1864.
NIEUW S- EN ADVERTENTIE-BLAD VOOR DE STAD EN HET ARRONDISSEMENT SNEER.
I
N». <8.
11 mT
28 September.
Woensdag
NEGENTIENDE
JAARGANG,
d.
ƒ0,05
0,10
r
KENNISGEVING.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
de gemeente SNEEK doen te weten:
I) Dat door den Raad dezer Gemeente, in
zijne vergadering van den 30sten Mei 1864
is vastgesteld het navolgend
Er zal bij het doorvaren van de draaibrug
aan de trekvaart tusschen Sneek en Leeuwarden^
bij den Laasten Stuiver aan de stads gracht
wanneer verlangd wordtdat die
afgedraaid eene belasting worden
ieder schip, beneden de 20 ton ƒ0,03
n
te Sneek
brug worde
geheven als volgt
a. voor i
b.
vordering geregtigd of daarmede belast on-
middellijk ter algemeene kennis brengen.
Art. 2. De belastingschuldigen zullen het
voorschreven draaigeld op de eerste mondelinge
aanvrage van den pachter of gaarder dadelijk
moeten voldoen.
Art. 3. Indien de belastingschuldigen op
aanvrage van den pachter of gaarder weiger
achtig of nalatig zijn het verschuldigde draai
geld te voldoen zal de pachter of gaarder
hiervan terstond kennis geven aan de ambte
naren der plaatselijke belastingen die daarvan,
overeenkomstig art. 275 Oer gemeente-wet
proces-verbaal zullen opmaken en hetzehe ter
hand stellen aan den Gemeente Ontvanger, die
alsdan onmiddellijk zal overgaan tot de maat
regelen voorgeschreven bij artt. 258, 259 en
260 der gemeente-wetterwijl overigens artt.
261, 262 269 tot en met 273, en 281 dier
zelfde wet hier almede toepasselijk worden
verklaard.
En is hiervan afkondiging geschied w aar het
behoortden 24sten September 1864.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
WOUDA.
De Secretaris
HAGA.
van 20 tot 40 0,05
40 tol ben. 50 ton „0,10
„50 60 „0,15
60 ton en daarbov.,,0,20
houtvlotten, wier boventuig dit vordert:
Voor elke kip
Zoo het vlot niet langer is dan 8 el
Zoo het vlot langer is dan 8 el
Bij nacht dat is één uur na zons-onder-
gang tot één uur voor zons-opgang bedragen
deze tollen van a, b en d het dubbel en van
c vijf cents meer.
Welk besluit is goedgekeurd bij Koninklijk
bes’uit van den 3den Julij 1864, no. 18.
II) Dat door den Raad, in die zelfde ver
gadering is vastgesteld de navolgende
VERORDENING op de invordering der be
lasting VOOR HET DRAAIJEN VAN DE BRUG,
GELEGEN OVER DE TREKVAART TUSSCHEN
Sneek en Leeuwarden, bij den Laatsten
Stuiver, aan de stads gracht te SNEEK
Art. 1. De invordering der belasting voor
het draaijen van bruggen geschiedt in den re
gel bij openbare verpachting of anders bij gaar-
deringwanneer de Raad daartoe uitdrukkelijk
besluit.
In het eerste geval geschiedt de verpachting
op zoodanige voorwaarden als de Raad, op
voorstel van Burgemeester en Welhoudeis, zal
vasts'elleiv.
Bij ongenoegzaamheid van bod zullen Bur
gemeester en Wethouders zich gemagtigd kun
nen beschouwen, de invordering bij gaardering
te kunnen doen plaats hebben, in welk geval
de instructie voor den gaarder als ook de wij
ze van verantwoording door Burgemeester en
Wethouders wordt geregeld, behoudens mede-
dueling aan den Raad die de belooning van
den gaarder bepaalt.
Burgemeester en Wethouders zullen de na
st en van den pachter of gaarder tot de in-
STATEN-GENERAAL.
SNEEKER
irina
Pie-
Ollg;
fari-
'ehd.
«t -
I
IER.
|l (gaven
arkt
wei-
ndig
ver-
trus
snia.
rent de
lik nog
i leger,
ind om
fenheuh
aorzieil
gStlls.l
1 CU 'ijl
wone
ents
en
rlcn-
te
igeu
zou-
>eite
die
wor.
igeu
55
55
,5
M
,5
m, z;
met
>tt es-
Tal.
Kou-
Sijt-
pen.
liau-
Iries
.00.
pd.
per
I de te
il. Van
hg van
rg dok
voor-
d, de
en op
idigen I
n, dat I
e ver
is met i
pet al-
dende I
i voor I
itititic) I
breed»
I Hi.lal
iet be-l
voort.1
rolgeiisl
i op tel
nd van]
uitzond
sclielijk
J
l< nu m 1
n om I
en on- I
en 15 I
11 loljl
ijainie- I
lirili u, I
linnen I
.1-1
ba- uil
idc uil
n. I
tlulken 1
rerpen I
louden I
i. De
epartc-
s door J
iliij tol
ieeling I
iniiarl
er vaiil
rb [Ugl
itwoor»!
•rli-gd, I
;er be-l
m vrij-l
Ol'llClC-l
C 0 K A N T,
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en
ZATURDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden is
binnen deze Stad ƒ1.65; buiten de Stad franco ƒ1.90.
M
d v
ijtze
n nes
sma, -
oug,
te
BESLUIT TOT DE HEFFING EENER BELASTING
OP HET DRAAIJEN VAN DE BRUG, GELEGEN
OVER DE TREKVAART TUSSCHEN SNEEK EN
Leeuwarden, bij den Laatsten Stuiver,
AAN DE STADS GRACHT TE SNEEK.
A D V E R T E N TI E N vau 1 tot 4 regels, gewone
letter 40 Cents, voor eiken regel daareubovcu 10 Cents
behalve 35 Cents Zegelregt voor iedere plaatsing.
55
c.
stelle I
hij in I
hl werp I
p spre-
EERSTE KAMER.
Zitting van Donderdag 22 September 1864.
In deze zitting is behandeld het ontwerp-adres van
antwoord op de troonrede.
Het is onveranderd door de Kamer met algemeene
stemmen (29) aangenomen.
Over de algemeene strekking voerde alleen het woord
de heer Sassen, die het betrenrde.dat de commissie van
redactie bij het ontwerpen der tweede paragraaf van het
beginsel om het acres een weerklank der troonrede te
doen zijn was afgewetendoor daarin niet te gewagen
van den weusch dat de hevige ziekte, welke Java op dit
oogenblik teisteide, en waarvan in de troonrede werd
melding gemaakt, spoedig mogt ophouden. Ook de
minister van koloniën zeide in den loop der zitting met
leedwezen opgemerkt te hebben dat in het adres over
dat ontwerp gezwegen werd.
De heer van Nispen van Pannerden verdedigde als
lid der commissie, op dit punt het ontwerp, en zeide
niet in te zien dat het beginsel om het adres een weêr-
slag op de troonrede te doen zijn in dien zin moest
worden opgevat, dat op alle onderwerpen, in de troon
rede behandeldook moest geantwoord worden. De ge
maakte aanmerkingen kwamen der commissie niet zoo
overwegend voor, om te besluiten ten aanzien van deze
aangelegenheid eeue wijziging in de 2 de paragraaf te
brengen.
De 1ste, 3de, 5de en 7de paragrafen gaven geene
aanleiding tot beraadslaging.
Bij de behandeling der 2de paragraaf kwamen de ko
loniale zaken ter sprake. De hh Hartsen en van Beeck
Vollenhoven voerden daarover bet woord. De eerste wees
op de wijze waarop over den toestand van Oost-Indië
in de troonrede werd gewaagden meende daaruit te
moeten afleiden dat in de bezoigdheid welke de van
daar ontvangen berigten bij het publiek hadden opge
wekt, ook door de regering werd gedeeld. De laatste
gaf als zijn gevoelen te kennen dat de gevolgen der
viijmaking van de slaven in West-Indië gunstiger zou
den geweest zijn, indien zich aldaar bet nadeel, voort
spruitende uit liet gemis aan geregelder arbeid, niet had
doen gevoelenweshalve hij aan dc regering vroegof
deze er op bedacht was om de immigratie uerwuarts te
bevorderen. De minister van koloniën verdedigde de
zinsnede der troonrede waai in de toestand van Oost-
Indië was omschreven, en zeide dat uit die omschrij
ving niet de gevolgtiekking moest worden gemaakt, die
de heer Hartsen daaruit maakte, en waarvoor hij be-
geerig was de gronden te vernemen. Met betrekking
tot West Indië verklaarde hij dat de regering van hare
zijde deed wat zij kon om de immigratie te vorderen;
in het algemeen echter kon hij den staat van zaken al
daar niet ongunstig noemen. De heer Hartsen, aan
de uitnoodiging des minister gehoor gevende gaf als-
toen op, dat volgens particuliere berigten er bezorgd
heid bestond over den toon der Indische dagbladen en
de schijnbare zwakheid der regering van daarin te be
rusten over het besluit van onderscheiden ambtenaren
om hun ontslag te nemenomdat zij niet wisten welken
weg het bestuur op wilde; over den teruggang van de
suikercultuur, en over de kwijning vau vele particuliere
ondernemingen, alles ten gevolge van in den laatsten tijd
genomen maatregelen. De minister van koloniënop
een en ander antwoordende, toonde aan, hoe voorbarig
het was over zwakheid van bet bestuur te spreken
zoolang men nog niet wist wat dit voornemens was te
doen; die toon der Indische dagbladen waarop werd
gewezen was intusschen, gelijk hij te kennen gal) aan
den gouverneur generaal niet ontsnapt. Van ontslag van
ambtenaren was hem niets bekend; was er achteruitgang
van de suikercultuur, dan werd die niet door de rege
ring bewerkt; en wat de kwijning vau particuliere on
dernemingen betrofzoo wist ieder dat die het gevolg
was van eene ov rspanning en overdrijvingontstaan
door te groote vrijgevigheid in het verleenen van kre
diet aan alle soort van ondernemingen waarvan vele
zonder levenskracht waren hetgeen weder nadeelig op
andere bad moeten terugwerken.
De heeren van Rhemen van Rhemenshuizen en Fran
sen van de Putte gaven hunne bevreemding te kennen
dat in de vierde paragraaf van het hooger onderwijs
werd melding gemaaktterwijl de troonrede daartoe niet
de minste aanleiding gaf. Bedoelde de commissie hier
mede een weusch te uiten naar eene bespoedigde in
diening vau een wets-oruwerp op dit onderwerp dan
geloofden zij waren er nog meer voordragten op te noe
men geweestwaarvan het tot stand komen als zeer
wenschelijk te achten was. De laatste spreker wees
daai bij ouder anderen op eene wet op de concession.
De heeren Nobel en van Eijsinga verdedigden, als
leden der commissiede voorgestelde redactieen be
toogden dat in den gang der redenering de zaak van het
hooger onderwijs als van zelve in deze zinsnede moest
iuvlo tijen.
Bij de beraadslaging over de zesde paragraaf gewaag
de de heer Cost Jordens van de noodzakelijkheid eener
spoedige behandeling en afdoening der wet op ’s rijks
komptakifeit. De heer vau Eijsinga, lid der commissie,
zeide in de gevoelens van den vorigen spreker te deelen,
zoowel omtrent het door dezen besprokene als omtrent
andere onderwerpen. Ook de minister van financiën
achtte het lol stand komen van de wet op de kompta-
biliteit van het uiterste gewigtde noodige spoed zou
dus gemaakt worden maar de Kamer moest in het oog
houden dat ook. de raad van state deze hoogst omvang
rijke aangelegenheid moest onderzoeken en daartoe tijd
noodig had.
Het vastgestelde adres van antwoord zal Z. M. den
kouing worden aangeboden door eene commissie bestaan
de uit den voorzitter der kamer de vier leden van re
dactie, zijnde de bh. van Heeckeren van Wassenaer,