4 Prachtige Groote Jongens- en Meisjesboeken Wönsköffer Wat heeft Aucke vandaag voor de kleine Zuidwesthoekers? Het geheimzinnige V alutawinkeltj e. (Een detectieve-verhaal uit den Duitschen valutatijd) Concours 18 en 19’!Juli 1928, Warkum Ia wirdsje fen tank oan T.A.V.E.N.U. to Warkum. FEUILLETON. Gemengd Nieuws. Flemming Angela Brazil Wilde Kitty Mies Loman Nora’s geheim Deze kloeke boeken zijn fraai gebonden voor slechts f 1.90 verkrijgbaar in GAASTRA’S Boekhandel BEMOEDIGING. Zooeven ontvangen Grered uit Siberië e Floris C. Guimar Jörgensen Vriendschap is het eenige ding in de wereld, omtrent welks nut de heele mensch heid het eens is. CICERO. Neen!, sprak de pessimist met een niets te zien aan het valutawinkeltk en ik ging dus verder, overleggend' of ik nu maar niet rechtstreeks naar de politie zou toen ik een pen, in 1 van vriendschap? En zeide Cicero niet reeds, dat vriendschap het eenige ding in de heele wereld is, waarom trent de heele menschheid het eens is, dat het.... nuttig is een gelaat soms onherkenbaar kan veranderen en dat men zich daarmee gemakkeliik kan vergissen. Man, kijk naar die ingezonken oogenriep ik ongeduldig en geprik keld. Zie eens die holen, waarin ze zijn weggezonken. Ik zeg je, hij is het De inspecteur drukte, zonder te antwoorden, op een bel. Wie heeft deze week de sectie, waarin de Keizerstraat ligt? vroeg hij den binnentredenden agent. Agent Timmersma, mijnheer. Is hij op post? Hij zal juist op post gaan, mijn heer. Prachtig. Stuur hem dadelijk even hier I Even later werd er weer geklopt en kwam de agent Timmersma binnen. Gil hebt de sectie, waarin de Keizerstraat ligt? Ja, mijnheer. Gij weet, dat daar een Duitsch winkeltje geopend is? Juist, mijnheer. In wollen dames- en kinderartikelen. Precies. Kent gij dien man van gezicht. Beiden, meneer. Het z(jn er namelijk twee. Zeer juist. Is er iets bijzonders in hun voorkomen, naar jij weet De agent aarzelde even. Iets bizonders, mijnheer Dat zou ik niet durven zeggen. Alleen heeft een van de twee heeren nog al een uit-stekend voorhoofd. (Wordt vervolgd). Besniettelijke veeziekten. Gedurende het tijdvak van 15 t/m 22 Juli j.l. kwam het mond- en klauw zeer als volgt in ons land voorIn Friesland 85 gevallen in 19 gemeenten; Groningen 5 (3); Gelderland 9 (6); Utrecht 19 (10)Noord-Holland 233 (66)Zuid-Holland 96 (47)Noord- Brabant 12 (3)Drente 1 geval Overjjsel 1 geval, zijnde totaal 461 gevallen in 158 gemeenten. In Zeeland en Limburg kwam het mond- en klauwzeer niet voor. Runderen>export. Gedurende het tijdvak 8—14 Juli j.l. werden voor uitvoer goedgekeurd in totaal 101 gevallen, t.w. naar Duitschland 24, Portugal 3, Brazilië 1, België 73. Gedurende het tijdvak 15—21 Juli in totaal 106 runderen. Een gezin onschuldig veroordeeld. Een ernstige juridische dwaling is, naar „Het Volk" verneemt, na 40 jaar te Nancy ontdekt. Een boerenfamilie, bestaande uit man, vrouw en zoon, werd in 1888 tot 15 jaar dwangarbeid veroordeeld wegens het vermoorden van een oude weduwe. Het echtpaar stierf In de strafkolonie, de zoon keerde krankzinnig naar Frankrijk terug en stierf in een gesticht. aanklacht steunde op de verklaringen van een juffrouw, die in de nabijheid woonde. Deze laatste is thans komen verklaren, dat de moord gepleegd is gram. Zooals in menig ander sociaal I opzicht komt de kerk ook hier niet vroeg maar laat. Wij hopen nog niet te laat. Wij willen trachten een deel van de schuld der kerk af te lossen door aan de kerk een luide en scherpe stem te geven tegen den oorlog. Het christelijk geweten duldt geen oorlog, in geen enkelen vorm. Dit geweten brengt ons hier samen, besloot spr. Kenden wij Christus niet, dan zouden wij hier niet zyn. Wij weten, wie Hem, den verlosser der wereld, gezonden heeft. Ons vertrou wen is op God. Hij heeft ons tot hier toe geholpen en zal ons verder helpen. Moge zijn heiligen geest dit congres beheerschen en leiden Het congres nam de volgende re solutie aan: Het congres, enz., overwegende 1. dat de moreele grondslagen van het Christendom, zooals zij geopen baard worden in het Evangelie van Jezus Christus, in onverzoenlijke te genspraak zijn met den oorlog; 2. dat de oorlog, inzonderheid de moderne oorlogsvoering door zijnge- heele wezen alle christelijke waarden te schande maakt; 3. dat de staat, die zich ten oorlog voorbereidt en zijn burgers tot het beoefenon van het oorlogshandwerk dwingt, het systematisch ontchriste- lykt, roept alle christelijke kerken met aandrang op, het als hun heilige plicht te beschouwen; I. in principieel-anti-militaristischen zin de zonde van den oorlog en van de oorlogsvoorbereidselen te veroor- deelen en het ambt van veldpre diker onvereenigbaar te verklaren met het Evangelie II. den principieelen dienstweige raar te beschermen als iemand, die het zuiver christelijke standpunt in neemt III. de volkeren te overtuigen, dat zij nationaal behooren te ontwapenen en in plaats van het zondige vraag stuk van den oorlog, in vertrouwen op Gods hulp het vraagstuk van den vrede moeten ondernemen. 5 Ik weet niet, wat dat voor ’n soort winkeltje is, meneer, 't Benne Duit- schers en ze benne goedkoop, maar 't is me anders 'n zootje, hoorIk heb nooit zoo’n rommel gezien. En wat de twee Duitschers den heelen dag in dat zakie uitvoeren, mag Joost weten I Afijn, u zal tot de volgende week moeten wachten, dan komt er weer goed, hebben ze gezeid. Dag, juffrouw uw boodschappen staan al klaar, hoor De laatste woorden waren bestemd voor de juffrouw, die inmiddels ge naderd was. Ik hield op te bestaan voor de spraakzame buurvrouw en bleef alleen op straat achter. Er was niets te zien aan het valutawinkeltie en ik ging dus verder, overleggende of ik nu maar niet rechtstreeks naar de politie zou gaan. Deze vraag werd door de omstandigheden beslist, want laar minuten had geloo- l gedachten verdiept, groette een voorbijganger m(j met 'n joviaal „Bonjour" I Ik keek op I het was de inspecteur van politie Mole- laan. uitmaken of ik me al dan niet vergis vroeg ik verbaasd. Heel eenvoudig, antwoordde hy lakoniek. Wy bewaren alle buiten en binnenlandsche plakaten in ons archief. Daar het zooals je zegt, een groote inbraak geweest is, zullen we het plakaatook wel hebben ontvangen. En dan zullen we het spoedig vinden. We gingen naar het hoofdbureau van politie. Is inspecteur Langelink op z(jn bureau vroeg de inspecteur aan den salueerenden agent bij den ingang. Ik geloof het wel, meneer, ant woordde de man. Mooi. Wil je hier even wachten verzocht de inspecteur my, nadat hy me in een spreekkamertje had gelaten, jaar gehuurd met drie maanden voor- Ik hoop spoedig terug te zyn. Hy was inderdaan reeds na v(jf of zes minuten terug met’n opgevouwen blad papier in de hand. voila, zeide hy, het papier open vouwend en my voor de oogen houdend. En daar, aan den linkerkant, keek m(j de man uit de Keizerstraat met ztyn diep-liggende oogen aan zooals hy m(j in November van het vorig jaar had aangestaard vanaf de Beriynsche reclamezuil. Alleen was dat gezicht baardeloos. Juistriep ik, min of meer in sensatie. Dat is hetzelfde plakaat en dat is de manMaar tegenwoordig heeft hij snor en baard. Hm, zeide inspecteur Moleman, die blijkbaar niet te snel overtuigd wilde z(jn. Je weet, dat baardgroei 27. Het briefje. De verborgen Nederlandsche wateren in no. 23 vind je op deze wijze: „Als je LEKker EEt op een warmen dag, is het niet vrEEMd dat je SCHIElijkinDOMMELt.” Vandaag geen raadsels. 28. Een engel met een blauwkatoenen schort. Er was eens een jongentje, dat aan zijn Moeder vroeg, of er ook engelen waren. „Dat moet zeker zoo zijn,” antwoordde de Moeder, „want de Bybel spreekt er van.” Het kind wilde nu den weg op, om een engel te ont moeten. Zyn moeder ging mee. Zij was maar een een voudige vrouw en droeg een blauw-katoenen schort. De jongen liep hard vooruit. Daar kwam een wagen laan. Een ryk gekleede dame zat er in. Het kind hield Ide hand omhoog en de wagen stond stil. „Bent U een I engel vroeg de knaap. De dame werd boos en de paarden werden aangespoord, den verloren tijd weer in te halen. Zij bleek géén engel te zyn. Toen kwam er een meisje. Ze droeg een prachtig wit kleedje. Dit is zeker een engel, dacht de knaap. Hij vroeg het haar. Zij bleek zeer getroffen door die lieve vraag. Ze nam het kind op, maar toen ze zag dat haar mooie kleeren door zijn stoffige schoenen waren bevuild, zette ze hem vlug weer neer. Ze sprak een paar beknorrende woor den. Zy bleek óok al géén engel te zyn. Verdrietig ging I het kind op den weg liggen. Moeder vond het kind daar. Ze nam het op en vertroetelde het. Daar schoot het kind een gedachte door het kleine hoofd. „U bent toch geen engel, moeder?” zeide hy. Moeder lachte. „Wie heeft ooit gehoord,” zeide ze, „van een engel, die een blauw-katoenen schort draagt.” 29. De oude dag. De oude Berend kon zijn kost niet meer verdienen. De diakens van Ingwert hadden hem daarom in het armhuis een kamertje afgestaan. Daar woonden ook twee oude vrouwen, Hiltje en Baaie. Die konden goed 1 men moet my niet aan boord komen, met al die verwijfde praatjes over vriendelijkheid, over bemoedigende woorden voor menschen om ons heen, ik houd niet van dat weeke gedoe. Ieder voor zich, werken en mond houden, dat is mijn leus. Waarom moet ik „dank je” zeggen, als iemand iets doet, waarvoor hij betaald wordt, zyn plicht? Wat willen die menschen toch, die zouden willen, dat je voor het minste geringste „dank je” zegt, en wenschen, dat je een timmerman prijst, als hij iets goed maakt, wat toch zijn vak is? Of een smid, of een metselaar, of een loopjongen, of een pakhuisknecht Waarom Wat willen ze toch, met hun woorden van be moediging? Ja, wat willen ze toch? Wel, in de eerste plaats, om met J. Penney te spreken, zijn er zoo- velen, die het graag hooren. Werkelijk, de meeste van ons brooze stervelingen hebben het graag. In de tweede plaats, het geeft blijk van een groot moedige natuur van de zijde van dengeen, die de bemoedigende woor den zegt. Ten derde, verzekert het over het algemeen een goede samen werking, die de menschen samenbindt mei ijzeren banden. Nu is er een zekere geesteshouding, die rondloopt met de dwaze gedachte, dat het prijzen van een ander voor verricht werk, of een bewezen dienst die de moeite waard is, een blijk is van verwijfdheid aan de zijde van den pryzer. Soms wordt ook de gedachte geuit, dat het niet noodig is, iemand te prijzen omdat hij zyn plicht doet, en verder, dat door dit te doen, hij wel eens kon opzwellen van eigendunk. Maar, het „eischteen grooter, meer onzelfzuchtig menschom’n lofwoorduitte spreken, dan om er een te ontvangen. En het is geen blijk van stupiditeit of ver wijfdheid om het te zeggen of te wenschen”. Hebt ge er wel eens over nagedacht, dat de eenige werkelijke satisfactie die de meeste menschen ontvangen voor hun getrouwheid, is een woord van lof? Hebt ge er wel eens over nagedacht, wat het betee- kent voor den nederigen zwoeger in de honderden vergeten hoeken, om „dank U” tegen hem te zeggen Heeft trachten te smeden met ijzeren banden het zyn beker niet verzoet en zijn - - last verlicht, toengeUw waardeering zegde aan hem, voor hetgeen hij deed of trachtte te doen? Er zyn harten die ernaar hongeren, om ons te hooren zeggen, dat ze goed doen. Ik hoor een oogje houden op Berend’s huishoudinkje. De diakens verstrekten brood en een weinig geld. Er waren boeren die de oudjes niet vergaten, wanneer de aardappelen gerooid en de varkens geslacht werden. En verder: Berend zorgde voor alle heggen en lindeboomen in de buurt. Die bezigheid was hem volkomen toevertrouwd. Een kleine vergoeding verstrekte Berend tot een zak cent. Och, Berend was met zoo weinig gelukkig. Gezel lig waren de avonduren die hy sleet met zijn buur vrouwtjes. Hij was van zulk een blymoedigen aard, dat hij anderen mede uit de zorgen ophief. Maar de dagen kwamen dat zyn levenslampje ging flakkeren. Hij werd blind en gebrekkig. De zorg van de vrouwtjes verdub belde, maar ze konden hem tenslotte niet meer verple gen. Berend zou naar zijn dochter gaan, die buiten Ing wert woonde. Dat ging hem zeer aan zijn hart en vóór zijn vertrek deed hij zijn laatste verzoek: „Heeren”, zoo zeide hy tegen de diakens, „u hebt het altijd goed bedoeld met me. Wat ge nu met my doet, is ook goed, maar ik zou toch zoo gaarne willen, dat, wanneer ik sterf, ik naast myn vrouw begraven zou mogen worden, daar tegen de noordkant van de kerk.” Men beloofde het hem en toen men hem eenig geld wilde geven, dankte hy. „Aan dat goed heb ik geen gebrek meer”, zeide hij. Berend heeft het toen niet lang meer gemaakt. Een oude boom laat zich niet zoo gemakkelijk verplan ten. Op een morgen vond zijn dochter hem, gestorven, met een glimlach van vrede op het gelaat. Vanuit het kamertje van Hiltje en Baaie in het Ingwerter armen huis is Berend begraven. Acht jonge mannen verzochten hem naar zijn laatste plekje op aarde te mogen brengen. Het was winter toen de Ingwerter doodsklok luidde. Rondom het kerkhof stonden de boomen, zoovele jaren door Berend verzorgd, in een glinsterend winterkleed. En Berend was in het Hus-Boppe, waarover hy altijd mijmerde, niet blind meer en niet meer behoeftig. Naar Dr. G. A. Wumkes: „Fen in Aldmantsje”. het zelf soms graag. Ik houd ervan, het in myn gezin, en onder myn verwanten toe te passen. Neem eens aan, dat we het allen eens probeerden op grooter schaal in onze gezinnen, in onze maatschappelijke relaties, en in onze zakenbedrijvigheid.... Het zal ons zeker geen geestelijke verarming kosten of zielsvernedering.... In staat te zyn, het werk en de waarde van een ander te waardeeren, is een fijne geestelijke evenwichtigheid, en die waardeering uit te spreken is.... normaal voor de ontplooiing van een grootmoedigen en edelmoedigen geest. Wel pessimist, weet ge nu, „wat ze willen En het fijne is, er zijn er reeds zooveel, van die „bemoedigers”, die niet bang zijn, een woord van lof óf opmontering, van dank of waardeering te zeggen, dat een balsem kan zijn voor een ontmoedigd, terneergeslagen mensch. Er is, zegt een overzeesch scribent heel mooi, juist in dit verband, een wereld wijde vereeniging,.... die nooit georganiseerd werd, zonder formeele constitutie en reglementen, die nooit vergadert, geen notulen houdt, en bestaan heeft van het begin der tijden af, en verzekerd is van onsterfelijkheid. Zij wordt nooit ver daagd of gaat nooit op recès, heeft geen geheime teekens, geen rituaal, toch neemt haar ledental voortdurend toe en haar werk bloeit onder alle luchten en onder ieder ras en geloof onder den hemel.... De naam van deze uni verseele vereeniging is niet officieel maar slechts beschrijvend, en, daar zij uitsluitend bestaat voor het doel om de bedroefden op te monteren, de teleurgestelden, de zorgelijken, de zieken en de ouden, zou men ervan kunnen spreken als van de vereeni ging der bemoedigers.... deze alom vattende vereeniging is het glorieuze gezelschap van al diegenen, die op eenigerlei manier zoeken het leven vroolyker te maken voor de minder fortuinlijken der menschelijke fami lie Zijn zy het niet, deze bemoedigers, die de heele menschheid aaneen It wier dan de 18de fen forige moanne, Al yntiids mei kraeijen fen ’e hoanne. Dat we mei us Sjongkoar foeren oer 't wetter, Mei waer sa moaiit koe hast net better. De T.A.V.E.N.U. jowch nou twa trefiike dagen, Fen sang en musyk nei elts syn wolbehagen. En omdat Dryls net sa fier fen Warkum leit fendinne, Woe üs Sjongkoar der nou mar op 't aventuur hinne. En siker üs folkje net moedloas fen sinnen, Ha fen efteren beskoge net tinke doch kinnen, Om in lste prys der by jimme te krijen, Temear sunder aksje, stjitten en lijen. Wy bringe hilde en tank for dy gloarje; De prys bliuwt trou by üs yn memoarje. Net sa maklik scil de dei üs forjitte, En mei graechte sjug’ we soks wer tomjitte J. H. v. d. GOOT, Skriuwer fen 't Tjerkekoar, Drylst. Dinsdagmiddag te ongeveer vier uur werd ter kennis van de politie te Groningen gebracht, dat er in het tijdelijk onbewoonde perceel van ds. Coolsma, Sterreboschstraat 20, iemand was binnengedrongen. Een inspecteur der recherche en een rechercheur spoedden zich derwaarts en zagen dat in den tuin van den van ds. “Coorsma drie dames man vasthielden. Zij riepen luid om politiehulp. De recherche nam den man in arrest. Het bleek te z(jn de 18-jarige bakkersknecht H. S. Hij had den dag doorgebracht in het huis van ds. Coolsma en was deels gekleed in kleeren toebehoorende aan een der zoons. Ook had hij zich te goed gedaan aan eetbare waar. Een van de drie dames, die den inbreker hadden gearresteerd, was den jongeman op z(jn vlucht door de tuinen over een schutting gevolgd. Kordaat optreden! Het internationaal congres van anti-militarische predikanten. In Amsterdam is een internationaal congres van anti-militaristische predi kanten gehouden. Prof. Heering, die de openingsrede sprak, zei o.a.Wij allen strijden in eigen land tegen het militarismehet eene land moet het andere in dezen strijd aanvurenzon der deze nationale werkwijze wordt op internationaal gebied niets bereikt. Zy, die ons daarom slechte patriotten noemen (ons patriotisme is slechts van anderen aard), kunnen thans aan onzen gemeenschappelyken arbeid zien, als zij zien willen, dat wy niets anders zoeken dan dat koninkryk, waarvan ten slotte ook alle nationale heil afhankelyk is. Wij zjjn hier niet samengekomen, om redevoeringen te houden, en nog minder als debating club. Onze besprekingen dienen om den grondslag vast te maken, waarop onze toekomstige arbeid verricht moet worden. De wereldoorlog heeft de meesten onzer overvallen. Thans hebben wy ons rekenschap gegeven en onze po sitie bepaald. Een volgende oorlog mag ons niet onvoorbereid vinden. Bij sommige volken, vooral in de mocratische en socialistische kringen is ’t anti-militarisme ontwaaktin enkele kleine landen staat nationale ontwapening reeds op het partijpro- trek van af keer om zijn lippen. Neen, Augustus 1928. Diep in gedachten? vroeg hij ontmoet hem herhaaldelyk. Een Toen ik had uitgesproken, zweeg hij ■_"L 11 2__ 1 poos, het pasgeboorde nieuws te°spreken. Toen was myn besluit I overdenkende. Toen zeide hy genomen. Die twee Duitschers zijn nog pas moet interesseeren, antwoordde I volkomen in orde. Ik heb gehoord, Hjj meende dat ik schertste en trok zoek heeft ontvangen van een paar trok hem mee naar den overkant van over oneerlijke concurrentie van de straat, waar het stil was. L j er niets aan geen sprake was kort. Ik acht me verplicht, de zaak zin der wet. Het is^ ook geen vliegen- 1 juist op weg naar het politiebureau, toen Jij me aansprak..Het is een zaak inleggen. h(j bemerkte dat het m: op twee Kilometer afstand van de woning der onschuldig veroordeelde familie en dat zij den moord heeft zien plegen. Eenige Limburgsche mijnen over 25 jaar uitgeput. De R.-K. Kiesvereeniging te Kerk- rade nam een motie aan, waarin het gemeentebestuur wordt verzocht, te informeeren naar de juistheid der beweringen, als zouden sommige Zuid- Limburgsche mflnen over 25 jaar zijn uitgeput. Op heeterdaad betrapt. d ter kennis van de politie onbewoonde perceel van iemand was binnengedrongen. Een l_jpecteur der recherche en een rechercheur spoedden zich derwaarts en zagen dat in den tuin van den heer Tinga, grenzend aan den tuin 1 een Diep in gedachten vroeg hij Hy luisterde met gespannen aan glimlachend. Ik ken hem sinds lang dacht, nu en dan een vraag stellend, en m oogenblik keek ik hem aan" zonder leen Die twee Duitschers zijn nog pas Ja. Óver een zaak, die de politie kort hier. Hun passen en visa waren zeer moet interesseeren, antwoordde volkomen in orde. Ik heb gehoord, ik. dat de burgejneester eergisteren be- Hjj meende dat ik schertste en trok zoek heeft ontvangen van een paar glimlachend de wenkbrauwen op. bestuursleden der middenstandsver- Doch ik nam hem bjj den arm en I eeniging, die zich hebben beklaagd .-J. X. Duitschers. "Maar de burgemeester Luisterik maak geen gekheid, I heeft hun gezegd, dat h(j het gaat om een Duitschen bankroo- kon doen, omdat er gee ver, die hier in de stad woont, sinds van oneerlijke concurrentie in den aan jullie mede te deelen en ik was de winkel, want het huis is voor een Set is een zaak uitbetaling. Dus jjj denkt, dat een van van ëelang en jullie kunt er eer mee die twee Duitschers de dader is van een grooten bankinbraak in Berlijn? was ernstig geworden, zoodra Ik weet het zeker. Hjj is de man, rkte dat het geen grapje van wiens portret op dat plakaat stond was. De persoonlijke vriend van Je begrijpt, dat de heele zaak mij scheen in zijn persoon terug te een zeepbel is, als jfi je mocht ver wijken voor den politieman. Z(jn ge- gissen in die gelijkenis. gelaat werd strak en zakelijk en de Zonder twijfel. Maar ik weet oogen keken scherp en stroef. absoluut, dat ik me niet vergis. De Wat is er zeide hy. Wacht, la- man, die in dat Duitsche plakaat als ten we op het plein gaan. Daar is het de hoofdschuldige werd aangewezen, rustig. is dezelfde man, die dat winkeltje in Wy gingen door een zijstraatje en de Keizerstraat heeft. kwamen op het groote, holle plein, Nu, we zullen dat vermoedelijk waar de oude, groote kerk staat. En binnen tien minuten kunnen uitmaken, daar, onder de boomen, soms stil Wil je even mee gaan naar het bu- staande. soms langzaam opwandelend, reau bracht ik hem van alles op de hoogte. I Heel graag. Maar hoe wil je rbi VT7 igi

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Friso nl | 1928 | | pagina 4