Hieuwjaarswwcheii
a 25 cent,
Bericht!
Verkiezing.
T
WOENSDAG 19 DECEMBER 1900.
No. 101.
Officiéél gedeelte.
LEERPLICHTWET.
Dertigste Jaargang.
Dit Blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
vloed, dien het verblijf in de school heeft, acht
DE UITGEVER.
ÉÉN LID van den Raad dier
Y. KUIPERS, FIRMA H. BRANDENBURGH EN ZOON. TE WORKUM
Dwazer bewering
In mijn Woor-
onderwijs heb ik
Gelegenheid tot het plaatsen van
van 1 Januari, wordt weder
in FR1SO
aangeboden.
Voor spoedige toezending houdt zich
aanbevolen
De BURGEMEESTER der gemeente
WORKUM maakt bekend dat bij hem
op Dinsdag den 15 Januari 1901,
van des voormiddags negen tot des
namiddags vier Ulir, ten Gemeentehuize
aldaar, opgaven van CANDIDATES
kunnen worden ingeleverd voor de stem
ming van ÉÉN LID van den Raad dier
gemeente.
De tot invulling bestemde formulieren
voor die opgaven zijn ter Secretarie der
Gemeente in de gewone kantooruren, ge
durende véértien dagen vóór en op den
dag der verkiezing, kosteloos verkrijgbaar.
Workum, den 17 December 1900.
De Burgemeester voornoemd
T. M. ten BERGE.
ma kt, zoo rekent men uit, haast een vieren-
dcti jaars. Geen wonder dan ook, dat er
tegen deze bepaling, ook in de Tweede Kamer,
ernstig protest is aangeteekend. De heer Van
der Zwaag stelde, bij de discussie over art. 13,
als om de verdere daarin gemaakte opmerkin
gen zeer lezenswaardig vinden ook buiten den
kring der onderwijzers. Daarom meenen we
het in onze kolommen te mogen overnemen.
EENIGE OPMERKINGEN
betrekkelijk de eerlang in werking tredende
»Wanneer het mocht zijn”, zoo liet de heer
Van der Zwaag zich uit, »dat daardoor enkele
ouders een beetje druk meer zullen ondervin
den, wat ik niet ontken, dan moet ook bier
maar geldendoor lijden tot heerlijkheid.”
Ook ik kan de vrees niet onderdrukken, dat
die zes weken van art. 13, vooral in de onder
wijzerswereld, dezelfde beruchtheid zullen krijgen
als daberuchte zes weken, waarvan zoovelen
het bittere ondervonden hebben onder het be
wind van Napoleon hier te lande(‘).
Wat zeer waarschijnlijk den meesten onder
wijzers zeer verkeerd zal voorkomen, is, dat de
vrijstelling, bedoeld in art. 13, niet in eens
voor de volle zes weken behoeft gevraagd te
worden, maar dat men ze kan verdeden over
die tijden van het jaar, waarin de hulp van
het kind bij den arbeid het meest onmisbaar
is, waaruit ook weder volgt, dat de een nu, I
de ander dan de heele zes weken of een ge
deelte er van zal vragen. De klassen, waarin
zij gezeten zijn, die van art. 13 profiteered?),
zullen derhalve, gedurende een groot deel des
jaars, zeer veel leemten vertoonen, waarvan
weder het gevolg is, dat in die klassen, juist
de beide hoogste, het geregeld volgen
hangt natuurlijk voor een groot deel van
toepassing, de handhaving der wet af. Door
15, waar aan
bevoegdheid gegeven wordt, voor
voor bepaalde deelen der gemeente, bij veror- I
dening den tijd of de tijden te regelen binnen
welke, met uitsluiting van de overige tijden j
des jaars, de vergunningen, bedoeld in het
eerste lid van art. 13, kunnen worden verleend, j
niet aan den gemeenteraad de verplichting is
opgelegd zulks te doen.
Mij dunkt, dat dit voor den geregelden gang
van het onderwijs zeer groot nut zou gehad
hebben. Gaf men bv. twee maal in het jaar,
telkens gedurende drie weken, op tijden in
Gedurende de inlijving (18101813)
werden voor de geringste vergrijpen tegen den
machthebber zes weken gevangenisstraf opge
legd.
men in een
Door velen wordt de wet
richting genoemd, maar
zeer bescheiden stap,
art. 13 der wet, waarin vergunning verleend dit minimum zou kunnen bereikt worden,
wordt om, ongerekend de vacantiën, jaarlijks Nog beter zou het zeker zijn, als de ouders
In het SchoolbladCourant voor Lager-
Middelbaar- en Gymnasiaal Onderwijstevens
Orgaan van het Nederl. Onderw. Genootschap
(uitgave van P. Noordhoff te Groningen) lezen
we in de nos. van 4 en 11 dezer het volgende
opstel, dat we, zoowel om de korte uiteenzet
ting van den opvoedenden invloed der school,
een t
dan toch slechts een
Vooral de bepaling in wijzen, door welke inrichting
gang van bet onderwijs, dat anders uit art.
Met 1 Januari 1901 zal de Leerplichtwet
in werking treden. Zeker zullen velen in den
lande zich met mij in dat feit verheugen.
Dat de wet op den leerplicht tot stand ge
komen is, acht ik daarom vooral een zegen
voor ons volk, dat duizenden kinderen, die nu
zoo goed als verstoken zijn van den opvoeden
den invloed der school, onder de werking der
eerlang in werking tredende wet daarin zullen
deelen.
Er zijn lieden, die den opvoedenden invloed
der school gering achten ja, die zelfs beweren
de school voedt met op. Dwazer bewering zuiin wegen8 ziekte of uit anderen hoofde, dat hoofd der school de handen ineen slaan
heb ik nog zelden vernomen. In mijn Woor- „u u-a™..
denhoek voor opvoeding en
de dwaasheid dier bewering in het licht trach-
ten te stellen. Hier wil ik er alleen aan her-
inneren, dat op school de kinderen voortdurend
verkeeren in een atmosfeer, die de elementen ™r> dfeVs VeL?gë^^^
bevat, welke noodzakelijk zijn voor het zedelijk
leven, zooals de lucht de elementen bevat voor
bet pbysiologisch bestaan. Onze leerlingen
hooren op school van hun kindsheid af spreken
van plicht, van geweten, van goed of kwaad,
van hun verplichtingen jegens zichzelven en
anderenzij hooren er van spreken als van
iets, dat door alle rchtenswaardige menschen
wordt aangenomenzij ademen in de school
den geest van rechtvaardigheid, oprechtheid en
broederschap, en dat is immers ook wat de
maatschappij later van hen vordert. Het is,
gelijk Prof. Buisson zegt: »En plagant nos
enfants sur les bancs de l’école, nous les pion-
geons dans un bain de vie morale, et nous ne
doutons pas du bien qu’ils en éprouvent, paree
que nous croyons a l’affinité naturelle de Fame
pour tout ce qui est bon, noble et beau”.(’)
Gedurende mijn veeljarige werkzaamheid als
onderwijzer, kwam het telkenjare voor dat tal
van kinderen, slechts negen of tien jaar oud,
gedurende een groot gedeelte des jaars de
school niet betraden. In tamelijk goede con
ditie, wat hoofd en hart betreft, verlieten zij
in het voorjaar de school, om er eerst tegen den
winter terug te keeren. Maar hoe keerden zij
vaak terug? Verdierlijkt, verwilderd, gansch
gedemoraliseerd door de aanraking met de ruwe
wereld daarbuiten, onherkenbaar geworden, niet
in physieken, maar in moreelen zin, voor hun jn arf.
onderwijzer en opvoeder. Diep medelijden ver
vulde mij vaak, als ik het moest aanzien, hoe
die kinderen, onttrokken aan den beschermen
den, weldadigen invloed der school, reeds in
hun prille jeugd aan totale degeneratie werden
overgegeven. Niet in de eerste plaats om
hetgeen de kinderen op de lagere school leeren,
niet om de kennis, die zij er opdoen, maar
Hetgeenvrij vertaald, zoo ongeveer
zeggen wil: »Door onze kinderen ter school te
zenden, brengen wij hen te midden van het
zedelijk leven en wij twijfelen niet aan het
goede, dat zij er door on vinden, omdat wij ver
trouwen hebben in de natuurlijke verwantschap
der ziel met alles wat goededel en schoon
is. (Noot der Redactie.)
doeld, geheel ongebruikt te laten. Zou daar
oude spreuk van Hesiodeshoeveel de helft
I soms meer is dan 't geheel.
de overige tijden -
bedoeld in het I In het eerste gedeelte van mijn artikel
noemde ik de commissiën, bedoeld in art. 22
der Leerplichtwet. Volgens de wet heeten zij
Commissiën tot wering van Schoolverzuim. De
instelling van die commissiën heeft mijn geheele
sympathie en zeker die van velen in den lande.
Sommigen zijn van meening, dat de samen
stelling dier commissiën moeielijkbeden zal
opleveren. Het zou mij zeer spijten en ook
niet weinig bevreemden, als die meening door
de practijk bevestigd werd.
Gedurende mijne jarenlange werkzaamheid
vooral om den weldadigen, beschermenden in- verband met plaatselijke behoeften, vrijstelling
vloed, dien het verblijf in de school heeft, acht van bet verplichte schoolbezoek, dan kon door
ik het totstandkomen der wet op den leerplicht de onderwijzers der beide hoogste klassen
waartoe de vrijgestelden in den regel zullen
wordt om, ongerekend de vacantiën, jaarlijks Nog beter zou 1
voor ten hoogste zes weken de school niet der schoolgaande kinderen er toe gebracht kon-
te bezoeken, kan in veler oog geen genade den worden de vergunnning, in art. 13 be
vinden, als zullende ernstig afbreuk doen aan
de goede werking der wet. Zes weken ver- ook iets op te vinden zijn? Mij dunkt, dat
zuim ten behoeve van werkzaamheden in- of daartoe wel mogelijkheid bestaat. Als de
voor de bedrijven van landbouw, enz., vier schoolopziener, de gemeenteraad, de commissiën,
weken gewone vacantie, een paar weken ver- bedoeld in art. 22 der leerplichtwet, en het
i en er
van de zijde der ouders eenige belangstelling
voor het onderwijs is, dan zou de volgende
maatregel kunnen genomen worden. Men zou
in het leerplan de bepaling kunnen opnemen,
dat gedurende bv. twee maanden (te kiezen
in die tijden, dat arbeid van kinderen het
meest gevraagd wordt) slechts één schooltijd
per dag voor de beide hoogste klassen der
school zal gehouden worden en dat die school
tijd niet langer dan twee of twee en een half
uur, bv. van 7 tot 9 of 9^ of van 8 tot 10
of 10| uur des voormiddags duren zal. Hier
door zou voor de oudste kinderen heel wat
tijd vrij komen om hun ouders in het huisge
zin of bij den arbeid daarbuiten behulpzaam
te zijn. Aan den geregelden gang van het
onderwijs zou geen afbreuk gedaan worden en
de ontwikkeling der kinderen zou er niet
merkbaar onder lijden.
Aan het getal uren, dat schoolgehouden
wordt hecht men èn in de schoolwereld èn daar
buiten veel te veel gewicht. Het eigenlijke en
ware leeren is een momentaan opmerken van
een samenhang, van een betrekking, of het
opvatten en plaats geven van een feit in de
voorhanden reeks van voorstellingen. Dat zijn
geen verrichtingen, die zich uren achtereen
laten voortzetten. Zij eischen een vrij en
krachtig opmerken, een frissche ontvankelijkheid,
die, vooral gedurende de jaren der jeugd, niet
lang achtereen kunnen behouden blijven. Het
van J uren lang zitten op de schoolbanken met een
leergangen wel tot de vrome wenschen zal blijven groot aantal andere kinderen werkt natuurlijk
behooren. a|]e8 behalve gunstig op die dispositie. De
Zeer te betreuren vind ik het daarom, dat ijveraars, die maar nooit hun genoegen kunnen
den gemeenteraad de bekomen in het vermeerderen van schooluren
de geheele of en leerstof, behoort men te herinneren aan de
k:j veror- oude spreuk van P:~J1"'“1
een zegen voor land en volk. waartoe de vrijgestelden in den regel zullen
Of de leerplichtwet zegenrijk zal werken, behooren, het onderwijs in die klassen zoodanig
k~"~‘ J—1 de i worden ingericht, dat het nadeel voor den
Door gang van het onderwijs, dat anders uit art.
niemand wordt ontkend, dat de wet zeer mild 13 dreigt voort te spruiten, zoowel voor hen,
is, dat zij slechts het minimum eischt van wat die de school niet verzuimen, als voor hen,
dergelijke wet kan verwachten, die van de vrijstelling gebruik maken, tot een
stap in de goede minimum gereduceerd worden. Voor de onder
wijzers zal ik zeker niet behoeven aan te
van het onderwijs
ui ui limn riiitsi. i\n.
ME1IIS- El IIIIEIITEVUE-
UITGEVER:
Brieven en Berichten, de Redactie betreffende franco
aan dit adres, uiterlijk Maandag en Donderdag middags 1 nnr.
Advertentiên Dingdag en Vrijdag morgens vóór 12 uur.
FRISO.
Prijs per kwartaal 70 cent franco per post 85 cent
PRIJS der ADVERTENTIÊN van 15 gewone regels 40 cents.
Voor eiken regel meer 71 cent. Bij abonnement is de prjjs belangrijk lager
Voor waarden daaromtrent te vernemen bij den Uitgever.
VERGADERING van den RAAD der ge
meente WORKUM, op Vrijdag den
21 December 1900,- ’s namiddags 7
uur, teneinde te beraadslagen over
de hieronder vermelde punten.
De Burgemeester,
T. M. ten BERGE.
I. Notulen der vorige vergadering.
II. Mededeeling van ingekomen stukken.
III. Adres van het Bestuur der Coöperatieve
Zuivelfabriek „de Goede Verwachting’’ om ver
lenging van eene sloot bij de fabriek.
IV. Benoeming eener Commissie van bijstand
in het beheer der gemeentelijke gasfabriek.
V. Alsvoren van herschatters en van een tegen-
schatter van de huurwaarde der localiteiten, waarin
krachtens vergunning sterken drank in het klein
wordt verkocht.
VI. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot het verleenen eener gratificatie aan D. Brou
wers als rijks-veldwachter brigadier-titulair.
VII. Vaststelling der begroetingen van het
Burgerlijk Armbestuur en van het Stads Weeshuis
voor 1901.
VIII. Benoeming van leden en plaatsvervan
gende leden van een stembureau voor de stemming
van een lid van den Gemeenteraad.
IX. Bepaling van de Commissiën en het getal
leden voor de Commissie tot wering van school
verzuim.