WOENSDAG 20 NOVEMBER 1901. No. 92. Buitenlandsch Nieuws. De permanente Voorzitter van den Ministerraad. Een en Dertigste Jaargang. Dit Blad versohynt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. hooge worden. UITGEVER: Y. KUIPERS, FIRMA H. BRANDENBURGH EN ZOON. TE WORKUM geven, de voordrachten omtrent de benoeming f schrijft aan de Figaro een uitvoerig relaas DUITSCHLAND. De Vossische Zeitung meent uit de verhooging van enkele tarief posten in het door de Bondsraad-commissie gewijzigde regeeringstoltarief-ontwerp te mogen besluiten, dat de Rijkskanselier, graaf Von Bülow, een voorstander is van hoogere tolta rieven. Von Bülow heeft zich zóó weinig bloot i gegeven, omtrent zijn eigenlijke opinie over het ontwerp-toltarief dat veel agrariërs hem inderdaad als een verkapten tegenstander hunner Brieven en Berichten, de Redactie betreffende franco aan dit adres, uiterlijk Maandag en Donderdag middags 1 uur. Advertentién Din dag en Vrijdag morgens vóór 12 uur. »De ministerraad strekke zijne werkzaam heden, die een zuiver staatkundig karakter hebben, ook niet verder uit dan de beoor- deeling ginselen in het algemeen uit standpunt, aan Prijs per kwartaal 70 cent franco per post8ö cent PRIJS der ADVERTENTIÉN van 15 gewone regels 40 cents. Voor eiken regel meer cent. Bij abonnement is de prijs belangt ij k lager Voor waarden daaromtrent te vernemen bij den Uitgever. Was vroeger de directeur van het kabinet naar wien het kabinet zelfs dikwijls des Konings de secretaris van den minister- 1 raad, thans worden diens function waargenomen door een der ministers. Of daarvoor ook iemand permanent is aangewezen? en veel xtegen” aan te te mengen, dan loopt hij gevaar van door hun teruggestooten te worden. Een gemeen overleg, eene eerlijke samenwerking tusschen al de raadslieden der kroon is niet alleen wenschelijk, maar ook noodzakelijk. Daar voor dient de ministerraad.” Ten behoeve van dien raad is een regle ment van orde vastgesteld. Volgens dat van ’54 (er zijn er natuurlijk wel latere, maar in hoofdzaak zullen ze wel niet veel verschillen worden al de ontwerpen van wet in den mi nisterraad besproken. Verder worden daar ter tafel gebracht de algemeene reglementen van inwendig bestuur, de verdragen met buiten- landsche mogendheden, de instructiën aan de gezanten over gewichtige aangelegenheden te en het ontslag buiten eigen verzoek van staatsambtenaren, bij name daarin genoemd, enz. Behalve deze werkzaamheden heeft de ministerraad ook te beraadslagen over begin selen van algemeen regeeringsbeleid. Volgens het genoemde reglement van orde worden de besluiten bij meerderheid van stemmen opge maakt. De ministerraad wordt voorgezeten door eenen voorzitter. Bij de meeste reglementen van orde is periodieke aftreding daarvoor be paald. Slechts enkele malen schijnt een meer duurzaam voorzitterschap bestaan te hebben, wat thans op nieuw het geval zou worden. het Engelsche geen Ministerraad de Ministers zijn individu- eele dienaren der Kroon. Terecht wordt dan ook door Prof. Buys opgemerkt, dat de Mi nisterraad geen zelfstandig lichaam is, geen adviseur van de Kroon, maar dat Koning en Ministerraad als één geheel, als Regeering, moeten worden beschouwd. Daarmee stemt overeen de Ministerieele ver antwoordelijkheid. Elk Minister is individu eel verantwoordelijk voor hetgeen hij persoon lijk gecontrasigneerd heeft. Onze Koningin, evenals Haar Vader, presi deert den Raad van Ministers niet, doch be spreekt de quaesties van den dag liever met haar Ministers individueel. Van daar, dat de beraadslagingen der Ministers onderling de lei ding noodig hebben van één Minister. Het staat der Koningin vrij, dit te regelen naar Haar goedvinden. Maar hoe dit ook gere geld worde, dit wijzigt niets in de Staats rechterlijke verhoudingen zelve. De vraag dus besluit het blad of een Minister al dan niet blijvend voorzitter is van den Raad, is voor ons volkomen on verschillig. Feitelijk is er natuurlijk een pre mier, maar rechtens staat deze met zijn colle ga’s gelijk. Datgene waartegen, zeer terecht, ook Mr. Thorbecke opkwam, was de afzon dering des Konings van het Ministerie, de formatie van een Kabinet, onder een eigen hoofd tusschen den Koning en het Parlement in geplaatst de nabootsing van »Ministerieele regentschap*’daarom bestreed hij Graaf Schimmelpenninck, daar hij beweerde dat de Koning de samenstelling van het toen malige Kabinet eenvoudig aan dezen had overgelaten. Dit is echter iets geheel anders dan het presideeren van vergaderingen van Ministers, waarvan elk individueel vrij en zelf standig blijft. Er is volstrekt geen bezwaar tegen, den sa mensteller van het Kabinet Premier te blijven noemen feitelijk is hij dat, al kan hij aan dat feit niet het geringste recht ontleenen. Maar of hij, dan wel een ander lid van den I neemt. Raad van Minister presideert, is eene voor ons geheel onbelangrijke vraag. En de beginse len waarnaar geregeerd zal worden stelt niet de Premier vast, maar het Kabinet. Omtrent deze aangelegenheid schreef inder tijd Mr L. E. Lenting in zijne Schets van het Nederlandsch Staatsbestuur: »Een erkend mi nister-president, die door zijne persoonlijkheid van de richting van het kabinet uitdrukt, die de 4 er van uiimaaKr, is in ons De aard der samenstelling in groote beginselen, dan is het een bewijs, brengt echter van zelf mede, dat één der leden dat het ministerie zijne ontbinding nabij is. als het hoofd van het ministerie wordt be schouwd, i genoemd wordt. Het is noodzakelijk, dat eene leidende gedachte hen beziele, en die gedachte wordt aangegeven door hem, die door zijn po litiek overwicht zich boven zijne ambtgenooten weet te plaatsen. Het hoofd van het kabinet is daarom nog niet de onafhankelijke bevel hebber, die onvoorwaardelijke gehoorzaamheid van zijne ambtgenooten eischt, maar de eerste onder zijns gelijken. Zijne mede ministers zullen dan eerst zijne leiding op den rechten prijs weten te stellen, wanneer hij, bij erken ning hunner zelfstandigheid eenen weldadigen invloed op hunne zienswijze weet uit te oefenen. Indien hij hun echter als zijne secre- tarrissen beschouwt, en meent bevoegd te zijn, zich in de details hunner departementen ziel en het hoofd er van uitmaakt, is in ons land onbekend. F Onder dezen titel bevat het Persoverzicht van het N. v. d. D. van Woensdag j. 1. het volgende Het Koninklijk Besluit, waarbij Dr. Kuyper voor onbepaalden tijd voorzitter van den Minis terraad geworden is, doet de Kamper Ct. zeg genDe Heer K. durft heel wat aan! Wat de beste kenners van ons Staatsrecht hebben afgekeurd, wat Thorbecke voor ons land on bruikbaar verklaarde, wat Bosscha brandmerkte als een inbreuk op bet Koninklijk gezag, wat in elk geval in onze Staatsinrichting niet past, dat schuift hij in onze Staatsinstellingen in. In 1848, nadat tot de Staatshervorming be sloten was, heeft Graaf Gerrit Schimmelpen ninck beproefd de Nederlandsche Staatsinrich ting op Engelsche leest te schoeiendaartoe behoorde de instelling van een Minister-Presi dent, als hoedanig hij ook optrad. Hij heeft er maar weinige weken pleizier van gehad, want zijn denkbeelden strookten niet met die van de mannen, aan wie het ontwerpen eener nieuwe Grondwet was opgedragen, en met name vond de instelling van een Minister-Pre sident algemeen afkeuring. Keeren wij thans tot het stelsel van Schimmelpenninck terug? Van Hall, zich een positie boven zijn ambt genooten willende verschaffen, kon slechts ver krijgen, dat hem voor één jaar het voorzitter schap van den Ministerraad werd opgedragen. En dat was Van Hall, die als Staatsman zulk een lange en gewichtige loopbaan achter zich had en zoo groote diensten aan zijn land had bewezen. Het blad vindt ten slotte, dat deze nieuwig heid allerminst past bij dit compromis-Kabinet, en meent dat de Katholieken op den duur met dit overwicht der antirevolutionairen geen vrede zullen nemen. De Haagsche correspondent van de Prov. Dr. en Asser Ct. oppert het bezwaar dat voort aan bij de keus van een Kabinets-formeerder al terstond diens geschiktheid op den voor grond zal moeten staan om, gedurende het geheele bestaan van het Ministerie, de leiding er van te kunnen voeren, wat de vrijheid van keuze der Kroon beperkt. En als de eigen lijke Kabinets-formeerder geen deel van het Kabinet uitmaakt, hoe dan? En bestaat niet het gevaar, dat de leider zich zal trachten te omgeven van mannen, van wie hij zoo goed als zeker is, dat zij zich leidelijk zullen onder werpen aan zijn leiding? Van nog meer belang wordt de zaak, naar deze correspondent meent, naarmate een Kabi net op krachtige ondersteuning van de Kamers mag rekenen. De wil van een enkele zou zoodoende niet enkel voordracht in den Raad, maar tevens Wet in het land kunnen worden. De Nederlander meent niet te kunnen be- oordeelen of het wenschelijk is geweest in den bestaanden toestand verandering te brengen. Er is veel »voor” voeren. Maar nu de zaak beslist is, doet de vraag zich voor, of deze wijziging van het R. v. O. een onderwerp behoort uit te maken van de beraadslagingen der Staten-Generaal. De Nederlander antwoordt daarop Neen. Met het R. v. O. heeft de buiten wereld niets te maken. Ons Staatsrecht kent en overweging van de zaken en be- een staatkundig en hij late het onderzoek in detail over aan den raad van state. Van de slot som zijner overwegingen geeft hij den Koning in kennis, die zich daaraan al of niet behoeft te houden. Op de onafhankelijkheid van den induvidueelen minister wordt overigens vol strekt geen inbreuk gemaakt, wanneer de ministerraad tegen zijn gevoelen een besluit Acht hij het in strijd met zijne ver antwoordelijkheid, de bevoegdheid zal hem toch niet ontzegd worden, om zijn gevoelen ter j kennis te brengen van het Hoofd van den Staat. Zulke gevallen zullen eehter in een waar homogeen ministerie slechts zelden voor komen. Verschil van gevoelen zal in den regel slechts betrekking hebben op belangen j gevonden ondergeschikten aard, waarbij eene over- - stemming de zelfstandigheid des ministers niet I schaadt. Heerscht er verschil van gevoelen plannen en wenschen aanzien, en vreezen, dat hij in zijn hart hoopt, het toltarief te zien verwerpen. De Ross. Ztg. is, wat dat aangaat, zeer pessimistisch gestemd. ïWij moeten ons zelf” aldus het blad verdedigen tegen het dreigende gevaar, en ons in geen geval verlaten op Bondsraad of Rijkskanselier.” Het schijnt niet waar te zijn, dat zooals in den laatsten tijd wel eens beweerd is Von Bulow niet meer dien grooten persoonlijken invloed op den Keizer heeft, als vroeger het geval was. De Rijkskanselier schijnt, integendeel, nog altijd het vertrouwen en het oor des Keizers te hebben, meer dan iemand anders uit diens omgeving. FRANKRIJK. Een Jeruzalemsch geestelijke van de bloedige gebeurtenis, die onlangs in de kerk van het Heilige Graf plaats had. Aan de Latijnsche Christenen behoort de I dusgenaamde Frankische kapel. Het eigendoms recht van de trap, die naar de kapel leidt, werd hun door de Grieksche Christenen betwist. Het geschil werd aan den Turkscben pasja en den Franschen consul ter beslissing gegeven, die na rijp overleg de trap aan de Latijnen toekenden. De Grieken namen met deze uit spraak geen genoegen, begonnen te schelden op de Franciscaner monniken en hen zelfs met steenen te werpen. De Franciscaners prote steerden. De Grieken vlogen toen op hen aan en hieuwen met knotsen op de weerlooze geestelijken in. Er vloeide bloed Eindelijk verschenen er Turksche militairen. Naar gemeld wordt zal de Fransche schilder Constant, wiens portret van Koningin Victoria onlangs door Koning Eduard is aangekocht, eerstdaags naar Londen komen om den Prins van Wales en zijne gemalin uit te schilderen. Er zullen vervolgens kopieën van zijn werk gemaakt worden om ter gedachtenis aan beider reis den verschillenden koloniën ten geschenke te worden gezonden. ENGELAND. In weerwil van de jongste kwaadaardige redevoering van den Engelschen minister van oorlog, Brodrick, en ofschoon het pas verschenen blauwboek het gedrag der En gelsche autoriteiten tegenover de ongelukkige slachtoffers in de concentratie-kampen officieel heeft geprezen, heeft Sir John het toch noodig i een aansporing te richten tot de En- gelsche medici, om zich voor den dienst in Zuid-Afrika beschikbaar te stellen. Maar de medici hebben er feestelijk voor bedankt. Ook met het dienstnemeu der Yeomen, die aan Kitchener beloofd zijn, wil het maar niet vlotten. Koning Edward, moet niet bijster tevreden zijn over Chamberlain’s onhandige en voor Duitschland zoo beleedigende redevoering te Edinburg. Z M. moet zich in dien geest zeer kras tegenover zijn omgeving hebben uitgela ten. Majoor Stonham die belast is geweest met de zorg voor een veldhospitaal voor de Yeoman ry in Zuid Afrika, heeft een lezing gehouden te Maidstone over het hospitaal-werk in Zuid- Afrika. Hg beschreef daarin zijn samenkomst met De Wet en zeide, dat de groote Boeren generaal hem met de uiterste hoffelijkheid ont ving en hem aanwees waar een hospitaal voor de Yeomen zonder eenig gevaar kon geplaatst De redenaar beschouwde De Wet Inin mini bibsumi wk- h tin ui 11 i ir

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Friso nl | 1901 | | pagina 1