NIEUWS- EN ADVEIITENTIE-BLAD VOOR DE STAD EN HET ARRONDISSEMENT SNEER. Pm 1853. No. 67. 8ste Ja, ZATURDAG tien 20 Augustus. VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD VAN SNEER f: iMIliMlllllMiHlililltl SNEEKER BINNENLAND. weder zijnen verkregenen roem het bolwerkje van de di- -V COURANT. om verhooging om remissie van van koophandel MAANDAG DEN 22 AUGUSTUS 1835, des voormiddags ten tien uur. PUNTEN TER BEHANDELING. Missive van den heer A. W. Stam, houden de aanneming van zijne benoeming tot lid van den gemeente-raad. Missives van de heeren G. Arkema en Jobs. Feenstrawaarbij dezelve bedanken voor de benoeming tot leden van de directie van het stads werkhuis. Begrooting voor de kamer en fabrijken voor 1834. Idem voor de dienstd. schutterij. Adres van T. de Vries, om verhooging der geldelijke toelage. Voor- en najaars paardenmarkt. Missive betrekkelijk de wederverpachting der marktgelden. Berigt betrekkelijk de wederafstand van een gedeelte van het bolwerkje om het voormalige boschje. Verzoek om sten mantel van Adres om van levend vee. Adres van I. C. C. Erbé pacht. Missive van de kamer van koophandel, be trekkelijk de verzoeken tot het aanleggen van een beurtveer tusschen Sneek en Deventer vice versa. Adres van S. S. Hofstra Gz. Van jaarwedde. Lijst van aanbeveling voor leden rectie van het stads werkhuis. Rapporten. TWEEDE KAMER DER STATEN—GENERAAL. Zitting ran 16 Augustus. Bij de voortzetting, der algemeene beraad slagingen over het wetsontwerp tot regeling van het toezigt enz., acht de heer Sleeswijk Vening de voordragt geoorloofd naar de be ginselen der grondwet, en zal zich daarbij niet laten terughouden door vrees, dat men bij zoodanige wet niet te ver zou gaan. Hij vereenigt zich in het algemeen met het stand punt, door de regering in de memorie van beantwoording aangenomen. De bescherming aan die kerkgenootschappenwelke zij op het oog heeft, blijkt ook uit art. 163 der grond wet. Wordt men beschermd, dan is men althans veilig. Maar voor die bescherming moet men onrust voorkomen onverdraagzaam heid te keer gaan. Maar, vraagt spr.is hier dan vrees voor onrust en botsing, voor ons of voor onze kinderen Hij herinnert ten dezen het gezegde van Montesquieu in zijn Esprit des loisdat in staten, waar de wet ten onderscheidene godsdienstige gezindheden toelaten, het eene vereischte is te zorgen, dat de staat niet alleen niet verontrust wordt, maar dat dit ook niet met de gezindheden onderling het geval zij. Van daar ook in de memorie van beantw. der tegenwoordige wet, dat ieder kerkgenootschap iets moet opofferen om rust en vrede met andere te bewaren. Spr. wijst er op, dat ook bij de Belgische constitutie, in art. 14, hetzelfde beginsel geldt. Ja maar, vraagt menis in dezen staat zoo danige wet wel geoorloofd, met het oog op onze grondwet Spr. heeft dit dadelijk reeds voorondersteld, want, met de meest mogelijke vrijheid, moet toch altijd, als eerste voor waarde de orde bewaard blijven. Hij heeft echter de zaak ook nader onderzochtdaarbij gebruik makende van alle gewisselde stukken en de reeds gehouden redevoeringenzonder die toelichtingen alleen als leiddraad te nemen, veelmin om daardoor de letter der wet ter zijde te stellen, of daaraan een’ anderen zin te geven. Spr. onderzoekt daarbij de geschiedenis èn van de grondwet van 1813 én van de te genwoordige, en komt tot de slotsom, dat SS—-Ég zen won IJ. de Jager den eersten prijs, een zilveren sigarenkoker, en C. Lanling den twee den, een zijden vleugel met zilveren scheerhout. In weerwil van het minder gunstige weder» was, even als vroeger, het getal van schepen en aanschouwers verbazend overal menschen overal schepen overal feestvierenden als zoo vele getuigendat dit ons uitnemend volksver maak ook nu handhaafde, De directie verdient weder loffelijke vermel ding voor haar goed bestuur en doelmatig ge- nomene maatregelen, kenbaar van het begin tot aan het einde; gelijk ook de burgerij en allen, die tot aanleg en opluistering het hunne bij droegen terwijl het ons genoegen doethierbij nog te kunnen voegen, dat, zoover wij weten, geen ongeluk de algemeene vreugde van den dag heeft verstoord. Naar men verneemt, zal Z. M. de ko- ning zich den Isten September naar het kamp van Zeist begeven, en daarna de stad Utrecht met een bezoek vereeren, om er eenige dagen te vertoeven. Onze lezers zullen zich herinneren zegt de Amst. Cour., dat wij in ons nommer van 9 Aug. uit de Sneeker Courant mededeel den, dat men in Sneek, voor zoo verre gemeld blad wistgeheel onbekend was met het adres dat van daar, volgens de Grondwet, het Han- delsbladde Tijd en andere dagbladen, tegen de aanhangige wet aan den koning was opge zonden. De Tijd kwam op de gewone wijze, die wij beneden ons achten te kwalificeren tegen bedoeld artikel der Sneeker Courant opdie volgens hem, dan wel zeer slecht geinformeerd wasen wij met haar. Dit gaf een’ onzer vrienden te Sneek, aan een uitvoerig schrijven van wiens hand wij reeds 6 dezer eenige regels over het bedoelde adres ontleenden, aanleiding om speciaal onderzoek ten deze te doen. Wij deelen uit een heden ontvangen schrijven het volgende mede «Dat gewigtig adres, dat belangrijk protest enz. dat volgens het eene dagblad algemee- nen bijval” vond, volgens het andere «talrij ke onderteekeningen droeg enz.en dat de Tijd liever had moeten laten rustengelijk de vrienden die verstandig genoeg waren te zwijgen, toen het gerucht verspreid en het beoogde doel daarmede bereikt was, dat adres nu [waarin de onderteekenaren onder anderen betuigen dat hun godsdienstig gevoel gevoelig werd aangedaan} telt, voor zooverre mij bij naauwkeurige nasporing gebleken is, slechts vijf teekenaarsnamelijk twee heeren Joustra en de heeren D. E. de Jong, P. M. Broekhui zen en G. L. Verwer.” [Genoemde rijf onderteekenaars waren ook ons reede opgegevenvoor en aleer wij dezelve in de Amsterd. Courantalsmede in het Friesch Weekblad openlijk aongekondigd zagen; doch omdat wij niet wel gelooven konden, dat men bij een vijftal het woord «vele” {zoo als men in de Grondwet las) zou hebben durven gebrui ken, wilden wij er niet oogenblikkelijk in onze Courant melding van maken. Nu zulks ech ter reeds van twee zijden is geschieden wij alzoo tot overtuiging gebragt worden, haasten wij onsom, zoo spoedig mogelijk, deze snoeverij mede aan het licht te brengen.} Men leest in de Tijd Ónze correspon dent uit Rotterdam die een reisje door Noord- Brabant heeft gedaan geeft ons het volgende betreurenswaardig berigt «De geest der Noord-Brabanders is niet gun stig gestemd. Bijzonder ten platten lande vindt men spanningontroering en verontwaardi ging. Niettegenstaande de zorg en pogingen der geestelijkenom orde en rust te handha ven, hoort men in publieke kringen, herber gen enz. afkeuring en verontwaardiging over het voorgedragen wets-ontwerp op de kerke lijke genootschappen. De verbittering is op vele plaatsen ten top gestegenen alleen de naam van Van Hall verwekt bij de goede land lieden een onwillekeurig afgrijzen. Geve God, dat het dreigend onweder vroegtijdig afwijke.’’ Zou hetgeen hier gemeld wordtindien het juist isniet met reisjes der correspondenten van de Tijd in verband kunnen staan (Nederlander). orde en rust ook tegenover de godsdienst moet bewaakt, niet slechts hersteld worden. Ja zegt men, de wet is preventief en dit noemt men ongeoorloofd, en leidt men af uit art. 167 der grondwet, en men beroept zich op een gezegde der memorie van toelichting, waarvan gesproken wordt van een’ band, waardoor de palen niet overschreden worden. Maar spr. moet antwoorden, dat die woorden slaan op het afgeschafte regt van placet. Ver dere uitbreiding kan aan die woorden niet worden gegeven. Bovendien is de voordragt niet dan eene strafwet, geheel berustende op art. 169 gwt., waarbij den koning waakzaam heid wordt opgedragen. Zal hij dit doen, dan moet hij daartoe ook in staat zijn, waartoe de tegenw. wet strekt. Overigens bevatvol gens spr., de wet niets aanmatigends tegenover de kerkgenootschappen. Ook de stof, waar over wordt gehandeld is niet uitgesloten om bij de wet te worden voorzien. De kerkge nootschappen zijn vereenigingen tot openbare godsdienstoefening zij worden daardoor per sonae civile»die uit de burgermaatschappij hun aanzien erlangen, en die bescherming krijgen van den staat. Daarom moet de staat hunne inrigting, hunne statuten kennen. Hij beroept zich ten deze op onderscheidene nieu we bronnen op het Journal de la Haye op de brochure van den heer v. Nispen«over het regt van vereenigingop de Bosch Kem per. Dit ook wordt bij de wet voorgesteld. Spr. behandelt kortelijk een ander punt, bij de discusie te berde gebragt, de wet van Germinal. Hij vereenigt zich ten deze met hetgeen in de memorie van toelichting is ge zegdte meer, daar hij de overtuiging heeft, dat zelfs in Friesland zeker art. dier wet is toegepast, en wel na het advies van drie kun dige regtsgeleerden te hebben ingewonnen.— Ten laatste beschouwt spr. hetgeen door een lid uit Groningen is in het midden gebragt, die niet wilde toetreden tot eenige bepaling, welke in sacra zou gaan. Spr. zou dit ook niet willen, dan in den uitersten nood der maatschappij. Maar hij vraagt, waarom dit ontwerp in sacra kan treden Dit staat in naauw verband met verdraagzaamheid en on verdraagzaamheid. Hij heeft daarvoor .twee gronden, regts- en godsd. gronden, omtrent de laatste beroept hij zich op de gronden van het Katholijk geloof, door den aartspriester van Gelderland kerkelijk goedgekeurd, waar bij, afgescheiden van de godsdienst, aanbevo len wordthet overige te laten aan de grond wet en aan hendie met het bestuur der za- belast zijn. Spr. verklaart zich vóór de alge meene strekking. SNEEK, 18 Augustus. De jaarlijksche hard- zeilparpij door de alhier gevestigde Zeilveree- niging aangekondigd, werd hier gisteren weder gehouden. Mededingers, bij dezen wedstrijd waren thans, voor de': 1ste klasse vracht-, beurt- en veerschepen H. G. de Leeuw te Sneek met de Snik de twee Gebroeders ,- G. R. Zijlstra, te Dragten, met het veerschip de jonge Greeulten W. O. van der Meerte Ureterpmet het veerschip de Koop man. In deze klasse heeft G. R. Zijlstra den eersten prijseen dozijn zware zilveren lepels en vorken en W. O. v. d. Meer den tweeden prijs, eene zilveren tafelschel, gewonnen. 2de klassejagten en booten van 6 tot 8 el Hotze Zandstra, te Sneek, met de boot Amphi trite S. J. van Nielte Sneek, met het jagt Anna Gesina en N. Borneman te Sneek, met de boot Demagoog. Hier werd de eerste prijs, eene fraaije pendule, door N. Borneman, en de tweedeeen zilveren sigarenstanderdoor H. Zandstra behaald. 5de klasse booten van 3 tot beneden 6 elS. J. van Nielte Sneekmet de boot PrijsbootS. A. Blijstra te Grouw, met de boot de jonge Willemen W. J. Zult, te te IJlst, met de boot de jonge Jelte. Van deze drie behaalde S. A. Blijstra den eersten prijs eene zilveren zaktabaksdoosen W. J. Zult den tweeden prijstwee porseleinen bekers. 4de klasse bootjes van 4 el 8 palm en daarbene den C. Lanting, te IJlst; IJ. de Jager, te Sneek; S. R. Sijbes, te Langweer; H. van der Werf, te Dragten; Willem Trostete Wor- kum en R. 0. Zijlstra, te Dragten. Van de- te mogen rooijen den binnen- dat gedeelte. toelage voor eene tentoonstelling

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1853 | | pagina 1