G. S. HOEKSTI Boaz- Siebs Dijki Jongens voor leeftijd 1 en groote s Jonge Me Kinder Zie Etalage en c de uitgebreide prijz Beleefd aanbevelei GEZ. WOUDA's I B. SI Luxe Cadi Houdt zi de leverin vak behoo Voorjai Zomer-Ai Groote keuze Dames- en Kinder 0 Dames- en Kinder FEUILLETON Adverteert ii XXXXXXX) XXXXXXXI I Huii Alleen ve DOP DEMME Eersl Vergoed wor SPAARGELDEN DEPOSIT met 6 mod. opzegj 1 LEDI Niei De iederen DINS INGEZONDEN. MEIV1ERING r 3. Groote keu Goe< me eens, dan zullen we hem met Gemakkelijke betali; Scherp concurreerer Riëele garantie. Ik i en oo. door PASSE PARTOUT. Zoo pas o Gemaakte Zuiver Boekweitmeel nenariK wagenaar, bakker van Hoogeveen naar B 99. Ringeneris Raad van Toezich B. Y. WIELINGA, V A. MULLER, Seer. J. W. DE JONG. H. LEENSTRA. TJ. DE ZWART. I Sipke Deinum, koopman met gezin Koudum naar G 128. Jan Konig, schil der van Twijzelerheide naar D 1. Taeke de Haan, zonder beroep van Norg naar G 93. Vertrokken Jochum Sijbren Brolsma, barbier van D 62 naar Sneek, Kruizebroeder- straat 25. Mint] e Visser, werkman van C 50 naar Bolsward. Albert] e Sietske Bijlsma, dienstbode van G 15 naar Sneek, Stationstraat 14. Maria Eliza beth van Vel, wed. van Arie Muller, van B 62 naar Soest, F. C. Kuiper straat 1. Johannes Brandsma, bouw kundige van D 59 naar Amsterdam Wakkerstraat 1811 Anthonius IJntema, kleermaker, van G 52 naar Sneek, Parkbuurt 36. Foeke Zeilstra, chauf feur van 17 naar Oudewater, Kromme- haven. Sijtze van der Wal, werkman met gezin van G 284 naar Koudum. Dirk Boontje, gemeente-architect met gezin van G 125 naar Hellendoorn. Jan Hoekstra, machinist van A 58 naar Franekeradeel, Kingmatille. •Aukje Visser, zonder beroep van 0 56 naar Bolsward, Munnikhuizer- straat 5. Meindert Bekema, schipper met gezin van A 10 naar Enkhuizen, Doelenlaantje. Gosse Taeke Visser, timmerman van E 5 naar IJmuiden, Mahustraat C 25. Marcus Nannes Kleefstra, gemeente-ontvanger met gezin van G 107 naar Heerenveen ^Engwirden. Binne Kooistra, wagen- makersknecht van D 1 naar Beem- ster Volgerweg 54. Meyer Gaastra, tuinier van B 40 naar Amsterdam St Willibrordusstr. 69. Pietertje Rozen- boom, dienstbode van A 103 naar Steenwijk Woldstraat. Johannes de Jong, zonder beroep met gezin van D 51 naar Bakhuizen. Bauke Genee, van boerenbedrijf met gezin van G 197 naar Beemster. Sijtske Roedema, zon der beroep van D 46 naar Hilversum Oudeloswal 8. Marten Groenhof, sluis wachter met gezin van B 121a naar Stavoren. Freerk Faber, onderwyzer van D 10 naar Velseroord Willibror dusstr 48. LIJST van uit Workum vertrok ken en aldaar gevestigde per sonen over April 1926. Ingekomen. f Hendrik Wagenaar, bakker IJntema, fabrieksknecht van Scharne- goutum naar G 52. Tjeerdtje Tjebbes, zonder beroep van Amsterdam naar B 88. Ulbe Jan IJntema, werkman met gezin van Koudum naar G 248. Hotze Wiersma, gemeente-architect met gezin van Nijland naar G 125. Hemden, Pa Directoire in alle n van 40 Groote verscheiden] in wol, katoen, mac en Zijc Zwarte en gekleurd' Japon- en Mai Wol en katoen Mous Een zeer uitgebri in Japon- en Bh Beleefd aanbevelend, en menig lief en rustig plekje noodt tot stille overpeinzing van „wat was en worden zal.” Nu dansten onze A. J. C.-ers er hunne dansen om de Meiboom, en zangers zongen hunne liederen van strijd en van hoop op betere dagen en de muziek speelde er de „Inter nationale." En de wind ruischte door de boomen en droeg het woord der sprekers ver weg over de wereld. s Ik toefde in het oude Workum, in het vriendelijk gebouw, ons steeds zoo welwillend afgestaan, tusschen mijne oude vrienden en heb „ons” Meifeest meegemaakt en de vreugde daarvan, zooals Albarda het uitdrukte, was inderdaad mijn deel. Een vriendelijk interieur Onze afdeelingsvlag, met zooveel kunstzin en liefde door een onzer partijgenooten bewerkt, geflankeerc door de vlaggen der A. J. C. uit Workum, Hindeloopen en Bolsward, sierde de wand en gaf direct aan in wat millieu we ons bevonden. En de vaasjes met bloemen op de bestuurs tafel, op den katheder, in de venster- nissen, daar neergezet door een vrien delijke hand, droegen niet weinig bij tothet gezellig karakter dat deze avond kenmerkte. En terwijl ik daar zat. dacht ik terug aan de vele jaren in Workum doorgebracht. Veel had ik er onder vonden dat mij het leven bitter maakte, doch veel ook, waaraan ik met dank baarheid terug dacht. Mijne vrienden van de S. D. A. P. en N. V., met wie ik zoo dikwijls gezellig vergaderde, hadden veel goed gemaakt wat het brute optreden van een ander had bedorven. Met weemoed herdacht ik de vele mo menten, waarin ze mij van hun vrienc - schap deden genieten, oogenblikken om nooit te vergeten. Ik dacht aan ons Meifeest van het vorig jaar, zoo eenvoudig en toch zoo intens mooi Hoe dat alles sindsdien al weer ver anderd wasVóór ons in ’n halven beging, aangenomen dat er werkelijk een fout begaan werd. ’n Maand nam’n intrede bij bakker Schild wist ik al wel hoe de verhouding daar was. Hij, de worstjes-knijper, was ’n duuvel en zij, juffrouw Claartje, z’n zuster, was ’n engel. Eén ding was me ’n groot raadsel: waarom bleef zoo’n goeie, vriendelijke vrouw b zoo’n bullebak, zoo’n gierige nijdas Geduld dacht ik, dat zal wel spoedig opgehelderd worden. Op ’n Zaterdag namiddag zag ik m’n baas bezig met het rollen van het wittebrood-deeg rond de worst, die voor de klanten door hun slagers daar was gebracht. Hij deelde de worst in de vereischte stukken en kneep van ieder stuk ’n klein eindje af, legde dat ter zijde. Aha, ik had ’m in de gaten. Van die restjes vormde hij nieuwe worstjes, rolde hierom het deeg. Dat werden de worstenbroodjes, die met worst-en-a bij bakker Schild besteld waren. Zóó kneep-ie de vreemde menschen, maar hij kneep ook z’n familie en daardoor z’n eigen ziel. Want juffrouw Clara kreeg een zoo zuinig en afgepast huis houdgeld, dat ze alle dagen moest verzinnen en passen en meten en af pingelen, om er mee te kunnen rond komen. O, joei, joei, dacht ik, achter dien mooien bakkerswinkel met dat mooie blinkende koper in de etalage wordt veel meer bezuinigd dan bij ons in de woonwagens. Daar heb ik niet zelden de biefstuk in de pan hooren sissen, daar aten we eieren en haalden kannen vol bier, stikum natuurlijk, dat de stadslui 't niet zagen, en hier krijg je ’s Zondags alleen ’n stukje vleesch en in de week, om den anderen dag spek. Versch brood kreeg ik nooit. Je houdt er je handen af, gelastte Schild, versch brood is ongezond, en as jij ziek wordt zit ik voor de kosten van den dokter, ’k heb aan één sukkelaar al genoeg. Wie was die ééne sukkelaar? Het toe val deed me dat ontdekken. Bakker Schild was naar de beurs in Rotterdam en toen riep juffrouw Clara me: Dop wil je even helpen? Natuurlijk; juffrouw. Kom dan maar es mee. Ze bracht me naar ’t achterkamer tje van de eerste verdieping, waar ze sliep en daar zat, half liggend, ’n ouwe grijze man in ’n soort veldbed.'t Was laar vader. Gut, juffrouw, zei ik, is er hier nog meer familie in huis? Waarom andere klant op~me wees en vroeg: heb ik dien nog nooit gezien? Vader is lam, zei ze, hij kan niet van z’n stoel komen en niet spreken. Help me eens, dan zullen we hem met stoel en al op 't platdak in de zon gaan zetten. Zij tilde het bed aan ’t hoofdeinde n ik aan 't voeteneinde op en zoo droegen we den lichten last de kamer uit, door ’t smalle gangetje naar 'n venster. Wacht, zei juffrouw Claartje en ze tilde heel ’t venster uit z’n heng sels, nou kan vader er gemakkelijk door. In 'n oogwenk stond het bed met het gelig-diep-gerimpeld gezichtje boven c e dekens, op het kiezel van 't platdak in de felle zon. Is 't zoo goed, vadertje vroeg ze. De ouwe man knipperde met de oogen en bewoog heel even de lippen. Hoofdstuk III. BESPIEGELINGEN. Ik ben gisteren door bakker Schik aangenomen. Achterafbezienmag dat 'n zeer hooge uitzondering genoemc worden. Schild, bijgenaamd de worst- jesknijper, had 'n advertentie geplaatst om 'n halfwas en in plaats daarvan neemt-ie 'n jongen van even dertien, 'n soort schooier, want meer dan dat was ik, in die dagen, zeker niet. Ik kijk ’t notitieboekje van vrouw Lange- jat eens in en zie daar met potlood ingekrabbeld„10 Ogustus, ik mag bij je hard werkt, misschien iets extra’s Baas schilt kommen werke tegen dé jij kos en de kleere”. 't Is ’n dood-simpel zinnetje, haast onleesbaar doordat de potloodletters uitgevaagd zijn. Maar ik heb alles wat met dien zin in ver band staat doorleefd, ik kan nu vee beter schrijven dan toen. Ik heb zelfs de hulp van een meester Fiek van de armen-school, die bovendien a lang dood is niet meer noodig, en schryf dezen zin over met m’n commentaren van volwassen man. Ik begrijp nu ook heel goed, wat Schild bezielde, toen hij mij in dienst nam. Ik was ’n sterke gezeglijke jongen, oudbakken brood was er steeds aan wezig in z’n bakkerij, er kwam eens 'n dag, waarop-ie besluiten moest, een of ander kleedingstuk af te danken en aardappelen had-ie zelf achter in z’n moestuin. Baas Schild was 'n hatelijk-gierig mensch en ik was de goedkoopste kracht, die er in de stad te vinden was. ’t Eenige hinderlijke bij de dienst- aanvaarding was, dat ik hoegenaamd, niet op de hoogte was van’t vak. Maar Schild zou me dat leerenpraten kost niks. De wetenschap, dat ik ’n wees was uit ’n stoelenmatters-wagen gaf achteraf bezien zelfs den doorslag aan z’n besluit. Hij nam me van onder tot boven op; riep toen z’n zuster en zei: Claar, hij blijft vannacht hier slapen, maar ik zeg nog niet dat ik hem aanneem. Geef ’m ’n snee brood met eh.boter, je weet wel en laat ’m op zolder slapen. Ik klom achter de juffrouw aan, ’n bestoven trap zonder leuning op en kwam op een zolder, die in tweeën was verdeeld door'n houten hek van breede spijlen. In 't ééne gedeelte, waar ik zou komen te slapen, lag ’n heele boel rommel, ’n gedemonteerde mangel, blikken vormen, twee deegrollen en koekj es bakplaten. In 't andere gedeelte ston den zakken meel, tonnen sucade, olienootjes en rozijnen, maar zpnder de hekspijlen kapot te maken, zou ik daar niet bij kunnen komen, ’n Groot hangslot hing op de traliedeur. Bakker Schild was 'n slimme man. Hij ging den anderen morgen infor- meeren naar m’n ouders, naar hun gedrag en naar m’n familie, die ik echter niet bleek te hebben. Toen ging-ie naar den kantonrechter en den secretaris van den voogdijraad, en 't gevolg van al z’n geloop was, dat-ie m knechtje aan me kreeg, dat-ie vijf jaar lang geen loon hoefae te betalen, dat-ie als z’n pleegkind mocht beschou wen en over wien hij ’n soort ouder- Buiten verantwoordelijkheid der Redactie Want de vreugde van het arbeiders-Meifeest, hoe dik wijls men haar ook beleeft, blijft altijd nieuwzooals de vreugde om de lente elk jaar nieuw is, hoe vaak men die ook beleefde. J. W. ALBARDA. 1 MeiDe zon neigt ten ondergang. Een donkere massa beweegt zich voor me uit. Sierlijk waaien de veelkleu rige vlaggen en het roode doek, hoog gedragen, steekt fel af tegen het teere groen der boomen. Het is een optocht der arbeiders op dezen eersten Meidag. De afdeelin alhier der S. D. A. P. mag er wezen Zij kan zich de weelde veroorloven van een eigen muziekkorps, een socia listische zangvereeniging en een ster ke A. J. C. staat haar ter zyde. Zij is in staat een optocht te formeeren als dezever over velden en wegen hoort Ge de tonen der muziek uit zoovele in strumenten voortgebracht en het ge zang der socialistische strijdliederen doet machtig aan en is een belofte voor wat komen zal Bij het avondfeest is de zaal van „Ons Huis” geheel gevuld en vinden en de spreker én het tooneelgezel- schap een aandachtig gehoor. Ik ben geweest in Hepkema’s boschjes, waar het zoo mooi kan zijn lijke macht of voogdij kon uitoefenen. Kijk Dop, zei-ie 'n week later, nadat-ie me verschillende karweitjes had laten verrichten en me nauwkeu rig had geobserveerd, hier heb ik ’n papier van den kantonrechter. Daar staat op te lezen, dat jij gedurende minstens vijf jaren in m’n dienst mot blijven. As je wegloopt, kan ik jou door de politie terug laten halen. Ben ik dan zoo dol op jou Nee, heelemaal niet. Ik ken jou niet eens. Ik heb mis schien wel ’n kat in den zak gekocht, want 'n woonwagen-jong, dat braaf oppast, mot je met’n lantaarntje gaan i zoeken. Daarom heb ik zoo’n papiertje zien te krijgen. Ik ben niet van plan jou ’n jaar lang te leeren, hoe je bakker wordt, om jou, na dertien maanden, als half-was naar m’n concurrent te zien gaan. Jij krijgt hier eten en als ,j profiteert van mij, dus ik heb ’t recht, later van jou te profiteeren. Jij weet nou, waaraan jij je te houen hebt. En ga nou maar weer naar je werk. Eén zin had ik goed onthouden. As je wegloopt, kan ik je door de politie terug laten halen. Ik zou niet wegloopen, ik was veel te blij, dat ik dicht bij die goeie juffrouw Claar mocht blijven. Maar ik ondervond al heel gauw, waar om bakker Schild dien zin zoo met nadruk had uitgesproken. Het „vak-leeren“ bestond hierin, dat ik, als jongen van dertien jaar, de allersmerigste karweitjes moest doen, die er in ’n bakkerij maar uit te denken vielen. Karweitjes was feitelijk geen goede benaming. Ik moest de binnenplaats schrobben, de twee rioolputten tweemaal in de week uitscheppen, den trog met warm water en ’n borstel schoon schuren, de musterd en de telhouten om ’t poortje naar achter dragen en dan, achter den bakkerswagen aan, mee naar de klanten. In de eerste dagen ging Schild zelf mee. Hij hield dan de hand aan de klep, alsof hij degene was, die den meesten druk aan den volgeladen wagen gaf, maar 't was slechts schijn in werkelijkheid moest ik veel te veel kracht zetten en ik tobde me af om den wagen over de ongelijke keien te duwen. De baas schelde bij de klanten aan, gooide de klep open, legde de brooden in de mand en reikte die aan de meiden over. Maar ik deed ’t zwaarste werk. Hij zag er ook niet tegen op te liegen, want als een ®f Is dat je zoon antwoordde hij Dat weet je wel beter, ik ben niet ge trouwd. Nee, dat is m’n knechtFlinke jongen hè, voor vijftien jaar! Eens, toen me die leugen geweldig hinderde, riep ik tegen 'n juffrouw, die aan de deur stond: Ik ben pas dertien. Schild zei niks, maar toen we een half uur later met den wagen op den stillen achterwal reden, gaf-ie me onverwachts ’n harden slag tegen i m’n gezicht. As jou niks gevraagd wordt, heb ij je gezicht te houen, snotaap. Wie geeft jou permissie me tegenover de danten, tot leugenaar te maken. Ik vergiste me, ik versprak me, ik dacht, dat jij vijftien was. gaf geen antwoord, maar toen, ik nu nog, is ’t me ’n raadsel gebleven, hoe ’t mogelijk is, dat iemand Toen keek-ie mij aan en glimlachte n kind kan slaan, 'n half uur nadat-ie even. Ik zag daarin precies aenzelfden gezien heeft, wat voor fout dat kind I lach als van de bakkersjuffrouw op 't cirkel de jongens en meisjes van de i A. J. C., in Workum zóó populair, zóó bemind, dat ze slechts een schuur tot hunne beschikking hebben, om er i hun oefeningen te houden i Ik liet mijn blikken gaan over dat i kleine groepje getrouwen, dat trots alle tegenwerking en miskenning, pal blijft staan voor zijn begin- sel, een beginsel in Workum niet gewild, maar dat toch is het heerlijk bezit van elk bewust prole tariër, dat beginsel moed en ener- gie gevend in en voor het leven. Daarvan getuigde ook het welspre- kend betoog van Ds. v. d. Horst, als hij laat uitkomen het doel van de sociaal-democratie en zoo juist de middelen aangeeft welke moeten wor den aangewend om dat doel te be reiken. Van strijdlust en levensblijheic gaven ook niet het minst onze A. J. C.-ers blijk, door hun zingen, hun dansen en hunne voordrachten. Zi die de leiding hebben in de A. J. C. te Workum, maak ik mijn compliment voor het vele dat ze in zóó’n korten tijd wisten te bereiken met onze jeugd. Ik kan niet in bizonderheden treden. Ik schrijf dit stukje alleen maar, om uiting te geven aan mijne gevoelens van sympathie, van liefde voor ons aller heilige zaak en in ’t bizonder voor het moedig en taaie streven van mijn beste vrienden in Workum. H. M. K. oogenblik, dat ze mij de twee oud bakken cadetjes gaf. Luister es, zei de juffrouw, je moogt tegen de baas met spreken over de verhuizing van vader, hoor. M’n broer wil dat niet hebben. Vader mag nooit buiten komen, omdat ie niet wil, dat de buren ’m zien, ’n Zieke in ’n bakkerij is geen aanbeveling, zegt-ie altijd, de klanten zouen er hun klandizie door opzeggen. Maar juffrouw, waarom laat u hem dan niet in ’n ziekenhuis brengen. Daar heeft mijn vader ook gelegen en daar is zooveel zon. Daar liggen de zieken onder glas in de zon, dat heb ik zelf gezien. ’t Ziekenhuis kost geld. - Mijn vader betaalde nooit iets. Ja maar jongen, van den arme wil de baas z’n vader niet laten ver plegen, daar is-ie veel te trotsch voor. Ik dacht daar over na, terwijl ik, met mijn bloote voeten in mijn muilen met den „zwabber“ den oven uitdweil de en schreef in myn notitieboekje ik ben al wel bijna veertien, maar ik begrijp toch nog niet, hoe iemand zich voor zijn vader schamen kan en er tegelijk te trotsch voor kan zijn“. Ik heb dit vraagstuk later aan Meester Fiek van de armenschool voorgelegd. Hij was toen zwaar ziek, dat wil zeg gen, pijn of koorts had-ie niet en daarom mocht ik by zijn ziekbed. Dop van dén Biezenhoek had altijd een streepje voor. Hij nam m’n hand en zei, toen ik hem mijn vraag voor legde Jonge, luister es goed, ik zal niet zoo lang meer leven en als 'n mensch dat zeker weet, ziet-ie de dingen anders, zuiverder dan iemand die gewoon, gezond is. Gewoonlijk scha men de menschen zich over iets, waarover ze zich feitelijk niet hoefden te schamen en zijn ze trotsch op iets waarop ze dat heelemaal niet moesten zijn, ’t< Geval met jouw baas is nog zonderlinger. Die schaamt zich heele maal niet, die is ook niet trotsch, die is alleen maar bang voor zijn porte- monnaie. ’t Is te hopen, dat Onze Lieve Heer 'm gauw mag leeren, waarover-ie zich schamen moet en waarop-ie trotsch mag zijn. Als je nog eens iets hebt, waar je geen weg mee weet, kom dan maar gerust, hoor. Ik héb nóg wat te vragen, zei ik. U kent baas Schild, niet waar, Meester Goed, heel goed, En juffrouw Claartje kent u ook? Even goed. Hoe komt ’t dan dat ze by zoo’n hagrijnigen broer blyft? Met mij is at wat anders: de politie heeft me bij Schild in den kost gedaan, ik mag niet weg kopen. Als zij goed voor d’r eigen gaat worden, wordt ze slecht voor d’r vader. Begrnp je me nou Ja, Meester, ze is 'n engel. Maar ze krijgt niet eens genoeg eten, ze komt in alles te kort. Leer van myAls je nooit voelt dat je te weinig hebt, heb je altyd veel te veel. Ik begreep 'm toen niet goed, ik dacht: dat is de koorts, die in z’n oofd zit. Maar ik heb die spreuk in flauw potlood-schrift geschreven, dik met inkt overgehaald. (Wordt vervolgd) F 1 A waarop-ie besluiten moest, een aardappelen had-ie zelf achter in i I J. -■ I i 4 4 4 4 Hofleverancier van H. M. de Koningin EISCHT DE BLAUWSTREEP ZAK1 99 99

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Friso nl | 1926 | | pagina 6