Zonder geluk
HET KERSTGESCHENK
VAN ANNELIESJE
W:
I NIEUWJAARSKAARTEN EN KAARTJES MET ENVELOPPEN
z
I 3 - 5 - 6 - 8 - 10 ct. t
EEN GROTE VERSCHEIDENHEID IN GAASTRA S BOEKHANDEL J
Een goede gewoonte
Nieuwjaorswens
vaart niemand wel
Een Kerstverhaal door Maartje Zeidenrijk
72
Dc
Mc
rn
ge
/V
we
P
m
(Wordt vervolgd).
K
A'
va
NI
va
va
B
F
W<
Ab.
waren heus alle twee
Ad
Cm
naar
w c
bleef maar
P 1
G
P I
Gei
(Nadruk verboden).
P I
P l
FEUILLETON
door HENK VAN HEESWIJK
21
•I
Z
antwoordde Joop schaapachtig,
P
Ik ben
P
I
4H’
was het be-
Mevrouw
is het Uw familie, vrien
den, bekenden encliën-
tèle bij de jaarswisse-
ling alle goeds toe te
wensen.
Ook dit jaar kunt U dit
weer op de meest ge
schikte wijze doen door
een
„Nee, mam,” beloofde het kleine
ding.
„En kom nu maar mee naar boven”,
nodigde de buurman uit, „dan gaan we
de Kerstboomkaarsjes aansteken en
kerstliedjes zingen.”
De speciale rubriek voor
zaken, bedrijven of vereni
gingen over dubbele kolom
fl.50 voor gewoon formaat
en overigens berekening
naar plaatsruimte.
Geeft vooral deze ad
vertenties voor ons
laatste nummer in dit
jaar vroegtijdig op, liefst
vóór de Kerstdagen.
Uitg. „Friso“.
vrouw Prins, die steeds angstiger werd,
„waar is je broertje
„Boven, bij de buurvrouw”, ant
woordde het kleine ding, tussen de
snikken door.
Als een wervelwind stormde me
vrouw Prins de trap ou, gevolgd door
haar man, maar in de voorkamer zaten
de buren, rustig te lezen, en keken ver
baasd op naar het verwilderde gezicht
van de benedenbuurvrouw.
„Janneman is weg en Anneliesje zegt,
dat hij hier moet zijn”, zei mevrouw
Prins met een snik.
„Hier vroeg de andere vrouw ver
baasd. „Anneliesje is hier in geen uren
geweest. Maar wacht eens, nu je het
zegt
Ze stond op en liep naar de slaap
kamer, gevolgd door het echtpaar
Prins. En dar lag de baby, onbewust
van de afgelegde reis en de daardoor
ontstane angst, kalm te slapen. In een
oogwenk had mevrouw Prins het kind
uit het grote ledikant gebeurd en in de
arm genomen. Toen werd het kind
wakker en begon te huilen.
„Ik vond het zo naar voor buur
vrouw,” zei Anneliesje, toen haar
traantjes gedroogd waren en ze met
een groot stuk Kerstkrans in de kleine
knuistjes op de schoot van haar vader
zat. „En daarom heb ik Janneman naar
boven gebracht. Wij hebben er immers
twee
De volgende middag, toen mam en
papa in de voorkamer zaten te luisteren
naar de radio, sloop Anneliesje de
slaapkamer binnen en keek beurtelings
in de beide wiegen. Nee, Pieterbaas
I niet, die was altijd lief en schreeuwde
alleen maar, als hij honger had. Maar
Janneman schreeuwde haast altijd, als
hij wakker werd. Daarom moest ze
heel voorzichtig doen en er voor zor
gen, dat hij bleef slapen.
Ze sleepte een voetenkussen naar de
wieg en daarop staande kon ze net de
kleine, slapende Jan uit de wieg nemen.
Net als ze moeder had zien doen, nam
ze de baby in haar armpjes en voor
zichtig stapte ze van het voetenkussen
af, de slaapkomer uit, de gang door
naar de trap.
Maar nu kwam het moeilijkste nog
hoe kreeg ze Janneman de trap op
Even ging ze besluiteloos zitten op
de onderste tree van de trap. Als ze
naar boven liep, steunde ze altijd met
haar ene handje tegen de muur, maar
dat ging nu niet, want ze had haar
broertje te dragen.
Maar ineens wist ze hetZe stond
op en ging op de tweede treé zitten,
terwijl ze gelijktijdig haar voetjes ook
„Je bent een lieve meid,” zei de buur
vrouw, die haar van de schoot van
haar vader nam en haar vertroetelde
en kuste, „maar het Kerstkindje heeft
Janneman beneden gebracht en daar
moet het blijven. Maar misschien
brengt het Kerstkindje een andere keer
ook wel een broertje of zusje boven,
hoor.”
„Echt waar, mam vroeg ze, naar
haar moeder kijkend.
En deze knikte toestemmend, nu ook
weer lachend, omdat ze haar kleine
jongen veilig en wel in de wieg wist.
„Maar Anneliesje mag nooit weer een
broertje uit de wieg halen, want daar
voor is ze veel te klein.”
De oude baas slofte weg, terwijl Joop in
de gang bleef staan wachten. Greet was er
niet, jammer. Hij had verwacht, dat ze wel
door het raam naar hem uitgezien zou
hebben. Misschien was ze in de keuken be
zig, of was ze laat opgestaan. Ze was ook
niet bepaald vroeg thuis gekomen gister
avond.
De huisknecht keerde terug met de
mededeling, dat de heer Van der Berg hem
in de salon verwachtte.
Toen Joop binnentrad, zat zijn aan
staande schoonvader in een gemakkelijke
ochtendjas, een pijpje rokend achter zijn
grote bureau, dat eigenlijk helemaal niet
stond in dit grote vertrek, maar dit was
nu eenmaal een gril van hem. Een aparte
studeerkamer wilde hij niet hebben, dus
bleef het grote bureau in de salon staan.
Terwijl Joop op dit ongewone uur binnen
trad, legde de heer Van der Berg zijn pen
neer, want hij constateerde, dat de jonge
man in gala was en een bos bloemen in
zijn hand hield. Nieuwsgierig keek hij hem
aan.
„Zo, Joop,” begroette hij joviaal als al
tijd, „je bent er vroeg bij vandaag. Ga zit
Sen en vertel eens, wat er aan de hand is.”
Joop zette zich in een der fauteuils naast
het bureau, schraapte zijn keel, trok zijn
broekspijpen een eindje omhoog en frun
nikte wat aan zijn das. En sprak: „Mijn
heer Van der Berg, Greet en ik zijn het
volkomen eens met elkaar. Ik vraag U bij
deze uw toestemming tot een officiële ver
loving. Als U er geen bezwaar tegen hebt,
Willen wij het volgend voorjaar trouwen.”
De heer Van der Berg legde zijn pijp uit
de mond en schoof zijn bril omhoog.
„Wel wel,” zei hij eindelijk, duidelijk van
gijn verrassing blijk gevend, „daar hoor
ik van op, Werkelijk, daar hoor ik van op.
Dus jullie willen zich verloven. Tja, wat
moet ik daarop zeggen? Greet is een bijde
handje en jij bent ook niet op je mondje
gevallen, dat weet ik, dus er zal weinig aan
te doen zijn, denk Ik. Als jullie van elkaar
houden, welnu, dan zal Ik de laatste zijn
om een spaak in het wiel te steken. Maar
vooraf één ding: Ben je in staat, beste
„Waren heus alle twee broertjes
voor ons Was er niet één voor de
buurvrouw bij
„Nee, hoor, ze
voor ons.”
„O.” En even later „Mam, buur
vrouw heeft toch een broertje gehad,
hè Het heette Bertje.”
De ander keek verbaasd naar het
kleine ding „Hoe weet jij dat
„Dat zei de buurvrouw. En de buur
vrouw heeft ook een kerstboom bij het
raam staan, met allemaal mooie kaars
jes er in en er staat ook een plaatje bij
en dat is Bertje. En de buurvrouw
huilde, toen ik vroeg, wie dat was.”
Mevrouw Prins trok haar dochtertje
op schoot en zei„Anneliesje, Bertje
was een lieve jongen en de buurvrouw
en buurman hielden veel van Bertje.
Maar Bertje is verleden jaar ziek ge
worden en gestorven en daarom is de
buurvrouw wel eens bedroefd, begrijp
je
„Bedroefd, dat is huilen, hè Als het
zeer doet, hè, mam
„Ja, en bij de buurvrouw doet het
hier binnen pijn.” En mevrouw Prins
wees bij Anneliesje op haar borst.
Aneliesje knikte ernstig en meteen
rijpte er bij haar een plannetje, maar
daar zou ze niets van zeggen.
ken, maar Greet hield haar vast en zei
kort en bondig: „Neen, we kunnen je raad
i nodig hebben, zus. Je bent helemaal geen
facheuse troisième, want in de eerste
plaats ben. je m’n zus en in de tweede
plaats hebben we straks nog tijd genoeg
om elkaar te zoenen.’’
Annie lachte even en bleef. In stilte had
Greet hier een andere bedoeling mee. Ze
hoopte, dat Annie dusdanig jaloers zou
worden op haar zuster, dat ze Fred weer in
genade zou aannemen en zich met hem zou
verloven. Je kunt immers nooit weten,
waar het goed voor is
Er moesten natuurlijk verlovingskaartjes
gedrukt worden. Een drukkerij bezat Door-
nenberg niet, dus Joop zou na het brood-
eten naar de stad rijden en ze bestellen.
De vrachtrijder zou ze dan mee terug kun
nen nemen. En natuurlijk een advertentie
in de krant, die in het dorp gelezen werd.
„En wie denken jullie uit te nodigen?” i
vroeg Annie. „Een geluk, dat de graaf er is. i
Als er een verslag in de kranten komt, lees
je: Tijdens het verlovingsfeest van de oud- j
ste dochter van de heer Van der Berg met j
de garagehouder Van Kampen bevond zich
onder meer, onder de gasten Graaf Van der
Waerde Horstkamp uit België, een huis
vriend van de familie. Mieters, vind je
niet?”
„Nou,” antwoordde Joop schaapachtig,
wiens gezicht al bij het woord „graaf” be
trokken was en Greet zat ook even beteu
terd te kijken. Grut, aan hem had ze hele
maal niet gedacht. Ja, die zou over tien
dagen nog wel hier zijn. Enfin, hem moes
ten ze maar op de koop toe nemen die
avond.
„Wat is er aan de hand met graaf Van
der Waerde Horstkamp uit België?” klonk
iï en drukte een hartelijke kus op zijn wang.
Ik°bedoeï: Brengt jullie „Paps, je bent de beste op één na. Dank
je wel, lieve schat; ik wist wel, dat je niet
zoudt weigeren.”
Joop, opgelucht, dat de kogel door de
kerk was, stond op en' drukte de hand van
zijn aanstaande schoonvader. „Ik dank U
wel, mijnheer Van der Berg en ik weet ze
ker, dat de informaties, die U over mij zult
krijgen, tot uw volle tevredenheid zullen
zijn.”
Greet was inmiddels alweer weggehold
en kwam even later terug met haar zuster.
Deze keek verwonderd van de een naar de
ander. „Lieve deugd, zeg, daar hoor ik van
op. Ik moet zeggen: jullie laten er geen
gras over groeien. Nou, gefeliciteerd, aan
staande zwager. Ik hoop, dat jullie het
steeds goed met elkaar zullen kunnen vin
den en dat jullie gelukkig zult worden.”
Ze drukte Joop de hand, maar Greet,
wier ogen schitterden van opgewonden
heid, duwde haar zusje tegen Joop aan en
zei, kwasi verontwaardigd: „Zeg, wat is dat
nu? Of durf je Joop geen zoen te geven?
Mij dunkt, die mag er op zo’n dag als van
daag wel bij.”
Het meisje bloosde en Joop bloosde, maar
ze drukte toch haar zachte lippen op zijn
wang.
„Die Joop!” giechelde Greet. „Hij bloost
als een meisje hem zoent. Toch staat het
je lief hoor, beste jongen!”
Van der Berg schoot in een lach en Joop
maakte een dreigende beweging naar z’n
meisje, dat zich achter de stoel van haar
vader verschanste.
„Nou,” besloot de heer des huizes, die er
zelf schik in had, „gaan jullie nu maar
eens naar een andere kamer, dan kan ik
gaan werken. Straks komen jullie me maar
vertellen, wanneer je het feest wilt hebben.
Of houden jullie het stil?”
„O nee,” verzekerde Greet. „Onze verlo
ving vieren we op gepaste wijze. Dus met
een fuifje. Goed paps?”
„Moet je niet aan mij vragen,
toch niet verloofd....”
Joop, die met Annie pratende naar de
deur was gelopen, draalde zich om en zag,
dat zijn meisje zich even naar haar vader
toe boog.
„Wat jammer, paps, dat moedertje dit
niet meer kon beleven,” zei ze zacht.
„Ja, meid, zeg dat wel. Wat zou ze zich
verheugd hebben.”
De verlovingsdatum werd vastgesteld op
de eerste Zaterdag in October. Dat was
over ruim tien dagen. In de bespreking had
Annie zich bescheiden willen terugtrek-
in FRISO”.
van oudsher hèt gezins
blad voor Workum en
omgeving.
Ook bereikt U met zo’n
Nieuwjaarswens diege
nen, voor wie in den
vreemde ons Weeklad
„Friso” mede nog de
band vormt, die hen
met „it HeitelÉn“ ver
bindt.
De kosten zijn slechts
80 cent bij normale grootte
en gaarne direct bij de op
gaaf te voldoen.
eensklaps een stem uit de andere hoek van 1
het vertrek. De drie jongemensen keken
op en zagen de persoon in kwestie binnen
komen.
Annie sprong op en liep naar hem toe.
Ze stak haar arm door de zijne een
handeling, waardoor Joop nog nijdiger
ging kijken en zei: „U boft, graaf, want
Zondag over een week vieren Greet en
Joop hun verlovingsfeest.”
jongen, om een huisgezin te beginnen en
te onderhouden? ]-- --■
garage al zoveel op, dat jij en je vrouw er
volgend jaar behoorlijk van zullen kunnen
leven?”
„Jawel, mijnheer,” antwoordde Joop ge
lukkig lachend, omdat hij voelde het pleit
reeds gewonnen te hebben, iets, waarvan
hij tot op het ogenblik, dat hij hier had
plaats genomen, nog lang niet zeker was
geweest. „Ons bedrijf loopt op het ogen
blik uitstekend en ik heb al uitgerekend,
dat ik het volgend voorjaar zoveel opge
spaard kan hebben, dat ik een huisje kan
inrichten
„Heb je er al een op het oog ook?”
„Nee, dat niet. Maar mij dunkt, ergens
in het dorp zal dan toch wel eens een huis
je te huur zijn. En hoewel ik het Greet
niet zo royaal zal kunnen geven, als zij het
tot nu toe gewend is, ben ik ervan over
tuigd, dat ze in ieder geval geen zorgen
zal hebben
„Zorg^ïP zijn er altijd in een huwelijk,
beste jongen, en als ze er in het begin niet
zijn, dan komen ze er later. Maar laten we
eerst even die drommelse meid hierheen
halen.”
Van der Berg stond op, opende de deur
en riep in de gang: „Greet, waar ben je?”
„Joe!” klonk het, ergens in de woning.
„Kom eens even bij me, ik heb een ver
rassing voor je!”
Glimlachend keerde hij naar zijn stoel
terug en nam weer plaats. Enkele secon
den later stormde Greet op haar gewone
onstuimige manier naar binnen en keek
verheugd op, toen ze Joop zag. Ze snelde
in zijn armen en keek toen haar vader ver
wachtend aan.
„Heeft Joop het verteld, vader? En vindt
U het goed?”
Van der Berg, die veel van zijn beide
dochters hield, knikte toestemmend. „In
principe geef ik jullie mijn zegen. Alleen
heb ik één voorwaarde. We kennen onze
Joop pas sedert korte tijd. Weliswaar heeft
hij hier in ons dorp getoond, dat hij een
kerel is, die van aanpakken weet, maar
verder weten wij niets van hem, dan dat
hij twee jaar in de Oost is geweest als
O.V.W.-er. Ik wil eerst eens informeren in
zijn vroegere woonplaats en dat zal hij me
niet kwalijk kunnen nemen .Evenwel wil
ik jullie niet langer laten wachten en geef
ik dus mijn toestemming voor jullie ver
loving. Wees gelukkig met elkander, kin
deren.”
Greet liet Joop los en ging naar haar
vader, Ze legde haar armen om hem heen
omhoog trok naar de eerste tree. Zo en
nu op de volgende tree gaan zitten en
met haar voetje op de tweede.
En zo kwam Anneliesje boven met
Janneman. Ze was wel even bang ge
weest, toen ze bijna boven was, want
het leek nu zo verschrikkelijk diep daar
beneden. Maar toen had ze haar oogjes
dicht gedaan en daarna ging het weer.
Boven ging ze even hijgend tegen de
deur leunen, want Jan was toch zwaar.
Lang durfde ze echter niet te wachten,
want als hij eens wakker werd
Maar Janneman sliep rustig door en
via de gang bereikte het kleine ding de
slaapkamer van de buurvrouw.
Besluiteloos bleef ze met haar broer
tje in de armen staan kijken. Hier was
geen wieg, want de wieg van de buur
vrouw was beneden bij mam.
Maar het grote ledikant, daar kon
Jan ook in slapen.
Voorzichtig legde ze de slapende
baby neer en trok er de dekens zo ver
overheen, dat het kleine hoofdje in de
doek er net boven uit kwam.
Ze luisterdeNee, de buurvrouw
had niets gehoord. Nu vlug naar be
neden. En als de buurvrouw dan van
avond naar de slaapkamer ging, dan
zou ze denken, dat het Kerstkindje
haar toch nog een broertje gebracht
had. En mam zou het wel niet erg vin
den. Ze had Pieterbaas toch ook nog...
„En hebben ze hem toen ook in een
kistje gedaan en met een zwarte wagen
weggebracht, net zoals de buurman
van de overkant
De vrouw knikte en even was het
stil. „Het was zo’n lieve jongen”, zei
ze zacht. „En hij was verleden jaar zo
blij met de kerstboom
„Wij hebben geen kerstboom”, bab
belde Anneliesje, „maar wel twee klei
ne broertjes. Die heeft het Kerstkindje
gebracht, zegt papa. Maar dat kan
toch niet Het Kerstkindje komt toch
morgen pas
De vrouw haalde even een zakdoek
langs haar ogen. En toen trok ze het
kleine ding op haar schoot.
„Ja, hoor,” antwoordde ze, „je pap
pie heeft gelijk. Het Kerstkindje heeft
de twee broertjes gebracht, ook al was
het nog geen Kerstfeest. Het Kerst
kindje kan alle kindertjes niet tegelijk
brengen aan alle mensen, en daarom
brengt Hij ze ook wel vroeger of later,
zie je f
Anneliesje knikte. Natuurlijk, dat be
greep ze. Anders zou het veel te druk
worden voor het Kerstkindje. Maar op
eens schoot haar iets anders in de ge
dachten.
„Buurvrouw, waarom heeft het Kerst
kindje bij ons twee broertjes gebracht
en bij jullie niets
„Dat weet ik niet, lieve schat. Kom,
neem jij maar een lekker snoepje en ga
dan maar weer naar beneden, want de
buurvrouw moet nog veel werk doen.
En morgenavond, als de lichtjes van de
kerstboom branden, mag jij ook een
poosje komen, hoor
„Ja, buurvrouw. Dank je wel, buur
vrouw.” En weg was ze weer, de gang
door, de trap af, naar beneden.
Moeder en Teuntje, het dienstmeisje,
waren beiden bezig de tweeling een
schone luier te geven, toen Anneliesje
binnenkwam en ze was vastbesloten
haar vraag ook aan moeder te stellen.
Maar dan moest eerst Teuntje weg zijn.
Later, toen de tweeling weer lag te
slapen, vroeg Anneliesje: „Mam, waar
om heeft het Kerstkindje bij de buur
vrouw geen broertje gebracht en bij
ons twee
Moeder lachte en knuffelde haar bij
na zevenjarig dochtertje. „Dat is iets,
wat niemand weet, lieveling.”
Stap... stap... stap... Langzaam,
tree voor tree, stapte Anneliesje
boven... stap... stap... stap...
En boven gekomen deed ze, als iede
re dag, de deur open en ging naar bin
nen. Eerst de gang door en dan naar
de kamer, maar daar moest ze aan
kloppen. Dat had mam gezegd. Je
mocht zo maar niet bij vreemde men
sen naar binnen gaan. Dat hoorde zo
niet.
Nou, dat vond Anneliesje elke keer
maar weer erg vreemd. Want de buur
vrouw was toch geen vreemde, dat
was toch de buurvrouw, die altijd zul
ke lekkere snoepjes had in zo’n moof
groen schaaltje. En haast altijd mocht
Anneliesje er één uitzoeken, als ze
boven kwam.
Tik... tik... tik... ging het kleine
knuistje op de kamerdeur.
„Ja”, klonk het van de andere kant;
„wie is daar
„Ikke”, zei Anneliesje.
De deur werd geopend en daar stond
de buurvrouw. „Hallo, die Anneliesje
Kom je weer eens kijken
„Ja, buurvrouw”, antwoordde de
kleuter zacht, en meteen was ze binnen.
Maar wat zag ze daar opeens bij het
raam O, wat een mooie kerstboom
En allemaal mooie witte, en gele, en
rode kaarsjes, en een grote ster er bo
venop. Anneliesje bleef een hele tijd,
vol bewondering staan kijken, achter
zich de buurvrouw, die de deur weer
gesloten had.
„En, vind je het niet mooi, Anne
liesje
Het kleine ding knikte en
kijken.
„Je moogt er wel wat dichter bij
gaan staan. Kom maar mee.” En de
buurvrouw nam haar buurmeisje bij de
hand en bracht haar tot vlak voor de
mooi versierde Kerstboom. En Anne
liesje keek maarkeek maar
Vooral naar een plaatje in een lijstje,
waarop een kleine jongen stond.
„Wie is dat vroeg ze, terwijl ze
het gezichtje naar de vrouw ophief.
„Dat is Bertje”, antwoordde de buur
vrouw zacht. „Als hij nog geleefd had,
zou hij net zo oud zijn als jij, Anne
liesje. Maar Bertje is verleden jaar,
kort na het Kerstfeest, ziek geworden
en gestorven”.
Nog geen half uur later
nedenhuis in rep en roer.
Prins was, gewoontegetrouw, even de
slaapkamer binnen gegaan om te kij
ken, of haar twee jongens goed lagen.
En ze slaakte een gil van schrik, toen
ze bemerkte, dat het ene wiegje leeg
was. In een wip was mijnheer Prins er
ook bij.
„Waar is Jan vroeg ze verschrikt.
Hij stond verwonderd in de lege
wieg te kijken. „Maar mens, dat weet
ik toch niet
„Waar is Anneliesje vroeg ze op
eens, terwijl haar een licht opging.
„Die Zal wel in de voorkomer zijn.
Lieve help, zij zal toch niet
Beiden liepen snel naar de voorka
mer, waar Anneliesje, die haar avon
tuur op dit ogenblik al weer was ver
geten, zoet met een pop zat te spelen.
„Waar is Jan vroeg ze, het kind
wild aan haar arm trekkend.
Het kind schrok van deze onver
wachte, bruuske beweging en begon te
huilen.
„Geef antwoord”, herhaalde me-