WOENSDAG 29 MEI 1901. Een en Dertigste Jaargang. No. 42. De Zuiderzee. i Dr. Schaepman over het Kabinet. Dit Blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. voor Waarheid maar UITGEVER: Y. KUIPERS, FIRMA H. 8RANDENBURGH EN ZOON. TE WORKUM zullen geven, in die richting van beperking nog wel een poging doen. Brieven en Berichten, de Redactie betreffende franco aan dit adres, uiterlyk Maandag en Donderdag middags 1 tnjr. Advertentièn Dingdag en Vrijdag morgens vóór 12 uur. (De N. Crt.) Omtrent de indiening van dit wetsontwerp meent de Standaard haar als eene verkiezings- manoeuvre te mogen beschouwen. Immers het ontwerp komt toch niet bij deze Kamer in behandeling. Als deze meening opging, zou eene dergelijke manoeuvre al zoo dikwerf zijn gespeeld, dat deze enkele er wel zonder op merking bij door kon. Iets anders is de meening, dat de tijd der indiening al bijzonder slecht gekozen is, wijl de Zuiderzee op dit oogenblik een rijke bron van vischvangst is. Intusscben daarop is bij het ontwerp gerekend. De visschers zullen niet geruïneerd worden. bekend. In bijzonderheden haar nagaan is ten uwen overstaan onnoodig. Op den weg der sociale wetgeving zijn wij eenige kloeke schre den verder gekomen. Kloeke schredenzeg ikniet alleen omdat het goed uitgehaalde schreden zijn maar ook omdat zij met voor zichtigheid, met beleid, met doortastenden ernst zijn gezet. «Nog iets anders roem ik in de werkzaam heid van onze bewindsmannen. Zij hebben aan eenige vragen, die steeds meer verbitterende twistvragen dreigden te worden een einde ge maakt. Dit is niet een zoo geringe verdienste. Wanneer ik de vragen noem, dan zal geen uwer ontkennen, dat het netelige vragen, echte brandnetelvragen waren. Ik noem de afschaf fing der plaatsvervanging en den leerplicht. Zulke vragen zijn de vliegendie de zalf des apothekers in iedere apotheek bederven. Te meer omdat zij somtijds en ten onrechte alleen naar de naakte beginselendie daarom nog geen heilige en onaantastbare beginselen zijn niet naar den eisch der omstandigheden worden beoordeeld. Hoe langer zulke vragen aan de orde blijven, hoe meer de strijd de plaats in neemt van het gemeen overleg. Ik gewaag hier niet van een allerneteligste vraagde vraag der landsverdediging. De beslissing der Tweede Kamer moet nog de vuurproef in de Eerste Kamer doorstaan. Hoe die vuurproef moge uitkomen van ganscher harte hoop ik dat het zij in gunstigen zin het was eerlijk werk het te wagen en het is een werk der eere het aldus te hebben gewaagd. «De werkzaamheid dezer Regeering heeft stof geleverd tot critiek. Niet alleen om haar inhoud. Maar vooral, en niet het minst in den laatsten tijd door haar veelheid. Er wordt geklaagddat de Kamer met bergen bedrukt papier wordt overladen. Zelfs de dagbladpers begint te klagen. Nog in de laatste dagen komen allerlei gewichtige wetsontwerpen in. In de laatste dagen Deze ministers meenen het ernstig met het arbeiden zoolang het dag is. Zij schijnen zelfs het langer dag te willen maken, dan het naar het oordeel van sommigen wezen mag. Met den naderenden nacht willen zij geen rekening houden. En men spreekt ook van reclame. »Deze harde beoordeeling treft vooral de inzending van het ontwerp tot pensionneering der werklieden aan de Kamers van Arbeid ten fine van praeadvies en de aanbieding aan de Tweede Kamer van de ontwerpen over het arbeidscontract en de droogmaking der Zuiderzee. «Hoe ik denk over deze zaak en de haar treffende critiek? Misschien voor breeder aan gelegde Staatslieden wat nuchter, in elk geval zeer eenvoudig. «Op de allereerste plaats zie ik in dit alles geen reclame. Het Kabinet komt niet zeggen Zie, dit alles heb ik nog en dit zal ik u geven, als gij mij behoudt. Het kan dit niet zeggen, want wie zal het behouden Geen enkele partij wordt gevonden, die deze ontwerpen zon der meer tot de hare maakt. In iedere partij bestaan over deze dingen verschillen, zeer zeker schakeeringen van meening. Van de reclame verwacht men ietswat kan na vier jaren arbeids een Kabinet verwachten van deze ont werpen «Ik beschouw deze zaak eenigszins anders en ik geef in deze beschouwing de tweede reden aanwaarom ik mij niet vereenig met deze critiek. Men heeft, onder meer, gezegd Hij voegt daar aan toe«Misschien opent dr. Schaepman nu nog de campagne, tot heden komt bij uit zijn tent zelden te voorschijn.” «Dr. Bronsveld heeft juist gezienik open heden de campagne. Indien echter de waar dige man meent, dat ik hier zal optreden met Vatikaansche instructiën, dan bedriegt hij zich. Op het Vatikaan heb ik geen andere instruc tiën ontvangen dan die van te volharden in den goeden strijd voor God en Vaderland, voor Kerk en Staatvoor waarheidrecht en vrijheid. «Ik zeg dit niet alleen om bet beangst en zorgvol gemoed van den grooten wachter in Sion gerust te stellen en hem te bevrijden van de vreeze voor mijn «verleidelijken wiegezang.” Nog minder om mij zelven met een schijn van onafhankelijkheid of zelfstandigheid te omgeven. Zelfs niet om u te bewegen niet meer gezag te hechten aan mijn woord dan de daaruit sprekende gezonde rede medebrengt. Maar om u dit duidelijk voor den geest te stellen ik wensch u de gedachten mede te deelen van een katholieken Nederlander over den stand van zaken en partijen en de lessendie daar uit voor het heden en de toekomst te trekken zijn. Eenvoudig, klaar, vrijmoedig. «Het is een niet alledaagsch voorrecht een beschrijving van onzen staatkundigen toestand te kunnen beginnen met een woord van hulde aan de Regeering. Ministerieel ben ik niet, ik behoor tot Harer Majesteits getrouwe en loyale oppositie. In mijn oppositie op het stuk van beginselen en om des beginsels wil sta ik even vast als in mijn trouw aan de Grondwet en aan ons Vorstenhuis. Maar juist daarom kan ik oprechte en eerlijke hulde brengen. «Naar mijne meening heeft dit Kabinet zich onderscheiden door drie hoedanighedenwerk zaamheid, volharding en vrijzinnigheid. Ik voeg er onmiddellijk bij, dat van den aanvang deze hoedanigheden de voorwaarden vormden van zijn bestaan en in steeds hooger mate de nood zakelijke en onontbeerlijke voorwaarden werden. «Over de werkzaamheid van het Ministerie- Pierson behoef ik niet uit te weiden. Zij is Prys per kwartaal 70 cent franco per post 86 oent PRIJS der ADVEBTENTIËN van 15 gewone regels 40 cents. Voor eiken regel meer 7j cent. By abonnement is de prys belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den Uitgever. In het jongste nummer van zijn Chronica drukt dr. Schaepman de rede af, door hem op d- n Frieschen Landdag uitgesproken. Wij onderzoek, hetzij van particuliere vereenigingen ten aanzien van de wijze waarop, verkeert men hetzij vanwege den Staat. Men kan wel zeg- nog altijd in het onzekere. En zooals het dan gen, dat het vraagstuk een halve eeuw het gemeenlijk gaatwordt deze lastige quaestie van studie is geweest van den voorloopig op zij gezet en naar een eventueel dat daaraan te benoemen commissie verwezen. Alleen raamt krachten j de Regeering de voorziening in die visscherij- |jeiangen voorloopig bescheidenlijk op 4^ millioen. Een ander bezwaar blijft nog altijd de eigen lijke droogmaking, waarvan men wel de beste verwachtingen kan koesteren, gegrond op de indertijd onder leiding van den bekwamen Stieltjes ondernomen peilingen, maar die ten slotte als de ontzilting heeft plaats gehad, wel eens bitter en bitter zou kunnen teleurstellen. Onwillekeurig dachten wij bij de rooskleurige beschouwingen, die ook nu weer over de vette kleigronden worden vernomen, aan de nuchtere wenken, die indertijd op een Nijverheidcongres te Purmerend te dien opzichte ten beste werden gegeven door een eenvoudig man, door iemand, die zijn leven lang op de Zuiderzee had geva ren en die ook op zijn manier wel eens peilin gen had verricht. Het was de heer Lankelma, die tegenover de optimistische beschouwingen, welke de geachte inleider op dat Congres, de geoloog en Leidsche hoogleeraar prof. Van Bemmelen, omtrent de waarde van den Zuider- zeegrond verkondigde, de vergadering niet weinig ontnuchterde door als zijn ervaring te kennen te geven, dat die grond op vele plaat- uit geen andere bestanddeelen bestond dan uit slakken en zand en nog eens zand en slakken. Moet men zich dus in dit opzicht op teleur stellingen voorbereid houden, daar het zeer zeker hier geldtce que l’on voit et ce que Ton ne voit pas, het is zeker een verdienste in het regeeringsontwerp, dat daarbij wordt voorgesteld een slechts partieele drooglegging van die stukken die, op goede gronden naar ’t schijnt, kunnen worden geacht de beste brokken te zijn. Allicht kan men daarmee de proef nemen, en bet zou dan zeker overweging verdienen, nog wat voorzichtiger te zijn en aanvankelijk zijn te bepalen tot slechts één polder. De Regeering stelt nu voor een oppervlakte in te polderen van 53,220 hectaren, dat is zeker belangrijk minder dan de Staatscommissie voor stelde, namelijk 211,830 H.A., maar wanneer men met den kleinsten den Wieringerpolder (21,730 H.A.) een aanvang maakte, zou dat in de eerste plaats weer een aanzienlijke bespa ring geven, en een eventueele teleurstelling zou dan niet zulke groote proportiën behoeven aan te nemen. Een volgend geslacht kan dan de drooglegging onder gunstige omstandigheden vervolgen. Vermoedelijk zullen de voorstanders van een partieele inpoldering, die aan dit plan boven dat der Staatscommissie beslist de voorkeur Tegenover deze ontegenzeggelijk groote voor- deelen staat het belangrijke nadeel, dat door de Regeering geenszins licht geteld wordt, namelijk dat door dien afsluitdijk aan de leven dige visscherij op de Zuiderzee, waarvan de bruto opbrengst op ongeveer 2 millioen per jaar wordt geraamd, opzettelijk een einde wordt gemaakt. Niet alleen wordt door de afsluiting aan hen, die thans uitsluitend van de Zuider- zeevisscherij leven, het middel van bestaan staatswerken in ons land zoo deugdelijk zijn ontnomen, maar ook hun materieel, dat onge- bestudeerd en voorbereid als dit. Reeds meer schikt is voor dan een studiën gemaakt door den ingenieur Van Dig- is ontleenen daaraan het volgende «In het Meinummer zijner Stemmen en Vrede heeft dr. Bronsveld de goedheid van mijn jongste reis naar Rome te gewagen. Hij voegt daar aan toe: «Misschien Met groote belangstelling zal allerwege in den lande kennis zijn genomen van het ont werp tot afsluiting en gedeeltelijke droogmaking van de Zuiderzee, ’t welk door de Regeering bij de Tweede Kamer is ingediend. Van een overhaaste indiening kan men bij dit plan aller minst spreken, daar er weinige groote water- Reeds meer schikt is voor de Noordzeevisscherij, wordt 50 jaar geleden werden de eerste i nagenoeg waardeloos gemaakt. De Regeering nu wel overtuigd, dat die visschers daarvoor gelen, die den grondslag legden tot herhaald schadeloosstelling zullen moeten ontvangen, maar particuliere vereenigingen ten aanzien Men kan wel zeg- nog altijd in het onzekere. onderwerp van studie is geweest van den voorloopig op zij gezet Nederlandschen Waterstaat en onze bekwaamste ingenieurs hun 1 hebben gewijd. De tegenwoordige minister van waterstaat, de heer Lely, heeft voortge- bouwd op den arbeid der Zuiderzeevereeniging, wier ontwerp in 1894 in hoofdzaak werd aan genomen en ter uitvoering aanbevolen door de in 1892 benoemde Staatscommissie. Het plan van de Zuiderzeevereeniging, zooals het door de Staatscommissie is aangevuld en gewijzigd, vormt den grondslag van het tegenwoordig wetsontwerp. In overeenstemming met de grondgedachte, waarvan de vereeniging uitging, bedoelt het regeeringsplan eerst afsluiting en daarna geleidelijke droogmaking van de Zuider zee. Aan de richting van den afsluitdijk, waar door de IJsel binnen de afsluiting valt, ontleent het voorgestelde ontwerp zijn bijzonder karakter. Werd aanvankelijk die binnensluiting van den IJsel een onoverkomelijk bezwaar geacht, sedert is de uitvoerbaarheid van het denkbeeld ge bleken en hierdoor de zaak van de droogleg ging eene groote schrede verder gebracht. Vooreerst kan men nu de lengte van den dijk, die volgens het regeeringsontwerp van 1877 niet minder dan 48 K.M. zou bedragen, be- sen perken tot 29 K.M. en anderzijds kunnen door middel van het IJselmeer aan de omringende gewesten zulke belangrijke voordeelen verze kerd worden, dat in de waarde daarvan de kosten van de afsluiting, zooal niet geheel, dan toch voor een aanzienlijk deel, teruggevon den worden, waardoor deze niet voor hun volle bedrag op rekening van de droogmaking behoeven te worden gesteld. De beteekenis en, naar het ons voorkomt, ook de levensvatbaarheid van het plan Lely ligt dan ook hoofdzakelijk in het openbaar nut, dat met dit werk beoogt wordt. De waarde van de opbrengst van den later droog te leggen grond is nog veel te onzekere factor om daarop te kunnen bouwen. Daarmee houdt dan ook de Regeering niet in de eerste plaats rekening, maar legt veel meer nadruk op de afsluiting, die zooals zij thans ontworpen is, belangrijke wijzigingen zal brengen in den toestand van niet minder dan vijf provinciën, zoodat met recht hier van een geheele herziening van den waterstaatkundigen toestand van Nederland kan worden gesproken. Uitvoerig worden in de toelichting uiteengezet de voordeelen, welke de omringende gewesten aan het werk der afslui ting zullen ontleenen voor hun waterverversching, waterloozing, waterkeering, scheepvaart- en landverkeer. FRISO 1108- H IIIIEIIÏEVEIE- iiliii lonii rii ii:si. i\n.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Friso nl | 1901 | | pagina 1