te WORKUM,
op Maandag 8 September 1913.
I
I
I
I
|L
I
I
I
I
I
r
I
I
I
I
I
I
1
I
I
J
V
I
I
I.
ZATERDAG 23 AUGUSTUS 1913
No. 35
39^te Jaargang.
Officieel Gedeelte.
For de grap.
Nei de pret.
Sa kin dat.
1
Wol moai genoch, mar to moai
II
II
r
I.,
I
WORKUM’s
Onaf hankeli j kheidsfeest,
20 en 21 Augs. 1913.
Per post 0 65
Tot plaatsing van adv en
vierd te worden, aan ons een blijvenden goeden
F
Wat was er reusachtig
Dat is mooi, want
stamm’rje hwet.»
was toch ook voor het feest.
Uitgave van T. GAASTRA Bz.,
firma H. BRANDENBURGH Zoon
te WORKUM.
>Dou neamst’ my flink en knap:
It spyt my dat ik min
Fen dy it selde sizze kin.»
«Net kinne, siz jy der? Ei nou,
Doch dan as ik; hwet ’k sei fen jou
Dat sei ’k mar for de grapte
Nti v. Meurs. FRISO.
Hwet fl-intrich, leech gefoel fen binnen!
De foetten slop, de holle swier,
De kMde onhuere buyen swypkje
De toarre blêdden wit ho fier.
Wier ’k ek in beam, dan leau’k, da’k hjoed al
De wintersliep mar yn gien wier.
Gjin minsk’ to sjen! Ja dochs, in bidder
Dy ’t wer ien om to sizzen rint.
Earjister wie *t noch folop merke,
Fen wille barste it doarp omtrint
Nou alles leech en *t leechst fen alles
Myn beurske; net in reade sint.
Jan woe in wiif ha, en Grytsje in man;
Deugdsummens hoechde just net by hjar plan
Jan naem dus Grytsje en Grytsje naem Jan
Pearke jowt praetsje: Hwet siz jy der fan?
«Gryt is in kribbe in Jan-gat dat is Jan!
Oars, moat ik sizze, in heel aerdich span.»
Nou wol jimm’ wol witte ho *t dat ouroan is,
[lést?
Nou ’t gie al yn ’e earste seis wiken net bést,
’t Ljeafdefjür like al ringen haest d wést.
Sont nou tsjienjier hatgjinrüsjeer wer wést!
»Ho is dat dochs mooch’lik?» Stil mar, lést
[bést;
Hjir wennet Grytsje, en Jan yn ’e Wést!
«Allyk twa kleare gleskes yn ‘n oar klinke
En foar de wein in spantsje bleskes gean,
En yn dyn kopke in pear moaije eagjes blinke
En op dyn wang’ twa reade roaskes stean
Allyk scoe ’t roaije je, as wy togjêrre
De reis troch ’t libben ris prebearen.«
It famke lake en sei: «o foail
’k Ha ek sa tocht mar net sa moai,
Dou ek net hei te, oanleard praet
Forkeapest my hjir, aide maet.
Kom moarn ris mei de tael fen hert,
En praet sas’t tinkst’ en stamm’rje hwet.»
I
I
I
I
I met die, welke de herdenkingsfeesten van het
I duizend-j irig bestaan onzer stad nalieteft.
Ik eindig met het opschrift van een gedenkplaat
uitgegeven met dat feest, een ver? van de hand
van een onzer burgers uit dien tijd:
Workum, goede oude veste,
Stedeke van eeuwen heer,
Gij weerstondt de macht des waters
En de roofzucht van weleer.
Waar de tijd uw naam bleef sparen,
Kronen wij dien naam met eer,
Wenschend, dat uw nytre burgers
Brengen d'oude welvaart weer
De Tentoonstelling verklaar ik hiermede ge
opend.
De aanwezigen bezichtigden nu de ingezonden
voorwerpen.
Wij zullen ons niet wagen aan een beschouwing
van die voorwerpen, ook niet aan enkele er
van. Want we hadden ruimte te kort, ook al
verscheen Friso voor ditmaal met twee by bladen.
Neen, we kunnen onzen indruk met korte
woorden zeggen: Er is prachtwerk ingezonden!
»Hoe is ‘t mogelijk,hoe krijgt men ’t voor-
elkaar,» dat zijn ontboezemingen, die u als
vanzelve ontvallen.
Na de bezichtiging gingen de genoodigden
naar de keurig ingerichte theetuin, vóór de
school, om daar, bij een gezellig zitje, het spel
te beluisteren van de Orchest-Vereeniging »Cae-
cilia.»
Woensdag, Donderdag en Vrijdag was de ten
toonstelling voor het publiek geopend. En er
zullen onder de bezoekers weinigen gevonden
worden, die niet dankbaar en niet voldaan waren.
Als om strijd roemt ieder het schoone van de
inzendingen.
De bekroningen zoeke men elders in ons blad.
Hèt Feest. De eerste dag.
Wie vroeg in den morgen van Woensdag even
het hoofd buiten zijn deur stak om het weder
te beoordeelen en ik neem aan, dat er zulke
velen geweest zijn kon gerust zijn. Want
vroeg reeds liet het weder zich gunstig aanzien.
Te zeven, acht uur kwam af en toe ’t zonnetje
eens te kijken, borend hare stralen door de
morgennevelen en deze ten slotte geheel ver
drijvend. 't Was mooi weer. En ’t bleef den
geheelen dag mooi weer. Gelukkig! Want op
zulke dagen brengt het zonnetje reeds een feest
stemming mee. Zij toovert een glimlach op ’t
gelaat, dat anders een droeve trek van teleur
stelling vertoonen zou. Maar ook op andere
wijze begon al spoedig de feeststemming uit te
komen. Vlaggen zag men uitsteken, hier, daar,
overal. Kinderen zag men reeds, ’t hart vol
verwachtingen, rondhuppelen, getooid met den
oranjesjerp. En toen 't negen uur was, verkon
digde het gebeier van onze oude torenklokken
ver in het ronde, dat Workum feest zou gaan
vieren. Die klokken riepen tegelijk ook hen
samen, die er prijs op stelden om in gewijde
stemming te overdenken het feit, dat tot de
feesten aanleiding gaf.
De Herdenkingsdienst.
In het Kerkgebouw van onze Ned. Herv.
De dagen vóór het feest.
’t Was te merken dat Workum feest ging
vieren, reeds vóór de kalender den 20en van
Oogstmaand aanwees.
Men zag het aan het drukke gedoe van de
heeren, die de Commissie voor de feestelijkheden
vormden. Nu hier, dan daar zag men ze. Nu
dit, dan dót deden ze. *t Was voor het feest.
Tromgeroffel en militaire bewegingen vaneen
clubje Workumer jongens op het Stations- en
Marktplein trok Zaterdag en Maandag de aan
dacht. De jongens oefenden zich voor hun rol
als schutter, ’t Was voor het feest.
’t Was Zondagvoormiddag bizonder stil langs
onze straten. Waar waren onze wandelaars?
Men lichtte ons in: «Velen zijn naar de repe-
tie van het Gemengd Koor. Ook dat was voor
het feest.
E i dan, vooral zij, die toevallig of opzettelijk
zich ophielden in de nabyheid van onze School
van U. L. O. konden zien, dat er iets op
handen was. In die school was de Huisvlijt-
tentoonstelling opgesteld en daarom richtte men
er vóór een mooien theetuin in. Een en ander,
al ging het niet direct uit van Oranje-Vereen.,
we met die
De prijs der Advertenties is van 1 —5 regels 25 cents, elke
regel meer 4 cents Grootere letters naar plaatsruimte. Buiten
Friesland uitgezonderd Familieberichten, 10 ets. per regel. Bij
abonnement belangrijk lager.
reclames voor Handel, Nijverheid en Geldwezen buiten de prov Friesland is uitsluitend gemachtigd het tig. Adv. Bureau D. Y. ALTA. Warmoesstr.76-78, Amsterdam
het feest verwant was, zullen we haar rekenen iodruk bezorgen, een indruk, overeenkomende
Doen we dat, dan kunnen
het feest beschouwen als te zijn begonnen
j Dinsdag 19 Aug., 6 uur ’s avonds.
Do Huisvlijttentoonstelling.
Want toen werd de tentoonstelling geopend.
Een poort, aangebracht in een rotspartij, gaf
toegang tot het terrein vóór de school.
De genoodigden bij de opening passeerden
evenwel dit terrein om te gaan naar de school
lokalen, waar de ingezonden producten van
huisvlijt geëxposeerd waren.
Vóórdat evenwel deze zaken bezichtigd wer
pen, richtte de Voorzitter van de Regelings-
cornmissie der Tentoonstelling zich tot de aan
wezigen.
De heer W. de Vries Hz. drukte zich uit
als volgt:
Dames en Heeren!
Ik heet U hartelijk welkom, hier op deze
Huisvlijttentoonstelling. Deze tentoonstelling is
een eersteling in Workum. Weliswaar brachten
wy vóór dezen producten van huisvlijt bij-
elkaar in Rehobóth», maar een tentoonstelling
als die, welke wij nu tot stand brachten, kende
onze stad totnutoe niet. Hoe we er toe kwamen
om nü juist, ter gelegenheid van het herdenken
van Neêrlands onafhankelijkheid, deze tentoon
stelling tot stand te brengen? Ziehier mijn
antwoord: Is het niet «voor het eerst» dat in
breede kringen onze onafhankelijkheid herdacht
wordt? Welnu, wij meenden nu ook iets in
Workum te moeten doen, dat hier «voor het
eerst» plaats had en wat zou er dan beter op
zyn plaats zijn dan eene tentoonstelling van
huisvlyt? Want een Landbouwtentoonstelling
zou voor ons niet nieuw meer zyn en een
Pluimveetentoonstelling al evenmin.
Een Huisvlijt-tentoonstelling alzoo. Oók al
omdat het nut van huisvlijt zoo enorm is. Is
het niet schoon uit rommel, uit zaken, voor den
prullenmand Gestemd, nog iets te scheppen dat
schoon is en van wairde? En dit is zoo mooi:
men telt onder de beoefenaars van huisvlijt niet
alleen meergegoeden, neen ook de werkende
stand, kortom ieder, kan er aan meedoen. Huis
vlijt maakt wakker de gedachte, uitgedrukt in
het motto: «Een ieder kan meer dom dan hij
meent.»
Dames en Heeren 1
veel te regelen, vóór de tentoonstelling klaar
was. Maar hoe gelukkig waren
regelingen. Nu zeggen we: hoe blijde moeten
we zijn dat de Voorzitter van onze Oranje-
Vereeniging op het idee kwam, zulk een ten
toonstelling tot stand te brengen. Het Comité
voor de tentoonstelling was zeer gemengd, wat
betreft kleur en richting. Dat is mooi, want
daaruit blykt, dat als we willen, we toch wel
iets samen tot stand kunnen brengen. Dat
weet men trouwens buiten Workum ook wel,
want bijkort nog hoorden we zeggen: «Ja,
't is bij jelui maar niet zoo in eens klaar,
maar als Workum wat doet, doet ze ’t goed.
En verder, zoo vervolgt Spr., hoe welwillend
was het gemeentebestuur, dat het ons dit
schoolgebouw wilde afstaan. Hoe gelukkig waren
we in het samenstellen van een eere-comité.
En ook daarin, dat Z. Edelachtb. de burgemeester Gemeente toch werd te halftien een herdenkings
dienst gehouden, onder leiding van Dr. J. Swart.
Het ruime kerkgebouw was al spoedig geheel
bezet. Tijdens het plaats nemen en zoeken van
de kerkgangers, vertolkte het orgel, na een
praeludium van Fr. Alexander, de fantaisieën
over het «Wien Neerlands bloed» en het «Wil
helmus van M. J. van 't Kruis.
’t Was halftien. Dr. J. Swart beklom den
kansel. Hij liet zingen de verzen 1 en 2 van
psalm 150 en ging voor in gebed, om zich daar
na te richten tot de aanwezigen.
’t Doet hem goed zulk een feestdag te be
leven Zoo’n dag doet ’t ons aanschouwen, dat kue’chtsch te veel
één band samenbindt! «God Oranje-NeIerland.» v
O, wel is er vaak en veel verschil, maar als ’t I
er op aan komt, dan blykt het, dat ons allen
«Nêerlands bloed door d’aderen vloeit, van
vreemde smetten vrij,» als 't er op aan komt,
dan verdedigen we samen «de plek, waar onze
wieg eens stond Spr. heet alle aanwezigen
hartelijk welkom, ’t Is een goede gedachte ge
weest, zoo zegt hy, de feestvreugde te wyden.
Want zoo vaak ontaardt de vreugde. Zoo vaak
vergeten we te danken voor voorrechten, die tot
vreugde stemmen. We vergeten zelfs wel eens
de voorrechten, die ons geschonken worden.
En ’t is noodig, dat ons nu vooral helder voor
den geest komt te staan het feit, dat ons thans
feest doet vieren, het feit, dat we vóór honderd
jaren vrij werden van den Fransoos. Dat stemt
tot vreugde en dank, ons, Friezen bovenal, ons
het volk «fen bügjen frjemd.» O, ’t is waar,
wij hebben ook wel reden om ons te veroot
moedigen. Ook door ons mag worden ter harte
genomen, «Gerechtigheid verhoogt een volk,
maar de zonde is een schandvlek der natiën»,
’t Ging Nêerland vaak zoo, als het ’t oude
Israël ging: op zonde volgde strafï.i. Maar moge
dat daartoe strekken dat we leeren uit het
verleden. Dan kan ’t ons tot voordeel zyn.
Als Spr. nog persoonlijk heeft welkom ge-
heeten het bestuur van onze Oianje-Vereeniging,
den Organist, het Gemengd Koor en den Feest
redenaar, geeft hij het woord aan den laatstge
noemde.
Vóór dat dr. Wumkes van Sneek zijn onder
werp «Historische Herinneringen» begint uit
te werken, klinkt door de hooge, ruime kerk
gewelven het gezang van het speciaal voor deze
gelegenheid samengesteld Gemengd Koor, onder
leiding van den heer J. Jansen.
»’k Zal eeuwig zingen van Gods goedertieren
heid» en daarna «Hoe zalig is het volk, dat
naar uw klanken hoort» zoo klonk het.
T en begon de feestredenaar.
Uit den mond van een Thibetreiziger, zeo
vangt hij aan, klonk het eens, dat, hoe grooter
kring men om den aardbol kon beschryven, die
betreden gebied aanwees hoe grooter ook de
liefde voer het vaderland werd Zulk een liefde
gloeit ook in óns hart, zegt Spr.
Ik weet het, daar zyn er die. blind verheer
lijken alles wat eigen is, wal Nederlandse!) is,
er zyn er ook die in overdreven patriotism*
alles kleineeren, wat nationaal is, maar dezen
zoowel als genen, komen thans hier niet aan
het woord. Wij zullen de historie laten spreken
en in korte trekken schetsen den toestand, zoo-
als die was voor honderd jaren in ons Nederland.
En dat gaat Spr. doen op een wijze, boven allen
lof verheven.
Wij meenen niet, tè beknopt te worden, wan
neer wij de beschrijving van Nêerlands vrij
wording niet voor onze lezers gaan uitwerken.
Dit evenwel willen we opmerken, dat een zoo
belangrijk feit uit onz.’ historie, wel niet in
korter trekken en dan toch volkomen in
heel zijn omvang kon worden weergegeven.
Pakkend was ’s Sprekers toespraak dikwyls.
Vooral daar, om toch iets te noemen, waar hy
voor den geest deed verrijzen het Hollandsch
duin, en op dat duin de Nederlanders, het oog
naar den horizon gericht. En als daar dan een
wimpel, een mast zichtbaar wordt en als straks
de Prins aan wal stapt en het volk uitbarst in
blijden, lang verkropten jubel
De feestrede was mooi, zeer mooi. Zy werd
in tweeën uitgesproken.
In de pauze deed het Koor hooren: «Gebed»
van «Flemming, «Morgenhymne» van Niels Gade
en verder eene Oud-Hollandsche Melodie uit de
15e eeuw «Eendracht.» In de pauze ook klonk
van het Orgel «De Slag by Waterloo», histori
sche schets van R. Gerritson.
Met gespannen aandacht werd* dit nummer
gevolgd. In den aanvang vertolkte het de stilte
van de morgenschemering op den achttienden
Junidag van het jaar 1815. Dan worden de
soldaten gewekt. Men hoort de bede voor den
slag. De signalen, de volksliederen van Duitschers,
Engelschen en Hollanders en van de Franschen,
den donder der kanonnen, het klagen van de
gewonden. En dan ten slotte het machtige
danklied: «Nun danket Allen Gott.»
In het tweede deel van zijn rede beschouwde
Dr. Wumkes Nederland, hereenigd met Oranje.
Nog hebben we Oranje, zegt hy. Nog werd
de Oranjestam gespaard. En ons volk, hoe
staat het daarmede? Is het zyn roeping bewust
Neen, meent Spreker. Toen Nederland vry
werd, toen kwam vryheid en welvaart? Och
neen, xooals men vroeger de Regenten zorgen
liet, deed men het nu den Koning. Daar was
niet genoeg Nationaal zelfbesef. Nederland is
wel klein, maar behoefde daarom niet na te
laten zyn roeping te betrachtten. De Neder
landers hebben gebreken. Ze stellen geregeld
uit, ze kunnen niet besluiten, bezieling ontbreekt
vaak, schoonheidsgevoel zoekt men vaak tever
geefs.
Dus in dat opzicht geen roem,
roemen, doen we het dan in God.
Spelen wij niet mede in het Europeesch Con
cert, in geestelijk opzicht kunnen we groot zyn.
Wy vieren onafhankelijkheidsfeest, en toch wordt
j ons gevonden. Wjj
kunnen vrij zijn, ook zonder vestingsliniën, ook
zonder kapitaal. Onze bolwerken, ons kapitaal
moeten zijngeloof, tucht, dorst naar gerech
tigheid.
En voorts, vertrouwen we alles aan den Po
tentaat der Potentaten, met wien reeds den
Vader van ons Vaderland een vast verbond
maakte en met hem zeggen we:
Miju schild ende betrouwen
Zijt Gy o God, myn Heerl
Dr. Swart brengt woorden van dank aan den
Spreker, dr. Wumkes, aan het koor, met zyno
directeur, de heer Jansen aan den Organist,
den heer Y. Wielinga en de Oranje-Commiasie
en sluit daarna met dankzegging.
Na den Herdenkingsdienst.
Buiten joelde, woelde en krioelde reeds alles
dooreen.
Een carrousel lokte met haar wijsjes de lief
hebbers van een draairitje of een draai-zitje uit.
„Concordia" dir. de heer Lümer, gaf van half-
twaalf tot halfeen een uitvoering op de markt.
Toen kon men reeds zien, dat Workum ook vele
belang* tellenden van buiten binnen hare wallen
had weten te trekken, 't Weer was dan ook
zoo mooi geworden. »’t Zal warm worden van-
Dit blad verschijnt des Zaterdags en kost per halfjaar 50 cents
- Enkele Nos. 3 ets Ingezonden stukken Donder
dags* in te zenden. Advertentiën Vrijdagmorgens vóór 11 uur
onzer Stad, het Beschermheerschap van de ten
toonstelling wilde op zich nemen”.
En dan gaat de heer de Vries dank brengen
aan allen, die hun steun en medewerking gaven
by het tot stand brengen der tentoonstelling.
Aan ZEdelachtb., den burgemeester onzer stad,
aan de aandeelhouders, het Gemeentebestuur, de
dames, die de „dames-zaal” in orde brachten
en aan hen, die de „huisvlyt-loten” aan den
man brachten, aan den Secretaris van deRege-
lings-Commiscie *(die door ongesteldheid niet
aanwezig was) aan de opstellers van de inge
zonden zaken, aan de Orchest-vereeniging
„Caecilia”, aan de Jury en verder aan allen,
zegt Spr., die ik nog mocht hebben vergeten.
De heer De Vries geeft nu aan den EdelAchtb.
heer ten Berge, burgemeester van Workum,
Beschermheer van de Tentoonstelling, gelegen
heid tot het uitspreken van het Openingswoord.
«Gij begrijpt, zoo vangt Z.Ed.Achtb. aan, dat
ik, na wat de heer de Vries zeide, kort kan zyn.
Het is my eene zeer aangename taak u welkom
te heeten en ook allen die nog zullen komen,
welkom niet alleen binnen de muren onzer stad,
maar bovenal aan deze plaats. De Huisvlyt-
Tentoonstelling heeft myne volle waardeering.
En daarom breng ik myn warmen dank aan de
Regelings-Commissie, voor al de moeite die zy
zich getroostte, en ook daarvoor, dat zij ons zoo
hartelijk wilde ontvangen. Moge er een kroon
rusten op uw werk. Ook de Jury wil ik danken
voor wat zij deed, ’t Moet wel bijzonder moeilijk
zijn, uit een zoo rijke inzending, juist die dingen
te vinden, die eene bekroning waard zijn. De
heeren zullen aan velen vreugde bereid hebben,
aan velen ook, en dat kan niet anders, teleur
stelling. Moge in onze stad en in ’t algemeen
de huisvlijt worden omhoog gevoerd. Deze ten
toonstelling wijst er op, dat wij in Workum nog
wel degelyk iets goeds kunnen tot stand brengen.
En moge *t eind van de feesten, die staan ge-
En omdat de tentoonstelling zoo nauw met
als een deel er van.
I
Willen we
I
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
voor de Gemeenten Workum. Ilemelnmer Oldephaerl en Noord» olde.
Ilindeloopen en Stavoren.
r
Paardenmarkt