GEBROKEN
VAN NELLE’S
s
Alles of niets
door PASSEPARTOUT.
SCHETSJES
Adverteert in
f1
di
FEUILLETON.
Friso”.
2
als
(Wordt vervolgd.)
W
Mijn »Swan« en ik.
X. REGEL EN UITZONDERING
Als in den winter de witte wa de
wereld dekt, en massa bedoel ik, dan
zijn wegen niet van slooten, weiden
niet van akkers, ravijnen dikwijls niet
te onderscheiden van heuvels. Er is
zoovelen den nek breken. Denk
aan Hongarije.
Mijn „Swan” spreekt in de vol
gende schetsjes over zwendel en zelf
respect. H.
van Leeuwarden naar D 62.
Vertrokken.
Thijs Visser, electricien van C 56
naar Bolsward, Harlingerstr. Thomas
Christianus v. d. Meer, slagersleerling
van A 102 naar Lemmer. Heere Boot-
sma, zonder beroep met gezin van A
74 naar Huizum, Leeuwarderstraat.
Tjeertje Tjebbes, zonder beroep van
B 88 naar Amsterdam, Alex. Boersstr.
22. Gerke Visser, letterzetter van F 84
naar Harlingen, Nieuwstr. 16. Uilke
Romkema, schildersknecht van D 1
naar St. Johannesga. Anna de Vries,
dienstbode van G 266 naar Oudega
(Wijmbr.) Siebrigje Bangma, dienst
bode van F 34 naar Veldhoven (N.-Br.)
Jan Abraham Neuijen, hoofd eener
school met gezin van G 129 naar
Murmerwoude. Grietje de Jong, dienst
bode van A 40 naar Sneek. Prins
Hendrikkade 43. Anna Wiersma, zon
der beroep van G 201 naar Nijega
(H.O.N.) Grietje Sipkema, dienstbode
van G 273 naar Koudum.
LIJST van uit Workum vertrok
ken en aldaar gevestigde per
sonen over Dec. 1925.
Ingekomen
Willem Cornelis Aarts, rijks-ontvan-
van ’s-Gravenhage naar D 10. Leeuw-
ke Bollema, brievenbesteller van Fra-
neker naar A 58. Anne Jaspers, werk
man van Ferwoude naar Workum
(aan boord.) Henricus Theodorus
Willem Gerard Maria Gilliam, kape
laan van Driebergen naar E 15. Rinske
Kroon, dienstbode van Warns naar
G 249. Roelof Weggemans, kommies
dir. bel. van Nieuweschans naar E 48.
Trijntje Ruiter, zonder beroep van
Munnekeburen naar B 70. Jouw Keu-
ning, bakker met gezin van St. Jacobi-
Parochie naar naar D 17. Maria Eli
zabeth van Oil, wed. van Airie Muller
zonder beroep van Soest naar B 62.
Antje Visser, wed. Sierd Sikkes, zon
der beroep met gezin van Oosterlit-
tens naar C 60. Jacoba Veenstra, zon
der beroep van Rotterdam naar B 62.
Henrika Wilhelmina Boelsma, huis
houdster van IJlst naar G 110. Doetje
Bergsma, dienstbode van Sneek naar
C 44. Trijntje Blom, dienstbode van
Hindeloopen naar G 330. Sikke Schel-
tinga, chauffeur van Bolsward naar
B 42. Jochum Sijbren Brolsma, barbier
Ze opende 'n deur en liet den be
zoeker in ’n groote, eveneens wit
marmeren kamer, waar ’n badkuip
stond en waar twee breede ingebouw-
le waschtafels gelegenheid boden van
warm en koud water gebruik te maken.
Niet ’t geringste detail aan toiletbe-
noodigdheden ontbrak hier. Op 'n gla
zen blad met nikkelen handvat, dat
uit den marmeren muur getrokken
kon worden, lag ’n toilet nécessaire,
voorzien van letterlijk alles, wat ’n
beschaafd mensch voor de verzorging
van zijn uiterlijk noodig heeft.
Als u gereed is, daar is de bel,
wees de oude witte dienstbode aan en
vertrok toen. Constant wist van ver
bazing niet, wat-ie ’t eerst zou doen.
Was het de gewoonte in Bretagne de
gasten zóó te ontvangen? Of was ’t
alleen de Markies d’Auvergne, die
dergelijke vreemde gebruiken huldig
de En alles was hier wit, spierwit,
'n Leger van bedienden moest hier
wel aan den arbeid zijn, om dit alles
zoo smettetoos rein te houden.
’t Was in ieder geval geen over
bodige maatregel, dat toiletmaken
Hij zag stoffig en erg onfrisch door
de lange reis. Hoe laat was het? ’n
Klok in de gang gaf antwoord. Er
vielen twaalf zware gongslagen.
Vreemd ondanks de reinheid hier en
de vriendelijke ontvangst van dat
oude vrouwtje, voelde hij toch ’n
zachte huivering door zich heen gaan.
Was-ie bang Voor wie, voor wat? In
de advertentie werd gevraagd ’n
jonge man, buitengewoon sterk en
moedig. Hij mocht onder geen voor
waarde vrees toonen. En die voelde
hij dan ook niet, 't was meer ’t onge
wone, dat zoo plots in z’n dagelijk-
sche sleur-leven was gevallen, wat
hem deed huiveren. Misschien was
het ook de honger. Hij maakte snel
z’n toilet, deed ’n schoonen boord en
schoone manchetten aan, schelde toen
de oude vrouw. Deze deelde hem mee
dat zij order had gekregen, hem naar
de eetzaal te brengen, waar de tafel
voor hem gereed stond. Toen hij aan
't eiüde van de gang in de eetzaal
werd binnengelaten, steeg z’n verba
zing hoe langer hoe meer, 't Was
hier ’n aardsch paradijs. In deze zaal
waar achter gekleurde kristal-glazen,
die in alle hoeken waren aangebracht,
felle lichten brandden, stond ’n wit
gelakte tafel op ’n prachtigen mozaïk-
vloer. Over de tafel lag 'n servet,
oogenschijnlijk van damast, doch later
bleek dit papier te zijn en hierop
stonden schotels met allerlei geurige
Hoofdstuk II.
DE ONTVANGST.
Het werd ’n prachtige reis naar het
schoonegrootenoordwestelijke schier
eiland van Frankrijk. Bretagne is ’n
schilderachtig land. Het binnenland
is ’n ruwe bergstreek met diepe klo
ven, gevaarlijke rotspunten, onstui
mige watervallen en dichtbegroeide
bosschen. De spoortrein schoot tus-
schen door de Arrées-Bergen over de
woest-bruisende Aune, naar de bijna
drie honderd meter hooge zwarte
bergen, langs de hellingen van het
Menezgebergte, door diepe dalen, over
angstwekkende afgronden.
Den geheelen dag had Constant in
den trein gezeten. Door het portier
raam zag hij de zon bloedrood zinken
achter de hellingen, die bebouwd wa
rnet vlas en hennep en graan. Hij
stoomde langs de zware ruïnes van
gebouwen, die dateerden uit den Gei
ten- en Cymmeriërs-tyd, bewonderde
de zware pynboomwouden, die ’n som
beren indruk maakten en die dan ook
van sterken invloed zijn op hét terug
getrokken, maar hartstochtelijke ka
rakter van den Bretagner.
Het was voor het eerst van z’n leven,
dat de gewezen schermmeester zulk
een geweldig-grootsche natuur aan
schouwde. En al dadelijk was hij ge
heel onder haar invloed. Z’n kleine
provinciestad, waarin-ie zooveel jaren
geploeterd had. waarin het besfaan
van den mensch hoofdzaak en hoofd
doel van ’t leven scheen, lag ver en
vergeten achter hem. Hier was de
mensch ’n nietig onderdeel van de
geweldige natuur. De mensch. de
spoortrein, het viaduct, alles was hier
popperig in vergelijking met het groot-
scne der omgeving.
Om halfacht, stipt op tijd, stoomde
de trein het station Rennes binnen.
Constant greep z’n valies, hield z’n
reisbiljet gereed en volgde den men-
schenstroom naar den uitgang. Onmid
dellijk viel z’n oog op een groote grijs-
gelakte auto. De chauffeur in grijs
livrei met zilver zat achter 't stuurrad
en 'n tweede livrei-bediende stond bij
den uitgang van het station stokstijf
toe te zien.
Toen Constant buiten kwam, stapte
langen poolnacht. Maar, als die pool
nacht nu eens altijd duurde, zou er
dan sprake kunnen zijn van den
langen poolnacht. Van den pool
nacht niet eens. De tegenstelling doet
het ’em, juist! De uitzondering is
echter ook ’n tegenstelling, soms 'n
schrijnende tegenstelling, die den
regel in vol licht zet en z’n grenzen
scherp belijnt...
Me dunkt er zou geen dag zijn, als
er geen nacht was, geen zomer zonder
winter, geen welstand zonder armoede,
geen goed zonder kwaad. En om
gekeerd.
Nog krasser kan het gezegd worden.
Zouden er hemelsche voorstellingen
zijn, indien er geen aardsche tekort
komingen waren Zou men van
engelen kunnen spreken, als er, hoe
dan ook gevormd of verkregen en
hoe vaag dan ook, geen duivelsche
beelden waren in de menschenziel
Arme aarde al wat van en uit
u is, is aardsch. Arme aardling, gij
ligt in worst’ling altijd door. In wor
steling, om meer licht en evenwicht,
in deze droeve tijden vooral. Zoek
het in de eenzaamheid, onder erken
ning van uw dwalingen en feilen,
spijzen.
Ér was een groot boogvenster in
deze zaal, ’n venster van gekleurd,
gebrand glas, waarachter ook al naar
't scheen van buiten af, ’n licht brand
de, zoodat de figuren in dit venster
schitterend gekleurd naar voren tra
den. Het was het familie-wapen van
den Markies. Hoe kwam het toch,
dat de eigenaar van deze geheel in
zwaar-eiken uitgevoerde zaal, ’n wit
gelakte tafel daarin verkoos en die liet
dekken met papieren servetten?
Voor wit scheen de markies ’n bi-
zondere voorliefde te hebben. De
ouwe dienstbode bediende den gast
en toen deze gereed was, vroeg zij
onderdanig
Mijnheer de Markies laat u vragen
of u eerst wenscht te gaan slapen, of
dat u vóór den nacht, den Markies
nog wenscht te woord te staan.
Ik zou liefst den Markies nog
vóór den nacht willen spreken, ant
woordde Constant, en stond van tafel
op.
Komt u dan maar weer even
mee.
Constant volgde het oude gebogen
vrouwtje, dat er uitzag als 'n sneeuw^
bal, zoo hagelwit en rond was ze en
dat voetje voor voetje de sterk-ge-
boende eiken houten trap opging.
Hijgend stond ze nu en dan si^,
om adem te scheppen, keek Constant
desniettemin vriendelijk over haar
schouder aan en zei:
Ja, ja, meneer ik ben al zeven
en tachtig, en dan is iedere tree er een.
Boven aan de tweede trap scheen
ze niet verder meer te kunnen, want
ze wees omhoog en zei:
Links, de deur in den hoek.
Ik zal ’t zelf wel verder vinden,
zei Constant medelijdend en ging de
derde trap op, totdat hij niet hooger
meer kon, sloeg de gang in links en
klopte tegen de zware deur in den
hoek.
Terwijl hij dit deed, ging 't bliksem
snel door z’n hersons: Wat doet dat
ouwe mensch vreemd. Wie klimt er
over trappen, tot-ie er bij neervalt?
Veel tijd om zichzelf 'n antwoord
hierop te geven, had hij niet. Van
binnen achter de hoekdeur werden
grendels op zij geschoven, 'n ketting
rinkelde, de deur ging open. Constant
Noijens voelde zich in ’n bundel licht
gevangen, terwijl» hij zelf niet zag,
wie hem bekeek. Markies d’Auvergne
stond in 't donker.
met een geweldigen vuistslag neerveme.
De getroffene moest per brancard naar
de Majellastichting worden overgebracht,
waar dr. Welter hem in behandeling
nam. De woesteling werd gearresteerd.
Bankroof. Achtervolging der
roovers. Twee gedood. Éèn
zwaar gewond.
Op de trappen van het filiaal van
de Rijksbank te Nordhausen (Duitschl.)
zijn Dinsdagmorgen om 10 uur twee
beambten, die een zware tasch met
bankpapier wilden afleveren, door drie
bandieten overvallen en ondanks hun
tegenstand neergeslagen en beroofd.
De bandieten vluchtten met medene
ming van de tasch, die 250.000 mark
bankpapier bevatte.
Toen ze echter zagen, dat ze achter
volgd werden, wierpen ze de tasch weg,
doch de politie zat hen dicht op de
hielen. Na een opwindende jacht dwars
door de velden slaagde men er in de
roovers nabij Otterode in te halen. Bij
't ontstane vuurgevecht werd één der
roovers gedood en een tweede ernstig
gewond. De derde vluchtte een bosch
in, waar men hem later met een kogel
in ’t hoofd, dood op den grond vond.
Hij had blijkbaar een einde aan zijn
leven gemaakt. Ook de zwaar gewonde
zal waarschijnlijk het leven er bij in
schieten.
diens condities vernemen. Waren die
aannemelijk, welnu, dan had-ie er niets
op tegen ’n paar jaar in ’t Bretagner
binnenland door te brengen. Maar de
enkele minuten werden kwartieren,
halve uren, en na ’n rit van bijna vier
uur, verminderde de wagen plots z’n
vaart. Twee breede, spierwitte zuilen
doemden op, fel beschenen door de
lantaars. Tusschen deze zuilen was
'n hoog hek langs binnen door’n ijze
ren plaat gedekt. De livrei-bediende
sprong uit den wagen, opende met
’n sleutel ’t hek, sloot dit weer, zoodra
de wagen binnen was. En na nog en
kele seconden tusschen ’n groep pijn-
boomen gereden te hebben, stond de
wagen stil. Constant draaide het licht
binnen in den wagen open.
Op datzelfde oogenblik was de ge-
heele omgeving sterk verlicht. Waar
schijnlijk had men van binnenuit het
buitenlicht boven het hooge bordes
Constant, danig in z’n nopjes, draaide' opgedraaid. De dubbele donker eiken
deur met het rond-koperen krulbeslag
ging open en Constant Noijens stond
in 'n hall van wit marmer. Alles was
wit, de vloer, de muren, het plafond.
Geen enkel meubelstuk stond er in.
En die hall was zoo helder verlicht
door ’n plafond licht achter kristal,
dat Constant zich als in ’n zoeklicht
waande. In den linker en rechter
zijmuur bevond zich ’n klein vierkant
;at van dik geslepen spiegelglas. De
Jrie deuren die in deze hall uitkwa
men, waren wit gelakt, zoodat iedere
bezoeker, die zich te midden van deze
smetlooze witheid bevond, wel scherp
als door ’n loep bekeken kon worden,
zonder dat degene, die zich achter
een dezer kijkglazen bevond, door
den binnentredende gezien kon wor
den. Constant voelde zich ’n oogenblik
zeer onbehaaglijk, want geruimen tijd
liet men hem hier zoo staan en hij
durfde niet zoo brutaal zijn, zonder
vergunning een van de deuren binnen
te stappen. Eindelijk ging de deur in
den fond der hall open, 'n Oude, ge
bogen vrouw verscheen. Zij was geheel
in 't wit gekleed, zelfs liep ze op wit
linnen pantoffels.
U bent mijnheer Constant Noijens,
niet waar?
Om u te dienen.
Komt u maar mee.
Ze ging hem voor de wit-marmeren
gang door, bleef in het midden hier
van staan
Mijn Meester, de Markies, ver
zoekt u, u eerst ter dege op te fris-
schen in de toiletkamer, komt u maar
mee.
schend was, pakten dan ouderen het i in u zelven. Zoek het nimmer op dé
begrip „winter” wel? Ik dacht van ongewisse paden der poliek, waarop
niet. Wij kannen dus zeggen, dat de -
uitzondering den regel bevestigt,
belicht, belijnt
Mijn „Swan" wil nog meer zeggen.
Men heeft wel eens gehoord van den
dan terreinformatie gekomen,
waarin men den weg niet weet en
al 5 de boven de sneeuwlaag uitko
mende hoogere punten, daken en
nokken, telegraafpalen en waterge-
malen, ik zou ook kunnen zeggen,
torenspitsen en radio-antennes geen
richtingspunten waren, niet waar,
dan zou men zich nauw kunnen
oriënteeren. Deze nivelleeringstoe-
stand is niet aangenaam, al mag de
heerlij ke karakteristiek van den winter,
heerlijk, als de wa ongerèpt is, onder
zonbestraling in diamantenfonkeling
goddelijk schoon zijn. De toestand
verwart den mensch en neemt hu
moristische loopjes met hem ge
beurde het niet vele jaren geleden
hier," dat ’n vrouw, die haar schoon
moeder bezocht had, op weg naar
huis, langs ’n omweg bij haar schoon
moeder terug kwam het pientere
boerinnetje wist er niets meer van
De regel en de uitzondering. Het
vorige jaar kwam er heelemaal geen
winter zou men toen een kind, dat
van den winter nog niet afwist, kunnen
zeggen, wat de winter was? Neen,
niet waar. En, als nu de toestand van
1924/25 eens vele jaren aan een beer
de bediende zonder aarzelen op hem
toe, nam z’n valies uit de hand en zei
U is meneer Constant Noijens.
Wil u me maar volgen.
’n Oogenblik later zat Constant in
den luxe wagen, die van binnen geheel
met zeer fijn glad grijs-linnen bekleed
was. Boven en in alle hoeken brand
den achter fijn kristallen glazen, elec-
trische lichtjes. Hij voelde, toen-ie op
de veerende kussens zat, onder z’n
voeten ’n weldadige warmte. Alle
comfort, die 'n luxe-auto maar bieden
kan, was aanwezig: veerende arm
leuningen, 'n spreekbuis naar den
chauffeur, ’n toiletkastje, ’n tafeltje,
’n ver kijker, enkele kristallen bloem-
vaasjes, in één woord, het was 'n
wagen, die op een tentoonstelling ’n
schitterend figuur zou maken.
De livrei-bediende was naast den
chauffeur gaan zitten, de wagen schoot
vooruit, door de hel verlichte stad, en
het electrische licht uit, óm meer van
’t gezicht op de omgeving te kunnen
genieten. Na verloop van enkele mi
nuten had de auto de binnenstad
verlaten, reed langs enkele buiten
wijken, sloeg toen plots ’n weg in
tusschen twee hooge heuvels. Door
de snelle vaart begon de ventilator
boven in de kap van den wagen te
werken, voerde versche lucht aan,
zoodat ’n weldadige temperatuur in
den wagen heerschte. Buiten de stad
werd het echter steeds donkerder,
zoodat hij van de omgeving alleen
dat gedeelte kon waarnemen, dat door
de scherpe auto-lantaarns werd be
schenen. Gedurende langer dan een
uur reden zij tusschen hooge, zwaar-
begroeide heuvels door. Hier en daar
op ’n hoogte of in ’n -laagte piekte
’n lichtje achter de vensters van een
eenvoudige woning. Soms ook pas
seerde men een dorp, hetgeen te
onderkennen viel aan de flauwe ver
lichting van ’n aantal aaneengebouwde
kleine huizen. Maar de wagen ver
minderde niet z’n vaart. Aan het voor
bij schieten van de lichten zag hij,
dat er ’n geweldige snelheid ontwik
keld werd. De Markies d’Auvergne
moest wel zeer ver van het station
Rennes wonen. V
Hij keek op z’n horlogebijna twee
uren. In welke richting ging het?
Naar ’t Noorden,’t Zuiden,'t Westen
Hij wist er geen antwoord op.’t Was
hém trouwens ook onverschillig; Bin
nen enkele oogenblikken, minuten
hoogstens, zou hij tegenover den stel
ler van de advertentie staan, hij zou
De niet-stemmers.
Naar Het Volk meldt, zullen te
Amsterdam 10 a 12.000 kiezers ver
volgd worden wegens het niet deelne
men aan de stemming bij de laatste
Kamerverkiezingen 32 politiebeambten
zijn aangewezen voor het uitreiken der
dagvaardingen, terwijl men er op rekent
de kantonrechters er zijn er zes die
op verschillende dagen zitting houden
een paar honderd zaken per dag
zullen afdoen.
Mljn-ongeluk.
In de ondergrondsche werken der
Staatsmijn Wilhelmina te Terwinselen
werd de 18-jarige A. Pelikaan nabij de
schacht door een locomotief overreden.
Den ongelukkige werd de borstkas in
gedrukt en werden beide armen gebro
ken. Terstond werd hij naar ’t St. Jozef-
hospitaal te Heerlen overgebracht, waar
hij kort na aankomst overleed.
Een woesteling.
Een vreedzaam wandelaar passeerde
Maandagavond met zijn vrouw aan den
arm de Brinklaan te Bussum. Hij raakte
in een opstootje verward en had het
ongeluk tegen den elleboog van een
vechtersbaas op te loopen. Diens woede
keerde zich tot den wandelaar, dien hij
GEURIG
(RACHTIG
VOORDEELIG