1864.
NIEUWS- EN ADVERTENTIE-BLAD VOOR DE STAD EN RET ARRONDISSEMENT SNEER.
i2.
No. 93.
f
19 November.
u-
VAN DEN GEMEENTE RAAD VAN SNEER
MAANDAG DEN 21 NOVEMBER 1864,
des voormiddags ten 11 ure.
Zaturdag
NEGENTIENDE
JAARGANG,
ter
te
v.
;en
BINNENLAND
Cents
JN
VERGADERING
Plan voor het bouwen van eene Directeurs
woning.
30
1
KENMSGEV1NG.
Burgemeester
’s GRAVENIIAGE.
Zr. Ms. schroefstoomschip Halite Helle-
voetsluismoetnaar men verneemt met
spoed in gereedheid worden gebragt.
Naar wij met zekerheid vernemen, heeft
de Deen che regering besloten het Deenscho
gezantschap te s Gravenhage op te heffen.
AMSTERDAM.
Volgens een schrijven van Sheerness waa
en Wethouders voornoemd
WOÜDA.
De Secretaris,
HAGA.
SNEEKER
l
dat denkbeeld
A D VERTEN TIEN van 1 tot 4 regels, gewone
letter 40 Cents, voor eiken regel daarenboven 10 Cents,
behalve 35 Cents Zegelregt voor iedere plaatsing.
gewone
en,
ns,
afgekondigd den
navolgenden in-
id-
i-el
ich
lok
eld
wel
bij
sjes
aan
de
I
rdeeling I
brecdJ
toondtl
het bol
I voort®
1 -igei
u op lol
oud vaul
uitzoml
rschelijk I
trent do I
ilik nog]
■t leger,
ziud onil
cfenheidl
roorzienJ
igstelsel
ingon te
r; niaafl
ster van,
orloopig
intwoor*]
lerlegd,
Sger be-1
van vrij.]
officie»
ing on- I
r de mi- I
Ijs stebo I
ie hij in I
ontwerp I
ide spre-
uitgaven
a de te
len. Van
uleg van
oog dok
on voor-
igd, de
en op
undigen
ven, dat
die ver-
is met
met al- I
oudcnde
en voor
ustititic) J
waar het behoort den
I
COURANT.
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en
ZATURDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden is.
binnen deze Stad f 1.65 buiten de Stad franco ƒ1.90
1
gcvössi
irtemeutl
ran oul
■den o»
u en li
en voorl
vijand,-
oldedca, I
kunneaj
gehaa-J
raag, uil
■inde uil
en.
Mulkci'
■werpen
toonden
n. De
departe.
ds door>
en. De
hij te»j
ap-
lik-
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de ge
meente SNEEK doen te weten, dat door den Raad dier
Gemeente, in zijne vergadering van den 29 October 1864,
es ingetrokken
Art. 147 der Algemeens Politie-herordening, gewijzigd bij
Raadsbesluit van 7 April 1862 e»
10 Af ei daaraanvolgende, zijnde van
houd;
Alle openbare straten, wallen en opslagen, waarvan de
eigendom niet is bij de Gemeentegelegen vóór, bezijden en
achter bewoonde of onbewoonde, gebruikte of ongebruikte
perceelen, zullende door de onderhoudpligtiqen, als van
oude, steeds in behoorlijken en schouwbaren staat worden
„gehouden of gebragt op de wijze en binnen den termijn
door Burgemeester en ïhethouders of door den Commissa-
ris van Politiedaartoe door dezen gelastte bepalen.
Van deze bepaling wordt door de Politie aan de on-
derhoudpligtigen kennis gegeven?
Zijnde dit besluit aan de HH. Gedeputeerde Staten van
Friesland, volgens hun berigt van den 7 November 1864
no. 4C in afschrift medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied
19 November 1864.
pen, ofschoon hunne bezoldiging reeds eenmaal is ver
hoogd.
De minister houdt zich overtuigd van de noodzake
lijkheid van eene algemeene wet op de waterstaat, maar
op andere gronden, dan daarvoor in het verslag zijn
vermeld. Hij kan ook niet beamen, dat, indien ingelan
den door aanleg van Rijkswerken benadeeld worden, zij
zich vergeefs op het staatsbesluit van 1805 zouden be
roepen.
Wat het verleenen van subsidie betreft, verklaart de
minister, dat hij de hand, welke naar de schatkist is
uitgestrekt, niet aanneemt, zoolang er geen proef geno
men is, of men zich zelven niet kan helpen.
De minister heeft verklaard, steeds voornemens te zijn
om de groote zaal aan het Binnenhof voor een museum
van vaderlandsche oudheden te bestemmen, en heeft
daarbij gevoegd, dat de bouwstoffen daartoe gaande weg
worden verzameld, om later, bij genoegzame vemeerde-
ring. naar dit gebouw te worden overgebragt.
Nopens het lager onderwijs heeft de minister verklaard,
in afwachting eener wet op dat onderwerp, geen vriend
te zijn van partiële wijzigingen. Naar zijn oordeel heb
ben de latijnsche scholen meer gewonnen dan verloren,
eu zijn zij op hun oorspronkelijk gebied teruggebragt.
Voor den twijfel, of voor het middelbaar onderwijs
de raming te laag zon zijn, bestaat, volgens Z. E. geen
grond, en kan, vermits de toegezegde snbsidiën eerst
in den loop van 1865 zullen ingaan, het bedrag van
110,000 genoegzaam worden geacht
Nopens het lager onderwijs verklaart de minister, dat
alles, wat zoo ter bestrijding al ter verdediging is aan
gevoerd van de wijze, op welke de wet op dit onder
werp wordt uitgevoerd, geen antwoord van zijne zijde
hehoeft Hij stemt in met de leden, welke de uitvoering
hebben verdedigd. Dat hij geene subsidie toekent, wan
neer er vooraf geene schoolgelden worden gevorderd,
zeer exceptionele gevallen uitgezonderd, heeft hij meer
malen verzekerd. Cumuleren van onderwijzersbetrek-
kingen met andere, staat ter beslissing van Ged. 8talen
die cumulation verminderen gaande weg, en de tusschen-
komst des ministers kan overbodig worden geacht.
De min. heeft bij de memorie van beantwoording nog
eenige wijzigingen voorgesteld, en ook eenige verhooging
voorgedragen, ten gevolge waarvan het eindcijfer der be
grooting van 23,50 >,145 op ƒ23,613,345 is gebragt,
en o. a, gezegd dat, hoewel het denkbeeld om vrouwen
voor de telegraafdienst op te leiden aanlokkelijk moge
wezen, de bezwaren daartegen van dien aard zijn, dat
voor ’s hands aan de verwezenlijking van
niet te denken valt,
Zittiug van Maandag 14 November.
In deze zitting heeft de heer J. J. Rochussen, nieuw
benoemd lid in het hoofdkiestrict Amsterdam, in handen
des voorzitters de bij de grondwet gevorderde eed en
afgelegd en als lid zitting genomen.
De behandeling van het wetsontwerp tot goedkeuring
der overeenkomsten gesloten betreffende de goederen
van het voormalig klooster van St. Agatha is hervat.
De heer W. van Goltstein heeft verslag uitgebragt
omtrent adressen dit onderwerp betreffende, met welks
conclusie de Kamer zich vereenigd heelt. De heeren
Begram en van Bosse hebben het wetsontwerp bestre
den; de heeren Guljé en van Nispen van Sevenaer heb
ben het verdedigd; de heer van der Linden verklaarde
den loop der beraadslaging te zullen afwachten om zijne
Stem te bepalen; de heeren van Limburg Brouwer en
van Heukelum vroegen omtrent sommige punten ophel
dering. De minister van financiën heeft in eene uitvoe
rige rede de tegen de overeenkomst ingebragte bezwa
ren beantwoord, en aangetoond hoe wcnschelijk het was
dit onderwerp op de voorgestelde wijze tot een einde
te brengen. In den loop van zijn betoog gaf hij de
uit geschiedenis en billijkheid ontleende gronden op, die
er voor pleiten, om den nu voorgedragen vorm van over
eenkomst aan te nemen, als het beste middel waardoor
deze moeijelijke aangelegenheid geregeld zou kunnen
worden.
Nadat op de rede des ministers van financiën geant
woord was door de heeren Godefroi, Geertsema, van
Nierop, van Bosse, en Begram, en eene woordenwisse
ling had plaats gehad tussclien de heeren van der Lin
den, Poortman en van Nierop, voerden de minister van
financiën en de heiren Kerstens nog het woord, waar
na het wetsontwerp in stemming gebragt en met 34
tegen 30 stemmen verworpen werd.
Tegen hebben gestemd de heeren: van Delden, van
Heukelom, Rochussen, van Eoreest, van Voorthuysen,
van Asch van Wijck, Blussé van Ond-Alblas, Wijbenga,
de Raadt, van Eek, van Bosse, Wintgens, van Kerkwijk,
Godefroi, Lycklama a Nyeiiolt, Simons, van Beyma thoe
Kiugrna, W. van Goltstein, van Nierop, van Zuylen van
Nyevelt, IJssel de Schepper, ter Bruggen Hugenholtz.
J. K. van Goltstein, Taets van Amcrongen, Hoekwater,
van der Veen, Mensonides, Geertsema, VVesterhoff, Hoff
man, Kien, Begram en de voorzitter.
Vóór hebben gestemd de heeren.- Hoynck van Pa-
pendrecht; Dullert, Bots, Kappeyne van de Coppello.
Jespers, van Limburg Brouwer, Zylker, Heemskerk Bzn,
Hollingerus Pijpers, van Muiken, van Swieten, Reinders,
de Poorter, Idzerda, van den Heuvel, Bèens, de Lom de
Berg, Jonckbloet, Guljé, Heydeurijck, Cornelis, van der
Linden, de Bieberstein, Kerstens, Luybeu, van der Maesen
de Sombreff, Viruly Verbrugge, van Nispen van Seve
naer, Blom en Poortman.
Naar wij vernemen, hebben, de belastingwetten
Dingsdag in de sektiën der Tweede Kamer over het al
gemeen geen gunstig onthaal genoten, voor zoo veel het
onderzoek liep over de beginselen dier wetsvoordragten.
Zijn wij wel ingelicht, dan rustte de afkeuring op de
overwegingen: dat men niet wist welde de gevolgen zou
den zijn van de voorgenomen hervorming van het plaat
selijk belastingstelsel op de rijks geldmiddelen; dat men
geheel in bet onzekere bleef verkeeren omtrent de mo
gelijkheid eener behoorlijke zamenwerking tusschen plaat
selijke en rijks-belastingstelsel; dat de werking der voor
gedragen wetten te zeer uitloopend zou zijn, omdat niet
op de verschillende toestanden der gemeenten was gelet;
dat door die wetten een geweldige inbreuk zou gemaakt
worden op de gemeentelijke autonomie, die eigenlijk dan
geheel verdwijnen zou ouder de centralisatie van het
rijksbestuur; en, eindelijk, dat, art. 76 der grondwet,
met betrekking tot den census geheel uit het oog wi s
verloren. De geest der kamer ten opzigte der bedoelde
wetten wordt dan ook uitgedrukt in de rapporteurs,
daarover benoemd, zijnde de hh van Nispen van Seve
naer, Guljé, van Bosse, Geertsema en Hoynck, waarvan
de meerderheid tegen de voorgedragen wetsvoordragten
gekant is.
In de zitting van 17 November zijn ingekotnen 15
wets ontwerpen, houdende vaststelling van het wetboek
van strafvordering.
De beraadslaging over de staatsbegrooting voor 1865
is bepaald op aanstaanden dingsdag.
STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER.
Bij de beantwoording der aanmerkingen, vervat in het
voorloopig verslag, betreffende de begrooting voor het
departement van binnen!, zaken, verklaart de minister,
daaimede belast, ten aanzien van den wcnsch tot inkrim
ping der werkzaamheden hij hetzelve, na al wat vroeger
over dit onderwerp is gezegd en geantwoord, niet noo-
dig te hebben iets daarbij te voegen,
De minister geeft niet toe, dat eene wet op de con
cession tot de allernoodzakelijkste behoort, maar verze
kert, dat een voorstel betreffende dat onderwerp, eerlang
zal worden ingediend, en dat vroeger welligt, dan de
Kamer tijd kan vinden om het te behandelen
De minister erkent de noodzakelijkheid eener wijzi
ging van de wet op de verkiezingen niet, en vermeent
dat de bestaande genoegzame waarborgen oplevert te
gen onderstelde misbruiken.
Reeds in 1860 is een onderzoek ingesteld, ter bepa
ling van de grenslijnen in de Zuiderzee tusschen vijf
provinciën, doch is men gestuit op bestaande inoeijelijk-
heden. De minister twijfelt ook aan het nut eener der-
gelijke bepaling, omdat de grenzen uit denkbeeldige
lijnen zouden moeten bestaan, die op het terrein moeije
lijk zouden kunnen worden teruggevonden,
De minister verdedigt zich tegen de aanmerking, als
of de uitgaven voor den waterstaat te veel zouden wor
den opgedreven, en heeft cijfers medegedeeld, waaruit
zou blijken, dat voor dit onderwerp voor de dienst van
1865 f 1580 minder werd verlangd, dan voor 1864 was
verleend.
Z, E. verzekert, dat het de bedoeling der regering is,
om het lot der ambtenaren trapsgewijze te verbeteren,
en daaronder ook die der provinciale griffiën te begrij-