WOENSDAG 3 OCTOBER 1900.
No. 79.
Aan een geestverwant in 7
Noorden van ons Gewest!
Buitenlandsch Nieuws.
Officiéél gedeelte.
Dertigste Jaargang.
4
Dit Blad versohjjnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
e r
de weduwen en
H.
U I T G E V E B:
Y. KUIPERS, FIRMA H. BRANDENBURGH EN ZOON. TE WORKUM.
a.
g-
VII.
alhier
Hiertegen echter verklaart de conservatief-
agrariscbe Deutsche Tageszeitung zich met
energie voor een goede ontvangst van eventu
eel verhuizende Boeren, zoo zij in menigte
mochten komen. Het blad verwacht, dat de
Duitsche regeering haar fout der weigering van
1892 en 1893 niet zal herhalen. Indien dui
zenden Boeren morgen zich neerzetten in Duitsch
Zuid-West-Afrika, zegt zij, zullen zij welkom
zijn en een nieuw vaderland vinden, waar zij,
vrij van de Engelsche heerschappij, de kolonie
versterken en tegen de Engelsche opslorping
medewerken zullen.
FRANKRIJK. President Loubet is voor
eenige dagen naar Montélimar vertrokken en
heeft den Vrijdag bij zijne hoogbejaarde moeder
te Marsanna doorgebracht.
Het Socialisten-Congres te Parijs heeft, onder
veel andere zaken, ook de netelige vraag be
handeld in hoeverre het eenen socialist betaamt
lid te worden van een ministerie »van burger
lieden”, zooals het Fransche Kamerlid Mille-
rand, tot misnoegen van niet weinigen zijner
geestverwanten, zich verleden jaar verstout had
te doen, plaats nemende naast markies De
Galliffet.
Zaterdag is, na langdurige discussie, met 29
tegen 9 stemmen eene motie ten gunste van
zoodanig optreden, door Guesde en de zijnen
fel bestreden, aangenomen, hetwelk langdurige
opschudding tengevolge had. Intusschen maakt
de motie de zaak afhankelijk van de voor
waarde, dat zulk een socialistisch minister de
lasthebber zij van zijne aaneengesloten partij,
zoodat de aangelegenheid van Millerand in het
bijzonder door de Fransche sociaal-democraten
zelf dient te worden beslist, die heden een af
zonderlijk Congres zouden beginnen.
Nadat we ’t bovenstaande reeds geschreven
hadden, lazen we ’t onderstaande schoone ar
tikel in ’t Nieuws van den Dag van 1 Oct.
Het Kwaad van dezen Oorlog.
De euvelen, aan eiken oorlog verbonden,
zijn ook veroorzaakt door dezen krijg. Zóóveel
duizend zijn er gesneuveld, zóóveel duizend ge
wond, zóóveel duizend verminkt, zóóveel dui
zend bezweken aan uitputting en pestilentie.
Daarenboven zijn er hoeven verbrand, velden
verwoest, werken van de beschaving vernield,
vrouwen geschonden. Wij tellen maar niét
verder, daar zelfs de zwakste verbeelding de
lijst wel kan voortzetten.
Deze oorlog heeft evenwel, buiten de gewone
kenmerken van den krijg, nog iets eigenaar
digs hij beleedigt het rechtsgevoel. En dat
doet hij, gelijk alles wat hij doet, niet bij wijze
van spel, maar flink voelbaar. Millioenen bij
millioenen klopt dan ook het hart in de keel
van verontwaardigingwat bij al deze ellende
nog een oorzaak is tot blijdschap. Er is dan
toch nog rechtsgevoel.
Maar dat rechtsgevoel is aan den kant
van de zwaksten. Het is wel aan den kant
van de meerderheid, wat het getal aangaat,
maar die meerderheid is de mindere in kracht.
De menschen, bij wie deze verontwaardiging is
gaande gemaakt, zijn niet in het bezit van de
aan geen
--voor
Cynisch dat isniet geloovende in eene
andere macht, dan in de macht van het groot- j
ste aantal bajonetten, het grootste aantal ka- I
nonnen, het grootste aantal goudstukken.
Prjjs per kwartaal 70 cent franco per post8S oent
PRIJS der ADVERTENTIËN van 15 gewone regels 40 cents.
Voor eiken regel meer 7| cent. Bij abonnement is de prjjs belangrijk lag
Voor waarden daaromtrent te vernemen bij den Uitgever.
middelen om het kromme, waarover zij veront
waardigd zijn, recht te maken. Het recht ligt
op het oogenblik onder, en er is geen macht,
die het er bovenop helpt. En nu ontstaat er
een kwaad, heilloozer nog dan al het andere
heillooze van dezen krijgvele menschen wor
den cynisch.
Cynisch dat isniet geloovende
oprechtheid en deugd.
alleen in het plompe overwicht van stoffelijke
kracht.
Naar aanleiding van
menschen zich uiten in dezen geesthoort men
het opkomend geslacht, dat veeleer gloeien
moest voor idealisme, zich uiten in dezen geest;
hoort men de bewering: »heb ik het niet altijd
gezegd?” met zelfvoldaanheid herhalen door
tijdgenootendie zich al lang uitspraken en I
gedroegen in dezen geest.
Voorzekerwèl ontvangt dit cynisme grooten
steun van dezen oorlog. 7
valt dikwerf te wijzen op de overmacht van j
geld op beschaafde wetenschap, van stof op
geest. In de wereldgeschiedenis eveneens.
Toch werd maar zelden zoo brutaal als dezen
keer het recht, dat geest is, gehoond door het
goud, dat stof is. En wie het cynisme gelieft
te predikenwaagt zich daarmede in onze
dagen niet aan eene hachelijke onderneming.
Het argument ervoor rijst voor de gansche
wereld op uit de verwoeste velden van Oranje-
Vrijstaat en Transvaal. deelen zou.
Toch is daarmede het cynisme nog niet I
bewezen de beste aller levensbeschouwingen
te zijn. En zeker niet de schoonste. Of derft
een cynisch mensch niet juist datgene, dat tot
het beste behoort, waarvoor een mensch vat
baar is?
Zullen wij het cynisme dan bestrijden? Hen
trachten te wederleggendie beweren dat de
hoogste macht daar berust, waar de meeste
goudstukken zijn? Wij zullen ons niet wagen
aan die wederlegging. Al kunnen wij wijzen
op wereldrijk bij wereldrijk, dat ineen zonk
als sneeuw voor de zon; op hoogmoed, die ter
aarde werd geworpenop verbrijzeld geweld,
wij begeven ons niet op dien weg. Van iets
anders willen wij spreken tot ieder, wiens ge
loof aan den triomf van het recht bezig is te
wankelen. Hierop willen wij wijzen, dat, ook
indien in deze wereld het laatste woord zou
zijn niet aan het recht, maar aan het onrecht
dat, ook indien in den kamp der eeuwen tus-
schen den geest en de stof de stof het winnen
zou in het eind, dat ook dan nog geest schoo
ner blijft dan stof en recht heerlijker dan on
recht. Een straatjongen kau gemakkelijk een
doek van Rembrandt vernielen, maar daarmede
is hij de meerdere nog niet van Rembrandt,
noch Rembrandt de mindere van hèm. Moes
ten we ook al voorgoed toegeven, dat het recht
op deze wereld nimmer komt tót zijn recht,
dan sou daarmede toch niet vallen, dat het
recht inwendig schooner is dan het onrecht;
en wel in die mate schooner, dat wie het in
al zijn schoonheid kent, liever met dat recht
bezwijkt, dan in welgedaanheid leeft met het
onrecht. Al zou het laatste woord niet zijn
aan het fijne van den geest, maar aan de
brutale macht van het goud, dan valt daar
mede toch niet, dat wie de zijde kiest van
het cynisme, de zijde kiest van iets, dat uit
wendig, inwendig en rondom leelijk is.
Intusschen zou het recht het niet een
maal winnen, zij het dan ook laat? Wie kan
dat weten? Wie durft dat beweren? Wie
vermag dat te bewijzen Maar al is hier
stof voor wetenschap, voor bewering,
bewijs, één ding staat vast, ja van twee
dingen hebben wij de zekerheid. Vooreerst
staat het vast, dat het recht niet behoeft te
overwinnen om schoon te zijn en dat het on
recht nooit schoon wordt, ook al prijkt het
En ten tweede komt
Cynisch dat iseigen kracht zoekende j met de overwinning.
uit alle tijden en van alle plaatsen tot ons het
onwrikbaar vertrouwen van de keur der mensch-
dezen oorlog hoort men heid op een heilig God, die komt en spreekt
te Zijner tijd.
DUITSCHLAND. De Ilamb. Nachr. ver
klaart zich ingenomen met het plan van eenige
boerenfamiliën, om naar de Duitsche bezittingen
in Z.-Afrika te trekken, en haalt een uiting
van Bismarck aan, die zich in 1893 warm
In de maatschappij voor een grooten Boerentrek uitsprak om het
kolonisatie-talent der Boeren en omdat zij met
de Duitschers het Zuid-Afrikaansche gevaar
deelen van door het Engelsch element te worg
den geabsorbeerd. Destijds gispte Bismarck
scherp de »Englanderei” der Duitsche staat
kunde in de Boeren-quaestie.
Bij deze herinnering aan woorden van Bis
marck, heeft de National Zeitung de meening
uitgesproken, dat Bismarck onder de tegen
woordige omstandigheden misschien anders oor-
Wat dunkt U, dat we koel en onverschillig
de worsteling van Zuid-Afrika tegenover ’t
machtige Engeland hebben gadegeslagen?
Onze artikelen getuigen in geheel anderen
geest. Maar dit was Uw bedoelen niet. Pro-
testeeren en nog eens protesteeren tegenover
en wij zeggen ’t brutaal zulke onbe
schaamde annexation we hebben *t persoon
lijk herhaalde malen gedaan.
En ieder, die gevoel heeft voor eigendom
en haard, hij moet protesteeren, of hij wil of
niet, ’t Is onze innige overtuiging, dat al
moge Engeland dank zijner sterkte de
overwinning behalen, ditzelfde Engeland toch
eene nederlaag lijdt, die ons bedroeft. En we
maken ons sterk, om, na de eerste opwelling
van zoogenaamden geestdrift bij ’t Engelsche
volk, te bewijzen, dat dit gedwaald heeft in
sgroote dwaling”.
Het volk van Engeland is niet slecht. Zijne
zonen en dochteren bezochten meermalen ’t
vaste land van Europa, trouwens iets anders
lag ook niet voor de hand. Wel heeft ’t ons
gehinderd, dat al die reizigers geene enkele
taal verstonden, dan uitsluitend de Engelsche.
Maar ze hebben *t kunnen ervaren, dat de
vreemdelingen hen konden snappen in hun
willen en bedoelen en ziet wat wil men
dan meer? Wie is dan vóór wie achter
uit?
De Brit op zijn eiland heeft behoefte aan
de gezelligheid daar buiten. En die gezellig
heid wordt hem volgaarne verleend. Waarom
niet? Zijn we dan geen menschen met-elkaar
onverschillig waar we wonen? Dat laffe par
ticularisme dient toch finaal voor afgestorven
verklaard
Brit of geen Brit, mensch dat is de hoofd
zaak. En met dat denkbeeld gaan we geheel
met U mede: de Boer in Zuid-Afrika is van
geen minder gewicht dan een gentleman in
Engeland. En toch die goede vrienden
schieten elkander dood en de weduwen en
weezen treuren.
Hoe ellendig en hoe jammer!
Is er dan geene hoogere rechtspraak?
Zeker, die is er.
De geschiedenis zal richten. En die zal
Engelands jongste daden met de namen Cham
berlain en Rhodes onomwonden veroordeelen.
Misschien met andere namen daarbij.
Daar wordt op ’t oogenblik in ’t protestant-
sche Engeland hoog spel gespeeld. De ont
binding van het parlement brengt algemeene
verkiezingen mee en deze behelzen eenvoudig
de vraagkeurt ge goed of af ons optreden
in Zuid-Afrika. Natuurlijk zijn de gemoederen
opgewonden, tal van dooden zijn te betreuren,
booge belastingbiljetten in aantocht, enz., enz.
Men stemt, maar bedaard en kalm? Wie is
er, die daarvoor borg staat Zelfs de liberaal
in Engeland is op dit oogenblik ongevoelig.
Daar helpt geen praten tegen. De Brit is
verwoed en dan is ’t uit. Elk protest baat
niet meer. En niet waar? paarlen voor
dete werpenis ook niet naar be-
hooren. Laten zij, die toornen, ook na
herhaalde waarschuwing, dan maar door-
I toornen. ’t Einde zal de last dragen. Er
zijn menschen en ook volken die door
schade en schande wijs moeten worden. Voor
’t overigens goede volk van Engeland dubbel
jammer 1
Deze mededeelingen mogen U lief zijn. Waar
we overigens mee kunnen werken tot een goed
einde, zijn we geheel beschikbaar. Recht gaat
boven macht.
Brieven en Berichten, de Redactie betreffende franco
aan dit adres, uiterljjk Maandag en Donderdag middags 1 uur.
Advertentiön Dinsdag en Vrijdag morgens vóór 12 uur.
VERGADERING van den RAAD der
Gemeente WORKUM op Donderdag
den 4 October 1900, ’s namiddags te
54 ure, teneinde te beraadslagen over
de hieronder vermelde punten.
De Burgemeester,
T. M. ten BERGE.
I. Notulen der vorige vergadering.
II. Mededeeling van ingekomen stukken.
III. Adressen om afschrijving van Hoofdelijken
omslag over 1900.
IV. Adres van «J. A. Bergsma alhier om eene
herbenoeming als doodgraver.
V. Alsvoren van N. Troste e.a. alhier, om op
de begrooting voor 1901 een bedrag uit te trekken
voor de beplanting met boomgewas van den Hei-
denschapsterweg enz.
VI. Alsvoren van S. L. de Jong e. a. alhier
waarin de aanneming van vorenstaand adres wordt
ontraden.
Alsvoren van Sjoerd J. Vallinga e
om uitdieping van een gedeelte der z
n. Enninga-buurstervaart.
VIII. Ontwerp-besluiten tot het verleenen van
subsidiën aan instellingen van weldadigheid.
XI. Vaststelling van den staat der Gemeente
begrooting, van dien van het Burgerlijk Armbe
stuur stadsweeshuis en Gasfabriek voor den jare
1901.
X. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
om machtiging tot het houden van verpachtingen
en aanbestedingen
XI. Bezwaarschriften tegen aanslagen in het
schoolgeld kohier, over het 2 de kwartaal 1900.
XII. Vaststelling van het kohier van school
gelden over het 3de kwartaal van 1900.
XIII. Vaststelling van het lste suppletoir ko- I
hier van Hoofdelijken omslag over 1900.
FBI
«IBS- H llilllill'lh
III III 11)1111 HUISLUI).
-yr.l-