v«or WORKUM
Over dit en dat.
I
34ste Jaargang.
ZATERDAG 4 JULI 1908.
No. 27.
I
Uit de Kamers.
Binnenlandsch Nieuws.
r
Uitgave
Bij abonnement belangrijk lager.
hond'
me
Men schrijft uit
welvarend dorp in
zij niet te eten
ik
ons 1
plichtingen op.
meer
Zullen we dat altijd weten te doen?
t aanzien van het perceel in de Lootsstraat I
m/t oonr/UjnrtLb«Paal<! ind1rU?’ dat Z1J aan de woede van het publiek was ontkonTen'
met een deugdelijke firma te doen had. waarom U"
De prijs der Advertentiën is van 1 —5 regels 25 cents, elke
regel meer 4 cents. Grootere letters worden berekend naar
de ruimte die zij innemen.
deze won
Een oogenblik later komt de dochter des
en werpt ook een
eerst informaties in, die gunstig wa-
ze de solide firma Wegenwijs in
-- De Goudsche
De leden van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal zijn ter vergadering bijeenge
roepen tegen Maandag 6 Juli, des avonds te
half negen uur.
Naar uit betrouwbare bron gemeld wordt,
zal de wet op het Arbeidscontract 1 Jan.
1909 in werking treden.
In Amsterdam is naar men weet een
strijd gaande tusschen hoofden en onderwijzers
over de vraag Ambulante hoofden of niet?”
Thans hebben de onderwijzers den Raad Hierbij was gevoegd
verzocht den hoofden elk een klas te geven, der gevers bevattende
de hoofden verzoeken nu, in *t belang van
mooien, zonnigen Zondag-
niet, heel toe te geven.
i van egels, dieren die niet gemakkelijk te
hanteeeren zijn. Ziehier, hoe Tom het aan
legt, om deze scherp bewapende viervoeters
te bemachtigen. Aan het bijten in den steke-
ligen bal waagt hij zich na een eerste kennis
making met de scherpe pennen niet meer:
een hond ruikt nimmer aan den kant, waar
hij zijn neus eens heeft gebrand.
Daarom graaft hij, zoodra een egel door hem
is opgespoord, in een ommezien een groot gat
om den vijand heen, tot door ondermijning
de grond, waarop hij als een bal ineengerold
de aanvallen van de hond afwacht, plotseling
instort. De schrik doet den egel zijn lichaam
uitstrekken, maar dan heeft de fox het beest
al bij den kalen snuit te pakken en doodge
beten. Triomfantelijk brengt Tom zijn prooi
vervolgens naar huis.
Een kranig meisje.
Apeldoorn aan het \ad.
Een weduwnaar, nog in de volle kracht des
levens, was gisteren uit levensmoeheid in het
Kanaal gesprongen. Hoewel in de bebouwde
kom van het dorp, had niemand het blijkbaar
gemerkt. Een paar meisjes van 13 en 7 jaar,
dochtertjes van schipper Ten Gaten, aan het
spelevaren in de nabijheid zagen iets drijvende
en ontdekten, toen ze erheen geroeid waren,
dat het een man was bewusteloos reeds. De
oudste had den moed, hem bij den kraag te
grijpen en toen het haar niet gelukte, hem
in de boot te trekken, den man zoolang boven
te houden, tot haar hulpgeroep werd gehoord.
Toen die hulp kwam opdagen, werd de man
op het droge gebracht en bleken de levens
geesten nog niet geweken. Geneeskundige
hulp deed het overige.
Zoute soep. Op een
Noord-Brabant gebeurde het dat een kleer
maker bij een boerenfamilie uit naaien ging.
Een pot met erwtensoep op het vuur.
Moeder de vrouw komt binnen met een
hand vol grof zout, en onder de woorden»ik
zal de soep maar zouten, dan wordt het niet
vergeten”, werpt zij het zout in de soep.
de hoofden verzoeken
een goed bestuur en een goed toezicht, de een enveloppe met inhond,
houdt. En daarom is een gezond en krachtig
lichaam met alleen voor ons eigen geluk, maar
ook voor den vrede, dien wij met andere men-
schen moeten bewaren, van zoo groot belang.
En die vrede met anderen komt geheel der
samenleving ten goede. Er is immers al zoo
veel geharrewar in de wereld.
Als je zoo op een l
morgen je zelf zoo kalm-gehik^“S en X
om je heen zoo rustig ligt, dan begrijp je
Uitgave van T. GAASTRA Bz.,
firma H. BRANDENBURGH ZOON
te WORKUM.
’S
Het is geen gelukkig verschijnsel, wanneer
een volk zijn groote dooden slecht te eeren weet.
Het wijst op een gebrek aan geestdrift en zin
voor het hoogere en grootsche, op een gebrek
aan piëteit en liefde voor eigen nationaliteit, op
een dorre, nuchtere geestesgesteldheid, die ge
keerd is naar het platte en alledaagsche. Is dit
laatste dan bij ons volk het geval? Er zijn
meerdere teekenen, die het vermoeden doen. Of
het de nuchterheid van onzen kalmen aard is of
de geest van negatie, die al zooveel jaren in-
heemsch is, ik weet het niet, maar een feit is
het, dat wij, als volk blijk geven van een uiterst
bedroevende alledaagschheid, waaraan alle ideëele
streven, alle zin voor het schoone en machtige
en verhevene vreemd is. Dat dit zich dan open
baart in onze houding tegenover groote mannen
op elk gebied, ’t zij levende of doode, behoeft
niet te verwonderen. De wijze, waarop we onze
Rembrandt, Bilderdijk- en de Ruijterfeesten ge
vierd hebben, bewijst, dat ons volk niet maalt
om zijn gestorven helden. En met dat volk is
niet alleen bedoeld de lagere, onontwikkelde
volksklasse. Neen, veel meer nog dan deze klasse
hebben de gegoeden van een plat-nuchtere levens
opvatting blijk gegeven, die alleen verbazen kan
wie buiten dergelijke feesttijden niet gewoon
was de menschen gade te slaan. Bij deze geestes
gesteldheid is het geen wonder, dat de hulde,
die dezer dagen aan Potgieter gebracht werd,
haast onopgemerkt is gebleven. Onopgemerkt
althans in de grootere, breedere kringen van ons
volksleven. In die kringen, die het kenmerk
van alle geestelijke beschaving behouden hebben,
waarin gelukkig nog een fijner streven, dan wat
de meerderheid kenmerkt, is bewaard gebleven,
ging die hulde-betooging niet onopgemerkt voorbij.
Potgieter was een dichter en schrijver en dit
verklaart reeds, waarom de groote massa bij zijn
huldiging nog verder weg bleef, dan bij de De
Ruijter- of Bilderdijkfeesten. Maar Potgieter
was toch iets anders nog. Hij was een geest
driftige voor de opheffing van zijn volk uit den
duffen slaap der vadsigheid, waarin het vooral
een halve eeuw geleden verzonken lag. Hij wilde
dat volk, dat hij zoozeer als zijn eigen liefhad,
prikkelen tot hooger geestesleven, tot een stijgen
boven den duffen, alledaagschen geest van nuch
terheid uit naar een voller, vrijer, rijker leven.
En hij was onvermoeid, dat volk te wijzen op
zijn glorierijk en grootsch verleden, waarin hij
dat krachtiger leven verwezenlijkt zag. Als geen
ander had hij dat verleden lief en in al zijn
werk wel het meest in zijn jRijksmuseum”
heeft hij die liefde getoond. Maar die liefde
was hem meer dan een liefde voor het voorbij
gegane. Ze was hem een profetie voor de
toekomst. De grootheid, die hij in het verleden
liefhad, wenschte hij terug in zijn eigen tijd.
En het heenwijzen naar dat verleden was hem
eigenlijk niet anders als een heenwijzen naar
een betere toekomst. Door dat verleden wilde
hij zijn volk doen zien, waartoe het stijgen kon,
wanneer de lamme Jan-Salie-geest eenmaal ge
weken was. Maar zijn volk heeft maar weinig
naar hem geluisterd, zooals het altijd naar zijn
dichters en schrijvers slecht luistert. Hoevelen
kennen er Potgieter anders dan bij naam? En
voor hoevelen, had de onthulling van het ge-
denkteeken te zijner eere opgericht, op den dag,
dat hij voor 100 jaar het levenslicht zag, eenige
beteekenis
Te Zwolle zelf, zijn geboortestad, welks bur
gemeester nu het monument aanvaardde onder
erkenning van zijn grootheid, zal hij voor de
meesten een onbekende zijn geweest. Toch heeft
zijn stem niet vergeefs geklonken. Een jonger
geslacht heeft zijn invloed ondergaan, al is het
andere wegen gegaan dan hij en al zijn hun
idealen en wenschen en levensbeschouwingen
vaak andere dan de zijne. En zijn liefde voor
het verleden, zijn vertrouwen op een betere
toekomst, blijven vingerwijzingen voor den weg,
dien we gaan moeten.
Ons verleden en onze toekomst! Ook anderen
dan Potgieter moeten zich gedrongen voelen ze
te vergelijken. En die vergelijking zal hun
misschien anders leeren, dan ze hem leerde. De
grootheid van dat verleden is voorbijgegaan en
in de toekomst zullen we naar een andere
grootheid moeten streven, die misschien niet
minder begeerlijk is.
De tijd van roemruchtige oorlogsdaden schijnt
voor ons wel voor altijd voorbij. Wij kunnen
niet meer de eersten zyn van Europa. Maar dat
we dat eenmaal waren, dat in vroegere eeuwen
onze vlag gevreesd was op de zeeën, dat legt
der politie stond, daar hij anders stellig niet
Hij heeft reeds eenige malen gevangenisstraf
ondergaan voor dergehjke feiten.
Het gebeurde, dat te ongeveer tien uren
plaats had, maakte zoo’n diepen indruk, dat
de kermis er spoedig door verliep.
Maandag zijn den geheelen voormiddag ver
schillende getuigen gehoord de beklaagde
heeft wel bekend gestoken tc hebben in de
richting van den gewonde, doch ontkent hem
te hebben geraakt. De ooggetuigen verklaren
echter het tegendeel.
met een deugdelijke firma te doen had, waarc^
zij niet met de heeren in connectie trad
Ook onder den naam Wegen wijs, moet De
Vries getracht hebben goederen in zijn bezit
te krijgen daarbij misbruik makend van den
naam eener solide firma in de Van Woustraat.
De pseudo-Wegen wijs wendde zich eveneens
xc «ejueem wm en. waren te weinig manschappen
voor detachements-diensten beschikbaar.
De heer Patijn bleek echter met deze ver-
klaring nog niet tevreden. Gesteld, zoo rede
neerde hij, dat in sommige garnizoenen te weinig
manschappen waren, dan zullen er in andere te
veel geweest zijn en zou dus door een betere
verdeeling alles te verhelpen zijn geweest. En
wanneer, als de minister beweerde, nog 700 man
I van de nieuwe 2200 man voor detachements-
diensten gebruikt werden, dan blóven er toch x t j -
nog 1500 over, die alleen voor handlangersdiensten tOt de bovenbedoelde Goudsche firma doch
i Dit laatste scheen de minister weer niet ge- ren> omdat
heel toe te geven. Ook die 1500 man, zooj de Van Woustraat betroffen.
een
met dat heer al heel wat last gehad,
niet alleen. 7
generaal Gastro te brutaliseeren. Maar groote
mogendheden kunnen dat beter laten passeeren
dan wij. Zij behoeven niet bang te zijn hun
waardigheid er bij in te schieten, wij wel. En
daarom moeten we oppassen. Er moeten nu
weer twee schepen van onze kolonie Curacao
door Venezuela zijn aangehouden en opgebracht.
En reeds langen tijd wordt de Curacaosche
handel en scheepvaart door allerlei plagerige
maatregelen belemmerd en onmogelijk gemaakt.
Moeten we dat straffeloos dulden? Met wat
schepen kunnen we dien Zuid-Amerikaanschen
m’nheer toch wel tot rede brengen. W'aartoe
dient het dan, dat onze minister van buiten-
landsche zaken nog spreekt van de vriendschap
pelijke verhoudingen? Niet alleen onze waar
digheid, maar ook onze koloniën hebben toch
recht op krachtdadige bescherming.
We hebben juist dezer dagen een bezoek, dat
ons aan onze koloniale grootheid herinnert. De
Sultan van Asahan is zijn opwachting komen
maken bij zijn souvereine, onze Koningin. En
hij neemt tevens de gelegenheid waar om ons
land en Europa eens te bekijken. Zulke be
zoeken kunnen zeker dienen om den band
tusschen ons land en de koloniën te versterken
en een vriendschappelijke verstandhouding te
kweeken met de inlandsche vorsten.
In den laatsten tijd ziet het er toch in Indië
niet zoo rooskleurig uit. Het Atjehrapport,
waarover de couranten maar niet uitgepraat
raken, heeft bewezen, dat het op Atjeh lang
niet goed ging en dat het hoog tijd werd, daarin
door de benoeming van een anderen Gouverneur
verandering te brengen. Zal die nieuwe Gou
verneur het kunnen klaar spelen Laat ons het
hopen. Veel meer kunnen we al niet doen.
Maar ook elders in Indië gist het. Op Su
matra’s Westkust lijkt wel iets als een opstand
uitgebroken. Een regeerings-telegram van voor
eenige dagen noemde het nog plaatselijk ge
welddadig optreden. Maar een regeering ziet
meestal zoo iets niet van den donkersten kant
aan. Laten we ook hiervan maar weer het
beste hopen.
De Tweede Kamer heeft dezer dagen van
alles onder de handen gehad, militaire en niet
militaire zaken van onderscheiden aard. Tot
de laatste behoorden o.a. Rivierenwet, Motor
en Rijwielwet, welke beide ontwerpen werden
goedgekeurd, een ontwerp tot bestrijding van
den achterstand bij sommige rechts-college’s
een tot toekenning van een renteloos voorschot
van een in Zeeuwsch-Vlaanderen aan te leggen
lijn Hontenisse-Selzaete enz. Tegen dit laatste
ontwerp bestond oorspronkelijk nogal eenige
tegenstand. Men vreesde, dat de ontworpen
lijn, die wel voor 5/6 over Hollandsch grond
gebied loopt, maar te Selzaete in België ein
digt, het verkeer van Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen
geheel naar Selzaete zou trekken ten nadeele
van de Hollandsche stad Sas van Gent. De
heer Patijn wilde daarom dat de lijn langs
Sas-van-Gent zou loopen en men de zaak zou
uitstellen om de mogelijkheid daarvan te over
wegen. De heer Lely was minder veeleischend
en wilde zich tevreden stellen met een zijlijn
naar Sas-van-Gent mits die gelijktijdig werd
aangelegd. En de heer De Geer bleek nogtoe-
gevender en nam genoegen met de belofte van
een tijdigen aanleg en exploitatie van deze zij
lijn naar Sas-van-Gent. De Kamer toonde zich
ook nogal toeschietelijk en had eveneens vrede
met deze laatste wijziging, waarbij een tijdige
aanleg en exploitatie en den zijlijn werd be
dongen.
Het ontwerp tot bestrijding van den ach
terstand bij sommige rechtscollege’s, dat hierna
aan de orde kwam ontmoette heel wat
minder bestrijding al had het ook een uit
voerige discussie tengevolge. Ter bestrijding
van den achterstand werd voorgesteld, het
aantal rechters te AmsterdamRotterdam
en ’s Gravenhage te vermeerderen, leden der
Dit blad verschijnt des Zaterdags en kost per halfjaar 50 cents.
Per post 0 65. Enkele Nos. 3 ets Ingezonden stukken Donder
dags in te zenden. Advertentiën Vrijdagmorgens vóór 11 uur.
toch ook voor het tegenwoordige nog ver- I rechtelijke macht, minstens 65 jaar oud, de
t.tingen op. Iedereen moet zijn eigen waar- gelegenheid te openen ingeval zij binnen 6
digheid weten te verdedigen, maar hoeveel te maanden na het in werking treden der nieuwe
nog iemand, met een grootsch verleden, wet hun ontslag verzochten, als pensioen hun
2__ 1. vol traktement toe te kennen, waardoor men
Ik weet niet, of het waar is, maar het lijkt plaats hoopte te krijgen voor jongere krachten,
toe, dat we ons om der wille van de lieve en, eindelijk in sommige gevallen rechtspraak
vrede laten ringelooren door den President van door één rechter mogelijk te maken. Alleen
Zuid-Amerikaansche Republiek. We hebben tegen de tweede bepaling, die betreffende het
En wij ontslag van oudere rechters, kwam verzet van
Zelfs groote mogendheden durft de zijde van den heer Lohman, die zich ver-
- -nomen hebbende, dat hierdoor 8 van de 14
raadsheeren uit de Hoogen Raad ontslag zouden
nemen, om die reden tegen het ontwerp uitsprak
welk voorbeeld door 20 zijner medeleden gevolgd
werd. Het ontwerp lokte verder een uitvoerige
discussie uit met het voor en tegen van de alleen
rechtspraak en over de aan den alleen recht-
sprekenden rechter toe te kennen bewegingsvrij
heid. De heer Limburg toonde zich daarbij van
die alleenrechtspraak een warm voorstander, de
heer Lohman een tegenstander. Na deze be
schouwingen kwamen de militaire aangele
genheden aan de beurt. Deze waren reeds
aan het woord geweest bij de bespreking
van het adres van den gepensioneerden kapi
tein Asselbergs, die zich te kort gedaan achte
in zijn pensioen en daarover bij de Kamer zijn
beklag deed waarvoor de Kamer, zeker om
dat de kapitein als militair attaché in den
Boerenoorlog gewond was, aanvankelijk wel
ooren scheen te hebben, maar dat toch ten i
slotte geen succes had. Maar bij de begrooting
van Oorlog kwamen toch de militaire zaken
eerst goed aan de beurt en kreeg vooral ook
de minister van oorlog zijn beurt. Vooral
de heer Patijn had op dezen minister en zijn
beleid heel wat aan te merken. Het wetje
betreffende het blijvend gedeelte waarbij 2200
man meer gevraagd werden bleek hij hem nog
altijd kwalijk te nemen. Of beter gezegd niet
het wetje, maar de wijze, waarop de minister
het er door gekregen had. Het heette toch, dat
die 2200 man zouden dienen voor detachements
diensten. Maar uit de rede van den oud-minister
Staal in de Eerste Kamer was gebleken, dat
daarvan reeds onder minister Van Rappard een
voldoend aantal aanwezig was en dat deze 2200
man slechts zouden dienen voor eenvoudige hand
langers diensten als het uitreiken van kleding
stukken, stroozakken enz., iets wat door niet-
militairen even goed kan gedaan worden. En
de minister zelf was nog steeds in gebreke ge
bleven een duidelijk en voldoend antwoord te
1 geven op de vraag, waarvoor die manschappen
eigenlijk dienden. Hierin zag de heer Patijn ook
weer een bewijs van het wantrouwen, dat aan
het departement van oorlog tegen de Tweede
Kamer heerscht, een wantrouwen, dat zich ook
in de instelling van den Raad van Defensie uitsprak.
Tegen deze rede van den heer Patijn werd
de minister door meerdere in bescherming ge
nomen. De heeren van Karnebeek, Duymar van
Twist, De Visser en anderen meenden dat die
2200 man wel degelijk noodig waren en dat deze
minister een vooruitstrevend en vAortvarend man
was. Met dit laatste bleken noch de heer Ver-
heij, noch de heer Ter Laan, noch de heer
Thomson het t eens. De twee laatsten vonden
den minister in veel opzichten rechtuit reacti-
nair en de 2200 man achtten zij niet noodig.
Maar de heer Thomson meende toch de heer
Patijn te moeten tegenspreken dat ze alleen
voor handlangersdiensten zouden gebruikt worden.
ments-diensten zouden doen.
Defensie vond de heer Thomson nu zoo ver
schrikkelijk niet.
huizes de kamer binnen,
hand vol zout bij de soep.
Daarna komt de meid en meent ook de
soep te moeten zouten, want ook zij werpt
een hand vol in den ketel.-
Onze kleermaker gaat naar de provisiekast,
neemt een paar handen met zout, en doet
gelijk als de vorige.
’s Middags wanneer allen aan tafel zaten,
en de soep is opgedient, was zij niet te eten
'VVX nuuuiuiigui OUICIIOVCU iUUUCll ECU1 U1M WUl UCU. 11
Er was reeds gebleken, dat ze ook de detache- en moec*er c‘e vrouw was verbaasd, kon dit
Ook de Raad van niet begrijpeneerst ging er haar een licht
op toen de dochter en de meid haar mede
deelden dat zij de soep ook hadden gezouten.
Onze kleermaker deelde ook nu mede, dat hij
op het voorbeeld der anderen zout in den
ketel had gedaan, meenende dat elk voor zich
zelven de soep moest zouten.
Gister was het 25 jaar geleden, dat de
heer J. Kolkman te Amsterdam, in dienst trad
bij de Holl. Ijzeren Spoorweg-Maatschappij.
Van 1 Mei tot 1 Nov. 1898 was hij stations
chef te Workum. In de 3e kl. wachtkamer
van het centraalstation te Amsterdam werd
de jubilaris gecomplimenteerd door superieuren
en personeel. Het kantoorpersoneel en eenige
particuliere ondernemingen boden hem een
salon-ameublement benevens een couvert aan.
gevoegd een album, de namen
De heer Sarlemijn
overhandigde den heer K., namens de directie,
oude regeling van geen vaste klas aan het
hoofd te bestendigen.
Overleg van een hond- Hoe de hon
den bij het opsporen en vangen van wild een
overleg ^toonen, dat met recht de grootste
verbazing wekt, bewees de fox-terrier van den
heer v. d. L. te Bennebroek bij het bemach
tigen
i
i
i
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
en omliggende Gemeenten.