1
■a REPKO’s
J. C. REPRO
as» mrrimmm iwwwiTii'rvwvwiii in
FILTREERT
UW KOFFIE
METWEIHIG MOEITE
HET HOOGSTE GEHOT VAM
VAH NELLE’S
PAK|E5 KOFFIE
Friesche Boter drabbelko eken
In en om de stad aan de Wijmerts
VRMGT LMEH Wl FUSELIER
De tweede Moeder.
Coöp. Spaar- en Voorschotbank
BOAZ voor Workum en O» (W.A.)
1
I
IS®
GEURIGER En VOORDEELIGER
UIT5CHEMK.WDRDT
NIET DROEZIG®
FEUILLETON
HAMER GEKLOP
LEDEN genieten y2 reductie.
Vergoed wordt voor:
SPAARGELDEN 4
DEPOSITO’S
met 6 mnd. opzegging
1
T
(Wordt vervolgd).
Floris C.
Onder controle Rijksboterwet
Alleen verpakt onder onze zegelslui ting, garandeer en wy voor zuiver
Beleefd aanbevelend,
O ja, zeer veel. En mocht ge er prys op stellen,
Dan wil ’k je van Sint Ludger heel graag wat vertellen.
Dan, op zjjn weg treedt Ludger vriend’l(jk nader,
De zendeling van ’t Friesche bloed.
Hij boeit met zijn verhaal den ouden blinden vader,
Die ’t kruis van Jezus weldra valt te voet.
Nu ruischen van zyn harp gansch and’re klanken
Ook hij is zendeling,
En menigeen moest d’ oude zanger danken
Voor rjjke zegening.
....De nieuwe dag brengt hem een nieuwe reize,
Van burcht tot burcht trekt immer hij
En zwervend vindt hij brood, de oude blinde gryze,
Voor ’t albezingend lied met sehoone melody.
Maar ’t is een lied van heidensche gedachte,
Dat hij zyn hoorders biedt;
Niets anders mocht van Bernlef men verwachten
Hy kende Jezus niet.
De donder gromt in felle, zware slagen....
De zanger is in veiligheid.
Hem wordt een zetel by het haardvuur aangedragen
En weldra ruischt zyn stem in zachte lieflijkheid.
Hy zingt een lied van schoone herderinnen
Van ridders groot van moed,
Van jagers, die den dolsten rit beminnen..
Zyn harp klinkt rein en zoet....
Een trotsche burcht heft fier zyn hooge spitsen
Den donk’ren avondhemel in.
Zijn scherpe silhouet springt toe bij ’t rosse bliksemflitsen
En daarna sluit de donkerheid weer alles in.
Een blinde grijsaard treedt langs kronk’le wegen,
Een jong’ling leidt hem voort.
De nacht grijnst hen met al zyn zorgen tegen
Ontsluit, o burcht, uw poort
W
J. W. DE JONG.
H. LEENSTRA.
TJ. DE ZWART.
DRAISF1A VAH-
VALKENBURG'S
levertraan-:
LEEUWARDENS
De Kassier-Boekhouder
J. KÓORNSTRA.
Legenden en verhalen voor jonge Zuidwesthoeksche ooren,
verteld door den oud-Workumer AUCKE YNTES.
IX.
U sprak m|J van Sint Wilfried, beste Toren, maar bij ons op ’t Noord
Daar staat een school, waarop ge leest „Sint Ludger”; hebt g’ ooit van
[hem gehoord?
g<
k<
er
to
Dl
W
Ff
be
ne
aa
bü
ML
I
aa:
eii
le5
HENRY ORÉVILLE.
21.
i
W(
bel
dei
127
len
2
dez
sch
hui
a.s.
V
den naar den
omhoog hief.
Op hetzelfde oogenblik reed het
rijtuig, waarin de dokters gezeten
waren, het park in.
(Wordt vervolgd)
Blijmoedigheid is een gevolg
van goedheid en wysheid.
Bovee.
De natuur geeft al haar
kinderen iets te doen.
Lowell.
Niets is onmogelijk voor
een bereidwillig hart.
Heywood.
Hebt ge wel eens in de nabijheid
van een groote fabriek gestaan en
stil toegeluisterd naar het metalen
lied van den arbeid, dat aan honder
den werktuigen ontklinkt, het zoemen
der metaalboren, het ratelen van
machines, het geklop van^forsche
hamerslagen? Ja, vooral^dié hamer
slagen, dat hamer geklop, wekt won
derlijk mooie gedachten op, aan for-
schen, goeden arbeid, aan krachtige
inspanning, nuttig werk, aan ijveren
kracht. Het is als het ware een sym
bool van den arbeid’ sterk, moedig.
Met die hamerslagen wordt de wereld
vooruit gestuwd, steeds verder, steeds
beter. Alleen door werken, door toe-
gewijden, blijden arbeid.
Het wordt wel eens voorgesteld,
alsof de wereld er op uit is, middels
de arbeiders organisaties, om met zoo
min mogelijk arbeid, zooveel mogelijk
te verdienen, zich zooveel mogelijk
genot te verschaffen. Men kan en dit
streven der arbeiders organisaties ook
iets anders zien, namelijk een ver
weermiddel om bepaalde groepen der
menschen te beschermen tegen een
onjuiste en onevenrige verdeeling der
arbeids-prestaties. Doch wij willen
slechts dit opmerken en schakelen
daarmee alle politiek uit) dat men
VOORSCHOTTEN worden ver
leend tegen 6
REKEN1NO-COURANT
Vergoed wordt 3.6 °/o
Berekend6
Een zeer zwakke, gryze lichtstreep
vertoonde zich aan den hemel
’t was de dageraad niet, de nacht
werd alleen wat lichter, bosch en
park waren nog niet te onderscheiden,
maar men zou haast gedacht hebben,
dat er voor de vensters groote don
kere gordijnen hingen, die nog angst
wekkender waren dan de volslagen
duisternis.
’t Speet Odile, dat ze naar buiten
had gekeken en dezelfde angst, die
haar had doen rillen op den avond,
toen ze haar ambt van pleegzuster
had aanvaard, greep haar nu weer
aan. Ze wendde het hoofd om achter
haar het vertrek waar Jafifé sliep
of misschien niet sliep, dan die lange
reeks van onbewoonde kamers, vlak
vóór haar die zwijgende knaap, roer
loos terneerliggend. Zacht stond ze
op, koortsachtig bevend ging ze de
deur der ledige kamers sluiten. Terug-
keerend wierp ze een blik op Jaffé,
die op een canapé lag. Hij was dood
moe in
het beu.
Het nachtlicht achter een lichtscherm
verborgen, brandde gelijkmatig, geen
geluid, hoe zacht ook, Kon men hooren.
Edmond’s ademhaling was zoo zacht,
dat aen over hem heen moest buigen
onuitsprekelijke blijdschap op het
gelaat.
„Ik geloof ’t ook,” antwoordde ze.
„Maar zeg ’t nog niet aan Mevrouw
3rice, voordat de dokters er zijn ge
weest.”
Jaffé knikte en verwijderde zich
weer stil.
Langzaam ging Odile naar het ven
ster, dat het verst van het bed ver
wijderd was en opende het geheel.
Je heerlijke frischheid van den och
tendstond drong met de eerste zonne
stralen de kamer binnen. De jonge
vrouw vermeide zich een oogenblik
n dat licht en die vreugd, een heer
lijke bloemengeur steeg uit den tuin
op; de groote grijze wolkmassa’sder
morgenschemering waren lieflijke, met
een gouden rand omzoomde' wolkjes
geworden, die zachtkens voortzweef
den aan den azuren hemeleen door
schijnende nevel, zooals men in den
ochtend van warme, schoone zomer
dagen dikwijls bespeurt, lag nog als
een sluier over de aarde verspreid
en de vogelen zongen uit den treuren
n de boschjes van het park; een
merel vooral scheen met zingen niet
te kunnen ophouden.
„O God, ik dank u I” fluisterde
Odile, terwijl ze haar gevouwen han-
2schitterenden hemel
niet behoeft te voorspellen uit de
voortschrijdende techniek en de dui
zelingwekkende uitvindingen der
laatste tijden, dat we ten slotte zoover
zullen komen, dat één uur werken
per dag genoeg zal zijn, om al onze
behoeften te vervullen. Integendeel,
velen gelooven, dat juist door de ge
compliceerdheid van het moderne
leven, de sterke toeneming van be
hoeften en nooden, het werk zal
toenemen. Men moet dan ook in het
werk iets hoogers kunnen zien, dan
uitsluitend en alleen een middel om
ons den maag te vullen. En daartoe
zal het zeker komen. Neem maar
eens dat gevoel van groote voldoening,
van blijdschap, ja trots, dat zich ook
van den minst yverigen meester maakt
zelfs van den man die altyd beweert,
dat „werken ook zoo lekker niet is”,
wanneer hij werkelijk een knap stuk
werk heeft volbracht. Zelfs de meest
arbeidschuwe heeft wel oogenblikken
van zoodanig gevoel gekend. Waaruit
komt dit voort Hoe dit te verklaren
Het is alleen te verklaren door den
kern van „goed”, die ongeweten
en onerkend wellicht in ieder
mensch aanwezig is. En deze goede
kern, hoe diep weggestopt misschien
onder onwetendheid, wanbegrip, boos
aardige gevoelens en eigenschappen,
is het die ook den meest arbeid
schuwe het gevoel van voldoening
en vreugde geeft na een volbracht
stuk goed werk. Omdat door dit werk
nut wordt gebracht, de menschheid
gediend wordt, omdat er iets van
zelfverloochening in ligt, een element
van „dienen”. En wie dit duidelijker
gaat zien, die in het „werk” een
middel gaat zien om liefde, toewyding,
zelfverloochening, dienstvaardigheid
tot uiting te brengen en zich aldus
geestelijke waarden te verzamelen,
dien zal het ook duidelijker worden,
waarom zoovele groote denkers zoo
hoog van den arbeid dachten. Omdat
we door ons werk tegelijk aan ons
karakter arbeiden, en dit opbouwen.
Wat zeide Edison? „Werk! Breng
de geheimen van de natuur aan het
licht en gebruik ze voor het geluk
der menschheid. Kijk altijd naar de
lichtzyde van alle dingen." Emerson
zegt: „Werk in elk uur, betaald of
niet, maar zorg er voor dat ge werkt
en de belooning zal u niet kunnen
ontgaan.” Tsjekoff laat in zijn stuk
„De kersenboomgaard” zeggen: „De
menschheid gaat voorwaarts, haar
kracht volmakende. Alles wat onbe
reikbaar voor ons is nu, zal eens
nabfl en duidelijk zyn. Maar we moeten
werkenWe moeten met al onze
kracht hen, die naar waarheid zoeken,
helpen.” En onze filosoof automobiel-
fabrikant Henry Ford verklaart:
„Geld is niet belangryk. Ik kan niet
veel aan mezelf uitgeven. Niemand
kan dat. Een pak, een huis, een auto
het is niet veel dat er voor geld
te koop is. Er zijn maar twee dingen
n de wereld, die werkelijk belang
rijk zyn werk en geloof.” En is het
niet opmerkelijk, dat het ontwakende
Oosten juist zoo getroffen wordt door
den geest van het werk der Wester
lingen, hetgeen blijkt uit een artikel
van een jong Chineesch schrijver
dr. Hu Shih, die zegt: „Bij het Oosten
is kalme aanvaarding van het toebe
deeld lot, kalme aanvaarding van ar
moede het verlangen den Hemel te
behagen, geen tegenstand, verdragen
van ellende. Bij het Westen is onbe
vredigdheid met armoede, onwilligheid
om ellende te verdragen, vastbesloten
stryd, voortdurende verbetering van
de bestaande omgeving. De Wester
ling zegtDe ongelijkheden van rijk
dom en armoede, de ellende van om
standigheden. zijn alle het gevolg van
slechte instellingen, maar instellingen
kunnen verbeterd worden.”
Zei ik u niet, dat ons metalen lied
van den arbeid, wonderlijk mooie
gedachten opwekt van forschen goe
den arbeid
om haar te hooren. Telkens ging
Odile luisteren... iederen keer sterker
aangegrepen door de gedachte, dat
alles was afgeloopen.... Ze werd nu
bang voor het kind, dat in weinig
dagen zoo lang was geworden, mager
als een geraamte, met dat opgezwol
len gezicht, afschuwelyk om aan te
zien, het kind, dat ze gisteren nog
had gekust!....
De lucht werd hoe langer hoe don
kerder, men zou gezegd hebben, dat
groote ongelijke lappen daar buiten
van den hemel naar beneden hingen,
de sombere massa’s der bosschen van
een onbestemde kleur, zagen er uit
als reusachtige grafmonumenten. Een
ijskoude rilling liep Odile door de
leden in die holle kamer, met die
hooge zoldering... Ze was blijven
staan.... Eensklaps, greep de geheele
vreeselyke werkelijkheid haar aan,
ze voelde zich zoo arm, zoo verlaten,
zoo ellendig; 't was haar, alsof alles
binnen in haar en naast haar weg
zonk en alsof ze een steunpunt moest
zoeken om er zich aan vast te houden.
Ze zag daar vóór zich het bed,
sprekend gelijkend op een katafalk,
het zwakke schijnsel van het nacht
licht, den hemel vol spookgestalten
en terwijl haar hoofd duizelde, knielde
ze neer voor een crucifix, dat tegen
den wand hing.
„O, mijn God!” bad ze zacht, terwijl
zij de handen omhoog hief en tranen
uit haar oogen stroomden, „o myn
God I bewaar toch mijn zoonI k heb
hem niet ter wereld gebracht, in
m ij n armen heeft hij niet gesluimerd,
eensklaps uit en alles was vollen
leven en licht.
„Drinkenherhaalde de stem van
Edmond zeer duidelijk en helder.
Bevend en met onvaste hand schonk
Odile een weinig lauwe thee in een
kopje en bracht het aan de lippen
van den knaap. Instinctmatig richtte
by zich een weinig op om gemakke
lijker te kunnen drinken. Terwijl hij
zich weer neervleide, zocht hij een
plaatsje op, dat minder warm was en
ging, alsof hij dat prettig vond, op
zyn zij liggen.
Na een oogenblik van stilte, zei hij
zeer duidelijk: „GrootmoederOdile
stond als versteend, terwijl ze haar
ooren niet durfde gelooven.... Jaffé,
die was opgestaan, zoodra hij had
hooren spreken, naderde het bed en
antwoordde op luiden toon, want Ed
mond was doof: „Ze slaapt, beste
jongenJaffé is bij u.”
„Slaapt ze dat is goed I” vervolgde
de knaap. En zich met het gelaat naar
den wand wendend, sliep hij terstond
weer in.
Een stille, onbeschrijfelijke vreugd
deed Odile’s hart sneller kloppenze
durfde zich haast niet te bewegen,
uit vrees, dat het lieflijk droombeeld
eensklaps weer zou verdwijnen. Den
blik onafgewend op het slapend kind
gericht, bleef ze maar altijd door
luisteren en de toon van die rauwe
stem bad haar als hemelsche muziek
in de ooren geklonken.
„Mevrouw,” zei Jaffé heel zacht, „hfi
is behouden.”
Odile keerde zich snel om en keek
den wakkeren knecht aan met een
De Raad van ToezichtHet Bestuur
B. Y. WIELINGA, Voorz. J. T. DE JONG, Voorz.
F. FABER Jr., Secr.
C. R1EMERSMA.
H. HA1JTEMA.
D. FABER.
hem mij gegeven; ’t is mijn zoon en
ik heb hem lief. By zijn vader ben
ik voor hem verantwoordelijk. Wat
zal zijn vader zeggen, als ik zijn kind
hem dood teruggeef? Hij zal zeggen,
dat ik 't niet genoeg heb liefgehad,
dat een eigen moeder hem in het
even zou hebben bewaarddat deze
begrepen, geraden, uitgevonden zou
hebben, wat hem had kunnen redden,
maar dat i k ’t niet heb kunnen doen,
omdat ik een onwetend en onnut
schepsel ben. O, God ontferm u toch
over my
Zoo lag ze daar geknield ter neer
in het vernietigend besef barer mach
teloosheid, weenend zonder ’t te weten,
uitgeput en gebroken, bedroefd tot
den dood toe. De gedachte, dat ze
liever terstond zou sterven, om maar
niet te' weten, hoe alles zou afloopen,
<wam gestadig bij haar opze had de
oogen gesloten om de schrikbeelden
niet te aanschouwen, die de wreede
dageraad haar zou te zien geven en
ze bleef daar langen tijd op den grond
liggen in de verdooving barer smart
een soort van rust vindend, die veel
op slaap geleek.
Misschien had ze werkelijk wel
geslapen. Eensklaps sprong ze op.
Daar had iemand gesproken
Ze opende een weinig de oogen.
maar sloot ze terstond weer instinct
matig; een sterke, rozige lichtgloed
vervulde de geheele kamer en gaf
laar een vroolyk aanzien. Ze keek
rondom zich en zag het morgenrood
leerlijk door de vier vensters binnen-
&u y u m uivu neen uy mek gcomiujoiu, dringen. Het nachtlicht, dat zieltoogde,
maar 't ia toch m jj n zoon I Gij hebt knetterde een paar malen, ging daarop
De koehoorn aan de brug doet luid weerklinken
Een stoot, die ook de burchtheer hoort.
„Wie daar nog?” vraagt hij scherp terwijl zijn oogen blinken
En 't antwoordt luidt: „er is een zanger aan de poort.”
Die tijding kan zijn booze luim verwinnen.
„Wie is het?” luidt zijn vraag.
,’t Is Bernlef, d’ oude blinde„Laat hem binnen,
Hem hooren wij zoo graag.u
41/.
4 o/„
Nieuwe credieten ’/4 afsluitpremie.
De zittingen worden gehouden
iederen DINSDAG en VRIJDAG van G8 uur
van den knaap. Instinctmatig richtte
ig op om_gemakke-
zich weer neervleide, zocht hij
of misschien niet sliep, dan die lange
vóór haar die zwijgende knaap, roer-
op, koortsachtig bevend ging ze de
keerend wierp ze een blik op Jaffé,
geslapen..".. Ze ging weer naar
n
O
H
l
DE TOKEN
ve
rir
m<
rir
w<
AUCKE.
Ai
kim
hela
als i
wor
van
ven
het
bont
Ned
HofleTerancler v»n
H. M de Koningin MSSKSHSi
1