voor WORKl'M en omliggende Gemeenten.
ZATERDAG 10 MAART 1906.
No. 11.
Eerste Jaargang.
Uitgave van T. GAASTRA Bz.,
firma H. BRANDENBURGH Zoon
te WORKUM.
De prijs der Advertentiën is van 1—5 regels 25 cents, elke
regel meer 4 cents. Grootere letters worden berekend naar
de ruimte die zij innemen. Bij abonnement belangrijk lager.
Wij tolereeren niet, wij erkennen verschil van
levensopvatting, maar beperken die tot eigen
kring en eigen huis en binnenkamer.
Daarom alleen deskundig toezicht van over
heidswege.
Er moet zijn goed openbaar onderwijs van
superieure kwaliteit. Waarom Omdat dit is
in het belang der gemeenschap, als zijnde toe
gankelijk en geschikt voor allen. Uit een oog
punt van godsdienst wordt niemand daar ge
hinderd, en wordt de openbare school in tal
van streken van ons land door Jood, Katholiek,
Anti-Revolutionair en Vrijzinnige gewaardeerd.
Niettegenstaande de gepredikte gelijkheid schrijft
de heer Wijnen in de Tijd zijn artikels over
eene nieuwe schoolstrijd, dus geen paysenvreê,
daaromopenbaar onderwijs moet er zijn en
blijven. Enorm veel vruchten heeft de openbare
school opgeleverd, haar inrichting is een spoor
slag geweest voor het bijzonder onderwijs om
te trachten op peil te komen, en zoo moet het
blijven. Wordt de openbare school ontvolkt of
opgeheven, dan wordt de prikkel buiten werking
gesteld en zal dus leiden tot verslapping. Het
doel is volgens dr. Kuyper, niet alleen, i/3 maar
3/3 der Nederlandsche jeugd te brengen op de
Confessioneele School, daarom heeft hij gebruikt
zijn onderwijs-novelle, maarin strijd met
onze hoogste staatswet.
Het onderwijs moet zijn, volgens de Wet, een
voorwerp van de aanhoudende zorg der Regee-
ring, dat is alleen in het belang der gemeen
schap, geen scheiding, geen standenscholen,
meer aanraking tusschen hooger en lager, elkaar
helpen, niet verdeelen. Elke nieuwe bijzondere
school is daarmede in strijd, waardoor bij voor
baat het eene deel van het volk tegen het
andere wordt ingenomen, in strijd tevens met
onze traditiewaardoor ons nationaal gevoel
wordt gestoord en onze nationaliteit in slechte
conditie wordt gebracht. Kennis is macht, maar
dan ook kennis van de hoogste kwaliteit. De
Vereeniging Volksonderwijs heeft den zwaren
strijd daarvoor aangebondep, in haar banier
staat geschreven hooger peil van ontwikkeling,
ook voor het kind des armen, uitbreiding van
het onderwijs met nieuwe dingen en waarbor
gen voor het verkrijgen der noodige kennis. Die
Vereeniging dient in haar streven gesteund, in
den kamp die is aangebroken en steeds feller
zal worden. Onzerzijds mag niets worden nage
laten in dien strijd, waar het gaat om onze
hoogste belangen, het voorbeeld volgend van de
overzijde in toewijding en opoffering, geleid door
het heilig beginselhet toekomend geluk en
welzijn van land en volk.
De heer Wielinga hoofd der bijzondere
school alhier, kwam met den Spr. in debat.
Ook diens idee was, en met hem dat der 1500
bijzondere onderwijzers in ons land, dat skennis
macht maakt”, maar gaarne had hij tevens de
toevoeging gehoord uit »Das Lied von der
Glocke” van Schiller»doch der Segen kommt
von Oben”. Dat wordt het kind op de bijzon
dere school geleerd. Des heeren Smeenge’s op
vatting van het bijzonder onderwijs (Spr. wenscht
niet te spreken van christelijk, om daardoor
het openbaar onderwijs als onchristelijk te be
stempelen) is zeer bekrompen. Daar wordt niet
gecatechiseerd noch dogmatiek behandeld, enkel
Bijbelsche geschiedenis gegeven, en mag en kan
een 18-jarig onderwijzer gerust o.a. de geschiede
nis van Jozef vertellen.
Van de leerplicht heeft Spr. de ondervinding
opgedaan, dat die er niet heen willen, we die er
toch niet krijgen. Het gevaar van kleine scholen
bestaat slechts in theorie. Z. i. komt de opvoe
ding aan kleine scholen beter tot zijn recht dan
aan groote. Het leerplan is ook aan de open
bare school vaak een wassen neus. Ook hij
wenscht deskundig toezicht, maar dat wij dat
niet hebben is de schuld der liberale partij.
Verder bestrijdt hij de opvatting van den heer
Smeenge omtrent de positie der ouders, die
zijn geroepen scholen te stichten. Nadat de
heer Smeenge nog den heer Wielinga van
repliek had gediend, zich in dat betoog nog eens
nader deed kennen als een enthousiast strijder
voor een ideaal, dat hem hoog en heilig was,
werd de vergadering ongeveer 12 uur door den
heer Siemelink, met een woord van dank aan
Spreker, debater en belangstellenden gesloten.
Dit blad verschijnt des Zaterdags en kost per halfjaar 50 cents.
Per post 0 65. Enkele Nos. 3 ets Ingezonden stukken Donder
dags in te zenden. Advertentiën Vrijdagmorgens vóór 11 uur.
plan voor de openbare school gebiedend voor
geschreven, en dienen menschen aangesteld om
daarop toe te zien Maar welke In dit ver
band doet Spr. mededeeling van eene rede,
gehouden door den heer J. M. van Metelen,
Burgemeester te Uithoorn, tevens Schoolopziener,
bij de inwijding eener bijzondere school aldaar,
en blijkt, als meer onder het Ministerie-Kuyper
is geschied, een wolf als schaapherder te zijn
aangesteld, mannen, die het openbaar onderwijs
haten. Kunnen zij met liefde en warmte de
hun toevertrouwde belangen behartigen Immers
neen Enkel hij, die met liefde iets doet, kan
het goed doen. Het openbaar onderwijs alleen
biedt de waarborg voor goed onderwijs, zoo
noodig voor eiken mensch, wijl niemand kan
ontkomen aan de ijzeren wetkennis is macht.
De tijden zijn moeielijk voor de openbare
school, het oprichten van bijzondere scholen
h eeft vermindering van leerlingen en leer
krachten aan de openbare school tengevolge, en
heeft dus eene indirecte benadeeling van anderen
plaats. Daarom hoopt Spr., dat ook hier ter
plaatse de oude afdeeling Volksonderwijs uit
hare assche zal herrijzen, en tengevolge de
moeielijke en zwaardere taak, een groot aantal
leden zal toetreden.
In de hierop volgende pauze gaven een 50-tal
belangstellenden zich voor het lidmaatschap
aan, en is dus opnieuw eene afdeeling alhier
geconstitueerd.
Na de Pauze besprak Spr. een goed en des
kundig toezicht.
Bij de behandeling der Onderwijs-novelle wees
men al onze voorwaarden betreffende deskundig
toezicht af, men wenschte baas te blijven in
eigen kring, en het gevolg is, dat het toezicht
kan komen, maar het heeft niets te zeggen en
zijn invloed is gelijk nul. Men wees alles af
met de opmerkingWij zijn daartoe zelf wel
in staat, bij ons zijn de ouders het, die het we
ten. En toch dezelfde ouders die dan daar
voor zoo geschikt waren en het zelf meenden
te kunnen doen, behandelden later de vraag
op welke wijze stellen wij ons toezicht aan, en
kozen toen wel degelijk mannen, met warmte
en liefde bezield voor de bijzondere school. Spr.
wil een goed, deskundig toezicht, in staat om
aan te wijzen, hoe het onderwijs moet worden
hervormd, en acht daarvoor de ouders niet de
geroepenen. Zeker, zij zullen het goede voor
hunne kinderen willen en het daarvoor opne
men, maar zijn daarvoor altijd bij lange na niet
bekwaam. Wel meespreken, maar het toezicht
uitoefenen, dat niet. Eenerzijds de vijf bestuur
ders, anderzijds een eminent man als hoofd, is
echter geen transigeeren mogelijk, en is dus óf
de positie der ouders een paradepaard, óf de
onderwijzer een man van de tweede orde, want
de ouders beslissen immers. Daarom zal een en
ander zijn tot schade van het volk en de gemeen
schap, tot schade van het heil van ons allen.
Waar tot dusver Hervormden en Gereformeer
den samengaan, ziet men kwalijk de kans schoon
of men gaat uiteen, men kan niet op hetzelfde
standpunt staan. Is bij die zoo denken, plaats
voor een ander? Neen. De onderwijzer dient
precies te onderschrijven hunne opvatting van
Gods Woord, daarom is hij geheel van hen af
hankelijk en zal zijn eigen ik ondergaan, en
acht Spr. de ouders dus voor toezicht totaal
ongeschikt.
Ook Spr. betreurt het gemis van harmonie,
die er zoo zeer noodig is in den zoo moeilijken
strijd om het bestaan in den tegenwoordigen
I tijd, helaas, dat dit samentrekken alleen ge- 1
schiedt, daar, waar men tracht geld te verdie
nen, en niet in het geheele leven.
Ook hij heeft zijne gedachten over het hier
namaals en wat gegeven is van Boven, maar
acht kinderen van 5 jaar niet geschikt, om die
te onderhouden over wat noodig is om gelukkig
te zijn.
Op de openbare school worden geen leerstel
lingen gegeven, wel godsdienst in overeenstem
ming met gedachten uit het Bijbelwoord, als
ouderliefde, naastenliefde, af keer van het kwade
enz. en daaraan strikt door de onderwijzers
gedacht.
Wat is het gevolg van het heden De reden
van oprichting van bijzondere scholen, gelegen
in verschil van godsdienstige levensbeschouwing,
wekt bij het jeugdige kind de gedachte mijn
waarheid is goed, de andere niet, en zal, conse
quent doorgevoerd, leiden tot rustelooze fanatici.
Men lokt ons naar de gelijkheid (wet Mackay)
maar ten slotte weer als by de predikants-
vacature te Assenmijn beginsel verbiedt
waar bij de onderwijzers voorzit de zucht om
het kind te helpen, opdat het later inzicht hebbe
in de dingen, die het straks zullen worden
geboden. Zoo dit niet geschiedt, dan lijden ze
later groote schade, en wijst dit alles dus heen
naar een uitstekend ingerichte lagere school
van de eerste soort, als eerste eisch voor de
wetenschappelijke vorming van den vakman.
Is dat het geval, dan moeten we hebben eene
inrichting, die aan alles voldoet, enkel goede
scholen, geen kleine, dan alleen daar, waar het
onvermijdelijk is, waarom het diep treurig is,
dat in 1905 de mogelijkheid is gecreëerd, om
kleine scholen te stichten. Die mogelijkheid
bestond reeds, maar is veel grooter geworden
door de Wet-Kuiper, die door eene ruime sub
sidie, ook aan kleine scholen, gezorgd heeft, dat
de financiën die oprichting niet behoeven tegen
te staan. Op die kleine scholen kan niet ge
geven worden het straks genoemde noodige
lager onderwijs, zij zijn een ramp, omdat met
één leerkracht moet worden volstaan. Om des
beginsels wille heeft Kuyper niet willen toe
geven, toen door den heer Tydeman en Spr.
in de 2e Kamer een amendement werd ver
dedigd, om twee leerkrachten voor te schrijven.
Kennis vormt macht voor allen. Dat voelde
men zelf wel en de waarheid werd ook niet
ontkend, toen na de verwerping van genoemd
amendement, den volgenden morgen de heer
Talma wist gedaan te krijgen, dat, zoo men
een tweede leerkracht wilde, daarvoor Rijks-
subsidie zou worden gegeven. Maar op het
platte land zal die tweede leerkracht ontbreken,
en de school aldaar niet beantwoorden aan de
gestelde eischen, n.l. goed ingerichte klasse-
scholen, waarbij de klasse van de eene naar de
andere onderwijzer overgaat, een machtige
factor om nog meer en beter zijn plicht te
doen, en zoo met het volgende vakonderwijs
een waarborg te zijn, dat de jonge mensch
gerust de toekomst kan tegengaan.
De grond van oprichting van tal van kleine
scholen zal zijn: het voorop stellen van eene
of andere geloofsovertuiging, de vraaghoe kan
mijn godsdienstig beginsel het best op die
school worden gepropagandeerd. Bij een kerke
lijk Gemeentebestuur zal niets van de openbare
school terecht komen, ja, zij zullen de wet
houden, maar geheel hun beginsel strijdt
daartegen. Uit eigen ervaring wijst Spr. op
het feit, dat voorziening in een predikants-
vacature in vrijzinnige richting werd geweigerd
om des beginsels wille. Daarom dient uit het
volk eene krachtige beweging te komen, daar
tegen te reageeren, zich uitstrekkende ook tot
het kind des armen, wijl ook in die kringen
vaak krachten schuilen, die een sieraad voor
onze gemeenschap kunnen zijn. Daarvoor ijvert
ook de Vereeniging Volksonderwijs, tegen lauw
heid en onverschilligheid te dien opzichte, pal
staande en strijdende tegen de schoolpolitiek in
Gemeenteraden.
Verder dient er te zijn een uitstekend ineen
gezet leerplan. Dat is alleen thans te vinden
in de openbare school. Waarom werd niet
geaccepteerd, dat ook het leerplan voor de
bijzondere school door de Overheid zou worden
goedgekeurd Omdat men niet wilde weten
het aantal uren, besteed aan z.g. Bijbelsche
Geschiedenis en de boeken, welke werden
gebruikt. Door eenerzijds dat recht te reser- I
veeren, ontbreekt anderijds de waarborg voor I
goed onderwijs. Volgens Spr. oordeel behoort
dat godsdienstonderwijs op de school niet thuis.
De tijd van 613 jaar is reeds al niet te lang
om het kind te geven wat het hebben moet.
Daarom behoort die opvoeding in het gezin, en
dient te geschieden door mannen, die daarvoor
zijn gevormd en bekwaamd. Die zaak is te
heilig en te grootsch, maar ook te moeilijk om
door jonge 18-jarige onderwijzers te worden
beoordeeld, maar ook, geen kind is in staat om
te omvatten, wat de Bijbel in al zijn donkere
en duistere plaatsen leert. Maar ook de tijd
daaraan besteed, wijl alles doorspekt moet zijn
van den heiligen geest, is veel te groot, en gaat
ten koste van het gewoon onderwijs.
Maar ook, de onderwijzer der bijzondere
school is bij dat onderwijs beperkt binnen be
paalde grenzen, moet blijven binnen den kring
der bestuurders, want geeft hij eene van hunne
geloofsovertuiging afwijkende meening, het
zwaard van Damocles zweeft boven zijn hoofd.
En wie zijn zijn rechters Menschen met
ruimen blik en wereldbeschouwing Immers
neen
Daarom is dus een uitstekend ingericht leer-
De belangen van het Kind en de
Vereeniging »Volksonderwijs.”
Met dit onderwerp trad de heer Mr. H.
Smeenge op in eene openbare vergadering, j.l.
Maandag alhier gehouden, welke rede zich ken
merkte door den gloed eener eerlijke, innige
overtuiging en heilige geestdrift voor een hoog
en heerlijk ideaal. Van die vergadering, welke
van 812 duurde, volge hier een uit den aard
der zaak beknopt verslag.
Kennis is macht is eene waarheid, die door
niemand, uit welken kring ook, en bij welken
arbeid, valt te ontkennen. Er is een tijd ge
weest dat de landbouwer meende het zonder
kennis te kunnen stellen, dat het voldoende was
vaders voetstappen te volgen. Maar nu niet
meer, wijl door de werking van stoom en elec-
triciteit de boer afstand heeft moeten doen van
wat vader en grootvader deed, en hem op dit
oogenblik op hardhandige wijze is geleerd met
de minst mogelijke uitgaven de hoogst moge
lijke productie te verkrijgen. Alleen bij de
wetenschap kan hij hiervoor baat vinden, wijl
die hem kan doen kennen de kracht en het
ontwikkelingsvermogen van den bodem. Bij de
bemesting werd eene geheel verkeerde methode
toegepast, tot de kunstmeststoffen kwamen, de
dommelenden werden wakker geschud, en zoo
in den boerenstand ontstond de zucht om zelf
te kennen en te doen, bewaarheid in de spreuk
kennis is macht.
Evenzoo ging het in een anderen kring: de
veehouderij. Men had maling aan de weten
schap, moeders voorbeeld bij het karnen was
voldoende, de zuivelbereiding leende zich nu
eenmaal niet voor proeven, totdat Denemarken
de wereldmarkt beheerschte, en men op ge
voelige wijze leerde hulp te zoeken bij den man
der wetenschap. Op het gebied der fokkerij is
het niet meer voldoende enkel jongen van
beiderlei geslacht te kweeken, maar dient men
het exterieur en interieur der koeien te kennen
om een verhoogd vetgehalte te bekomen.
Bij de keuze van het zaaizaad is alweer de
wetenschap een veilige gids, en is ook bij den
tuinbouw tengevolge wetenschappelijke adviezen
op dit gebied veel te doen, wat vroeger moest
worden nagelaten.
Was het vroeger voor den landbouwarbeider
voldoende een sterke corpus te hebben en een
schop in de hand, thans niet meer. Hij behoeft
geen scheikundige te zijn, maar een teekenschool
verruimt zijn blik, ontwikkelt zijn schoonheids
gevoel, doet hem van alle markten thuis zijn,
zoo noodig in dezen tijd van verplaatsing van
arbeidskracht. Kwam vroeger de ambachtsman
bij vader in de werkplaats of bij den patroon,
dan moest hij met 21 jaar klaar zijn, en hij
kon dat, maar thans door de stoom en electri-
citeit, de zware concurrentie der machines, is
het een eisch voor die lui in de winteravonden
rekenen, teekenen enz. te leeren. Alzoo meent
Spr. recht te hebben te zeggenkennis is
macht voor eiken kring van het leven. Ten
overvloede doet Spr. mededeeling van het aantal
deelnemers in deze provincie aan de cursussen
gegeven op het gebied van zuivelbereiding, vee-
kennis, bemestingsleer, tuinbouw, hoenderteelt
enz., totaal 938, voorzeker een teeken des tijds,
maar dat binnen korten tijd het dubbele zal
hebben bereikt, wijl het eenerzijds zal leiden
om meer te weten, en anderzijds die zucht door
anderen zal worden gevolgd.
Wat leert ons dat? Dit: ons lager onderwijs
moet zijn van de hoogste kwaliteit. Deelname
aan die cursussen eischt wel als minimum, dat
gene wat de lagere school kan geven. Dat
allen niet aan dien eisch kunnen voldoen is
een prikkel te meer om verbetering te brengen
in onze leerplichtwet. Ofschoon nog maar kort
in werking, en erkennende de gebreken die
haar aankleven, verheugt Spr. zich ten zeerste
dat in 1901 dat instituut in onze wetgeving is
neergelegd. Dat dit beginsel niet beter tot zijn
recht komt is jammer, maar Keulen en Aken
zijn niet op één dag gebouwd, en had niet de
struikeling van een paard zijn berijder een
been doen breken, dan was het nog zoo niet
geweest. Daarom, de Regeering moet zorgen
voor opruiming van fouten en gebreken, opdat
niemand meer ontkomt aan het goede, dat
daarin gelegen is, overtuigd als Spr. is, dat
voor een deel het bezoeken dier cursussen een
gevolg daarvan is. Voor hem staat vast: elk
voortgezet onderwijs vraagt een goed bearbeiden
bodem. Daarom acht hij zoo nuttig de tyd van
6—13 jaar, doorgebracht op de lagere school,
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD