I
Be geheimzinnige Brief.
Tijdgeestbriefjes
weder verkrijgbaar.
Belden beschikbaar
Dl KIID1BKL11DII&, ^r3^.
is in ons land een éénig Maandblad, uitsluitend gewijd aan kleedingstukken
voor kinderen van den jongsten tot den twaalfjarigen leeftyd. Ieder nummer oevat
60 of 70 modellen van Hemden, Broeken, Schorten, Jurken, Hoeden,
Jassen en Mantels voor meisjes en jongens. Bij deze modellen zyn de
uitvoerigste Knippatronen, met behulp waarvan men alles gemakkelijk kan
namaken. Ouderwetsch geworden kleederen, of die, waar de ouderen zijn uitgegroeid,
kunnen met behulp van «DE KINDERKLEEDIN G«, voor de jongeren
vermaakt worden. Nog vindt men in ieder Nommer, om de kinderen gezellig en
nuttig bezig te houden, behalve Versjes, Raadsels, Wedstrijden om
prijzen en Kleine Vertellingen, ook tal van afbeeldingen met voor
schriften, om uit garenklosjes, lucifersdoosjes en derg. aardig speelgoed te
maken. De prijs is per drie maanden, franco naar alle plaatsen in Nederland,
slechts vijf-en-vyftig Cents. Bij alle Boekhandelaren zijn proefnummers
verkrijgbaar en worden bestellingen op »D E KINDERKLEEDIN G« aange
nomen, evenals bij den Uitgever H. A. M. ROELANTS, te Schiedam.
3°
Wormen
Sproeten
bij D. FaBER, bij de Markt,
iworh
Voorradig
DAMES:
Aanbevelend,
0
FEUILLETON.
1
1
1
1
1
L
8CHOOL8CHKI HEN
een prachtige collectie Kinder-Boezelaars,
jurkjes, Doeken, Sokjes, Kapertjes, enz.
Rokken, Blouses, Boa’s, Kousen, Boezelaartjes,
Boezelaars, Lijfjes, Handschoenen, enz., enz.
HEEREN: Strikken, Boorden, Manchetten, Sokken, Bre-
tels, Riemen, Handschoenen, Cachenez, enz.
Loopers, Wagen-
VERDER: Tafel kleeden, Kleedjes,
kleedjes, enz enz.
privaat.
balk, lang 9 M. middellijn
60 cM.
plank, lang 6 M.
hek.
roerpen.
ijzeren petroleumvat.
Alle goederen worden tegen veel verminderde prijzen
OPGERUIMD.
55
met en zonder kantlijn. 7*/2, 8, 10 ct,
T. GAASTRA Bz., Workum
L
GROOTE OPRUIMING
I
dood en goed dood.
I
bij kinderen en volwassenen.
Enfan-honbms Doos 30 cent.
Een troost voor oude hoeren.
Onlangs betoogde een Amerikaansch geleerde,
dat de werkkracht van de meeste mannen in
het veertigste levensjaar het mextmum bereikt
heeft en dat men van een man. die langer dan
veertig jaren in dit tranendal vertoefd heeft,
niets groots meer hoeft te verwachten. Volgens den
Amerikaan zou het dan ook maar het beste zjjn
dat alle heertjes, die de vier kruisjes reeds achter
den rug hebben, maar gaan rentenieren.
Tot troost van het veertigjarige mannenge
slacht dat de Amerikaan zoo meedoogenloos als
non bruikbaar* aan den dijk wil zetten, publi
ceerde een Fransch tjjdichrift dezer dagen een
interessante statistiek waarin de schrijver aantoont
in welk jaar een man zijn geestelijk hoogtepunt
bereikt heeft. Misschien is de schrijver zelf reeds
de periode van >peper en zoute gepasseerd I
De geschiedenis bewijst, dat de helden van het
verleden hun grootste daden verricht hebben
tusschen het 40 ste en 56ste levensjaar. De che
mici en pbysici hebben de belangrijkste ont
dekkingen gedaan, toen zy den leeftijd van 40
jaar bereikt hadden. De dichters maken hun
meesterstukken pas als ze 44 jaar tellen. De
romanschrijver heeft twee jaar meer noodig om
tot volle ontwikkeling te komen. Wil men een
groot veldheer worden dan moet men tot zijn
47ste jaar geduld hebben; de musicus scbrjjft
zijn beste toondichten als hij zjjn 43ste verjaar
dag reeds gevierd heeft en vóór den leeftyd van
48 jaar bereikt gewoonljjk geen tooneelspeler
zijn hoogtepunt. Heeft men zich in het hoofd
gezet als moralist of philosoof zijn medemenschen
uit «den poel der verderfelijkheid* te redden,
dan moet men 51 jaar op dit ondermaaneche
hebben doorgebrseht. De origineele schrijver van
de statistiek beweert zelfs, dat een arts pas in
«ijn 50ste levensjaar meester in zjjn kunst wordt
Een diplomaat moet 53 >lentes< tellen. Wat den
humorist betreft, humor ontplooit zich pas na 56
jaar in al haar glans. De kunst om zijn mede-
menschen te amuseeren, leert men dus schijn
baar het moeilijkstl (Vox Medicorum.)
in groote en kleine bedragen voor eerste en
tweede Hypotheek, Bouw- en Handelscredieten,
rente vanaf 41/2 °/o-
Inlichtingen verkrijgbaar ten kantore van
C B EPKER Administrateur te Akkrum (Fr
Telefoon Int. 15
vuist een knoop, welke bij nader onderzoek aan
de kleeren van den voorzanger ontbrak.
Verschrikt door het Ijjk van zjjn slachtoffer
en de aan zyn jas ontbrekende knoop in diens
hand bemerkende, bekende de voorzanger spoe
dig onder snikken zjjn misdaad, terwijl nu ook
de kerkknecht toen de predikant hem het ver
haal van het briefje in den bijbel vertelde, niet
langer bleef ontkennen dat hjj schuldig was aan
den misdaad, die op zoo’n vreemde manier was
uitgebracht.
Beide ellendelingen die voor toonbeelden van
deugd en vroomheid doorgingen werden door de
rechtbank tot een vreeseljjke gevangenisstraf ver
oordeeld.
Tot zoover het verhaal van het geheimzinnige
briefje.
Toen het vonnis echter voltrokken was, vroeg
de knecht van den door het voorval zwaar ge
schokte predikant, een jonge man met een zwak
gestel, deze te spreken en bekende hem het vol*
gende.
In den nacht van den moord was hjj stil het
huis uitgeslopen om een bezoek te brengen aan
de dienstbode van een heereboer op een uur af-
stands van het dorp wonende, daar hjj wist,
dat de geheele familie voor een dag uit was.
Toen hij by zjjn liefje vandaan ging, hoorde
hij, op den terugweg halverwege gekomen zjjn-
de, een luid geschreeuw.
Naderende, bemerkte hy den kerkknecht en
den voorzanger, die Charley den marskramer
aanrandden.
Doodeljjk beangst kroop hjj in een droge sloot
waar hjj het toeneel van den misdaad by woon
de.
Thuisgekomen durfde hjj echter de beide moor
denaars niet aanklagen uit vrees zelf in verwik
keling te komen.
Hy was bang, dat omdat hjj alleen geweest
was, het den gunstig bekend staanden voorzan
ger en den kerkknecht niet moeiljjk vallen zou
om hun onschuld tezamen staande te houden
en hemzelf misschien te beschuldigen van den
moord.
Zyn geweten liet hem dien nacht echter niet
met rust en overspannen van het vreeselyke
tooneel, waarvan hij onvrjj willig getuige was ge
weest en uitgeput door wroeging den geheelen
langen nacht, besloot hjj den volgenden morgen
het briefje te schryven en in den bybel te leg
gen.
Tjjdens het koffiedrinken evenwel overviel hem
de vrees, dat zyn handschrift herkend zou wor
den. en dat zyn verhaal by een onderzoek onge
loof waardig zou klinken, vooral, daar hjj den
ouden man niet ter hulpe was gesneld en boven
dien niemand had gewaarschuwd en den nacht
voorby had laten gaan.
Daarom nam hjj het door hem geschreven
briefje dat hem kon verraden weg en legde een
velletje wit papier er voor in de plaats.
Hierdoor was het geheim van het briefje op-
gelost.
Gaarne vergaf de predikant een armen jongen
d<*ze handeling die nog zoo dwaas niet geweest
was.
lijke manier waarop het papier in den bijbel ge
komen was was allerminst geschikt om dien in
druk te verminderen, temeer daar de geestelijke
zich herinnerde dat Charley niet op den gewo
oen t jjd in het dorp verscheen.
De predikant besloot vooralsnog niemand iet«
te vertellen en ging eerst koffia-drinken tenein
de kalm over de zaak na te denken.
Toen nam hjj zyn bijbel weer op en begaf
zich naar den vrederechter van die streek. Deze
vertelde hjj het geval en opende den bybel en
gaf hem den brief over.
De vrederechter nam het papier zwijgend aan
en vouwde het open doch tot zyn groote ver
bazing stond er geen woord op. Verschrikt keek
ook de predikant toe, doch hoe beiden ook tuur
den er was geen spoor van de geheimzinnige
boodschap overgebleven.
»De vraag is* begon de vrederechter op twij
felende toon, «of die vreeselyke woorden er ooit
wel op gestaan hebben*.
Hoe bedoelt U?« vroeg de predikant.
»Ik bedoel* was het antwoord, »of het niet
mogelyk zou zijn, dat we hier met een spel van
Uw verbeelding te doen hebben*.
«Onmogeljjk* hernam de geestelijke. «Ik heb
die woorden even duidelijk gezien als ik U thans
zie en waarlijk ik weet niet, wat ik gelooven
moet*.
«M’n waarde heer, ik hoop, dat U het mij
niet kwalyk neemt,* zeide de vrederechter, «maar
het schynt mjj onmogeljjk toe, dat U woorden
leest waarvan een uur later geen spoor meer is
achtergebleven op het papier waarop z jj ston
den*,
De jonge dominee haalde de schouders op.
«Bjj God is alles mogelyk* zeide hjj.
«Dat geef ik U graag toe. maar eerljjk ge
zegd, ben ik niet gewend dat hoogere machten
zich op zulk een directe manier met aardsche
zaken inlaten. Zij hebben daartoe hun eigen
middelen en wenden geen nsenschelyke midde
len aan om te beschuldigen en te verklaren*.
»Dat is alles zeer waar* gaf de jonge man te
antwoord, «maar intusschen. of U mjj gelooven
wild of niet, ik heb die boodschap gekregen en
ik zou het op prjjs stellen, wanneer U een on
derzoek naar Charley den marskramer zoudt
willen instellen*.
Wel zeker, als ik U daarmee gerust kan stel
len, zal ik dat gaarne doen*, antwoordde de vre-
dereohter en schelde zyn bediende wien hjj een
telegram, dat hjj inmiddels schreef ter hand
stelde, om op het telegraafkantoor te bezorgen.
«Ziehier* zeide hij toen. «Op dit oogenMik
eeds verspreidt de telegraaf door de gansche streek
het bericht dat ik omtrent Charley den mars
kramer nasporingen doe. Vóór hedenavond zal
ik uit alle omliggende dorpen antwoord hebben,
of Charley zich daar ophoudt en wanneer hij
daar het laatst gezien werd. Ik denk, dat dan
gauw zal uitkomen, of de marskramer inderdaad
na zyn dood in staat was om U zulk een brief
je te doen toekomen.*
De dominee beantwoordde de lichte spot van
den vrederechter niet, doch begaf zich naar huis
diep onder den indruk van het gebeurde.
komen vroeg In ’t voorjaar 1
Koop bjjtjjds een pot Sprutol
I Bij Apoth. en alle Drogisten. I
Het volgende voorval, dat waar gebeurd is.
vond vele jaren geleden plaats in een dorpje
nabij de Westkust van Engeland.
Jaren lang kwam in dit dorpje eiken maand
regelmatig op den zelfden tyd een oude mars
kramer, die den naam had van rjjk te zijn.
Ofschoon «rjjk* een eenigszins overdreven term
wai, scheen het toch, dat de oude man wel
eenig geld bezat dat hij altijd aan contanten bij
zich droeg. De man had kind noch kraai op de
wereld en ook zyn naam was den dorpelingen
ten eenemale onbekend. Men noemde hem «Char
ley* en wist verder niets van hem af, zoodat
het geen verwondering baarde, dat Charley op
den gewonen tijd niet in het dorpje verscheen
en er in den omtrek waar hij gewoonlijk rond
zwierf ook niets van hem vernomen werd. De
reden hiervan, zal uit het volgende bljjken.
De predikant van het dorp, een nog jonge
man, begaf zich Zondag te voet naar de kerk,
om zooals gewoonljjk de Godsdienstoefening te
leiden. Toen hij den kansel beklom en zjjn bjj-
bel opensloeg vond hjj daarin een dubbelgevou
wen velletje papier. Meenende dat het een aan-
teekening was by zjjn preek van dien ochtend
legde hjj het terzjjde en begon het gebed Daar
na het briefje openend begon hjj het overluid te
lezen, doch reeds bij de eerste woorden hield hy
plotseling op bemerkende dat hjj dit briefje niet
zelf geschreven had, en het tot de preek in
geenerlei betrekking stond.
Het briefje voor zichzelf doorlezend werd hjj
plotseling doodsbleek en hield zich met sidde
rende handen aan de leu ing vast om niet te
vallen. Hij legde het briefje weder op dezelf
de plaats in den bjj bel en zette de Godsdienst
oefening voort. Evenwel was hjj zoo gejaagd en
zenuwachtig en maakte zulk een haast om de
dienst gauw te beëindigen, dat het den kerkbe
zoekers niet kon ontgaan.
Toen de predikant dan ook huiswaarts keerde
kwam hem al spoedig een vriend achterop die
hem vroeg of hjj ziek was of welke andere re
den zjjn vreemd gedrag verklaren kon.
«Ik ben niet ziek* antwoordde de jonge pre
dikant «doch vraag me geen verklaring Ik heb
zoo juist een zoo buitengewone tjjding ontvangen
dat ik waarljjk niet weet wat ik gelooven moet
En waarljjk de tjjding was buitengewoon D-
inboud van den brief bestond nameljjk, uit één
regel, die als volgt luidde
«Op weg naar het dorp ben ik overvallen
door den kerkknecht en voorzanger die mjj
beroofden en vermoordden, en mjj daarna
in de Dee wierpen onder de brugc,
De onderteekening luidde
«Charley de marskramer*.
Waarljjk, deze mededeeling was genoeg om
iemand kippevel te bezorgen, en de onnaspeur-
De BURGEMEESTER—STRANDVONDER te
S'avoren zal op Donderdag den 22 Maart as.
des namiddags zes uur in het openbaar ver*
koopen aan de Voorstraat aldaar:
De GOEDEREN zijn op den dag van den
verkoop te bezichtigen.
Een gevallene.
In «De Temps-wordt onder het opschrift
«Eene doode* een gevallene herdacht. Het is
geen eigen!jjk Fransche gevallene en zjjn dood
zal niet betreurd worden, meent de schrjjver. G
Lenotre, en hij zal gelukkig na den oorlog niei
weer opstaan. Hij heeft tallooze hoofden var
staatslieden en geleerden gekweld menigeen bj
storm en ontij angstige oogenblikken bezorgd
hjj is reeds vaak gevallen en aan de rol gegaar
en weer uit het slijk opgehaald maar de helder
van Verdun en van de Somme zullen hem dit
maal rustig laten liggen. De gevallene is «de
hooge hoed*,
Reeds eenige jaren geleden, schrjjft Lenotre
hadden stoutmoedige mannen de moeilijke taak
ondernomen dit juk der menschheid af te schud
den en de dappersten lieten het graag in de gar
derobe iets wat door bun vaderen beschouwd
zou zijn als het toppunt van slechten smaak ei
van gebrek aaa opvoeding. Het nageslacht dient
te weten dat de hooge hoed, in den tjjd van ziji
roem volstrekt niet in de garderobe verwaarloosd
mocht worden. Men mocht hem geen oogenblik
aan zijn lot overiaten men moest hem binnens
kamers eerbiediglijk in de hand houden als men
hem niet op het hoofd had, hij wilde met on-
naar den schouwburg naar de raadsvergadering,
naar de «promenade*, overal wilde hjj mee ei
als wij ons aan die slavernjj poogden te onttrek
ken als wij de stoute schoenen aantrokken er
ons van zijn opdringerig gezelschap poogden te
bevrjjden gaf hjj er zjjn ontevredenheid over tr
kennen; wjj borgen hem weg in een mooie doos
niet zonder hem eerbiedig met een zacht schui
ertje of een zjjden kussentje gestreeld te hebben
maar als wjj hem eenige dagen later weer vooi
den dag haalden had hjj uit wraak zjjn harer
overeind gezet zoodat hjj niet meer toonbaai
was.
Voor vjjf of zes weken van verwaarloozing
nam hij allures van belacheljjkheid en oudmo-
dischheid aan, terwjjl onverklaarbaar ver
schijnsel zyn soortgenooten die door hut
meesters dageljjks gebruikt waren, elegant er
jong bleven. De veeleischendheid heeft ertoe bjj-
ged ragen het prestige van den hoogen hoed vooi
goed te vernietigen. Toen kwam de oorlog, en
beschaamd over onze langdurige slavernjj, heb
ben wjj, stilzwjjgend maar eens van zin, hei
vaandel van den opstand laten wapperen. De
hooge hoed is doodl Hjj is vergeten. Zjjn herrjj-
zenis is zeer onwaarschjjnljjk. Als de oorlog voor-
bjj is zullen de «poifus* de mode aangeven en
het is thans reeds te voorzien dat hun vrjje ma
nieren zich niet zullen voegen naar de grillen
van een zoo delicaten kameraad. Onze jongens
hebben ons niet bevrjjd van de dwingelandji
der «boches* om die van de kachelpijp te doer
herleven en alleen reeds de gedachte dat een
der helden van Verdun, van de Somme of var
de Yzer zou rond loopen met op het hoofd een
«huit n flets* is even stuitend als een grof an
achronisme. Er valt niet aan te twijfelen hjj is
Tegen den avond kwam de vrederechter by
hem om hem den uitslag van zjjo telegrafisch
onderzoek mede te deelen. Uit zestien verschil
lende plaatsjes had hjj ten antwoord ontvangen
dat men na een haastig onderzoek niets omtrent
den marskramer die zeer populair in de streek
was te weten kon komen, dan dat hjj zjjn ge
wone voetreis had voortgezet zooals eiken maand
en zich in de richting van het dorp waar de
predikant woonde, verwjjderd had. Dit antwoord
kwam ook uit het naburige dorp, dat slechts
zes uren loopens verwjjderd was, en waarin ge
meld werd, dat Charley zich den vorigen avond
laat op weg had begeven volgens zjjn eigen zeg
gen naar het stadje toe.
Tot zoover werd het vreeseljjke briefje dus
bevestigd.
De vrederechter ging er dien zelfden avond
nog toe over om den voorzanger en den kerk-
koecht. die beschuldigd werden, ieder afzonder
lijk een scherp verhoor af te nemen.
Beide ontkenden echter ten stelligste. Charley
den vorigen dag gezien te hebben en zij gaven
geen enkel bezwarend antwoord, ofschoon de
vrederechter hen het doel van zjjn ondervraging
niet had medegedeeld.
Dadelijk na het verhoor begaven de vrede
rechter en de predikant, vergezeld van twee
veldwachters zich op weg naar het riviertje dat
Charley aangeduid had, als de schuilplaats van
zyn Ijjk,
Het was een griezelige optocht, die zich dien
avond laat voortbewoog.
Door het nauwe voetpad waren de mannen
gedwongen, achter elkander aan te loopen zoo
dat de dominee die voorop liep met een lantaarn
gevolgd door den vredenreehter die ontevreden
was, dat hjj zich op een bloot vermoeden, zoo
als hjj zai, tot zulk een ingrjjpend onderzoek had
laten overhalen.
Achter hem volgden de beide veldwachters
die niets wisten van het doel van hun tocht.
Een half uurtje buiten het stadje kwam het
sombere viertal aan het riviertje de Dee, waar
over, langs den weg een bruggetje gebouwd was
«Dregt hier mannen* sprak de vrederechter,
terwjjl hjjzelf, bjjgestaan door den predikant,
hen met de meegenomen lantaarns bylichtte.
Op eens stiet de vrederechter, die niet veel
resultaat verwacht had, een kreet van afschuw
uit,
De dreggen waren in iets bljjven haken en
brachten een donker pak naar boven, dat bleek
te zjjn het deerljjk gehavende Ijjk van den
vermisten marskramer.
Een rilling voer den dominee door de leden,
toen de lantaarns hem van de waarheid over
tuigden.
De veldwachters die ook hun afgrjjzen over
deze vreeseljjke vangst nauweljjke konden ver
bergen maakten van de medegebrachte touwen
en dreggen een draagbaar, waarop het lijk naar
het kerkhof vervoerd werd.
Den volgenden morgen, reeds vroegtjjdig liet
de vrederechter die een slechte nacht gehad had
de beide beschuldigden weder roepen,
Charley hield in den krampachtig gesloten I