Redenaties van een Leeuwarder.
SNERK,
-:Boek- Courant- en Handelsdrukkerij.
O
T. GAASTRA, bij de markt, WORKUM.
Firma JOH. VOLKERS ZOON
Electrische Licht- en Kracht-Installaties
BBILLEN en PINCE-NEZ
met Rathenower Kristal-glazen,
I
D. F. J. HOFSTEDE, - Opticien, - Oei Pol, - SNEEK.
Adverteert in „Friso“
I I
I
Boek- en Papierhandel.
Schrijf- en Teekenbehoeften.
Depót Ned. Bijbelgenootschap.
Algem. Advertentie-BureaU'
van eiken omvang.
FEUILLETON.
-LEVEREN
Neemt u in acht voor
Vriendinnen
w
r
’Technische'
afdeeling
geplaatst is moet weten, dat naar hem wordt
gezien en dat zijn voorbeeld in staat is velen te
doen zinken of te doen omhoog klimmen in de
zedelijke beteekenis van het woord. De hoog-
geplaatsten hebben dit niet ingezien en hun
voorbeeld heeft een inzinking van de menschheid
tengevolge gehad. Moge eenmaal de leuze zijn
en vooral daar waar men ’t bedrog als ’t meest
noodzakelijke heeft gecultiveerdeerlijkheid in
alles en voor alles
Groote brand in het Friesche Veem.
f 400.000 schade.
Het gebouw van de N.V. Friesche Veem aan
de Westersingel te Sneek, vooral in dezen
tijd stapelplaats van groote voorraden goederen
is Zondag een prooi der vlammen geworden.
Een hoeveelheid veevoeder melasse vermengd
met turfstrooisel welke gelijkvloers was opge-
prima DOUBLÉ
GOUD.
in NIKKEL. Direkte en nauwkeu
rige inslijping van glazen
op voorschrift van H.H.
Oogartsen.
KUNSTOOGEN.
Reparation spoedig, soiled
en netjes.
uwerzijds. Gij, Gustaaf Stein, arts, zyt de
aanstaande echtvriend van Lotje Lont, mijn
beste vriendin. Zij woont hier vlak over, en
men heeft u zeker abusievelijk hierheen verwe
zen of den naam verkeerd verstaan, zooals wel
eens meer gebeurd is. Ik heet evenzeer Char
lotte, maar Charlotte Land. Bij gevolg,
mijnheer hoewel ’t mij zeer aangenaam
geweest is, kennis te maken met den aanstaande
van mijn beste vriendin
Zóó had ik geantwoord in een dergelijk geval
en ik durfde zulks dan ook van haar verwachten.
Maar in plaats daarvan, o, die comediantel
barst ze op eens in een luidruchtig lachen uit,
lacht, lacht maar door, tot zy als uitgeput
achterover in haar stoel valt en daar blijft zitten
in een houding nu, ik zal er maar niet meer
van zeggen.
Vergun my thans, met een paar woorden die
kleine heks te beschrijven. Ze was noch kind
meer, noch volwassennauw zeventien jaar oud,
eer klein dan groot, meer gezet dan gracieus,
rond van gezicht overdreven rondeigenlijk
bol. Wenkbrauwen en haar waren gitzwart
als dat van een zigeuneren verbeeld u daarby
nu een lichtrose kleedje, haast doorzichtig en
nauwsluitend daarby een pose, half liggend,
half zittend in naar schommelstoel. Daar hebt
u nu een beeld van die lieve, deugdzame Char
lotte.
Ik, achter de portière, werd schaamrood by ’t
aanschouwen van die nonchalante houdingen ik
verwachtte niet anders of de heer Stein, die
naar men ten minste zegt, zeer welopgevoed en
zedig wezen moet, zou Charlotte Land onver
wijld den rug toe koeren. Maar zonderling, in
plaats van de deur uit te gaan, naderde hy al
meer en meer den stoel, waarin de lachende
sirene plaats genomen had. Zijne oogen waren
wyd geopendmaar de verontwaardiging, die ik
daarin meende te lezen, werd door geen enkel
geluid geopenbaard.
«Alzoo,® ging Charlotte nog altjjd lachend
voort, waarby zy de armen ongemanierd ophief
om met het gebladerte boven haar hoofd te
spelen, «alzoo komt u hier met het voornemen,
om dadelijk met my te trouwen En zoudt ge
waarlijk denken, dat het zoo moeieljjk wezen
zou, my te beminnen
Dit laatste zeide ze met kinderlijke naieve,
verwonderde gebaren.
Hy stond nog altyd een weinig van haar stoel
verwijderd. Eensklaps riep hij letterlijk in
extase«Neen en zyne armen breidden zich
uit, om het met de bloemen spelende en ginne
gappende ding in den schommelstoel te omhelzen.
Dat zy zich vrijwillig aan zyne omarming zou
onttrokken hebben, betwijfel ik zeer. Maar op
het beslissend oogenbiik, toen zyne armen zich
openden, trad ik voor de portière.
(Slot volgt).
slagen is gaan broeien, zoodat, toen men Zondag
ochtend ongeveer 7 uur een brandlucht waarnam,
men spoedig ontdekte dat de oorzaak in die hoek
moest worden gezocht.
Spoedig verscheen de brandweer onze nieuwe
motorspuit, die voor het eerst werkelijk dienst
deed en een aantal handspuiten ter plaatse en
werd getracht het steeds nog maar smeulende
vuur, dat veel rook ontwikkelde, doch aanvan
kelijk op den buitenstaander geen ernstigen
indruk maakte, meester te worden. Helaas ge
lukte dat niet, hoe machtige stralen 120 M3
per minuut de motorspuit dan ook in het
gebouw wierp de oppervlakte van het pand
scheen te groot om het uitslaan van de brand
te voorkomen, te meer waar de dichte rook
vooral hen, die met de slangen van de hand
spuiten werkten, belemmerde in het blusschings-
werk. Het uitbreken van de vlammen was
echter door de groote hoeveelheid water, waarmee
ze werden aangevallen, vertraagd, zoodat men
er nog in slaagde een aantal goederen als
regeeringsryst en -vet. een hoeveelheid kaas,
lucifers en carbid, benevens geweren enz., uit
het gebouw in veiligheid te brengen op schepen
en op de veemarkt.
Het was tien uur *s morgens ongeveer toen
het vuur een uitweg vondhoog laaiden de
vlammen plotseling boven het dak uit. de ge-
heele omgeving met vernietiging bedreigend.
De ernst van de toestand maakte het noodzake
lijk dat de bewoners der omliggende panden,
deze omruimdende bewoners van de Potbuurt
brachten met hulp van soldaten snel hun huis
raad in veiligheid in de IJsbaan of elders. Het
was wel noodig te midden van den feilen strijd
tusschen het vuur en het water 1 Want dit
laatste bedreigde de Potbuurt met overstrooming
en men moest de dijk van de IJsbaan doorsteken
om dit te voorkomen. Tenslotte bleek het water
dank zy vooral de motorspuit, het machtigst.
Tegen den middag was de brandweer de toestand
meesterhet vuur zou geen andere prooi
krygen dan het Friesche Veem waarlijk al
erg genoeg. Toen het gevaar voor de omgeving
afgewend was tastte men met alle kracht de
vuurzee op de verdiepingen van het gebouw
aan en ook hier overwon men, al moest Zondag
den geheelen dag tegen ’s avonds 10 uur
wakkerde het vuur aan water worden gegeven
en ook gedurende den nacht nog geruimen tyd.
Een onderzoek gisteren ingesteld bracht aan
het licht dat dank zij de krachtige bestrijding
van het vuur en de zeer sterke zolders nog een
deel der opgeslagen goederen is kunnen worden
behouden, o.a. een hoeveelheid cacao en mus-
caatnoten tijdens de brand geraakte een deel
van de laatste uit de verpakking, zoodat de straat
er mee bezaaid was. Groote massa’s karwei-,
mosterd- en blauwmaanzaad zijn verbrand of
beschadigd, eveneens ging verloren veel kaas,
noodrantsoenen van militairen enz. enz. Het
is niet mogelyk nu reeds een overzicht van
hetgeen verloren ging te geven.
De muren van het gebouw bleven, hoewel ze
scheuren vertoonen, overeind.
Bij ruwe schatting komt men tot een schade-
berekening van ongeveer 400.000 gulden. Ge
bouw en goederen zijn op beurspolis verzekerd
voor i/2 millioen.
Naar wy vernemen zou waarschynlyk deze
week voorzoover in het gebouw goederen
door particuliere handelaars waren opgeslagen
inbeslagneming daarvan vanwege de ge
meente geschied zyn. »N. Sn. Ct.<
Wy lezen in de Friesche Courant
Er is tegenwoordig zoo wat gebrek aan alles
maar wel ’t meest aan eerlijkheid en naasten
liefde. Jarenlang hebben do regeeringen en
vooral de regeeringen der groote landen de on
eerlijkheid als hoogste richtsnoer genomen. Elkaar
bedriegen was het wachtwoord en wie dat ’t
meest geraffineerd kon, was in de oogen der
regeeringen een der steunpilaren van het land.
Hij werd geridderd en gefêteerd, tenslotte mi
nister en zorgde weer op zijn beurt dat even
knappe koppen in ’t bedriegen voor speciale
doeleinden werden benoemd. De onthullingen
der laatste tyden hebben een hoekje van ’t dek
kleed opgelicht, waaronder de vieze bagage ligt.
Een pestwalm slaat er onder wegtoch worden
de menschen die al dat bederf hebben veroor
zaakt onderdanig gegroet, hunne namen met
dikke letters in de courant gedrukt.
Ze hebben nu jarenlang de oneerlijkheid als
de hoogste menschelyke deugd gepropageerd en
’t gevolg is geweest de ontzettende oorlog van
thans. In werkelijkheid is de oorlog een gevolg
van oneerlijkheid in velerlei opzicht. Eerlijkheid
wil zeggen dat ik niet begeer ’t geen van een
ander ismaar ook al ’t geen ik doe onder den
invloed laat staan van een tegenzin in ’t kwaad.
Wanneer een groot rijk op een klein ryk pressie
gaat uitoefenen om iets gedaan te krijgen, dat
tegen ’t rechtsgevoel indruischt, dan is dat on
eerlijk. Wanneer ’t eene land menschen om
koopt om in een ander land alles te bespieden
en af te neuzen of wel er op uit is fabrieken
te doen verbranden of wel systematisch onwaar
heden te verspreiden dan is dat op zyn zachtst,
maar toch ook volkomen duidelijk uitgedrukt,
oneerlyk,
Hoe ouder men wordt, des te meer gaat men
beseffen dat met het geweten niet te transigee-
ren valt. Of men is eerlijk of men is het niet.
Een tusschenweg is er niet. Men weet ook dat
eerlijkheid rust geeft en oneerlijkheid onrust,
waaruit volgt dat eerlijkheid niet iets onreëels
is. Waarachtig niet. En waarheid is ’t even
zeer, dat oneerlijkheid weer ander bedrog nood-
zakelijk maakt, waaruit ik maar wensch te con-
cludeeren, dat de eerlijkheid een der grondpijlers
van onze samenleving is.
Is het dan zoo te verwonderen dat een mest
vaalt, als Europa jaren lang is geweest, giftige
planten voortbrengt
Gelukkig woonde er in de volksziel ’t eerlyk-
heidsbesef en de regeeringen wisten dat en
hielden hunne oneerlijkheden geheim opdat er
geen onrust onder ’t volk zou komen.
Maar de oorlog, de zoogenaamde louterende
oorlog, heeft ook de volksziel vergiftigd. De
oneerlijkheid, die eerst heel in de hoogte der
regeeringskringen gevonden werd, daalde, daalde
altyd meer en thans zyn millioenen menschen
voor hun leven in hunne eerlykheidsopvattingen
vergiftigd. Er is een ander moraal gekomen of
beter gezegd, heelemaal geen moraal meer. Wan
neer ik groote hoeveelheden noodzakelijke goe
deren opkoop en ze ondanks de schaarschte
vasthoud of wel er schaarschte door veroorzaak,
dan is mijn daad een oneerlijkheid. Velen, die
moeten leven van een klein inkomen en die toch
de vastgehouden waren moeten gebruiken, wor
den het slachtoffer van myn handelwijze. Ik
ben dus degene, die neemt van hen, die niet
bezitten. Ik win aan hun nooddruft. Ik doe
iets, waarvan ik de oneerlijkheid inzie, maar dat
me geld opbrengt. En wanneer ’t woord geld
wordt gehoord, hebben immers alle andere over-
Dit sprak zy blozend en op geaffecteerde
manier de oogen neerslaande.
«Gustaaf Stein, arts. Men zal u toch wel
kaartje gegeven hebben.
«Wel zeker want ik heb ’t nog in myne
hand. Maar myne ouders zyn niet te huis
en
»’t Zyn ook niet uwe ouders, aan wienikmy
’t eerst kom voorstellen,®
«Ah zooliet zij hooren. En hoe verlegen
stelde zy zich daarbij aangeen actrice had zoo
onverbeterlyk de kokette kunnen spelen als dat
ondeugende ding 1
«En wat is er van uw verlangen vroeg zy
met een zuikerzoet lachje.
«Mijn verlangen Lieve hemel, wat zou ik
verlangen, als zoo begon hy en daarop
volgde een diepe zucht. Hy streek met de hand
een paar maal over het voorhoofd zyn blik
bleef intusschen onafgebroken op Charlotte, myne
vriendin, gevestigd. Eensklaps riep hy uit:
«Ik kom uwe hand vragen.®
«My.myne hand vragen. Zoo verraderlijk,
zoo op eens I®
Charlotte Land scheen uit de wolken gevallen.
«Zeker, juffrouw.Charlotte. Tusschen uw
vader en den mynen werd immers overeenge
komen, dat wy zouden trouwen. Gy hebt uwe
toestemming reeds gegeven, zonder my te ken
nen zonder te weten, of ook ik u zou willen
hu,’k wil zeggen, of ik u gelukkig zou kun
nen maken. Met uwe vergunning wenschte ik
heden nader uwe hand te vragen. Oorspronke
lijk kwam deze zaak my wel wat als een negotie
voor, die my eenigermate tegen de borst stiet
ik moet het u gul bekennen, van daar, dat
myne houding misschien wel wat gereserveerd
was. Maar nu ik het voorrecht heb, u te zien;
nu myn blik in den uwen een wereld van
gelukzaligheid
Hier verstomde plotseling zyn mond. Zijn
oog daarentegen sprak duidelijk genoeg verder
en veel dat ik slechts uit een oogpunt van
vrouwelijke zedigheid ongaarne zou omschry-
ven. Ik stond daar achter die portière letter
lijk op gloeiende kolen. Toch wist ik myne
zelfbeheerschiog te bewaren en moest eens zien,
hoe dat daar binnen zou afloopen! Ik verloor
Charlotte niet uit ’t oog.
Beiden moesten de dwaling waarin men ver
keerde wel bemerken en dat zou alles ophelderen.
Charlotte wist nu, wien zy voor zich hadzy
wist, dat Stein myn aanstaande man was. Had
ik nog niet gisteren over hem gesproken en hem
aan haar beschreven, hem met levendige kleuren
geschilderd Zij had al lang het misverstand
moeten opmerken van de hinderlijke gelijklui
dendheid van namen, dat al zoo dikwijls tot
een ergerlyk abuis aanleiding had gegeven. Ik
verwachtte dan ook bepaald, dat zy ten antwoord
geven zou«Mjjnheer, hier is eene vergissing
«Alles was in orde. Ik kon Gustaaf op
staanden voet als myn aanstaanden echtgenoot
ontvangen. Zijn vader, een oude kennis van den
mynen, kwam na jaren weder, zeer toevallig,
eens bij ons. ’t Spreekt van zelf, dat ze ’t over
elkanders familie hadden. «Ik heb niets
anders als mijn Gustaaf; hij is dokter, 26 jaar
oud, een flinke, knappe jongen, maar ongelukkig
zonder geldelyke middelen,® sprak de vriend.
En myn vader kon gelukkig antwoorden.' «Ik
heb slechts een eenige dochter, Lotje genaamd
en nog ongehuwd. Lieve hemel, ze heeft tot
dusverre alle jongens die het waagden haar te
vragen, een blauwtje laten loopen’t kind wil
ongehuwd blyven. Maar de eerste die nu komt,
zal er beter af komen dat durf ik je beloven
En den bruidschat zal ik verhoogenzoodat zij
nu een ronde som van 50 mille meekrijgt.®
Dat zeide myn vader, de heer Lont, en eenige
dagen later kwam hy met opvallende teederheid
mij te gemoet. «Lotje,® sprak hij, terwijl hij
my de haren liefdevol van ’t voorhoofd streek
«ik heb een man voor je. ’t Is de eenige zoon
van myn vriend Steineen knap jong mensch,
doktereerstdaags zal hy komen, om officieel
je hand te vragen. Maar,® riep hij, eensklaps
een dreigenden toon aannemende, «als je weer
zoo dwaas bent en hem bedankt, dan
Nog nooit zag ik myn vader zoo vreeselyk,
als in dit oogenbiik. Ik dacht ernstig naden
geheelen nacht maalde ik mij het lot aan de
zijde van een echtgenoot afeindelijk, bij de
eerste morgenschemering, verklaarde ik my
bereid, me aan den wil mijns vaders te onder
werpen.
Een gewichtige maar noodlottige dag!
Reeds bij ’t kleeden niets dan rampspoed en
ergernis! Geen enkel costuum wilde goed zit
ten. En frisuurnooit nog was myn kame
nier zoo onhandig als dien morgen. Na tien
mislukte pogingen bracht zy het gelukkig tot
een Babelschen toren op myn achterhoofd. Ten
slotte moet ik tot een eenvoudig wit cachemiren
kleedje besluiten dat ofschoon 't myn lieve-
lingsnit had my, naar ik vreesde, veel ouder
maakte dan ik werkelyk ben. Van den toilet
spiegel trad ik dadelijk naar het venster. En
hier, achter de gordynen goed verborgen, be
spiedde ik de straat. Ik wilde mijn aanstaanden
echtgenoot zien komen. Hij zelf kende mij nog
nietdit zou onze eerste ontmoeting wezen.
Doch ik mag niet verhelen, dat ik en dit
voordeel zal zeker elk verstandig meisje zich
verzekeren reeds de gelegenheid gezocht en
wegingen te zwijgen. Sentimenteele dingen 1
Goed voor dominé’s en catechiseermeesters 1
En zoo dringt ’t bederf steeds verder door
ja men staat verbaasd wanneer men iemand
aantreft, die geen oorlogswinst vraagt of zyn
ziel nog niet aan den geldduivel heeft verkocht.
Goed voorgaan doet goed volgen. Maar ’t
omgekeerde is ook waar. En wanneer na dezen
oorlog door de mannen in de hoogste regeerings
kringen niet de eerlijkheid als ’t hoogste'en
eenigste richtsnoer wordt genomen, wanneer niet
openhartigheid en goed vertrouwen de plaats
innemen der gluiperige diplomatie van heden
ten dage, dan zullen de volkeren steeds dieper
wegzinken, dan zal de dans om ’t gouden kalf
steeds hartstochtelijker worden gehouden. En
zoo’n samenleving, gebouwd op den leugen, op
oneerlijkheid, wordt een vuilnisbelt, waarin alle
gezonde leven is verstikt.
Niet te vergeefs wordt gezegd dat de hoogste
boomen de meeste wind vangen. Wie hoog
gevonden had, om hem al eens eventjes, zonder
dat hij of iemand anders het wist, te zien. Ik
kende hem dus en zou hem onder duizenden
hebben terug gevonden. Ik keek beneden* naar
het menschengewoel op straat, ’t Eene kwartier
na ’t andere verliepeindelijk, juist tegen twee
uur, zag ik hem met groote stappen naderen.
Een geheel onverklaarbaar gevoel maakte zich
van my meesterik ijlde naar de deur om aan
de trap te luisteren de adem begaf mij haast.
seconden verliepen; nog altijd hoorde ik maar
geen naderende voetstappen. Hij had al lang
bij ons voor de deur moeten wezen.
Ik en myn moeder keken elkaar vragend,
verbaasd aandaar stormde met een salto mor
tals myn kamenier, een klein ondeugend ding,
de kamer binnen.
«Maar mevrouw, daar begryp ik nu niets van
riep zij met gehuichelde ontvoering. «Meneer
Gustaaf Stein is hierover binnengegaan by
meneer Landwat heeft hij daar te zoeken
Ik zag hem den kruidenierswinkel op den hoek
uitkomen, by van Drongelendaar heeft hy
zeker gevraagd, waar hy wezen moest. Toen
bleef hy even daar op de stoep staan, keek rond
en ging regelrecht op het huis van onzen over
buur aan. Wat heeft hij daar te doen?®
Jawel, wat heeft hij daar te doen. Hy, Gustaaf
Stein, myn toekomstige echtgenoot, bij Charlotte
Land, myn eenige vriendinIk weet niet wat
mij daar plotseling door het hoofd voer, en mij
noopte, dadelyk naar haar toe te gaandaar
gekomen; achtte ik het raadzaam aan de meid
te vragen, in welke kamer Charlotte zich bevond.
«In de kleine salon.®
«Zoo, zoo. in de kleine salon Gebruik ma
kende van den vrijen toegang, dien een lang-
durigen omgang mij verleende, zoodat ik meestal
binnen kwam zonder te worden aangediend,
spoedde ik mij zonder gerucht te maken naar
een aangrenzend vertrek en ziet, achter een
zware portière, bespiedde en luisterde ik af, wat
daar binnen verhandeld werd.
Vooreerst viel mijn blik op Gustaaf. Hij stond
bij de deur als een steenen beeldzyn blik
toekende verwondering, blijkbaar over de vele
bloemen, die in de kleine kamer een door
dringenden geur verspreidden. Het was gisteren
haar verjaardag geweest en ik was natuurlijk
haar gaan feliciteeren. Maar hoe ze aan zooveel
bloemen kwam, is me nog altyd een raadsel
evenmin als ik me kan verklaren hoe zij, die
zoo over gevoelige zenuwen klaagt, de lucht
van zoo’n bloemenschat verdragen kon. Zij lag
in een laag stoeltje, met een nonchalance in
houding en manieren, die niet ten onrechte zeer
door my werd afgekeurd.
Wel een minuut lang keken beiden elkaar
sprakeloos aandaarop sprong Charlotte eens
klaps overeind.
«Mynheer, met wion heb ik de eer?»
en
I -
i
9
L