4 Prachtige Groote
Jongens- en Meisjesboeken
Wönsköffer
Wat heeft Aucke vandaag voor de kleine Zuidwesthoekers?
Het geheimzinnige
V alutawinkeltj e.
(Een detectieve-verhaal uit den
Duitschen valutatijd)
Concours 18 en 19’!Juli 1928, Warkum
Ia wirdsje fen tank oan T.A.V.E.N.U.
to Warkum.
FEUILLETON.
Gemengd Nieuws.
Flemming
Angela Brazil
Wilde Kitty
Mies Loman
Nora’s geheim
Deze kloeke boeken zijn
fraai gebonden
voor slechts f 1.90
verkrijgbaar in
GAASTRA’S Boekhandel
BEMOEDIGING.
Zooeven ontvangen
Grered uit Siberië
e
Floris C.
Guimar Jörgensen
Vriendschap is het eenige
ding in de wereld, omtrent
welks nut de heele mensch
heid het eens is. CICERO.
Neen!, sprak de pessimist met een
niets te zien aan het valutawinkeltk
en ik ging dus verder, overleggend'
of ik nu maar niet rechtstreeks naar
de politie zou
toen ik een
pen, in 1
van vriendschap? En zeide Cicero
niet reeds, dat vriendschap het eenige
ding in de heele wereld is, waarom
trent de heele menschheid het eens
is, dat het.... nuttig is
een gelaat soms onherkenbaar kan
veranderen en dat men zich daarmee
gemakkeliik kan vergissen.
Man, kijk naar die ingezonken
oogenriep ik ongeduldig en geprik
keld. Zie eens die holen, waarin ze
zijn weggezonken. Ik zeg je, hij is het
De inspecteur drukte, zonder te
antwoorden, op een bel.
Wie heeft deze week de sectie,
waarin de Keizerstraat ligt? vroeg
hij den binnentredenden agent.
Agent Timmersma, mijnheer.
Is hij op post?
Hij zal juist op post gaan, mijn
heer.
Prachtig. Stuur hem dadelijk
even hier I
Even later werd er weer geklopt
en kwam de agent Timmersma binnen.
Gil hebt de sectie, waarin de
Keizerstraat ligt?
Ja, mijnheer.
Gij weet, dat daar een Duitsch
winkeltje geopend is?
Juist, mijnheer. In wollen dames-
en kinderartikelen.
Precies. Kent gij dien man van
gezicht.
Beiden, meneer. Het z(jn er
namelijk twee.
Zeer juist. Is er iets bijzonders
in hun voorkomen, naar jij weet
De agent aarzelde even.
Iets bizonders, mijnheer Dat zou
ik niet durven zeggen. Alleen heeft
een van de twee heeren nog al een
uit-stekend voorhoofd.
(Wordt vervolgd).
Besniettelijke veeziekten.
Gedurende het tijdvak van 15 t/m
22 Juli j.l. kwam het mond- en klauw
zeer als volgt in ons land voorIn
Friesland 85 gevallen in 19 gemeenten;
Groningen 5 (3); Gelderland 9 (6);
Utrecht 19 (10)Noord-Holland 233
(66)Zuid-Holland 96 (47)Noord-
Brabant 12 (3)Drente 1 geval
Overjjsel 1 geval, zijnde totaal 461
gevallen in 158 gemeenten.
In Zeeland en Limburg kwam het
mond- en klauwzeer niet voor.
Runderen>export.
Gedurende het tijdvak 8—14 Juli
j.l. werden voor uitvoer goedgekeurd
in totaal 101 gevallen, t.w. naar
Duitschland 24, Portugal 3, Brazilië
1, België 73.
Gedurende het tijdvak 15—21 Juli
in totaal 106 runderen.
Een gezin onschuldig veroordeeld.
Een ernstige juridische dwaling is,
naar „Het Volk" verneemt, na 40 jaar
te Nancy ontdekt. Een boerenfamilie,
bestaande uit man, vrouw en zoon,
werd in 1888 tot 15 jaar dwangarbeid
veroordeeld wegens het vermoorden
van een oude weduwe. Het echtpaar
stierf In de strafkolonie, de zoon
keerde krankzinnig naar Frankrijk
terug en stierf in een gesticht.
aanklacht steunde op de verklaringen
van een juffrouw, die in de nabijheid
woonde. Deze laatste is thans komen
verklaren, dat de moord gepleegd is
gram. Zooals in menig ander sociaal
I opzicht komt de kerk ook hier niet
vroeg maar laat. Wij hopen nog niet
te laat. Wij willen trachten een deel
van de schuld der kerk af te lossen
door aan de kerk een luide en scherpe
stem te geven tegen den oorlog.
Het christelijk geweten duldt geen
oorlog, in geen enkelen vorm.
Dit geweten brengt ons hier samen,
besloot spr. Kenden wij Christus niet,
dan zouden wij hier niet zyn. Wij
weten, wie Hem, den verlosser der
wereld, gezonden heeft. Ons vertrou
wen is op God. Hij heeft ons tot hier
toe geholpen en zal ons verder
helpen. Moge zijn heiligen geest dit
congres beheerschen en leiden
Het congres nam de volgende re
solutie aan:
Het congres, enz., overwegende
1. dat de moreele grondslagen van
het Christendom, zooals zij geopen
baard worden in het Evangelie van
Jezus Christus, in onverzoenlijke te
genspraak zijn met den oorlog;
2. dat de oorlog, inzonderheid de
moderne oorlogsvoering door zijnge-
heele wezen alle christelijke waarden
te schande maakt;
3. dat de staat, die zich ten oorlog
voorbereidt en zijn burgers tot het
beoefenon van het oorlogshandwerk
dwingt, het systematisch ontchriste-
lykt, roept alle christelijke kerken
met aandrang op, het als hun heilige
plicht te beschouwen;
I. in principieel-anti-militaristischen
zin de zonde van den oorlog en van
de oorlogsvoorbereidselen te veroor-
deelen en het ambt van veldpre
diker onvereenigbaar te verklaren
met het Evangelie
II. den principieelen dienstweige
raar te beschermen als iemand, die
het zuiver christelijke standpunt in
neemt
III. de volkeren te overtuigen, dat
zij nationaal behooren te ontwapenen
en in plaats van het zondige vraag
stuk van den oorlog, in vertrouwen
op Gods hulp het vraagstuk van den
vrede moeten ondernemen.
5
Ik weet niet, wat dat voor ’n soort
winkeltje is, meneer, 't Benne Duit-
schers en ze benne goedkoop, maar
't is me anders 'n zootje, hoorIk heb
nooit zoo’n rommel gezien. En wat de
twee Duitschers den heelen dag in
dat zakie uitvoeren, mag Joost weten I
Afijn, u zal tot de volgende week
moeten wachten, dan komt er weer
goed, hebben ze gezeid. Dag, juffrouw
uw boodschappen staan al klaar,
hoor
De laatste woorden waren bestemd
voor de juffrouw, die inmiddels ge
naderd was. Ik hield op te bestaan
voor de spraakzame buurvrouw en
bleef alleen op straat achter. Er was
niets te zien aan het valutawinkeltie
en ik ging dus verder, overleggende
of ik nu maar niet rechtstreeks naar
de politie zou gaan. Deze vraag werd
door de omstandigheden beslist, want
laar minuten had geloo-
l gedachten verdiept,
groette een voorbijganger m(j met 'n
joviaal „Bonjour" I Ik keek op I het
was de inspecteur van politie Mole-
laan.
uitmaken of ik me al dan niet vergis
vroeg ik verbaasd.
Heel eenvoudig, antwoordde hy
lakoniek. Wy bewaren alle buiten
en binnenlandsche plakaten in ons
archief. Daar het zooals je zegt, een
groote inbraak geweest is, zullen we
het plakaatook wel hebben ontvangen.
En dan zullen we het spoedig vinden.
We gingen naar het hoofdbureau
van politie.
Is inspecteur Langelink op z(jn
bureau vroeg de inspecteur aan den
salueerenden agent bij den ingang.
Ik geloof het wel, meneer, ant
woordde de man.
Mooi. Wil je hier even wachten
verzocht de inspecteur my, nadat hy
me in een spreekkamertje had gelaten,
jaar gehuurd met drie maanden voor- Ik hoop spoedig terug te zyn.
Hy was inderdaan reeds na v(jf of
zes minuten terug met’n opgevouwen
blad papier in de hand.
voila, zeide hy, het papier open
vouwend en my voor de oogen
houdend. En daar, aan den linkerkant,
keek m(j de man uit de Keizerstraat
met ztyn diep-liggende oogen aan
zooals hy m(j in November van het
vorig jaar had aangestaard vanaf de
Beriynsche reclamezuil. Alleen was
dat gezicht baardeloos.
Juistriep ik, min of meer in
sensatie. Dat is hetzelfde plakaat en
dat is de manMaar tegenwoordig
heeft hij snor en baard.
Hm, zeide inspecteur Moleman,
die blijkbaar niet te snel overtuigd
wilde z(jn. Je weet, dat baardgroei
27. Het briefje.
De verborgen Nederlandsche wateren in no. 23 vind
je op deze wijze: „Als je LEKker EEt op een warmen
dag, is het niet vrEEMd dat je SCHIElijkinDOMMELt.”
Vandaag geen raadsels.
28. Een engel met een blauwkatoenen schort.
Er was eens een jongentje, dat aan zijn Moeder vroeg,
of er ook engelen waren. „Dat moet zeker zoo zijn,”
antwoordde de Moeder, „want de Bybel spreekt er van.”
Het kind wilde nu den weg op, om een engel te ont
moeten. Zyn moeder ging mee. Zij was maar een een
voudige vrouw en droeg een blauw-katoenen schort.
De jongen liep hard vooruit. Daar kwam een wagen
laan. Een ryk gekleede dame zat er in. Het kind hield
Ide hand omhoog en de wagen stond stil. „Bent U een
I engel vroeg de knaap. De dame werd boos en de
paarden werden aangespoord, den verloren tijd weer
in te halen. Zij bleek géén engel te zyn. Toen kwam
er een meisje. Ze droeg een prachtig wit kleedje. Dit
is zeker een engel, dacht de knaap. Hij vroeg het haar.
Zij bleek zeer getroffen door die lieve vraag. Ze nam
het kind op, maar toen ze zag dat haar mooie kleeren
door zijn stoffige schoenen waren bevuild, zette ze hem
vlug weer neer. Ze sprak een paar beknorrende woor
den. Zy bleek óok al géén engel te zyn. Verdrietig ging
I het kind op den weg liggen. Moeder vond het kind daar.
Ze nam het op en vertroetelde het. Daar schoot het
kind een gedachte door het kleine hoofd. „U bent toch
geen engel, moeder?” zeide hy. Moeder lachte. „Wie
heeft ooit gehoord,” zeide ze, „van een engel, die een
blauw-katoenen schort draagt.”
29. De oude dag.
De oude Berend kon zijn kost niet meer verdienen.
De diakens van Ingwert hadden hem daarom in het
armhuis een kamertje afgestaan. Daar woonden ook
twee oude vrouwen, Hiltje en Baaie. Die konden goed
1 men moet my niet aan boord komen,
met al die verwijfde praatjes over
vriendelijkheid, over bemoedigende
woorden voor menschen om ons heen,
ik houd niet van dat weeke gedoe.
Ieder voor zich, werken en mond
houden, dat is mijn leus. Waarom
moet ik „dank je” zeggen, als iemand
iets doet, waarvoor hij betaald wordt,
zyn plicht? Wat willen die menschen
toch, die zouden willen, dat je voor
het minste geringste „dank je” zegt,
en wenschen, dat je een timmerman
prijst, als hij iets goed maakt, wat
toch zijn vak is? Of een smid, of een
metselaar, of een loopjongen, of een
pakhuisknecht Waarom Wat willen
ze toch, met hun woorden van be
moediging?
Ja, wat willen ze toch?
Wel, in de eerste plaats, om met
J. Penney te spreken, zijn er zoo-
velen, die het graag hooren. Werkelijk,
de meeste van ons brooze stervelingen
hebben het graag. In de tweede
plaats, het geeft blijk van een groot
moedige natuur van de zijde van
dengeen, die de bemoedigende woor
den zegt. Ten derde, verzekert het
over het algemeen een goede samen
werking, die de menschen samenbindt
mei ijzeren banden. Nu is er een
zekere geesteshouding, die rondloopt
met de dwaze gedachte, dat het prijzen
van een ander voor verricht werk,
of een bewezen dienst die de moeite
waard is, een blijk is van verwijfdheid
aan de zijde van den pryzer. Soms
wordt ook de gedachte geuit, dat het
niet noodig is, iemand te prijzen
omdat hij zyn plicht doet, en verder,
dat door dit te doen, hij wel eens kon
opzwellen van eigendunk. Maar, het
„eischteen grooter, meer onzelfzuchtig
menschom’n lofwoorduitte spreken,
dan om er een te ontvangen. En het
is geen blijk van stupiditeit of ver
wijfdheid om het te zeggen of te
wenschen”. Hebt ge er wel eens over
nagedacht, dat de eenige werkelijke
satisfactie die de meeste menschen
ontvangen voor hun getrouwheid, is
een woord van lof? Hebt ge er wel
eens over nagedacht, wat het betee-
kent voor den nederigen zwoeger in
de honderden vergeten hoeken, om
„dank U” tegen hem te zeggen Heeft trachten te smeden met ijzeren banden
het zyn beker niet verzoet en zijn - -
last verlicht, toengeUw waardeering
zegde aan hem, voor hetgeen hij deed
of trachtte te doen? Er zyn harten
die ernaar hongeren, om ons te hooren
zeggen, dat ze goed doen. Ik hoor
een oogje houden op Berend’s huishoudinkje. De diakens
verstrekten brood en een weinig geld. Er waren boeren
die de oudjes niet vergaten, wanneer de aardappelen
gerooid en de varkens geslacht werden. En verder:
Berend zorgde voor alle heggen en lindeboomen in de
buurt. Die bezigheid was hem volkomen toevertrouwd.
Een kleine vergoeding verstrekte Berend tot een zak
cent. Och, Berend was met zoo weinig gelukkig. Gezel
lig waren de avonduren die hy sleet met zijn buur
vrouwtjes. Hij was van zulk een blymoedigen aard, dat
hij anderen mede uit de zorgen ophief. Maar de dagen
kwamen dat zyn levenslampje ging flakkeren. Hij werd
blind en gebrekkig. De zorg van de vrouwtjes verdub
belde, maar ze konden hem tenslotte niet meer verple
gen. Berend zou naar zijn dochter gaan, die buiten Ing
wert woonde. Dat ging hem zeer aan zijn hart en vóór
zijn vertrek deed hij zijn laatste verzoek: „Heeren”,
zoo zeide hy tegen de diakens, „u hebt het altijd goed
bedoeld met me. Wat ge nu met my doet, is ook goed,
maar ik zou toch zoo gaarne willen, dat, wanneer ik
sterf, ik naast myn vrouw begraven zou mogen worden,
daar tegen de noordkant van de kerk.” Men beloofde
het hem en toen men hem eenig geld wilde geven,
dankte hy. „Aan dat goed heb ik geen gebrek meer”,
zeide hij. Berend heeft het toen niet lang meer gemaakt.
Een oude boom laat zich niet zoo gemakkelijk verplan
ten. Op een morgen vond zijn dochter hem, gestorven,
met een glimlach van vrede op het gelaat. Vanuit het
kamertje van Hiltje en Baaie in het Ingwerter armen
huis is Berend begraven. Acht jonge mannen verzochten
hem naar zijn laatste plekje op aarde te mogen brengen.
Het was winter toen de Ingwerter doodsklok luidde.
Rondom het kerkhof stonden de boomen, zoovele jaren
door Berend verzorgd, in een glinsterend winterkleed.
En Berend was in het Hus-Boppe, waarover hy altijd
mijmerde, niet blind meer en niet meer behoeftig.
Naar Dr. G. A. Wumkes: „Fen in Aldmantsje”.
het zelf soms graag. Ik houd ervan,
het in myn gezin, en onder myn
verwanten toe te passen. Neem eens
aan, dat we het allen eens probeerden
op grooter schaal in onze gezinnen,
in onze maatschappelijke relaties, en
in onze zakenbedrijvigheid.... Het zal
ons zeker geen geestelijke verarming
kosten of zielsvernedering.... In staat
te zyn, het werk en de waarde van
een ander te waardeeren, is een
fijne geestelijke evenwichtigheid, en
die waardeering uit te spreken is....
normaal voor de ontplooiing van
een grootmoedigen en edelmoedigen
geest.
Wel pessimist, weet ge nu, „wat
ze willen
En het fijne is, er zijn er reeds
zooveel, van die „bemoedigers”, die
niet bang zijn, een woord van lof óf
opmontering, van dank of waardeering
te zeggen, dat een balsem kan zijn
voor een ontmoedigd, terneergeslagen
mensch. Er is, zegt een overzeesch
scribent heel mooi, juist in dit verband,
een wereld wijde vereeniging,.... die
nooit georganiseerd werd, zonder
formeele constitutie en reglementen,
die nooit vergadert, geen notulen
houdt, en bestaan heeft van het begin
der tijden af, en verzekerd is van
onsterfelijkheid. Zij wordt nooit ver
daagd of gaat nooit op recès, heeft
geen geheime teekens, geen rituaal,
toch neemt haar ledental voortdurend
toe en haar werk bloeit onder alle
luchten en onder ieder ras en geloof
onder den hemel.... De naam van deze
uni verseele vereeniging is niet officieel
maar slechts beschrijvend, en, daar
zij uitsluitend bestaat voor het doel
om de bedroefden op te monteren,
de teleurgestelden, de zorgelijken, de
zieken en de ouden, zou men ervan
kunnen spreken als van de vereeni
ging der bemoedigers.... deze alom
vattende vereeniging is het glorieuze
gezelschap van al diegenen, die op
eenigerlei manier zoeken het leven
vroolyker te maken voor de minder
fortuinlijken der menschelijke fami
lie
Zijn zy het niet, deze bemoedigers,
die de heele menschheid aaneen
It wier dan de 18de fen forige moanne,
Al yntiids mei kraeijen fen ’e hoanne.
Dat we mei us Sjongkoar foeren oer 't wetter,
Mei waer sa moaiit koe hast net better.
De T.A.V.E.N.U. jowch nou twa trefiike dagen,
Fen sang en musyk nei elts syn wolbehagen.
En omdat Dryls net sa fier fen Warkum leit fendinne,
Woe üs Sjongkoar der nou mar op 't aventuur hinne.
En siker üs folkje net moedloas fen sinnen,
Ha fen efteren beskoge net tinke doch kinnen,
Om in lste prys der by jimme te krijen,
Temear sunder aksje, stjitten en lijen.
Wy bringe hilde en tank for dy gloarje;
De prys bliuwt trou by üs yn memoarje.
Net sa maklik scil de dei üs forjitte,
En mei graechte sjug’ we soks wer tomjitte
J. H. v. d. GOOT,
Skriuwer fen 't Tjerkekoar, Drylst.
Dinsdagmiddag te ongeveer vier
uur werd ter kennis van de politie
te Groningen gebracht, dat er in het
tijdelijk onbewoonde perceel van
ds. Coolsma, Sterreboschstraat 20,
iemand was binnengedrongen. Een
inspecteur der recherche en een
rechercheur spoedden zich derwaarts
en zagen dat in den tuin van den
van ds. “Coorsma drie dames
man vasthielden. Zij riepen luid om
politiehulp. De recherche nam den
man in arrest. Het bleek te z(jn de
18-jarige bakkersknecht H. S. Hij
had den dag doorgebracht in het
huis van ds. Coolsma en was deels
gekleed in kleeren toebehoorende
aan een der zoons. Ook had hij zich
te goed gedaan aan eetbare waar.
Een van de drie dames, die den
inbreker hadden gearresteerd, was
den jongeman op z(jn vlucht door
de tuinen over een schutting gevolgd.
Kordaat optreden!
Het internationaal congres van
anti-militarische predikanten.
In Amsterdam is een internationaal
congres van anti-militaristische predi
kanten gehouden. Prof. Heering, die
de openingsrede sprak, zei o.a.Wij
allen strijden in eigen land tegen het
militarismehet eene land moet het
andere in dezen strijd aanvurenzon
der deze nationale werkwijze wordt
op internationaal gebied niets bereikt.
Zy, die ons daarom slechte patriotten
noemen (ons patriotisme is slechts
van anderen aard), kunnen thans aan
onzen gemeenschappelyken arbeid
zien, als zij zien willen, dat wy niets
anders zoeken dan dat koninkryk,
waarvan ten slotte ook alle nationale
heil afhankelyk is. Wij zjjn hier niet
samengekomen, om redevoeringen te
houden, en nog minder als debating
club. Onze besprekingen dienen om
den grondslag vast te maken, waarop
onze toekomstige arbeid verricht
moet worden.
De wereldoorlog heeft de meesten
onzer overvallen. Thans hebben wy
ons rekenschap gegeven en onze po
sitie bepaald. Een volgende oorlog mag
ons niet onvoorbereid vinden.
Bij sommige volken, vooral in de
mocratische en socialistische kringen
is ’t anti-militarisme ontwaaktin
enkele kleine landen staat nationale
ontwapening reeds op het partijpro- trek van af keer om zijn lippen. Neen,
Augustus 1928.
Diep in gedachten? vroeg hij
ontmoet hem herhaaldelyk. Een Toen ik had uitgesproken, zweeg hij
■_"L 11 2__ 1 poos, het pasgeboorde nieuws
te°spreken. Toen was myn besluit I overdenkende. Toen zeide hy
genomen. Die twee Duitschers zijn nog pas
moet interesseeren, antwoordde I volkomen in orde. Ik heb gehoord,
Hjj meende dat ik schertste en trok zoek heeft ontvangen van een paar
trok hem mee naar den overkant van over oneerlijke concurrentie van
de straat, waar het stil was. L
j er niets aan
geen sprake was
kort. Ik acht me verplicht, de zaak zin der wet. Het is^ ook geen vliegen-
1
juist op weg naar het politiebureau,
toen Jij me aansprak..Het is een zaak
inleggen.
h(j bemerkte dat het
m:
op twee Kilometer afstand van de
woning der onschuldig veroordeelde
familie en dat zij den moord heeft
zien plegen.
Eenige Limburgsche mijnen over
25 jaar uitgeput.
De R.-K. Kiesvereeniging te Kerk-
rade nam een motie aan, waarin het
gemeentebestuur wordt verzocht, te
informeeren naar de juistheid der
beweringen, als zouden sommige Zuid-
Limburgsche mflnen over 25 jaar zijn
uitgeput.
Op heeterdaad betrapt.
d ter kennis van de politie
onbewoonde perceel van
iemand was binnengedrongen. Een
l_jpecteur der recherche en een
rechercheur spoedden zich derwaarts
en zagen dat in den tuin van den
heer Tinga, grenzend aan den tuin
1 een
Diep in gedachten vroeg hij Hy luisterde met gespannen aan
glimlachend. Ik ken hem sinds lang dacht, nu en dan een vraag stellend,
en m
oogenblik keek ik hem aan" zonder leen
Die twee Duitschers zijn nog pas
Ja. Óver een zaak, die de politie kort hier. Hun passen en visa waren
zeer moet interesseeren, antwoordde volkomen in orde. Ik heb gehoord,
ik. dat de burgejneester eergisteren be-
Hjj meende dat ik schertste en trok zoek heeft ontvangen van een paar
glimlachend de wenkbrauwen op. bestuursleden der middenstandsver-
Doch ik nam hem bjj den arm en I eeniging, die zich hebben beklaagd
.-J. X.
Duitschers. "Maar de burgemeester
Luisterik maak geen gekheid, I heeft hun gezegd, dat h(j
het gaat om een Duitschen bankroo- kon doen, omdat er gee
ver, die hier in de stad woont, sinds van oneerlijke concurrentie in den
aan jullie mede te deelen en ik was de winkel, want het huis is voor een
Set is een zaak uitbetaling. Dus jjj denkt, dat een van
van ëelang en jullie kunt er eer mee die twee Duitschers de dader is van
een grooten bankinbraak in Berlijn?
was ernstig geworden, zoodra Ik weet het zeker. Hjj is de man,
rkte dat het geen grapje van wiens portret op dat plakaat stond
was. De persoonlijke vriend van Je begrijpt, dat de heele zaak
mij scheen in zijn persoon terug te een zeepbel is, als jfi je mocht ver
wijken voor den politieman. Z(jn ge- gissen in die gelijkenis.
gelaat werd strak en zakelijk en de Zonder twijfel. Maar ik weet
oogen keken scherp en stroef. absoluut, dat ik me niet vergis. De
Wat is er zeide hy. Wacht, la- man, die in dat Duitsche plakaat als
ten we op het plein gaan. Daar is het de hoofdschuldige werd aangewezen,
rustig. is dezelfde man, die dat winkeltje in
Wy gingen door een zijstraatje en de Keizerstraat heeft.
kwamen op het groote, holle plein, Nu, we zullen dat vermoedelijk
waar de oude, groote kerk staat. En binnen tien minuten kunnen uitmaken,
daar, onder de boomen, soms stil Wil je even mee gaan naar het bu-
staande. soms langzaam opwandelend, reau
bracht ik hem van alles op de hoogte. I Heel graag. Maar hoe wil je
rbi
VT7
igi