voor WORKUM en omliggende Gemeenten.
Feestviering van het 1000-jarig
Bestaan van de stad Workum.
ZATERDAG 13 JULI 1907.
No. 29.
Tweede Jaargang,
o o
ons verwachten
en afdoend behandeld worden
Zalig wie daar leven I
Zalig wie daar blijd U loven!
«Oud Wilhelmus”
«Wilhelmus van Nassauwe,
Ben ik van Duitschen bloed
Als de menigte de kerk uitstroomt, is het
fraai weer gebleven. Een vriendelijk zonnetje
houdt een belofte in voor den verderen namiddag.
De prijs der Advertentiën is van 1 5 regels 25 cents, elke
regel meer 4 cents. Grootere letters worden berekend naar
de ruimte die zij innemen. Bij abonnement belangrijk lager.
De H. Schrift spreekt van «1000 jaren is als
één dag” maar in het leven des menschen be-
teekent zulk een tijdperk nog al iets. Tal van
geslachten komen op en verdwijnen, de gedaante
dezer wereld verandert in groote mate, van het
oogenblik dat het eerste jaar begonnen het
duizendste herdacht wordt. Niette verwonderen
dus dat de bewoners vun eene plaats, waarvan
het bestaan tot zulk een hoog cijfer opklimt,
deze gebeurtenis blijde willen vieren.
Met verwonderlijke eenstemmigheid is alles
daartoe voorbereid en verdient ieder afzonderlijk
daarvoor hulde.
Woensdag 10 Juli zag men dan ook overal
de vlag uitgestoken, en hoorde men 9 uur het
gebeier der klokken, waarmede de feestdag werd
ingeluid, van de vier torenhoeken wapperden
vlaggen. Al de toegangswegen zijn versierd, de
Zeesluis, het Zijlspad met eerepoorten en denne-
stammen en guirlandes van sparregroen en rijen
lampions. Het brugje bij het Lokaal draagt een
bijzondere fraaie eerepoort, maar ook in de stad
zelf, den geheelen weg langs, waar geen hoornen
staan, ziet men lange rijen guirlandes aan ge
kleurde en met groen omwonden masten en
palen met hier en daar een een eerepoort; van
het Marktplein tot aan de school aan den
Stationsweg is ook de Bagijnestraat op dergelijke
wijze versierd, de echte Wijmerts op het Dwars-
noord is overspannen met ijzerdraad, bestemd
om des avonds in gekleurde lampions te illumi-
neeren, en bij het logement «De Zwaan” wordt
de versiering afgesloten, daar is een zware poort
gebouwd met kanteelen als van eene vesting
poort. Maar wat ook vooral verdient vermeld is
de gevelversiering van verschillende particulieren,
men kan ze niet alle afzonderlijk vermelden,
maar enkelen zijn bijzonder fraai met groen en
bloemen opgemaakt.
Van 10 tot 11 uur werd door den heer T. H.
Siemelink de feestrede uitgesproken in de groote
Geertruidakerk, welke rede werd afgewisseld
door een koor van 70 zangers en zangeressen
een vijftal oud-Hollandsche liederen zong, onder
leiding van den heer J. Jansen. Den korten tijd
in aanmerking genomen die dit koor (bestaande
uit dilettanten van alle gezindten) voor repetities
vergund was, mocht men de uitvoering in het
overvolle kerkgebouw flink geslaagd noemen.
Ten opzichte van die rede maken wij gaarne
gebruik van het uitnemend verslag van den
wakkeren specialen correspondent van de Leeu
warder Courant, dat reeds heden Donderdag
in dat Blad is opgenomen.
»Te tien uur vult zich het ruime, hooge kerk
gebouw, met zijn witte met blauw afgezette
gewelven en deftig eikenhouten koor, preekstoel
en «burgemeestersbank” met een aandachtige
menigte.
Het orgel ruischt over de hoofden der aan
wezigen. Inmiddels stelt zich rechts op een
afzonderlijk aangebracht plankier het gemengd
koor op, dat weldra met krachtigen, zuiveren
toon een plechtigen zang aanheft naar Psalm 84.
Daarna volgt de krachtige, vertrouwensvolle
bede van Valerius
Heer, die Uw tent in de Hemelen spreidt,
Alles op aard’ door Uw woord hebt bereidt,
’t Schuimende, woelige meer kunt maken stille,
En alles doet naar Uwen lieven wille,
Wij slaan het oog tot U omhoog,
Die ons in angst en nood
Verlossen kunt ter aller stond,
Ja, redden van den dood.
Daarop spreekt de heer Siemelink als volgt:
Uit onze vaderlandsche zangen hoorden wij
een lied (zie boven) dat als »bede” mede van 1
«vrome” dankbaarheid getuigenis gaf. Ook ons
zwelt die klank op de lippen bij de stemming
die in dit morgenuur allen, die de gedachte
aan het verleden onzer plaats der inwoning in
zich omdragen, heeft bijeengebrachten dat zijn
O zie hoe lieflijk is Uw heil’ge woning,
Heer der Heeren!
Dit blad verschijnt des Zaterdags en kost per halfjaar 50 cents.
Per post 0.65. Enkele Nos. 3 ets Ingezonden stukken Donder
dags in te zenden. Advertentiën Vrijdagmorgens vóór 11 uur.
onzer stad. Uit woeste heidegronden, broek- en
waterlanden, tooverden de grauwe monniken
van het Ursulaklooster de vruchtbare «zathen
en landen” van het huidige Heidenschap. Het
bekken van de Workumer meren werd droog
gelegd, en als het moer der vergane wouden is
verbrand, rijze eens een nieuw landschap op van
weelderig groen, dat voor hare naburen niet zal
onderdoen. Ga niet onbedacht voorbij aan de
monumenten van ondernemingsgeest, want weide
op weide is de kostelijke gave van arbeid en
zorg, uit veen en moeras herschiep de mensch
de vruchtbare akkers, dijken vaarten en wegen
herbergen een deel van onzer vaderen kracht.
Uit deze gedachtenis klimt de waarde van
het erfdeel ons toebetrouwd en de lust om tegen
een ijdel oordeel dien rijkdom te handhaven, te
bewaren en uit te breiden.
Wat beteekent deze arbeid bij den stillen
arbeid, die van geslachten op geslachten is over
gegaan, van zorgende liefde en trouwe wijding,
die de muze der openbare historie niet vermeldt
maar die de overlevering van vader op kind ge
trouw bewaart. Zoo menige persoonlijke her
innering weeft in het komen en gaan der tijden
liefelijke gedachtenis aan ouders, grootouders en
meerdere geslachten, die het huis hebben opge
richt waaraan wij den goeden naam en faam
ontleenen. Niet in wapengekletter of in open
bare werkzaamheid ligt de beste heugenis ver
borgen, maar in den stillen voortgang, die uit
den arbeid onzer vaderen voor den huiselijken
haard tot ons gekomen is. En als wij onder
Aieze heugenis nogmaals de stad rondgaan, als in
het ouderlijk huis, dingen die voor anderen geen
waarden bebben, worden voor ons een dierbaar
kleinood.
W’erkelijk, deze dag werpt de fakkel in het
brandbaar hout der gedachtenis; kinderjaren en
jeugd staan op gij ziet uw bruid de treden
dalen, en uw dierbaren ten grave geleiden, hier
hebt gij uw eerste dwaling erkend en ginds een
vriendschap geslotenover de baren der levens
zee gaat in dit uur het verhaal eener gedachte
steeds achterwaarts totdat de beeltenis ver-
flauwt, maar zij heeft in de heugenis ons hart
I gebonden aan de plaats die ons droeg, speelplaats
onzer dierste herinnering.
Zoo blijkthoe de wind blaast, de drang des
harten overwint, de liefde tot zijn geboortegrond
is elkeen aangeboren.
Het koor, dat onder de pittige, krachtige
leiding staat van den heer J. Jansen, laat als
tusschenzang, wederom a cappela, het oud-Hol-
landsch geestelijk lied weerklinken
Gelukkig Vaderland, zoo g’ op Gods
[waarheid bouwt
En aan Zijn wond’re macht uw ranke
[kiel vertrouwt
Ds. Siemelink hervat zijn rede
Laat onze herinnering worden als Mozes’staf,
die in de dorre zandwoestijn het water uit de
rots deed vloeien: ook het aanschijn van ons
stedeke wordt somtijds met onvruchtbaarheid
geslagen.
Daar zijn wel 'eens van die «goede” ingezetenen
die een kruimel van de wereldwijsheid hebben
opgepikt en hun hart daardoor zoo voelen zwellen
dat hun Workum te klein, te min geworden
ishunne belangstelling niet meer waard,
omdat de stad aan hunne zoogenaamde geeste
lijke of wereldsche behoefte niet meer voldoet.
Och wereldwijzen weet ge wat ge verwerpt
en kent ge den prijs voor dat offer der eerstge
boorte? Omdat de samenleving tot middel
punten werd opgedrongen gelijk het water
dat wordt opgestuwd op bepaalde plaatsen
is hier niet, het rijkste leven die oogverblindende
rijkdom is in vele gevallen gouden armoe
en voor hen die er niet aan gewend zijn een
weg door het moeras.
Hoe gaarne zouden velen die Workum hadden
ingeruild voor grootere plaats zinnebeeldig ge
sproken in latere dagen die
«Koningklijcke leckernij
weer willen geven:
«Voor wat melcks, en roggekorsten
«Koningen en rijeke Vorsten
«Voor een lantman, slecht genoegh”.
(Voorspel van Vondel’s Leeuwendalers.)
De erkenning is gekomen dat in den eenvoud
van het leven eener kleine plaats meer waar-
in waarheid meer dan het grootste kerkgebouw
der stad bevatten kon.
Bij al het luidruchtig vermaak dat deze dag
zal geven, hebben wij Workumers behoefte,
ook in den «stillen” spiegel der historie te zien
het gaat hier niet om de bepaalde bijzonder
heden, hier gaat het om wat in het opzien naar
Boven het hart zoo wonderbaar stemmen kan.
Want trots de zucht van onzen tijd, die vooral
bewoners van een kleine stad is aangewaaid om
het goede te zoeken in een vaag begrip van
«groote” wereld, en waardoor de engere grenzen
van geboortegrond en woonplaats als niet be
staande worden geacht, blijft de liefde tot de
plek waar eens de wieg op stond bestaan, diep
in het hart verborgen breekt de kracht die
uitgaat van dezen dag het dek van velerlei on
verschilligheid.
Het stedeke dat wij bewonen laat door zijn
lang verleden van 1000 jaren, hetzij als plaats
waar wij geboren en getogen zijn, lief en leed
gedragen, ons huis gebouwd, ons geluk gevonden,
onzen strijd gehad, hetzij uit enkel eerwaardig
heid, zijn rechten gelden in ’t gemoed.
De gedachtenis gaat uit van de oudste be
woners, zij die, uit hun hut op palen gebouwd,
tuurden over het vlakke erf nu door de zee
verzwolgen om van den hemel hoop of vreeze
te lezen; het lot der oudste geslachten was zoo
nauw verbonden aan hetgeen lucht en water
over hen beschoor. Trots deze wisselvalligheid
waren zij gezegend boven velen; het zilte nat
en het donkere woud gaf voedsel in overvloed
en zelfs het voog’lenheir spande zich in, dit
geslacht niet verlegen te laten.
Toch als de wind over het land kwam strijken,
de storm zich wierp op bet ongebreideld element
der zee en de wateren stuwde landwaarts in,
kwamen bange dagen van vrees en werd menig
werk van zorgzamen ijver in één oogenblik
neergesmakt. Wat vermogen menschenkrachten
tegen het geweld der zee! Ja, de voortijden
onzer geschiedenis kennen de droeve ervaringen
van «storm ende tempeest”, te droeviger naar
mate met de ontwikkeling des tijds de ont
wikkeling der stad was voortgeschreden. Uit
de eenzame samenwoning was een stad ge-
bloeid, welvaart gewonnen en macht vergaard,
maar vloed op vloed verstoorde de gestelde orde,
waar steden en dorpen zijn ondergegaan, den strijd
moede, week onze kloeke bevolking en gaf den
strijd niet op, bouwde een nieuwe stad ten trots
van storm en vloed.
En tot op dezen dag heeft zij die plaats
gehandhaafd.
Van welk verleden hebben wij gewaagd?
O, wij weten, velen vinden in zulk een tijd
geen beteekenis meertoch, wij kunnen en willen
de heugenis van die ver vervlogen dagen niet
overslaan.
De meesten uwer zullen meer beteekenis
hechten aan reëele gedachtenissenwie de waarde
van een verleden daarnaar bepaalt, behoeft bij
Workum niet teleurgesteld te worden. Daar is
geen straat, geen plein, geen plek bijna te water
en te land of het begint te spreken; huis, hof
en steen: alles geeft zijn gedachtenis uit. Hoe
voelen wij de bekommernis mee «dat de wate-
ringe ende stranden seer verloepenende de soel-
ende reedt ofte uijtvaerte te see waerts gans ver
stopt”, die nood tot deugd geworden het
Workumer Nieuwland deed inpolderen; men
kreeg gewin van land, maar het euvel bleef.
O, die zee 1 vijand en vriend tegelijk die onze
kust bestreek; als gij de tafereelen hebt gezien
van overstrooming in 1825, die voor een
schouwvenster lagen uitgestald, dan hebt gij
maar één voorbeeld van al de schade ons toe
gebracht: de loop der tijden melden vele inbreu
ken van die omgording dfer waters-offers van
lijf en offers van goed.
Maar waar onze stad uit zee geboren werd,
zij de schatbewaarster harer toekomstige welvaart,
moeten wij ook hare weldaden boeken; naast
«nemen” verstond zij de kunst van «geven”.
Als gij goed luistert, hoort gij van de middel
eeuwen tot het eind der 18e eeuw in alle
«bedrijf en neringe” het loflied der zee op
velerlei wijze herhaald. Scheepvaart en visscherij
bouwde ter zee, rijke inkomsten vloeiden binnen,
schatten van over- en van in de zee gaven
prikkel en spoor.
Naast de bronnen door de gelegenheid der
plaats aan onze stad bedeeld, opende, vooral in
lateren tijd het vernuft der menschen nog
menig andere van inkomsten, die aan meerdere
behoeften voldeed. Noeste vlijt en taai geduld
is een krachtig wapen gebleken tot den opbouw
Van 121 uur was er Morgen-concert op de
Markt, van het Harmoniecorps Crescendo te
Workum, onder leiding van den heer B. Y.
Wielinga; een tiental nummers werden op zeer
verdienstelijke wijze uitgevoerd en met aandacht
gevolgd door honderden toehoorders.
De Vereeniging «Plaatselijk Belang had een
boottocht voor genoodigden, o.m. de Tweede
Kamerleden mrs. Schokking en Smeenge, naar
de haveningang georganiseerd.
De heeren Lankhorst hadden daarvoor hun
stoomboot Palinghandel afgestaan.
Te 12 uur stoomde de boot de haven uit.
Naar wij vernemen werden, na aanbieding
van de eerewijn door de heeren Lankhorst, ver
schillende toespraken gehouden, waarbij de mid
delen tot diephouden van de vaargeul levendig
werden besproken.
Overeenkomstig de verwachting konde de
voorzitter te halfeen de aankondiging van het
bootpersoneel vermelden: «We zijn gestrand.”
Gelukkig waren hulpmidden bij de hand, en
de schipbreukelingen konden op tijd voor de
feesten terug zijn in de zeesluis, waar tenslotte
borgen tot vrede en tot geluk liggen dan men nog de wensch werd uitgesproken dat de Wor-
elders had gehoopt. kumer havenbelangen in de toekomst even ge-
Erken, vóór het te laat is, de gelegenheden lukkig, glorieus en afdoend behandeld worden
Uitgave van T. GAASTRA Bz.,
firma H. BRANDENBURGH Zoon
te WORKUM.
tot onderlinge vriendschap, die onze samenleving
biedt. Als één groote familie bijna, nemen wij
deel aan eikaars vreugde en verdriet, steunen
en helpen en als er geen »staats”belangen wa
ren, zouden wij van ons zelf kunnen getuigen
«Ziet, hoe lief hebben wij elkander
Niet dat wij den vrede willen hebben ten
koste der zelfstandigheid 1 Wij moeten blijven
strijdenstrijden op gebied van kerk en school,
strijden voor de «hoogste” en de «dagelijksche”
belangen, anders zouden wij met recht tot een
«doode” stad gerekend kunnen wordenmaar
strijd behoeft den nasleep van twist en twee
dracht niet te dragen, kan met waardeering
gepaard gaan.
O fout van kleine steden men houdt den pot
te lang op ’t vuur in gemeenschappelijke
belangen moet alles wat den een of ander
grieven kan, bijtijds worden afgezet. Ook dit is
een vaardigheid, die kan worden verwaarloosd
en aangeleerd, en als deze wijsheid op den dag
van heden tot ons komt, zal een zegen voor de
plaats onzer inwoning zijn verkregen.
Nu de herinnering de zoomen kleurt zelfs van
den versten horizon, gelijk ondergaande zonne
glans nog voor ’t laatst het lichtend afscheid
wuift, keeren wij ons onwillekeurig om, ook
naar den komenden, dageraadwij vragen, wat
zal ons de morgen brengen. Die toekomst te
voorspellen, is geen gemakkelijke taak.
Toch waag ik het en roep«Goed Heil 1”
Het ongunstig lot der kleine steden is grooten-
deels geweest. De levensstroom zal weer terug
vloeien tot de kleine havens en bekkens, die
dreigden leeg te loopen van energie en werk
kracht; nijverheid en bedrijf zullen in de pro
vinciesteden neerstrijken aan ons te zorgen dat
de komende vloed niet voorbij gaat, en dwingen
wij den nij veren geest in W’orkum in te keeren.
Vóór 1000 jaren.
Na 1000 jaren.
Het eerste hebben wij ontvangen.
het tweede zullen wij moeten geven.
Geluk en welvaart moge het nageslacht van
ons verwachten en de wensch, die een oud
Workumer groot in liefde en belangstelling
voor zijn stad, schoon jaren hem reeds elders
hebben vastgeklonken aan de schoolkinderen
deed toekomen zij voor ons, groote kinderen,
evenzeer tot voorbeeld en tot les
«Waar de tijd uw naam bleef sparen,
Kronen wij dien naam met eer
Workum dat uw nijv’re burgers
Brengen d’ oude welvaart weer
Tot slot der plechtigheid laat het koor dat
jubelende, vertrouwen in de toekomst onzer natie
ademende lied weerklinken
Holland is niet oud geworden,
’t Boog niet voor der jaren macht
Eindelijk gevolgd door het forsch ingezette
FRISO
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD