Hindeloopen en Stavoren.
IK!
Leg uw hart in uw werk,
No. 14.
ZATERDAG 17 APRIL 1915.
41ste Jaargang.
Binnenlandscli Nieuws.
AAN DE GRENZEN.
v.
begunstigd door
Dat ikje fiert in greate rol,
En mient 't mar to witten.
It is sa fen him selme fol
By al syn dwaen en litten.
It toant him om it eagenblik,
Dat waenwiis, dom, bimoeieiik >ikc.
Uitgave van T. GAASTRA Bz.
firma H. BRANDENBURGH Zoon
te WORKUM.
>Ik« hat allinne it great forsten
Hwet scoe in oar wol witte I
Dy ’t >ik« goed acht, wint by him l&n,
Kin ek mei »wiisman< bjitte.
Mei fleyen is ’t sa op syn skik
Dat fmbigearde noftren »ik«.
Dit blad verschijnt des Zaterdags en kost per halfjaar 50 cents
Per post f 0 65. Enkele Nos. 3 ets. Ingezonden stukken Donder
dags in te zenden. Advertentiën Vrijdagmorgens vóór 11 uur.
Tot plaatsing van adv. en reclames voor
terug te komen. We hebben ’t ook gedaan en
zijn later heel vaak nog op die hoeve geweest
en steeds waren we welkom. We zijn nu al
lang uit B. maar houden nog steeds briefwis
seling met onze nieuwe vrienden. En ttlkens drin
gen ze d’r op aan, dat we ’n dagje in B. op de hoeve
zullen doorbrengen. Dat zal d’r zeer waarschijn
lijk eok nog wel van komen, alhoewel we dan
eea dag van ons verlof d’r by inboeten. En dat
weerhoudt ons nog steeds ’t te doen. Familie
Kramer, steeds zult ge bij vele Friesche solda
ten in dankbare herinnering blijven en als die
later weer behouden zijn teruggekeerd zullen
ze altijd met lof over uwe goedheid en vrien
delijkheid spreken. En ze zullen zeggen: Fries
land heeft de naatn gastvry te zijn, maar in
Brabant zult ge die gastvrijheid ook wel vinden.
(Wordt vervolgd). H.
En weagje it net fen it jingo dat
Oan >ik< ontbrekt te sprekken.
Meitsje oare minsken Ijeaver swart;
»Ik< hat gjin lek- en brekken.
Wêz op yens hoedo, it feelt gjin tik,
Dat eigenljeafde suchtich »ik<.
Oer it misse dat in oar bigiet.
Praet >ik« mei wize reden.
Hy is omdat er heger stiet
Wol oer him seis tofreden.
En as jy freegje hwet soms >ik«.
Wol wirdich is Gjin botsenstik.
FRISO.
beloofd te hebben vast en zeker Zondagavond Zeker, maar ook de wil, de ija-ren wil om zij*
werk men moge daarover verschillend oor-
deelen I te doen met heel zyn hart. Hy le
verde klassiek werk.
Mair ook de stratenmaker, die den straatweg
legde, dien ge zonder horten en stooten mot
uw fiets berijdt, leverde klassiek werk. Want
dat werk had ook het hart van den man.
niet van onze afschuw en toen we dachten, nu
hebben we ons hier lang genoeg opgehouden,
verdwenen we zoo spoedig mogelyk. Wel en
hier ontviel de kleine man een hard woord, dat
hadden we moeten weten. We lachten, ’t wa«
een poets van de pretmakers, maar misschien
deed zich de gelegenheid voor, om met gelijke
munt de schuld af te doen. Hoeve numero drie
was aan de beurt.
Daar beleefden we niksalleen vonden we er
een groote pan met karnemelk over ’t vuur.
De anderen gaven me door teekens te kennen
dat ze wel den tijd hadden ze wilden zeker
wachten dat de pap klaar was. Maar ik die
alleen van de reuk van karnemelk genoeg heb
’t is zonde zullen velen uwer zeggen en dat zei
m’n vader ook toen hij me tussehen z’n knieën
nam en de pap me in den mond goot ik dan
was heel graag weg, wat te begrijpen is als
je zulke tooneeltjes dan plots voor den geest
komenik bedoel tussehen de knieën nemen en
de gevolgen. Maar ik dwaal af kort en goed
ik wou ’t en we gingen er van door. Weer kwa
men we de jongelui van zooeven tegen en hun
belangstelling was zeer groot, ze wilden blijk
baar van onze teleurstelling genieten, maar daar
kwamen ze van een koude markt thuis. We
lieten niks van onze debacle merken en praatten
en schertsen heel gewoon. Nu dat snapten ze
niet 'en ze dropen gauw af. ’t Was intus-
schen vry laat geworden, maar we besloten on
ze verkenningstocht toch voort te zetten. De
vierde hoeve was wat voornamer dan de overigen
te oordeelen n. 1. naar een hek dat toegang ver
leende. Ook hier kwamen we binnen en we
trachten ’t hier wat te rekken toen ’t bleek dat
d’r zulke twee aardige meisjes aan tafel zaten.
Maar de vader zeker onze bewonderende en
misschien vrijpostige blikken bemerkende, trach-
teons met een zoet lijntje naar buiten te loodsen
’t Wordt al laat jongens zei hij, ik wil je niet
dringen weg ta gaan, om my blyf je de heele
avond, maar laatst hebben er hier straf opge-
loopen omdat ze zoo lang bleven. Zoo, ja maar
’t liet ons koud. Een van de dames verveelde
’t zeker, dat die Friesche rondkoppen zoo gedurig
tegen d’r knipoogden. Ia de kamer naast stond
een orgel en ze vergastte ons op een keurig
brokske muziek. En wij, vrijmoedig of brutaal?
genoeg, gingen ook naar de kamer naast en
luisterden en aplaudiseerden, dat stond de baas
zeker wel aan en een gesprek over muziek ont
spon zich. Maar nu kan zoon gesprek heel in
teressant zyn en nu kunnen Brabantsche meisjes
heel mooi en lief zijn, 't plezier is d’r af als je
merkt dat je zoo bij de gratie geduld wordt.
We gingen maar verlieten nog de hoeve niet
Daar ja daar moesten we nog been. Zonder
veel drukte stapten we naar binnen, welkom of
niet, ’t Was de laatste die we bezochten en dat
pleit voor haar, als ge weet dat we er drie uren
aan een verbleven. Ik laat u even kennisma
ken met de familie. Als alle Brabantsche ge
zinnen zeer talrijk, man vrouw en een voldoend
aantal kinderen. Maar nu niet kleine kleuters
byna allen volwassen menschen. En aardige ge
zellige mensehen. Eerst dan de oude baas
zeventiger schat ik nog recht en kras. Kleine
postuur en toch pootig, de trekken sprekend van
levenservaring, bly opgeruimde geest. Z’n vrouw
ook klein, tenger, maar kwiek en pienter ver
der groote zwaar gebouwde kerels ja eentje
was toch gul en goed dat zag je zoo. En
eindelijk vergeef ’t me, dat ik ze ’t laatst noem
de, twee bakvischjes natuurlijk giegelend bij
ons binnentreden.
De oude man heette ons bij het binnenkomen
welkom iets ironisch flikkerde in zijn goed
blauwe oogen toen hy vroeg - zoo jongens ook
weer eens verdwaald. Ja neen maar de
oude lachte al de prik was niet ernstig be
doeld. We schoven achter de kachel en zaten
nauwelijks of er werd ons een kom lekkere,
heete koffie gepresenteerd. Ha dat was weer
eens echt Friesche gastvrijheid. Lekker hoor,
beter dan de koffie uit de keukenwagen of op
de grenswacht.
Plots stond een van de dames achter me, nou
ik werd wat verlegen. Zeg zei ze je moet r’s
begrijpen laatst stuurde ik vyftig kwattasoldaat-
jes naar Breda en raad eens wat ik terugkreeg.
Een cadeautje natuurljjk. Och nee, en in haar
toon klonk teleurstelling, begryp r’s ze stuurden
me 15 kwattasoldaatjes terug. O ja, en ik be
klaagde haar, omdat ze zoo onrechtvaardig be
handeld was. En informeerde belangstellend,
waren ze misschien ook gescheurd, of misten
d’r stukjes af. Ook niet? Nu dan moet jé be
slist naar de reden vragen. Ja die hebben ze
me al gegeven. Enm’n nieuwsgierigheid
werd grooter, de anderen begonnen ook te lui
steren. Och die vyftien werden afgekeurd wegens
platvoeten. Allen lachten, ik natuurljjk ook, maar
’k zat d’r toch in. Dat dametje was toch uit
geslapen hoor! Een poosje later waren we al
Verdiende belooning.
Op de groote Markt te Rotterdam waren
een zevental leegloopors zichzelf aan het ver
maken met de minder aardige bezigheid, een
Belgischen sigarenkoopman, die door zijn ge
bet kkig Hoilandsch en ongewoonte weinig ver
kocht te sarren.
Plots trok een voorbijgaand paartje de aan
dacht der hoeren. Eerst schelden, toen met
sinaasappelschillen gooien daarna.
De heer die het sarren van den Belg ook
had opgemerkt, springt weldra tussehen do
zeven lafaards. Met een handige beweging,
kinn bakt hij no. 1 pijlsnel achterover onder
een k- ampje, no. 2 volgt „a la minute”, hg
vraagt nu „nog moer liefhebbers”, en keert
daarna naar zijn dame terug.
Het zevental had een beroepsbokser ont
moet door ten agent werd no. 1, wien de
tanden los in het tandvleesch zaten en het
bloed uit den mond liep, ter verbinding mee
naar het bureau genomen.
Rond den Belg werd het rustig
Mie de giftmengster.
In de gevangenis te Gorinchem is overleden
Mi) van der Linden, indertijd te Leiden, om
hare hulpvaardigheid voor zieken bekend al»
»de goeie Mie«, die ongeveer 30 jaar gele-
den tot levenslange gevangenisstraf werd ver
oordeeld wegens vergiftiging van een aantal
personen, die door haar te voren in een over
lijdensverzekering waren ingeschreven en ver
volgens, bij spoedig daarna ingetreden ziekte,
door haar, door arsenicum, van het leven
waren beroofd.
In eigen land.
Voor ons, Nederlanders, wier eigenaardig
heid het was om onze reizen zoo ver mogalgk
van huis te maken, moeten, zegt het »Hbl.<
de vacantiereizen dezen zomer noodgedwongen
zich beperken tot het eigen land. De buiten-
landsche reisgebieden liggen feitelijk afgesloten.
Heel erg vindt de schrijver het niet. Ik durf
hun, die het eigen land als reisgebied aan
vaarden, een verrassing voorspellen, zoo zegt
hij. Aan alle vier de windstreken bewaarde
ons eigen land zooveel kostelijks, dat de Neder-
landsche reizigers verrukt zullen raken over
hun Nederland
Er liggen in het noorden eilandje» en in
het zuiden onbekende heide- en heuvelstreken
naar het oosten lokt een bijzondere streek,
eenige honderden kilometers lang, van het
topje van Groningen tot aan den Limburgschen
staart toe, on in het westen is er meer strand-
schoonheid te vinden aan de lange kuststrook
dan de bezoekers van slechts Scheveningen,
Zandvoort en nog wat in exploitatie gebrachte
badplaatsen zouden vermoeden.
Het eigen land ligt te wachten op zijn
ontdekking door de plannenmakers der aan
staande zomor maanden.
Men bereize hot... ontdekke, bewonderel
Ontvlucht
Te Afferden (Noord Limburg) zijn twee
krijgsgevangenen (een Fransche en een En-
die uit het kamp te
Met hun drieën waren
ze ontvlucht, doch een van hen een gewoon
soldaat, werd aan de grens door Duitsoher»
aangehouden.
De ontsnapten hadden al hun onderschei-
dingsteekenen van hun uniform gesneden
een bleek er kapitein te zijn.
Van Afferden gingen zij naar Venlo, om
vandaar te trachten naar Engeland te komen.
Voorts ontvluchten uit Wesel twee Russen,
win het eveneens gelukte op Hollandsch ge-
bied to komen.
Wjj gaan nu echt naar de Protestantsche
hoeve. Of laat ik liever zeggen hoeven, want
d’r stonden een tiental. Bij ons eerste bezoek,
natuurlyk in ’t geheim en zooals ’t hier was,
begunstigd door een dikke duisternis, klopten
we aan by de eerste de beste hoeve, die we
passeerden. Luid stemmenrumoer klonk ons te
gen, dat was zeker een goed teeken, daar zou
den kinderen zyn en kinderen houden van sol
daten. En we stapten op 't binnen van den be
woner, onbeschroomd in de kamer. Aardig ge
zicht man en vrouw en ik denk wel een
tiental kinderen om een groote tafel geschaard
etende, drinkende en vooral pratende en
lachende. De luid-scherp gillende kindermondjes
verstomden, en een tiental guitige, lachende
oogen waren op de binnenkomenden gericht.
De boer, zeker zulk bezoek gewoon, noodde ons
vriendelijk uit, mede om de tafel te gaan zitten
d’r was nog wel plaats zei hy. Dat laatste be-
twyfelde ik, inaar ik rekende ook niet op de
vindingrykheid van den landbouwer, hy nam
heel gewoon een paar van de kleine kleuters
van hun stoelen en presenteerde die aan ons.
Vort ga spelen zei hy en gij Pieteke, houde uw
snoetke dicht of en een handbeweging verdui-
delnkte zijn bedoeling. Pieteke vond dat zeker
voldoende en ging pruilemondje trekkend weg.
We kregen een tasken koffie en babbelden on-
derwijl met man en vrouw. Heel gezellig brach
ten we daar een uurtje door, toen besloten we
op te breken, omdat 't onze bedoeling was ook
met de bewoners der andere hoeven kennis te
maken. Met een, komde gij maar r’s spoedig
weer, leidde onze gastheer ons naar buiten. We
beloofden het hem en liepen of liever struikel
den, want ’t pad was door halve boomstammen
byna onbegaanbaar, verder. We kwamen een
troepje jongelui in jool-stemming-zingende tegen.
Vroegen zeg waar zitten hier mooie meisjes.
Hebben jullie aan je Friezinnetjes met gouden
koppen niet genoeg; maar en plots trad een
naar voren. Gekheid zei hy. ik ga je een hoeve
wyzen, waar je minstens even mooie kopjes
vindt als in Friesland. Gelukkig, dat we de ge
zichten niet konden zien, ik denk ze zullen ge
glunderd hebben van pleizier. Hoor maar ver
der hoe ’t ging. Daar en ze wezen ons een al
leenstaande hoeve. Hondengeblaf was de intree,
maar daardoor lieten we ons niet meer van onze
plannen afhouden alle bewoners hadden hier
honden de een al grooter dan de andere,
maar ook de een al goediger dan de andere.
We gingen binnen, zonder kloppen, dat behoef
de daar niet vertelden de jongens zoo pas. Kleine
Douwe zou ’t woord doen, maar de woorden
bleven hem in de keel steken en ik vervolgde.
We waren erg koud van ’t patrouilleloopen en
wilden ons graag wat warmen. Meteen zag ik
naar binnen en besefte toen, wat Kleine Douwe
zoo plotseling had doen verstommen en tegelijk
verklaarde ’t de bereidwilligheid van ’t troepje
pretmakers van zoo even, om ons een hoeve te
wyzen met kopjes die een vergelijking met de
Friesche konden doorstaan. Een heel oude vrouw
zat by het vuur, nee dat wss heel gewoon, maar
daarnaast stond, ja ook een vrouw, maar welk
een vrouw. Afzichtelyk, verschrikkelyk, de helft
van het gezicht was weggebrand. Douwe wilde
(Nadruk verboden.)
Leg uw hart in uw werk.
Ja, dat spreekt vanzelf, hooren we onze lezers
zeggen.
Zoadat het eigcniyk overbodig mag heeten
nog een woord te verspillen om den wille van
de waarheid dezer uitspraak.
Maar de werkelykheid leert ons toch heusch
wel anders. Immers, iudien ieder onzer zóó
van de waarheid van dezen stelregel doordron
gen was, dan zouden degenen, die werkeljjk
hun hart in hun werk leggen, toch zeker niet
méér de aandacht trekken dan de overigen.
Nietwaar, waar zouden dan de dankbetuigingen
en de erkenningen van trouwe diensten, van
zoo langdurige werkzaamheid, tot volle tevreden
heid van de meesters en meesteressent voor
noodig zyn
Sommigen schijnen nog te meenen, dat dit
schoone woord: »leg uw hart in uw
werk,< alleen van toepassing zal moeten
wezen op den verhevensten arbeid van hoofd en
hand. Nietwaar, een dichter, die zijn schoone
gedichte» schept, een beeldhouwer, die zijn
kunstigste beelden uit een plomp stuk steen te
voorschyn toovert, een componist, die zijn
innigste gevoelens weergeeft in schoone muziek
natuurlijk, zij moeten aangegrepen zyn door
het heilige vuur, dat uitstraalt van een warm
hart. Maar ook de minste, de geringste arbeid
eischt dat de arbeider schoon woord, al
wordt het nog zoovaak misverstaan aange
grepen zy door dit »feu sacré«. En is het een
strenge eisch ’t Schijnt zoo, waar we nog
zoo vaak om ons heen aantreffen: lauwheid,
lakschheid, halfheid onverschilligheid, onwil
En toch, niets zoo eenvoudig als dit, zouden we
zeggen, ’t Zij ge aan het hoofd staat van een
groot ryk, of schoenen poetst op den Pont-Neuf
te Parijs, laat u by uw arbeid leiden door dat
noodige, dat eerst-noodige 1
Het lot, dat zoo wispeltuiig kan zijn en
meestal ook is, heeft u tot taak aangewezen de
vervulling van één der vele kleine en toch
weer groote werkzaamheden in de menschen-
wereld.
Het dienstmeisje moet een bak met aardap
pelen schillen. Welnu, meisje, schil ze dan, en
doe het goed 1 Want, alzoo doende, werkt ge,
als ge ’t goed beschouwt, tot tevredenheid van
u zelve, van uw mevrouw of juffrouw, van de
huisgenooten, die de aardappelen zullen eten,
en tot heil van de samenleving, die immers op
goede en doelmatige voeding is aangewezen tot
instandhouding van het geslacht tot eeuw na
eeuw. Gy, werkman, die trotsch kunt en moogt
zijn op dien schoonen, heerlijken naam en belast
zijt waarom toch belast? met het lap
pen van schoenen, doe het goed I En ook gij,
die werkzaam zyt in fabriek of andere werkplaats,
die glazen wascht, of steenen bakt, of onkruid wiedt,
of zieken oppast, of de orde handhaaft, weest
ook gij doordrongen van dat besef, dat door-
trillen moet in al uwen arbeid.
We hebben een werkvrouw gekend, die eiken
Zaterdag de vloeren van eenige kantoren
schrobde, jarenlang. En zij verstond die kunst
tot in den hoogsten graad. Als zy geschrobd ““fX)’ aangekomen,
had, was de vloer blank. Maar zy werd oud. 7 ,5
Zij werd non-actief. Met een onbezorgden We3el ontviucht waren,
ouden dag. En die haar opvolgde, was een
jonge, frissche, blozende maagd, vol levenslust
en levenskracht. Zij schrobde ook. Doch
weldra kreeg zij haar congé. En haar opv, 1-
ger eveneens. Want geen hunner sehrobde als
die eerste werkvrouw, omdat, als de vloer opge
droogd was, zich dan de strepen en vlekken
vertoonden. En toch waren die menschen be
reidwillig in den arbeid.
Het goede goed doen, ’t schijnt alleen I
door de zeldzame uitzonderingen te gebeuren.
De geschiedenis vermeldt dat Napoleon Bona-
nurto nn do mtlituiro «r.hnnl to Rrionno
De prijs der Advertentiën is van 1—5 regels 25 cents, elke
regel meer 4 cents. Grootere letters naar plaatsruimte. Buiten
Friesland, uitgezonderd Familieberichten, 10 ets. per regel. By
abonnement belangrijk lager.
Handel, Nijverheid en Geldwezen buiten de prov. Friesland is uitsluitend gemachtigd het Alg. Adv.-Bureau D. Y. ALTA, Warmoesstr. 76-78, Amsterdam.
oude baas aan ’t vertellen. Zoo geestig en fyn
heb ik 't zelden gehoord, echt op z’n Brabantsch.
De afloop van den avond was dus voor ons
waar genot. Tegen elven stapten we na eerst
de aandacht trok. Bij ’t beleg van Toulon
spreidde hy veel krygsmanstalenten ten toon.
Hij klom snel op en was weldra generaal.
*t Genie had zich spoedig een weg gebaand.
Vier dagen en nachten waren ze onderweg
geweest, ’s nachts loopend en overdag zich
in de bosschen ophoudend. Uitgehongerd en
afgemat kwamen ze aan te Bergen (Limbnrg)
verstand dat ’t niet ging, we waren wel solda
ten, maar we moesten ons fatsoen toch bewa
ren. We gingen daarom naar de kachel, zooge
naamd handenwarmen. Enfin de menschen zagen
FRI
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
voor de Gemeenten Workum. Bemelumer Oldephaert en Noordwolde.