Advertentieblad
Nieuws- en
voor de Gemeenten Workum, Hem. Oldeph. en Noordw, Hindeloopen, Stavoren, enz. enz.
l/>
arm!
S
VI
l
Oud te zijnen
Toch thee met 1
S
Wijziging
Algemeens Politieverordening
Inlevering van Metalen.
Inlevering van metalen.
67ste Jaargang
ZATERDAG 19 JULI 1941,
No. 29
]C
K
Officieel Gedeelte.
1
i feco
Uitgave van Fa. T. GAASTRA Bz. te WORKUM Telefoon No. 45- z
Ut de aide Friso’s
Ld
u
)t
Freark fen ’t Noard.
o
hofjes
vroeger,
üt
ien
n
g
n
,r
u
-
Dit blad verschQnt des Za
terdags en kost per kwartaal
50 cents) franco per post
80 cents. Enkele Nos. 5 ets.
Ingezonden stukken Donder
dags voorna. in te zenden. Ad-
vertentiën tot uiterlQk Don
derdagsmorgens 12 uur, uit
gezonderd familieberichten
Burgemeester en Wethouders van
WORKUM brengen ter Openbare
kennis, dat de door den gemeenteraad
in zfln vergadering van 30 Juni 1941
vastgestelde verordeningtot wijziging
van d« Algemeene Politieverordening,
betreffende het opruimen van sneeuw,
het strooien van zand of asch bfl
gladheid der wegen enz., vanaf heden
gedurende 3 maanden voor eenieder
ter lezing op de secretarie der ge
meente is nedergelegd.
Workum, 18 Juli 1941.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
W. M. OPPEDIJK van VEEN
De Secretaris,
v. d. GOOT.
2
Geen thee meer op de bon
De Burgemeester van WORKUM
maakt bekend, dat de oproepingen
om te verschijnen voor de inlevering
van metalen zQn of binnenkort
zullen worden verzonden.
Gelegenheid tot de inlevering van
metalen zal bestaan in het gebouw
van den Protestantenbond op
21 Juli a.s. van 9—12i/2 uur en van
2—5 uur. 22, 23 en 24 Juli van9—12*/2
uur. 25 Juli van 9—12i/2 uur en van
2—5 uur. 26 Juli van 9—12t/2 uur
voor de bewoners van de wjjken A,
B, C, D, E en F. Voor de bewoners
van wflk G. zal gelegenheid tot in
levering bestaan in de week van 28
Juli tot en m«t 2 Augustus a s.
Men houde zich aan den datum en het
uur van de Oproepingskaart.
De InleveriugttpHchtigen worden er
met nadruk op gewezen, dat het niet
ontvangen van een oproeping hen
niet ontheft van dein de verordening
betreffende de inlevering van metalen
opgelegde verplichtingen.
Workum, 17 Juli 1941
De Burgemeester voornoemd,
W. M. OPPEDIJK VAN VEEN
In het Julinummer van >De Neder
landsche Pensioenpartij< lezen we
onder dit opschrift het volgende
Oud te zijn en arm, wordt wel
voldoende beseft, wat dat zeggen wil
Oud worden wil graag een ieder,
en als men daarbij zijn financieele
zelfstandigheid heeft kunnen blijven
behouden is het een onschatbare
zegen. Als men evenwel oud is geworden
en tegelijk financieel afhankelijk, dan
is het leven van dezulken niet bijster
benijdenswaardig.
We onthouden ons, een uitvoerige
beschrijving te geven van wat daar
momenteel in de kringen van de kleine
winkeliertjes, zakenmenschen, ambachts
lieden,-boertjes en tuinders wordt ge
streden en aan angst doorleefd. Angst en
vrees, niet het minst voor den naderenden
ouden dag.
Zij hebben het tamelijk goed gehad,
konden zich zelf redden en in vele
gevallen kon iets weggelegd worden
voor den ouden dag en werden, vooral
op het platteland, tal van bedrijfjes
schoon gemaakt van schuld, zoodat
men verwachtte, door zelf zorgen zich
een redelijken levensavond verzekerd
te hebben. De veranderde tijdsomstan
digheden hebben evenwel heel die schoo-
ne illusie in rook doen opgaan ook voor
deze zorgzame en eeuwig werkende
klasse het spookbeeld
Oud en arm.
Nu kunnen ze worden overgeleverd
aan het Armbestuur of Diaconie, maar
voor die schande moeten ze bewaard
blijven.
Dat mag niet uit een zedelijk oog
punt.
Zij hebben recht op leven en levens
geluk, ook wanneer zij oud zijn. Ja,
juist omdat zij oud zijn. En dat recht
ontleenen zij doodeenvoudig aan het
feit, dat zij hun leven lang voor de
gemeenschap hebben gewerkt. En dat
zelfde feit legt den gemeenschap de
slicht op, hun een eervollen, onbezorg-
den levensavond te verschaffen.
Gelukkig is er bij velen reeds het
zedelijk besef, dat de zorg voor de
ouden van dagen niet voldoet aan de
eischen, die er aan behooren te worden
gesteld.
En dat hier een nood is, die drin
gend leniging behoeft.
Als men van den ochtend tot den
avond arbeidt in het belang der ge
meenschap, zijn maatschappelijke taak
naar behooren vervult, zijn economi-
schen arbeid verricht, dan is het een
ellendig verschijnsel, als men deson
danks altijd in kommervolle omstan
digheden verkeert. Maar veel ellendiger
is de gedachte van die onzekerheid
in de toekomst, de gedachte: «Als ik
oud ben geworden en niet meer kan
werken en geen enkele reserve meer
ten dienste staat, dan ben ik aange
wezen op armenzorg, op verzorging door
I
eisch van Gods woord niet, want wie
van God de kracht heeft ontvangen
om te arbeiden, en, op welke wijze dan
ook, in gezonde dagen degelijk gearbeid
heeft, is geen ongelukkige of schuldige,
die van een aalmoes moet gaan
leven.»
Steeds meerderen erkennen, dat een
man of vrouw, die normaal werkt op
de plaats, waar hij of zij in het maat
schappelijk bestel door God geplaatst
werd, niet in een positie mag komen,
die aan een schipbreukeling op de
levenszee doet denken.
Wie gewerkt heeft, zoolang hij kon,
of zoolang als de maatschappelijke
verhoudingen zulks noodig of gewenscht
maakten, mag maar niet, als hij oud
is geworden, ter zijde geschoven worden
als een versleten machine of als een
afgewerkt paard. Integendeel, in den
tijd, dat hij niet meer werken kan,
heeft hij het recht, te eten van de
vruchten van zijn arbeid, waarmede hij
in vroegere jaren de maatschappij
verrijkte en mede vooruit heeft gebracht.
Niet door eigen schuld is hij in nood
gekomen. De strijd voor het Staats
pensioen is daarom een worsteling om
recht en gerechtigheid. Met alle geoor
loofde middelen moet er naar gestreefd
worden, dat die oude mannen en
De Burgemeester van WORKUM
vestigt er de aandacht op, in aan
sluiting op de bekendmaking van de
vorige week betreffende de inleve
ring van metalen, dat voorlooplg
niet voor inlevering in aanmerking
komen
1. z.g.n. „Wellner” ,Wem»f", of
„Gero” artikelen e.d., verzilverd,
verchroomd, of vernikkeld, enz
welke voor regelmatig tafelgebruik
noodig zQn (hieronder vallen vor&eu,
lepris, messen, enz.)
2 Verzilverde kleine artikelen D uitscb
versilberte Kleinwaren). Hieronder
vallen bQv. kleine kandelaars, gebak
schalen, suikerstrooiers, lepeldoozen,
bekersvoorts alle kleinere artikelen,
die regelmatig op de eettafel ge
bruikt worden en vanzelfsprekend
de kleinste gebruiksartikelen, ah
sigarenaanstekers, briefopeners, ser
vetringen, lucifersdoosjes; derhalve
niet: groote presenteerbladen,groot*
vler-armlge kandelaars en dergeljjke
groote stukken.
Voorts behoeven niet ingeleverd
te worden die artikelen, waarvan
het onder tot inlevering vallende
metaal de helft of minder weegt dan
het geheele artikel, b.v. borstels,
tafelschuiers, electrische apparaten.
Men dient b|j de inlevering na te
gaan, of b.v. gasstandaards in hoofd
zaak van (jzer zfln, daar zfl dan vrQ
van inlevering zQn, enz.
Voorzoover noodig zQ er op ge
wezen, dat nimmer een beroep kan
worden gedaan op inlichtingen be
treffende de inlevering van metalen,
welke zQn verstrekt anders dan door
het Bureau Inlichtingen van het
RQksbureau voor Non Ferro Metalen,
of door de Burgemeesters.
Ingevolge artikel 4, Md 1 onder 10
der Verordening nr. 108/1941 zQnvan
inlevering vrijgesteld:
„alle voorwerpen, welke bfl voort
during gebruikt worden en wel
ker onmlddelljjke vervanging on-
voorwaardeljjk noodig zou zQn,
voorzoover deze vervanging niet
kan geschieden door voorwerpen,
welke niet ingeleverd behoeven
te worden.”
Aangezien de Interpretatie dezer
bepaling afluverlngspllchtigen in ver
schillende gevallen aanleiding tot
twQfel kan geven, of een voorwerp
ingeleverd moet worden of niet,
kunnen dergelQke voorwerpen, waar
over twjjfel bestaat, door de inleve-
rlngsplichtlgen op een IJjst, model
VIII, worden vermeld. In dat geval
behoeven de betrokken voorwerpen
tot nader order niet te worden inge
leverd.
Deze lijst is gratis b|j het inleve-
ringsbureau of ter gemeentesecretarie
verkrijgbaar en moet binnen 8 dagen
na ontvangst, doch ulterljjk 9 Augustus
1941, ingevuld en door den tnleverlngs-
plichtige onderteekend bfi den burge
meester worden ingeleverd.
Workum, 17 Juli 1941.
De Burgemeester voornoemd,
W. M. OPPEDIJK van VEEN.
per pakje 25
per fleschje 75
per pakje 25
Santé
f Eliterna
anderen».
Met ondersteuning door organisaties,
en diaconale hulp kon men
gezien het aantal ouden van
dagen, een heel eind komen. De be
hoefte aan een algemeene, wettelijke
regeling van het vraagstuk der voor
ziening in den nood van ouden van
dagen werd veel minder sterk gevoeld
dan in onzen tijd.
Vanwege de voortdurende stijging
van den levensduur van het mensche
lijk geslacht is het aantal ouden van
dagen veel grooter dan vroeger daar
om kan langs de weg van diaconie
en particuliere hulpverleening niet
meer in de omvangrijke nood worden
voorzien.
Allengs heeft zich ook de over
tuiging gevestigd, dat de hulp van de
ouden van dagen door weldadigheid,
door »bedeeling»,niet alleenonmogelijk,
maar dat ze ook onzvaardig is.
Wijlen Dr. A. Kuyper schreef een
maal
»Een oude mannen- en vrouwenhuis
is geen eere voor een stad, maar een
caricatuur op de Christelijke liefde.
Natuurlijk is het beter dan niets en in
zooverre kan men zich over het be
staan van zulke stichtingen verheugen,
maar wie er op roemt, verstaat de
a
De pr|js der Adverteutiën
Is van 15 regels 60 cents,
elke regel meer 7 cents
Grootere letters naar plaats
ruimte. Buiten Friesland,
uitgezonderd Familieberich
ten, 10 cents per regel.
Bjj abonnement belangryk
lager
110.
Lit my dizze kcar nou ris net daliks begjinne mei itjinge ik
de aide Friso's helje scil, mar earst in praetsje balde oer it
en oar, hwet noch net safolle jieren lyn barde, Dat wol net
sizze dat ik jimm’ eat nys forhelje, hwent binaemen de alderen
witte hwet folgje scil like goed as ik. Mar it libben giet sa bird,
der bard faek yn in koarte tiid sa folie, dat wy wolris hwet
forjitte en as der dan ris oer in bepaeld gefal praet of skriuwn
wirdt, komt üs dat hwer klear, for de geast.
'k Wier de foarge simmer ris by in Fries, dy’t al forskate
jieren yn Hollan wennet, op besite. Do’t wy yn drok petear
sieten, sei myn «gastheer» yn ienen. >Ik kin oan dyn tael heare
dasto in Brybek biste.» Ik krige do in hiele opsomming fen de
lekken en brekken fen Warkum to hearen, om 't de man der in
jiermanich syn wirk hawn hie.
Mar al sei de man ek noch safolle kwea fen üs aide stedsje,
hy moast my dochs grif tajaen datWarkum hwet de tael
oanbilanget, net lyk as de measte fen de alve stedden, it Frysk
en Hollansk troch elkoar mjukse hat. ’t Is wol wier dat wy it
Frysk net sa süver ütsprekke as it wol heart. Hwent wirden lyk as;
strutte skunen pude meuke en dan net to torjitten itus,
binne us tige hiem. Mar by al de lekken en brekken is it Frysk hjir
dochs jimmerwei op 'e troan bliuwn en hawwe wy it Stedsk-
frysk buten de doaren halden.
En ik leau grif dat wy de léste jieren net efter ut boerke
binne, hwent men heart nou mear, dochs ek better Frysk praten
as yn myn jongesjieren. Do, (in fjirtich jier lyn) wier it sa, dat
elts dy 't hwet mear wier, of hwet mear lykje woe, as sa sljuchtwei
hinne, gjin gedoente mei it >boerefrysk« hawwe koe. Forskate
neringdwaenden en alle ljue dy 't it iene of oare baentsje hiene,
moasten fenwege hjar «stand», healbakken Hollansk, prate of
lyk as er by us thus dan sein weard, >hja sprookten hoog.» Soks
stie mar deftich, alteast sa tochten de minsken. 'k Wit noch tige
skoan ho 't bygelyks de weesvoogden mei hjar frouljue, (sa yn 't
deistich libben roune golle Friezen en Friezinnen) tsjin de weesbêin
nea oars as stedsk praten, 't Scil sa wol moatten hawwe mar
goed beskóge wier 't dochs in «bedroefde» fortoaning.
Op gearkomsten fen sahwet eltse forieniging wier it ek al
net oars. Sa gau as de foarsitter it spil iepene hie, wier it alle-
gear Hollansk of alteast eat hwet op dy tael like, hwet de klok
sloech. It barde dan ek mar al to folie, dat minsken mei in
soun begryp oer de dingen en lang net min yn 't praten, op
fegaderingen einlings greate klunhakken wieme, om 't hja de
tonge oer ’t Hollansk brieken. Weage immen it alris om it to
sizzen sa 't er det gewoan wier, dan waerd er seinDat sa’n
fint him nou net skammet om sa mar boersk to praten.
Dat wol net sizze dat men yn Warkum, fy wier fen it
boerefrysk. Yn 'e fierste fierte net. Men mocht graech boerske
stikjes heare en léze, mar der mei üt. En dochs kaem er for-
oaring. 't Scil west hawwe yn 1913, ('t kin ek wêze dat ik in jier
mis bin) dat er oprjuchte waerd in «Fryske Krite». 't Wier for
Warkum hwet nys, mar om ’t spil foartdaliks fiks oanpakt waerd
kaem der al gau in great tal leden. Fen dy tiid óf oan seach
men it Frysk al efkes mei oare eagen. En it is dan ek wol
spitich dat dizze Krite net bestean bliuwe koe, hwent der is troch
de ünderskate bestjüssleden hiel hwet goed wirk dien.
Mar sa 't it yn Warkum wier, wier it einlings yn hiel Fryslan.
Wol wier der al forskate jieren alle war dien ta it behald fen de
eigen tael, mar hwet berikt waerd brocht einlings gjin sjedden
oan 'e dyk. De greate striid om it behald fen de eigen tael, eigen
aerd en wêzen, begoun yn 1914.
Letter mear
vrouwen niet als aalmoes, maar als
recht ontvangen, wat tot hun levens
onderhoud noodig is.
Om dit te bereiken is geen andere
keuze mogelijk dan Staatspensioen, want
niet alleen is bedeeling, ondanks alle
goede wil, onmogelijk, alsmen tenminste
een redelijke verzorging wenscht, maar
is bovendien ook onwaardig, een ver
nedering voor onze ouden van dagen.
Vrees, dat door optreden van de
overheid op dit terrein de maatschap
pelijke activiteit verzwakt, behoeft niet
te worden gekoesterd. Een storm van
verontwaardiging zou ongetwijfeld los
breken en terecht, wanneer dit argu
ment werd toegepast op de activiteit
van ministers, kamerleden en tallocze
ambtenaren, die jaren vrijgesteld zijn
geweest van het betalen van premie.
Ten opzichte van de sociale wet
geving voor loontrekkenden is zulks
ook wel in de meest krasse termen
beweerd, maar onjuist gebleken.
Staatspensioen doet de maatschappe
lijke veerkracht niet verslappen, maar
maakt deze vrij van de drukkende zorg,
str. ks genadebrood te moeten eten.
Staatspensioen vernedert de ouden
van dagen ook niet, maar geeft hun
een fier gevoel van onafhankelijkheid,
omdat zij weten hun eigen geld, dat
zij te kort gekomen zijn, toen zij werkten,
te ontvangen in de vorm van een
pensioen.
Staatspensioen beteekent niet de af
braak van hetgeen reeds bestaat op
het gebied der sociale verzekering, maar
is een aanvulling daarvan door het bij
de wet toe te kennen aan allen, loon
trekkenden en zelfstandigen.
Staatspensioen zal het ontstaan van
werkloosheid gunstig beïnvloeden, om
dat de concurrentie van ouden van
dagen op de arbeidsmarkt grooteudeels
zal verdwijnen.
Staatspensioen zal niet de spaarzin
schaden, maar een prikkel zijn, door
eigen initiatief aanvullende maatregelen
te treffen, om de levensavond blijer
en onbezorgder te maken.
Staatspensioen zal niet langer oude
vaders en moeders afhankelijk maken
van de geldelijke ondersteuning door
hun onvermogende kinderen.
Staatspensioen brengt tot uitdrukking
het besef, dat een volk een organische
eenheid is, waarvan de samenstellende
deelen verantwoordelijk zijn voor eikaars
levenslot.
Staatspensioen is allereerst een uit
komst voor de ouden van dagen van
nu, dat zijn onze ouders, maar even
eens voor de ouden van dagen van
morgen, dat zijn wij en ook voor de
ouden van dagen van overmorgen dat
zijn onze kinderen.
In een der coupletten van haar
gedicht laat Mevr. Roland Holst 't
den ouden van dagen aldus zeggen
«Maar wij willen niet, willen niet
in een hoek als beesten sterven,
Willen niet als honden zwerven,
waar men afval overliet 1
Willen 't oud gebeent niet warmen
aan misgunde of vreemde haard
Willen wij kennen dat zwaard
Onze kind’ren niet verarmen.
O Staat, onze arbeid heeft Ugebouwd,
Ir Uw dienst zijn wij versleten
Nu willen wij niet worden
weggesmeten,
omdat wij moede zijn en oud 1<
n
K'
5
r=
1.
i
r
ir
i-
i-
18
[I
1-
n
d
8.
n
n
i-
n
n
t.
B
I-
n
1-
n
8
n
e
9-
)-
I
4 ’-j