan drie
keer gedaanlaat nu nooit meer iets
verloren gaan, ook al schijnt het nog zoo ge
ring
«Pas op de kleintjes’t wordt nog veel
gezegd wordt het ook nog veel gedaan
Schaam er u niet voor, gij huisvader, elke vijf
centen zijn er vijfen ’t is heusch nog beter
ze in den spaarpot te werpen dan ze in den
kroeg te brengen Denkt er om gij huisvrouw,
elke vijf zijn er vijf, zoo licht glijden ze u
door de vingers, maar vergeet niet, dat er
misschien nog een «kwade dag” en dat zeker
de «winterdag komt 1”
Nooit kunnen voor den rijke goudstukken
de waarde verkrijgen, die voor den minder
MUM' BI Illi III11 III
iii.iii 1111111 ui ii:sl i\n.
Ï1W
-I
UITGEVER: