E
Hindeloopen en Stavoren.
Oude Msnschen.
Nieuwe Leerlingen
kunnen worden toegelaten tot de
Vereenigde Burgerschool alhier.
VACCINEEREN.
Ingeklik’’ wirdsje.
i
i
t
AAN DE GRENZEN.
No. 10.
ZATERDAG 20 MAART 1915.
V
I
FRISO.
H.
Uitgave van T. GAASTRA Bz.
firma H. BRANDENBURGH Zo ON
te WORKUM.
■V
I
i
i om zich
Dr. W. J. SLIS
Tot plaatsing van adv. en reclames voor
Nadruk verboden.
Indien wij ooit geneigd zijn te twjjfelen
aan de bewering dat elke leeftijd zijn eigen
genoegens meebrengt, dan is het zeker tenop
zichte van den ouderdom. Van elke andere
levensperiode is het gemakkelijk de lichtzijden
te ontdekken. Men heeft de kindsheid den
eenigen gelukkigen tijd van het leven genoemd,
en de zorgeloosheid van het kind-zijn geeft
daar alle reden toe. De kindsheid is als de
En de mannelijke leeftijd is ook schoon en
vol bevredigingde bloesem heeft zich tot
vrucht gezet. In deze periode des mensche-
lijken levens is hei vaag vertrouwen, de on
bestemde hoop beslist weten geworden, zij het
loge&rên "juiïië^ vannacht hier. dan vaak ook een weten vol teleurstelling.
Dit blad verschijnt des Zaterdags en kost per halfjaar 50 cents
Per post f 0.65. Eukele Nos. 3 ets. Ingezonden stukken Donder
dags in te zenden. Advertentiën Vrijdagmorgens vóór 11 uur.
Eigenlijk is ’t opschrift niet juist. Immers
ik ga u eerst vertellen hoe we d’r kwamen.
En dat reisje is zeker vermeldenswaard. We
lagen in T. en zouden, zooals ’t heette by de
eerstvolgende verhuizing naar de grenzen ver
trekken, om andere wapenbroeders af te lossen.
We vonden 't nu juist niet heel pleizierig, de
winter daar te moeten doorbrengen, maar tegen
over de anderen, die er nu al een tiental weken
verbleven, was ’t niet meer dan billijk. Zoo
werd dan ons vertrek in ’t eerst van November
bepaald.
Elk der vier compagniën zou een dorp in de
nabijheid der grenzen als kantonnement be
trekken en van daaruit zouden de wachten
aan de grenzen worden geregeld. We gingen
naar ’t dorpje B., dat was alles wat we d’r
van wisten. Een directe verbinding van spoor
of tram tusschen T. en B. bestond niet, daarom
moesten we loopen. Maar de afstand was voor
één dag veel te groot. We zouden d’r dus
twee dagen over doen, ’t Weer was uitstekend
en we marcheerden d’r lustig op los. Och ja,
de afwisseling dat doet het hem maar in 't
leven. Wie weet wat een plezierige tyd we
daar tegemoet gingen. Zoo trachten we elkaar
moed in te spreken, want in werkelijkheid,
zou ’t een heele verandering en minder aange
name afwisseling worden dat leven aan de
grenzen. In T. konden we na afloop der dienst
ontspanning zoeken en de gelegenheden voor
amusement waren zeker voldoende. In B. zou
den we vaak op wacht moeten in een bar jaar
getijde en daar zou zeker niet veel te genieten
vallen.
Tegen ’t vallen van den avond kwamen we
zal ik je meteen je bed wyzen. En hy bracht
ons in de schuur, waar wy zooeven geweest
waren. Kyk, nu gooi je maar eenige bossen
stroo naar beneden en dan kan je op de deel
slapen. Nee, we wenschten één hoog te gaan,
de deel vonden we wat koud en de reten van
de deuren waien wat extra wyd. Toen zag ’t
boertje al wat beteuterd, want dat was in zyn
oogen stroo vermorsen. Enfin, hy zag toch
wel, dat *t ons meenens was en stemde einde
lijk toe. En daar begonnen de heeren me
zoo waar bijna te vechten, wie rechts boven of
links boven zou liggen. De ruzie stond ook
met iets anders in verband. Een van de man
schappen had de naam, of 't zoo was heb ik
nooit kunnen en behoeven te constateeren, dat
hij minder frisch rook, spaar me nadere uit
legging. En niemand wenschte de eer te heb
ben, z’n buurman te zyn. Vandaar de stryd
om links of rechts boven, die toch tenslotte in
der minne werd opgelost, omdat de persoon in
kwestie, zoo’n verduiveld aardig en warm hoekje
gevonden had, dat op eerbiedigen afstand van
onze slaapplaatsen lag. Dat was dus geregeld.
We haalden onze dekens op ieder man één
die per auto meegevoerd waren en brachten
die op onze eigen plaats. Toen gingen we het
dorp eens rond, maar daar de duisternis ons
belette de villa’s en andere schoonheden die er
niet waren te bezien, gingen we maar gauw weer
naar ons nachtkwartier. We permiteerden ons,
de woning van onzen gastheer binnen te stappen.
De vrouw die rond de kachel zat, zag eerst al
wat vreemd op, maar onze brutaliteit boezemde
haar zeker ontzag in. Een kwartier later, zaten
eenigen, waaronder ik, in de mooiste kamer.
We vonden daar een mat over den vloer en
schrik niet, oon wkryfauMui Zeker door een
dorpsprutser gemaakt, want het was heei ruw
en onnauwkeurig afgewerkt, maar toch had het
een modern cachet. Jammer dat de groenverf
de minderwaardigheid verried.
Door een en ander opmerkzaam geworden,
informeerde ik eens bij wie we dan wel de eer
hadden te verblijven. Toen bleek dat ons
boertje Wethouder der gemeente V was. Dus
een van de potentaatjes van dit kleine ryk.
Ha, ja daar kwam zoo waar meneer de Wet
houder binnen, en ik begon me te verbasen
over de belezenheid en vlotheid van den man
en mijn eerbied voor een van Vessems vroede
vaderen nam toe. Dien avond had ik nog een
maal gelegenheid om op te merken, dat er in
dit eenvoudige boertje meer stak, dan men op
het eerste gezicht gelooven zou.
In den hoek stond een harmonium. Onze
gastheer bespeelde n.l. het orgel in de kerk.
Wy vroegen hem een stukje ten beste te geven
en hij voldeed gaarne aan ons verzoek. En toen
bleek, dat hy heel goed speelde en heel mooi
zong. Een lied, dat hier nog al veel gezongen
en gespeeld wordt Ave Maria zong hy zelfs
heel verdienstelijk en hy accompagneerde zich
zelf. Ik moet eerlijk bekennen, dat ik me wol
een beetje schaamde, zulke gedachten van den
man gekoesterd te hebben. Door het spelen en
zingen opmerkzaam gemaakt, kwam de luitenant
die met den pastoor wandelde binnen en op zyn ver
zoek werd het lied met nog andere nogmaals gezon
gen. En onze luitenant, die een groote liefheb
ber van muziek is en zelf in Leeuw, als leider
bij gezelschappen optreedt verbaasde zich al
evenzeer. Op ons verzoek gaf de luitenant ook
nog enkele nummertjes, zoodat we hier op dat
afgelegen dorpje een geheel onverwachte, maar
daarom niet ongewenschte soiree kregen. On-
dertusschen was het al heel laat geworden en
wij besloten in het stroo te kruipen. We wensch
ten onze gastheer wel te rusten en bedank
ten hem hartelyk voor de zang en het spel.
Van dien avond zal ik zeker steeds een aan
gename herinnering behouden.
Den volgenden morgen marcheerden we zes
uur af en kwamen des middags 12 uur in het
grensplaatsje B. aan. Over onze aankomst en
wedervaren daar, hoop ik u in een volgenden
brief eens wat mee te deelen.
(Wordt vervolgd).
Ja zeker, gemeente. By ons in Friesland is dat
Daar vormen eenige dorpen
een gemeente, hier in Brabant, waar ze zeker
geschikte burgemeesters en dito trawanten voor
Dag. Bestuur te over hebben, vormt ieder dorp
hoe onaanzienlijk een gemeente. En
toch, wat vond ik die gemeente Vessum mooi
in al haar geringheid. Want ’t gaf te zien
*t echte, onvervalschte Brabantsche boerenleven.
Zoo knus en op zich zelf. De nachtkwartieren
werden aangewezen. Twintig man naar die
hoeve commandeerde de luitenant. En wy
gingen, om te zien waar we onze vermoeide
leden konden uitstrekken. Niemand thuis, hé
dat trof al zeer ongelukkig. Logé’s kunnen
toch zeker wel verwachten, dat de gastheer of
-vrouw hen ontvangt Enfin, wy bekommer
den d’r ons al zeer weinig om en namen de
schuur eens in oogenschouw. Hm, dat leek
zoo slecht nog niet, minstens tien parten beter lente vol hoop, vol beloften, vol, groeikracht
dan in Moergestel. En ’t was immers ook
slechts voor één nacht. Ha, daar kwam een
boertje haastig toeschieten. Zoo jongens
klonk het in zuiver Nederlandsch en ’tdeed
ons verwonderd op zien, omdat we van derge
lijke lui onvervalscht Brabantsch gewoon waren
BURGEMEESTER en WETHOU
DERS van WORKUM brengen
ter kennis van ouders en voogden,
dat op Donderdag den 1
April a.s.
Kinderen die geboren zijn vóór
1 Januari 1910 komen voor toe
lating in aanmerking.
Aangifte bij het waarnemend
Hoofd der School, (de heer L. DE
WIT.
Workum. den 8 Maart 1915.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
W. KROESE,
Burgemeester, a. i.
A. DE VRIES,
Secretaris.
Wol ris to Frjentsjer yn 't gesticht wést,
lêzer. Ja, dan as bisiiker, bidoel we fensels, net
as forpleegde.
Wol ris de klasse fen ’e heechmoedswaensin-
negen trochsjoen
Soa net. Nou meitsje er ek mar gjin reis
om. Der to Frentsjer sitte se allegjerre ek
lang net iens, der rinne ek noch genóch los,
dy ’t men sa foar en nei wol ris moette kin.
Meitsje er dos mar gjin reis om.sjuch 1
der komt wrammels al ien op üs ta setten.
Ja, ’t is it opnimmen wol wirdich, dat soatte
gekken kin yen wol ris blier oan ’t glimkjen
bringen as jy tominste net kitelhoarnich wirde.
Jy woene witte hwa dat is, mei syn holle
kears-rjucht op ’e steile héls. mei syn forwaend
gesicht en folmakke halding. mei syn heech
hert, scil we mar sizze Nou dat isgean
asjobljeaft hwet oan ’e kant dat is Doktor
Eigenwizius Betterwitter. Ljeafst jy holle
bleat. In man dy ’t (nei ’t 't seis mient) it
forstén allinne hat. Dy ’t president is fen de
greate forieniging »De Wréldbol». Dy ’t greate
ütfiningen dien hat, hwer ’t elkenien fen profi-
tearje kin yn üs tiden en nei üs tiden. Né, hy
slacht üs gjin acht, der binne wy fensels ek to
neatich for net op ’n groete fen him gapje.
Sa ’k sei. dat hoecht er net to dwaen. Hy
ia net lyk as wy ’n sljuchtwei minske, hy is...
O, jy hawwe al genóch fen him, seine jo
Dan scille we him mar stappe litte.
Sa ’k sei, der rinne fen sok soarte wol mear
om yen hinne. Hwa ’t nysgjirrich is, hoecht
mar allinne effen goed roun to sjén en hy treft
wer hieltiid oare ouleveringen fen dy selde
ütjefte oan. Kom mar ris mei, as it jy efkes
wachtsje kin.
Sje sa, nou binne wy hwer ’t we wêze moatte.
Hjir wennet Doede Drip, kastlein yn ’e Greate
Romer.
As jy my mar neirinne wolleik scil de
foarstap wol nimme. Hwetsjo?... Né, ’t is
hjir net sa heech under ’e souder, hwet donker
en goar allegjer, it rükt hjir net sa fris, en de
skerpe damp fen ’e minne segaren scil jo longen
miskien net streelemar sjuch, men moat it
hwet ynschikke, hwent we geane nou der op
üt om üntdekkingen to dwaen. Sténloy en
mear, scille it ek altyd net nei ’t sin hawn ha
by hjar üntdekkingstochten sa ünderweis, mar
Jhja taesten troch.
Moai dat treft al gelckkich.
De prys der Advertentiën is van 15 regels 25 cents, elke
regel meer 4 cents. Grootere letters naar plaatsruimte. Buiten
Friesland, uitgezonderd Familieberichten, 10 ets. per regel. By
abonnement belangryk lager.
Handel, Nijverheid en Geldwezen buiten de prov. Friesland is uitsluitend gemachtigd het Alg. Adv.-Bureau D. Y. ALTA, Warmoesstr. 76-78, Amsterdam.
wierheid sein, dat er, de baes fensels, stiltsjes
i makke dat er ut ’e Ijochten kaem. Hwet kin
i him in baes skele I Hy hie syn nocht er ou
i om him negerje to litten. En sa moast it al
sokke bazen forgean. Spitich genóch, dat er
noch safolle, lyk as »de alde< bygelieks, wiene,
dy ’t sa bang en mijen binne for dy rottige
bazen, dy ’t fen us frette moatte.
Mear hoege wy net fen hjarren to hearen.
Wy witte nou al dat it kearels binne boppe
de skouders. Hja swiere dan ek om hjar man-
haftichheid op to hélden, bij Doede Drip ta de
doar yn. Foart binne de steunpylders fen ’t
hüsgesin en ’e maetskippy.
We hawwe oars noch lang it ein netbisjoen,
mar hoege ek gjin ekseruplaren mear te bikypjen.
Gelokkich, d’r is romte in ’e wréld om elkoar
mis te rinnen.
»Lek en brek by de rüs fen in oar en dy
seis foarby sjènc, dat sprekwird kin hjir ek
tafoege wirde, en ek seis fen nut wêze.
Mar hwet men eftre murren fen ’t Frjentjer-
der gesticht heard, dat kin men ek faeken, en
wol binammen fornimme yn kroegen en her
bergen as it hwet let yn ’e joun komt, de hol
len hwet read, de liven hwet fol, de hersens
hwet leech en de müle hwet drok is. Dan
praet men mei de müle der ’t men mei bry-yt
en sadwaende komme dérre praetsjes op ’e lap
pen, der 't de lommert gjin jild op jowt,
koartwei sein, kriget men der mei oars neat as
gekkepraet to hearren.
Waenwizens en betterwitterij, en ek partij-
sucht, binne al toile de oarsaken fen it gekke-
Ijues fortoaning meitsjen. Dermei mient men
ta heech sjen en lüd roppen oansteld te wêzen,
omdat men yen dan seis better en wizer achtet
dan ’n oar. O, dy dwase ynbielding stichtet
safolle kwea en makket fen safolle dy 't him
by hjar drage, foege gekken.
It is altyd sa riedsum as men bij yen seis
tinktscoe in oar ’t ek noch ris better wite
kinne as ik seis.
fól by Doede yn ’e Greate Romer. Meast hast
gjin stoel to bisetten. Hwent, wyt jy. Doede
syn timpel hat syn namme net as in spotnamme
op it üthangboerd. Elk pocht ’r fen, hokke
bazen fen romers as Doede er op nei hildt.
Wier, in béste, rejale man dy Doede, ien dy
hwet for in oar oer hat, in oar hwet gunt.
Ik scil mar bistelle Hjirsa, twa bierlc
nllwet woene de hearen hawwe, bier freget
mei wol hwet in forhaerd gesicht, de kastlein,
ha jy dat sjoen
Al de Romer-gasten nimme üs wol tige op-
nimstich op, dat komt omt wy hjir frjemde
einen in 't bit binne. Wy hearre hjir net
thus by de oaren. Moai der is üs bier. Tankje
wol. ’t Wirdt der stil fen yn ’e gelachkeamer.
Hwet seoene de minsken hjir fen üs tinke
De iene tinkt, dat wy in pear molke-en-wetter-
mantsjes binne, dy ’t üs frydwm al oan ’e blau-
selpot forkwonsele hawwe. De oare mient, dat
wy hwet to krap yn ’t büsjild sitte, en for ’n
bytsje jild in goed liiflol ha wolle. Dy beklaget
üs omdat we onder ’e kwint sitte fen ’e drank-
ouskaffer, en in oaren neamt it skande fen ’e
skoandere dübbeltjes dy ’t net oan 't hearlike
fochte üt Doedes greate romers bisteld wirde.
Onder ’e heal wizen wirde wy rekkene, hwent
in forstandich minske drinkt hwet pittich spul
op ’e jeun, dat heard hjir sa. 't Is dochs net
for de giezen brout, wol Gjin wünder dat
men üs hjir yn ’e gaten kriget en dat se üs
hjirre forachtlik de rêch takeare. Begjin ’tnou
ris to weagjen om us bierpotsje te fordegenjen.
Der ha we it al, sjuch jy wol. Salaeitsje üs
üt en wolle fen üs gjin reden forstaen. Hja
wite seis mar al to goed ’t fleis moat ris yn
’e pikel, om sterk en soun to bliuwen en fen
sels om net to bidjerren. Hja hélde hjar hjir
oan dy wizensBetter dronken (lyk as
hja) as gek (lyk as wy, fensels).
Kom, dizze wizen scille we ek mar wer yn
’e steek litte.
We kinne wrachtsjes üs stüdzje op ’elibbzne
süjetten sa mar foart sette, hwent der is al wer
nije foarrie fen learmiddels, foart efter üs oan.
Nou net omsjen, dat kin net earlik lye. Se
koene ’t ris ongelike goed opnimme, ’t stekt by
sokken soms sa nou.
Der flak efter üs oan, komme twa opslüpte
jongfeintsjes oan. Hja sitte wakker yn ’t pom-
pieren wyt biwoelle. Ei nou, neat wêze en
neat lykje dat is ek allegjerre neat. Fen
tichteby bisjoen, binne hja oars net sa heel
glél op it liif. It flanterige bleeke, wiid op-
sleine jaske mei glimjende earmtakken hinget
wol hwet suterig en wémoedich hjar om ’e lea,
en as de strik ünder it kin net sa opsichtieh
fen kleuren wie, nou dan wit ik net hwet
hjar haarschappigens der troch skoerre moast.
O ja, misschien dat biwiis fen snor. Sjuch jy
wol, beide ha se ünder ’e noas léns inkele
giel-brüne utsketten hierwoartels stean to treur-
jen. It spil koe der yn ’e hichte wol hwet
lést van de droegte hawwe, *t liket tominsten
wol hwet toar. En hwet yen noch wol it
meast bigreatsje moat, men kin sjen dat dit
siersel, dy earme hierkes, die ’t mei de béste
wille net forüt kinne, troch de gelokkige bi-
sitters, ongemaklik en faek, mei de twa foarste
fingers fen beide hannen tagelyk knoeit, rólle
en draeit wirdt, om ta it ynmoaiste en oan-
nimlikste opfierd to wirden. Mar dat is noch
der oan ta. Nou lit we ek üs ear ris nei hjar
praet hingje. Earst moat ik jy taljochtsje, dat
it in pear binne, dy ’t beide graech oanskikke
wolle as heit earst mar mei swier bodsjen
soarget dat er middies hwet yn ’e panne en op
’e tafel komt. As hja ’t sélt op ’e ierdapels
forstjinje, dan hélde se hjar al bést. Nou, »de
élde< kin wol, hat oars ek net leard, kin oars
ek naet as arbeidsje dos, dat komt goed üt.
Hij hoecht ek neat to bistellen oan segaren en
mear sok hearrespul. lyk as hja. De vélde
wol him dan ek wol stil hélde yn ’ehüs.deroa in eën klein dorpje, ik denk dat er hoogstens
net. Sie sa, nou harkje. j qqq menschen woonden. De gemeente Vessum.
De iene wol de oare hast oerblufte mei wir- ja zeker, gemeent" o:: j
den fen gewichthege wize ünderwerpen geane een beetje anders,
op in lüde toan hinne en wer. As hja it ek
wite ho of it moat yn *e maetskippij. De iene
woe wol dat hy ris baes wie, dan seoeopheden
de wréld üt hele oare eagen sjen, en fensels
coe ’t net inkeld heel oars mar ek tagelyks
üngelikense folie better wêze. It doocht netyn
’e maetskippy. De gemienteriedsleden doge
net, yn 'e Twade en Earste Keamer binne se
net fop hjar plak, de ministers binne einliks ek
mar stumpers. Dy oarlochsboel scoe hy gau
oan ’e kant hawwe, en docht d’r by in geleard
bitooch en jowt de middels oan ho ’t men
eigenlik moast. Hy scoe dy greate hénsen wel
gau in kop koarter meitsje. Driget om it
hoartsje mei ophingjen en gizeljen.
De oare is ek in kearel, hark mar.
Hy jowt noemer ien fensels gelyk. Né,
büten hjar beide om tink ik doocht er
eigenlik gjin ien. Der wirdt ek minstens de
helt to min forstjinne mooglik troch him
wol It greatte kaptael moast better oanraemd
wirde. Ne, hy liet him net op ’e kop traepje,
dat hie syn baes fen ’e wike wol ünderfoun.
Dy woe him in pil forkeapje mar dat wie dy
baes, dy aep, rare sür opbritsen. Om raek hied
De BURGEMEESTER der Ge
meente WORKUM brengt ter al-
gemeene kennis, dat op Ikfaan-
dag, den 83 JMLaart 1915,
des namiddags om 4 uur,
in een der lokalen van de school
voor Uitgebreid Lager Onderwijs
gelegenheid zal bestaan
gratis door E..
alhier te doen
Workum, den 17 Maart 1915.
De Burgeineester a.i. voorn.,
W. KROESE.
I
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
voor de Gemeenten Workum. Hemelumer Oldepbaert en Noordwoide.
zoo jongens I