FRISO 1I I van Zaterdag 6 Febr. 1926 Tweede Blad I 11, r de ie Ie d n n n n te Ie ie e- u- :n e- evorderd wordt. ieer Brandsma wil op dat voor gevaar- lyk standpunt is, hetgeen hij heeft ervaren by de Volkshuisvesting. De t a. van van besteding. b. Een apostille van Ged. Staten, houdende goedkeuring van de onder- Opzichterswoningen. B. en W. adviseeren den Raad op dat verzoek eene gunstige beschik king te nemen en hem de 2de kanjer der Opzichterswoningen vanaf 12 Mei 1926 tot 12 Mei 1927 onderhands te verhuren tegen eene jaarlijksche huursom van f50. Wel is waar zijn de opzichterswo ningen h. i. voor meer bejaarde men- schen bestemd, maar nu adressant reeds 3 jaar in de woning gehuisvest is geweest, is het h. i. moeielijk zijn verzoek af te wijzen, waartoe zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. Punt 8. Adres van F. Tolsma, daarbij rooting verzoekende van een boom. Blijkens het door den Secretaris ge lezen adres betreft dit een boom, staande vlak voor de gedempte Pot- huiswijk en die zeer hinderlijk voor hem is bij eventueel in- en uitrijden met paard en wagen. B. en W. adviseeren den Raad aan hun College op te dragen, deze zaak nader te regelen. Hun oordeel is, dat de beste situatie wordt verkregen, wanneer 4 boomen verdwijnen en eveneens 2 a 3 aan de overzijde, terwijl een nieuwe beplanting met jonge boomen geschiedt aan de z. g. groote kant, in aansluiting met de bestaande jonge boompjes. Extra kosten zullen hiermede vrij zeker niet gemoeid zijn. De heer Gaastra herinnert aan een vroegere boomengeschiedenis en vreest dat men langzamerhand Wor- kum weer geheel wil rooien, wijl nu reeds een 7-tal zullen worden verwij derd. De heer de Boer wil ter plaatse niet 4 maar 5 rooien, terwijl ook de Voorzitter meent, dat de situatie al daar dan veel mooier zal worden. De heer Brandsma wil ook geen herhaling der boomenkwestie, alleen deze ééne gevraagde boom verwijde ren en aan B. en W. opdragen, later met een voorstel te komen ten aanzien der andere boomen. De heer de Roest vindt het aantal van 7 ook te hoog, mede met het oog op zyn voorliefde voor de oude boomen en is voor het idee—Brandsma. De Voorzitter meent, dat de zaak waar het hier om gaat, meer een kweste van smaak is. Neemt men een enkele weg, dan zullen gaten ontstaan, verwijdert men meer, dan kunnen daar jonge voor in de plaats komen en kan weer een mooi geheel worden verkregen. Wil men er echter toe reeds nu geschieden. De heer Brandsma wil den heer de Boer opmerken, dat deze reeds 10 jaar het pad, waar die boom staat, heeft gebruikt, terwijl Tolsma om het vrije pad verlegen is. Hij wil echter eerst na 4 jaar beslissen en zien hoe of de jonge, geplante boomen het op den duur zullen doen. De Voorzitter vreest, dat men dan nooit een goed geheel zal krijgen, de heer Gaastra meent, dat eerst nog zal meeten blijken of het al of niet zal gaan, terwijl de heer Sikkes het ge sprokene van den heer Brandsma be aamt en zich ook tot die é’éne boom wil bepalen en de Voorzitter opmerkt dat B. en W. de stad niet willen ont sieren, maar integendeel juist willen versieren. Het voorstel van B. en W. instem ming gebracht, wordt aangenomen met 6 tegen 5 stemmen. Tegen stem men de heeren Sikkes, Brandsma, van der Gaast, de Roest en Gaastra. Punt 9. Voorstel van B. en W. met betrekking tot het aangaan van een overeenkomst met de Provincie, in zake de levering van electriciteit. De Secretaris doet voorlezing van het advies der Commissie voor de Lichtbedrijveninzakebedoeldestroom- leveringsovereenkomst, om die, vol gens concept ingezonden overeen komst aan te gaan, met dien verstande dat in alinea 4 van art. 1 het genoemde percentage worde vastgelegd van 5o/o dat de Gemeente zal ontvangen van het bedrag der stroomlevering, tot een maximum van f 300 per j- ar, waartoe zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. Punt 10. Voorstel van B. en W. be treffende het aanbrengen van wijzi gingen in de verordening houdende voorwaarden voor de levering van electrischen stroom door het Gemeen telijk Electriciteitsbedrijf en in de verordening op het beheer der Ge meentelijke gasfabriek. Na voorlezing door den Secretaris van een brief van den Directeur van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf en een desbetreffend schrijven van den Directeur der Lichtbedrijven, advi seeren B. en W. aan den Raad, het genomen besluit van 30 October 1925, houdende wijziging van de artikelen 4 en 7 der verordening inzake de voorwaarden voor de levering van electrischen stroom door het Gemeen telijk electriciteitsbedrijf alhier, over eenkomstig het verlangen van den Directeur van het Provinciaal Elec- triciteitsbedryf te wijzigen, volgens het bij de stukken overgelegde con cept Ten opzichte der wijziging van artikel 12 der verordening op het beheer der Gemeentelijke gasfabriek, wordt onder verwijzing naar het bij gevoegde advies der commissie voor gesteld, de aangebrachte wijziging by Raadsbesluit van 30 October 1925 te handhaven. Zonder hoofdelijke stemming wordt daartoe besloten. Punt 11. Voorstel van B. en W. tot het aanbrengen eener wijziging in de kunnen blijven zitten en dat acht hij zoekende van de 2de kamer der z.g. een gevaarlijk precedent. De heer de Boer is het eensdeels met den heer Brandsma eens, maar adressant heeft echter 2 maanden huur betaald, zoodat de Gemeente niet het onderste uit de kan moet halen. Ook de heer F. Sikkes is het daar mede eens, maar acht het noodig eene uniforme regeling te treffen, zoodat hij met het voorstel van B. en W. kan meegaan. De heer Gaastra is overtuigd van het moeilijke der kwestie, mede in verband met de Bouwvereeniging, maar hij voorziet moeilijkheden en zorg bij inwilliging en ondersteunt daarom het voorstel Brandsma. De heer de Roest is het ook eens met den heer Brandsma. Die soort woningen zijn hier thans ruim voor handen, zoodat de huurders ook iets mee te zeggen hebben, waarom hij op het voorstel niet wil ingaan. De heer Brandsma wil nog opmer ken, dat, nu eenmaal een desbetref fende bepaling in het contract is op genomen, die ook moet worden ge handhaafd. Een vergelijking met het geval Schootstra gaat niet op. De heer de Boer meent, dat bij de bouwvereeniging, elke huurder moet voorzien zijn van borgen, doch de Voorzitter zegt, dat het hier niet gaat om de borgen, maar om de billijkheid en het recht. Adressant heeft zelf de huur vanaf Mei aangeboden. Het voorstel van B. en W. in stem ming gebracht, wordt verworpen met 6 tegen 5 stemmen. Tegen stemmen de heeren Dijkstra, Ferwerda, Brand sma, de Roest, Gaastra en Haijtema, waarna het voorstel—Brandsma wordt geacht te zijn aangenomen. Punt 5. Adres van W. van Brug, daarbij onderhandsche inhuring ver zoekende van het huis wijk D. no. 10. In het door den Secretaris gelezen adres wordt inhuring van het door hem bewoonde huis gevraagd over eenkomstig het bedoelde bij art. 1, tweede alinea, van het tegenwoordige huurcontract. Bij een nader ingekomen schryven van adressant, geeft deze te kennen, dat hem een huurprijs van f250 vrij hoog voorkomt, reden waarom hij verzoekt, den huurprijs op f225 te willen bepalen. B. en W. adviseeren den Raad het huis wijk D, no. 10. vanaf 12 Mei 1926 tot 12 Mei 1927, onderhands aan adres sant in huur af te staan tegen den thans betaald wordenden huurprijs van f250 en voorts op de bestaande huurconditiën. De heer Haytema zegt, dat men met het oog op de vele tegenwoordig leegstaande woningen, wel wat voor zichtig moet zijn, hij daarom deze huurder wil behouden en aan zijn verzoek wil voldoen. De heer de Boer wil opmerken, dat hij ook geklaagd heeft, dat er geen bak bij het huis is, maar zich toch wel zou trachten te redden. De heer Ferwerda is het eens met de heeren Haijtema en de Boer. Hij acht het huis niet in de allerbeste conditie en vindt er alles voor, om het verzoek toe te staan. De Voorzitter zegt, dat het motief van B. en W. is, dat de huur, in ver gelijking met andere huizen, niet te hoog is. Het voorstel van B. en W. in stem ming gebracht,wordt aangenomen met 7 tegen 4 stemmen, die der heeren Ferwerda, Gaastra, de Boer en Haij tema. Punt 6. Adres van W. van der Meer, daarbij teruggave van te veel betaalde huur verzoekende van een stukje land, dat hem gedurende de zes laatste huurjaren ontnomen is. In het door den Secretaris gelezen adres zegt adressant nog eenmaal met het verzoek te komen, de te veel betaalde huur over de laatste 6 ver- loopen jaren terug te mogen ontvan gen, in evenredigheid van de grootte en de pacht van het vroeger door hem gehuurde perceel, wijl een vroe ger gedaan verzoek geen oplossing heeft gebracht. In verband met dit adres doet de Secretaris nog voorlezing van een extract uit de notulen van den Raad van 31 Maart 1921 en een bijgevoegd rapport van den Gemeente-architect en van een extract uit de notulen van den Raad van 9 Juni 1921. B. en W. zijn van meening, dat er geen aanleiding bestaat op het Raads besluit van 31 Maart 1921 terug te komen en adviseeren den Raad het eens genomen besluit te handhaven. Naar aanleiding van een vraag van den heer Haijtema, blijkt, dat het gaat om een bedrag van f60, waarop de Voorzitter echter niet wil terugkomen, wyl in de eerst bedoelde vergadering het betrekkelijk voorstel van B. en W. zonder hoofdelijke stemming is aangenomen en in de tweede verga dering met 9 tegen 1 stem. De heer Sikkes vraagt, of B. en W. de zaak nog niet in der minne met van der Meer zouden kunnen schik ken, terwijl de heer Brandsma hem nog eene vergoeding van hoogstens f25 zou willen toestaan. Het voorstel van B. en W. instem ming gebracht, wordt aangenomen met 7 tegen 4 stammen, die der hee ren Sikkes, Brandsma, van der Gaast en Haijtema. Punt 7. Adres van P. T, Visser, daarbij onderhandsche inhuring ver- verleenenvan een toeslag over 1925, aan het personeel der Gemeentelijke gasfabriek. In een door den Secretaris gelezen advies van B. en W. zeggen deze, dat door Ged. Staten is opgevraagd de rekening van het Gas- en Electriciteits bedrijf over 1924 en zijn door dat College verschillende bemerkingen op die rekening gemaakt. O. m. blijkt uit de overgelegde correspondentie, dat de Commissie voor de Lichtbe drijven verschillende besluiten heeft genomen, zonder den Raad en ook zonder B. en W. om, waartoe zij niet bevoegd was. Voortaan zal de'Com missie voor de Lichtbedrijven, blijkens haar schrijven aan B. en W. van 8 Dec. j.l., met verschillende bemerkingen van den Commissaris der Koningin rekening houden, doch aangezien ge vraagd Wordt, dat de Raad zich alsnog uitspreekt over deze door de Commis sie genomen en dus ongeldige beslui ten, stelt de Commissie voor de door haar in 1924 gedane uitbetalingen alsnog door den Raad goed te keuren. De door de Commissie genomen, de rekening over 1924 betreffende beslui ten zijn 1. dat, waarbij door haar aan den Directeur van de bedrijven, een ver goeding van f 50 voor hét gebruik van een rijwiel is toegekend. 2. dat, waarbij door haar de inder tijd door den Raad vastgestelde ver goeding aan Stam, voor toezicht op de straatverlichtig ad f75, is ver hoogd tot f100 3. het besluit, waarbij over 1924 aan Directeur en overig personeel een extra uitkeering is verstrekt van f300, volgens de toelichting van de Commissie, wegens buitengewone dienstprestatie. Dit bedrag is over 1924 verdeeld als volgt: Directeur f75, Stam f50, drie stokers ieder f50 is f150. leerling f25. 4. het besluit, waarbij aan den Directeur werd beloofd, dat 2/3 der kosten van de hem door de wet op gelegde zekerheidstelling, door het bedrijf, dus door do Gemeente zal worden terugbetaald. Al deze besluiten kunnen noch door de Commissie, noch door B. en W. doch alleen door den Raad worden genomen. Op utiliteitsgronden meenen B. en W., dat, waar de Raad feitelijk voor de feiten wordt geplaatst, waar de uitgaaf een reeds afgesloten reke ning betreft, het thans aanbeveling verdient, dat hij de door de Commis sie gedane uitgaven over 1924 alsnog goedkeurt. De Raad dient tevens zich uit te spreken1 of de vergoeding voor een rijwiel van den Directeur zal blijven gehandhaafd. 2 of het salaris van Stam van f75, moet worden ver hoogd tot f 100 en 3 of den Directeur ook voortaan 2/3 deel van de kosten van zekerheidstelling moet worden vergoed. Verder wordt nog voorlezing gedaan van een schrijven der Gascommissie, om evenals verleden jaar, ook over 1925 een bedrag van f300 voor haar beschikbaar te stellen, te verdeelen als voorheen. Zij acht daarvoor alles zins termen aanwezig, gezien het bui tengewoon vele werk, dat gedurende de wintermaanden, onder vaak moei lijke omstandigheden moet worden verricht. Zij deelt echter tevens mede dat zoodanig verzoek voor het ver volg, niet meer voor inwilliging vat baar zal zijn, daar het in het voor nemen ligt voortaan door het meer aannemen van losse werklieden, de taak van het personeel te verlichten, waardoor van zelf het hierboven aan gewende argument komt te vervallen Het is de bedoeling van B. en W. de f300 gulden te verdeelen als volgt: Directeur f75, fitter Stam f50, drie stokers elk f50, twee leerlingen elk f 12.50. Na eene nog al uitvoerige discussie, waaraan wordt deelgenomen door de heeren Brandsma, de Roest, Gaastra en de Burgemeester (die intusschen ter vergadering is verschenen), welke laatste ook erkent, dat ten opzichte der genomen besluiten allen te goeder trouw hebben gedwaald, maar ten op zichte van 1924 een afgedane zaak moet worden gemaakt, hetgeen kan geschieden doordat de Raad alsnog zijne goedkeuring hecht aan die be sluiten, worden deze, na eene verkla ring van den loco-Voorzitter, dat de goede trouw èn de Commmissie én ook B. en W. parten heeft gespeeld en deze dingen later beter zullen wor den behandeld, zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Burgemeester merkt nog op, dat, hoewel reeds jaren in gebruik, hy indertijd reeds bezwaar heeft gemaakt tegen de politiek der Gascommissie, waarover hij als Voorzitter, meerma len in meening verschilde met de hee ren Veenstra en Brandsma, leden dier Commissie. De Burgemeester neemt hierna verder de leiding der vergadering. Vervolgens wordt na eenige discus sie met 9 tegen 2 stemmen, die der heeren Sikkes en de Roest, goed gekeurd, om over de jaren 1924 en 1925 en volgende jaren eene vergoe ding toe te kennen van f50 aan den Directeur der gasfabriek, in de kosten van onderhoud van een rijwiel. Zonder hoofdelijke stemming wordt aan den fitter J. Stam eene vergoeding van f 100 toegekend voor het houden van toezicht op de straatverlichting. Over het voorstel om over 1925 aan verordening op de veemarkten in deze Gemeente. Blijkens het door den Secretaris gelezen advies van B. en W., verwij zen deze naar den inhoud van een schrijven van den Inspecteur van den veeartsenijkundigen Dienst in Friesland en doen zij het voorstel, artikel 7 der in deze Gemeente be staande verordening op de veemai kten te wijzigen en voortaan te lezen als volgt 1. Geen vee mag op de veemarkt worden gebracht of gehouden, dan nadat het is toegelaten, na te voren ter plaatse veeartsenijkundig onder zocht te zijn door den van Gemeente wege daarmede belasten veearts of diens plaatsvervanger. 2. Een verscherpt markttoezicht zal intreden, wanneer en voorzoover en zal worden gehandhaafd - zoo lang de Inspecteur van den veeartse nijkundigen Dienst zulks bij het drei gen, optreden of heerschen eener be smettelijke veeziekte noodig acht. Na een enkele opmerking van den heer Gaastra, omtrent de uren van openstelling van de markt, wordt de betrekkelijke verordening ten dien opzichte nog eens ter tafel gebracht en nagezien, tengevolge waarvan de heer van der Gaast voorstelt, de be handeling van dit punt nog eens aan te houden, waaraan de Voorzitter gaarne wil voldoen, om alzoo deze zaak nog eens onder de oogen te zien en nader overleg te plegen met den Gemeente-veearts, waartoe zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. Punt 12. Voorstel van B. en W. tot het aangaan eener geldleening ter voorziening in de behoefte aan kasgeld B. en W. adviseeren den Raad, ter voorziening in de behoefte aan kas geld, eene tijdelijke geldleening ten laste der Gemeente aan te gaan tot een bedrag van hoogstens f 40.000, tegen eene rente van hoogstens 6 0 o, waartoe zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. Punt 13. Voorstel van B. en W. tot toekenning van een gratificatie aan J. Stout en de weduwe J. Oudeboon. B. en W. adviseeren den Raad aan den gepensionneerden hoofd-agent van politie J. Stout en aan de weduwe van den eervol ontslagen gemeente secretaris J. Oudeboon, over het jaar 1925 elk een gratificatie of toelage uit de Gemeentekas toe te kennen van f250, waartoe zonder hoofdelijke overgaan, dan moet het om den tijd, stemming wordt besloten. Punt 14. Voorstel van B. en W. be treffende de notulen. B. en W. adviseeren den Raad, zulks naar aanleiding van een in de vorige vergadering gedaan voorstel inzake de notulen door den heer A. Brandsma, om de notulen voortaan door eene Commissie van drie leden te doen onderzoeken, met dien ver stande, dat daarvoor drie Commissiën worden aangewezen, die om de beurt in volgorde harer benoeming, het onderzoek verrichten en van dat onderzoek mondeling rapport uit brengen in de vergadering. De heer Haijtema had zich de op lossing dier kwestie niet aldus gedacht, is bevreesd voor een Commissie te dien opzichte en zou liever zien, dat de notulen maar weer werden voor gelezen, hetgeen door den heer Gaastra wordt ondersteund. B. en W. kunnen zich wel met het gedane voorstel vereenigen, waarna zonder hoofdelijke stemming daartoe wordt besloten. Punt 15. Voorstel van de Commissie, bedoeld in artikel 166 der Gemeente wet, tot wijziging en aanvulling der politi e-verordening. Blijkens het door den Secretaris gelezen voorstel dient artikel 70 te luiden als volgt: Het is verboden vuilnis of haard- asch, bloed- en slachtafvallen, bestemd voor de gemeentelijke reiniging, op of aan de straat anders uit te zetten dan in bakken, potten, vaten of emmers. Die voorwerpen moeten zoo zijn gedekt dat’ de inhoud voor het oog onzichtbaar is en na lediging onmid dellijk worden weggenomen, een ên ander ten genoege van B. en W. Artikel 74 te lezen als volgt: Het is verboden bloed van geslachte dieren, slachtafvallen, mest, ier, vuilnis asch, krengen, huiden of andere on reine of stankverwekkende voor werpen of vloeistoffen, of gebroken potten, pannen, manden of andere voorwerpen te plaatsen, te werpen, te vegen of te laten loopen op eens anders erf of in of langs grachten, vaarten, havens, slooten of langs openbare straten. B. en W. adviseeren overeenkomstig die voorstellen te besluiten. De heer Gaastra wijst op het be denkelijke van het voorschrift om de vaten onmiddellijk na lediging weg te nemen. In dat geval mag de burgerij wel door een bel of ratel gewaar schuwd worden, want anders zal men spoedig in gebreke zyn. De heer de Roest merkt op, dat dit „onmiddellijk” wel als eenigszins rekbaar zal zyn bedoeld, allicht een paar uur, maar niet moet iets blijven staan tot ’s avonds of gedurende den nacht. De heer Brandsma zou dan de oude ratel in eere willen herstellen. Het voorstel van B. en W. wordt zonder hoofdelijke stemming aange nomen. Punt 16. Behandeling van een rap port der Commissie voor de Lichtbe- dryven, met voorstellen inzake het Verslag van de vergadering van den Raad der Gemeente W O R K U M, op Donderdag 28 Januari 1926, des namiddags 4 uur. Voorzitter, tengevolge uitstedigheid van den Burgemeester, de heer G. G. Posthumus, oudste Wethouder. Tegenwoordig alle leden. Na opening der vergadering met de voorlezing van het formulier gebed, stelt de Voorzitter aan de orde de agenda en wel: Punt 1. Notulen der beide vorige vergaderingen, welke voor de leden ter visie heb ben gelegen en zonder op- en aan merkingen worden goedgekeurd en vastgesteld. Punt 2. Mededeeling van ingeko men stukken: Een mededeeling van B. en W. den uitslag van de verhuring grasgewas en gehouden aan ding. b. Een apostille van Ged. Staten, houdende goedkeuring van de onder handsche verhuring van de z.g. Op zichterswoningen en het huis bij de lange brug. c. Een schrijven van den heer F. Zeilstra, houdende aanneming zyner benoeming tot lid van de Com missie van toezicht op het lager onderwijs. d. Een extract uit het Resolutie boek van Ged. Staten, houdende mededeeling, dat de goedkeuring der begrooting voor 1926 wordt verdaagd. e. Een verslag van de Commissie tot wering van schoolverzuim over het jaar 1925. f. Een extract uit het Resolutieboek van Ged. Staten, dat een beroep van den Raad by de Kroon, inzake de Vleeschkeuringswet, ongegrond is verklaard. g. Een dankbetuiging van het be stuur der Vereeniging voor Zieken- huisverpleging, voor de toegekende subsidie. h. Een schrijven van de Provinciale Friesche advies-commissie inzake het betrachten van de noodige schoonheid bij uit te voeren bouwwerken en het ter bezichtiging stellen van een reeds 100-tal uitgevoerde plannen. Met eene opmerking der heeren Haijtema en van der Gaast, inzake af te graven grond van de z.g.Stads- viere, voor wegverbetering in het Heidenschap, belooft de Voorzitter re kening te zullen houden, waarna de ingekomen stukken voor kennisgeving worden aangenomen. Punt 3. Adres van Sj. P. Hoekstra, houdende verzoek tot het in huur bekomen van een stukje grond ter grootte van 10 M2. Blijkens het door den Secretaris ge lezen advies van B. en W., stellen deze voor gunstig op het verzoek te beschikken en de vergoeding op f2.50 per jaar te bepalen, waartoe zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. Punt 4. Adres van J. A. Neuyen, houdende verzoek de huur van zijn woning te mogen betalen tot 31 De cember 1925. Blijkens het door den Secretaris gelezen adres, is door adressant, bij het weder inhuren op 12 Mei 1925, verzocht, hem deze woning met 3 maanden opzegging te verhuren, met jezondheidstoestand let nieuwe huurcon tract sprak echter, dat huur maand "van vertrek. Wijl hij de Ge- het oog op de gi van zijn kind. He ver schuldigd was tot 2 maanden na de meente op 23 December” heeft verla ten, zal hij nog 2 maanden huur moeten betalen. Toen hij zich 1 Juli 1924 hier vestigde, heeft hij vanaf 12 Mei huur moeten betalen, zoodat hij over een tydvak van li'2 jaar, bijna 4 maanden extra huur heeft moeten storten. Hij verzoekt daarom, ook in verband met de mildere bepalingen waarop het huis naast het zyne door de Gemeente is verhuurd, huur te mogen betalen tot 31 December 1925. B. en W. adviseeren den Raad ge deeltelijk aan het verzoek tegemoet te komen. In het betrekkelijk huur contract voor het tijdvak 12 Mei 1925 tot 12 Mei 1926 is ingevolge Raads besluit van 5 Maart 1925, de bepaling opgenomen, dat, indien huurder de gemeente tusschentijds metterwoon gaat verlaten, de huur zal eindigen na verloop van 2 maanden na de maand van vertrek, in welk geval een evenredig deel der huur ver schuldigd zal zyn. In de met M. J. Schootstra gesloten huurovereenkomst is echter de bepaling opgenomen, dat bij tusschentydsche verhuizing, de huur betaald moet worden gedurende een maand na het tijdstip van vertrek. Ter verkrüging van een uniforme regeling stellen B. en W. voor, in zooverre aan het verzoek van den belanghebbende tegemoet te komen, dat inplaats van twee maanden, één maand na het tijdstip van vertrek, huur gevorderd wordt. De hi stel niet ingaan, wyl dat een gi lijk standpunt is, hetgeen hij Gemeente'zou allicht voor dë huur L i in id i- t

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Friso nl | 1926 | | pagina 5