NIEUWS- EN ADVERTENTIE-BLAD VOOR DE STAD EN HET ARRONDISSEMENT SNEER.
1865.
No. 41
Woensdag 24 Mei.
JAARGANG
TWINTIGSTE
BINNENLAND
POLITIE
De COMMISSARIS tan POLITIE, te Snoek,
herrinnert bij deze de ingezetenen dezer ge
beente aan de bepalingen, vervat in de Artike
len 87, 89, 95 en 98 der alg< meene politie
verordening voor de gemeente Sneek, luidende;
Art. 87.
Ieder bewoner of gebruiker van een huis
gebouwen of erf zal zorgen dat zijne goten
en waterlossingen des Zaterdags behoorlijk wor
den uitgeschept en gereinigd.
Hij zal tevens zorgen, dat de met klinker-
steenen gevloerde openbare straat vóór, be
zijden en achter het door hem bewoonde of
gebruikte perceel dien dag geschrobt worde.
In straten, waardoor geen vaarwater loopt,
zal dit uitscheppen, reinigen en schrobben des
Zaturdags op zoodanig uur moeten geschieden,
als door de Politie zal worden aangezegd.
Het bij dit artikel bed ;elde uitscheppen
STATEN-GENERAAL. EERSTE KAMER.
TWEEDE KAMER.
’s GRAVENHAGE.
Men verneemt, dat het den heer J. P. Bre-
dius, te Dordrecht, gelukt is voor zich en den
ingenieur van der .Made van hel Hussische
I gouvernement de koncessie te verkrijgen, welke
ook d or Engelsche en Fransche ondernemers
gevraagd was geworden, om Moskou door gas
te verlichten. Anderen spreken zulks tegen.
Art 89.
Golen en riolen tussthen belendende huizen
(wanden) zullen ten minste tweemaal 's jaars
en wel in de maanden Mei en Augustus, wor
den uitgehaald en schoon gemaakt.
Art. 95.
Ieder bewoner of gebruiker in art. 87 ge
noemd, zal zorgen, dat het gras tusschen stee
nen der openbare straat vóór, bezijden en ach
ter het door hem bewoonde of gebruikte per
ceel, ten minste tweemaal in het jaar, en wel
in de laatste helft der maanden Mei en Augus
tus, gewied worde.
Art. 98 (1ste alinea).
Het is verboden, asch, afval, krengen, bloed,
stroo, secreetmest, of eenige andere vuile en
slinkende stoffen te werpen of te laten loopen
in- of op openbare grachten, havens, opslagen
of wallen, of in of op de eigendommen van
bijzondere personen.
Sneek, den 23 Mei 18G5.
De Commissaris van Politie voornoemd
WUMA.
22 Mei
Schier de geheele zitting van de Tweede
Kamer van heden is ingenomen door de ver-
verdedigings-redevoenng voor de afschaffing der
plaatselijke accijnsen door de Ministers van
Binnen). Zaken en Finantiën. Voor die weini
ge gemeenten, die door de overdragt van 80
percent op het personeel en de opcenten op
de gebouwde eigendommen nog niet geno g
hebben, om alle accijnsen af te schallen, zullen
overgangswetten komen. De Minister zal af
wachten welke wijziging nopens den census
zou noodig zijn.
reinigen en schrobben, zal ook op andere da
gen der week moeten geschieden, wanneer zulks
door de Politie noodig geoordeeld en aange
zegd is.
r
CODRANT.
r
ADVERTENTIES van 1 tot 4 regels, gewone
letter 40 Cents, voor eiken regel daarenboven 10 Cents'
behalve 35 Cents Zegelrcgt voor iedere plaatsing.
l
l
20 Mei
Heden heeft de kamer het adres van rouwbeklag met
eenparigheid aangenomen. Het zal door do kamer en
corps aan den koning worden aangeboden. Dingsdag
a. st. zal de discussie plaats hebben over vier wetsont
werpen van mind r omvang,
18 Mei.
De Tweede Kamer der Staten-Gcueraal heeft de be-
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en 1
ZATURDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden is?
binnen deze Stad ƒ1.65; buiten de Stad franco ƒ1.90 i
20 Mei.
De beraadslagingen over het wetsontwerp tot wijzi
ging der gemeentewet zijn voortgezet
De heer van Nierop wenschte de afschaffing der
plaatselijke verbruiksbelastingen doch de daartoe voor
gestelde maatregelen zouden zijns inziens ten gevolge
hebben, dat meervermogenden in vele gemeenten minder
belast werden terwijl het ook niet te ontkennen viel
dat die maatregelen opgedrongen werden, en vele ge
meenten te zeer zouden drukken. Hij zou zijue stem
voornamelijk hiervan laten afhangen, of de regering be
tere overgangsbepalingen zou voorstellen.
De heer de Raadt,; de afschaffing der plaatselijke
verbruiksbelastingen wcnschelijk en noodzakelijk achten
de, juichte het hoofddenkbeeld der voordragt toe, als
ook het beginsel om aan de gemeenten een deel der
rijksinkomsten af te staan, Omtrent het denkbeeld van
raadslaging aaugevatigcn over het wetsontwerp tot wij
ziging der gemeentewet, voor zooveel de plaatselijke be
lastingen betreft. De heer Hoekwater verklaarde zich
daartegen en voor liet behoud der bestaande, hoe wen-
schelijk ook de afschaffing der plaatselijke verbruiksbe
lastingen zijn mogt zijns inziens was de noodzakelijk
heid daarvan niet bewezen, en waren in allen gevalle de
d.artue voorgeslelde middelen van bedcnkehjken aard.
De beer van Asch van Wijek vereenigde zich met
het hoofddenkbeeld der voordragt, afschaffing der plaat
selijke verbruiksbelastingen, en met sommige der daar
toe voorgeslelde middelen, met name den afstand van
een gedeelte der rijksbelasting op het personeel en der
opcenten op de grondbelasting aan de gemeenten; doch
tegen de andere voorgedragen maatregelen had hij be
zwaren. Naar hij meende zou het nu door de schat
kist te brengen offer geene bevredigende uitkomsten op
leveren zon er aan sommige gemeenten te veel en aan
andere te weinig worden uitgekeerd, en zoo doende ook
een nadeelige invloed op den census uitgeoefend worden.
Indien deze bezwaren niet werden weggenomen, zou hij
tegen de voordragt stemmen.
De heer Begram zeide dat het voorstel der regering
de strekking had om het stelsel der rijksbelastingen te
veranderen en in de gemeentebelastingen eene geheelc
omwenteling te brengen; hij zou, indieu zijne bezwaren
niet werden opgelost, tegen stemmen.
De heer Viruly Verbrugge was voor afschaffing der
plaatselijke verbruiksbelastingenen bestreed de verde
digers van het tegenwoordige systeem; maar hij zou de
voorgestelde equivalenten, bepaaldelijk voor zoo ver zij
bet geslagten waarschijnlijk ook voor zoo ver zij bij
de thee gezocht werden, moeten afkeuren.
De heer Wintgens bestreed het wetsontwerp, daar het
hem voorkwam ongrondwettig te zijn, bres te schieten
in rijksfinantieu de autonomie der gemeenten op het
stuk der belastingen op te heffenen door zijne een
vormigheid van middelen tot ongelijkmatigheid in de
toepassing te leiden.
De heer van Zuylen van Nycvelt bestreed de voorge
dragen bepalingen, bewerende dat daardoor het platte
laud, dat reeds te weinig betaalde, nog meer zou wor
den onthevende stedenj, die reeds te veel bezwaard
waren nog meer zouden worden belast, een gedeelte
der personele belasting ten behoeve van enkele bevoor-
regten zou worden opgeofferd, de tollinien bij de voor
name gemeenten zouden worden bestendigden vele
kiesgeregtigden van het kiesregt zouden worden ver
stoken.
In deze zitting zijn ingekomen een wetsontwerp tot
bekrachtiging van een artikel der concessie voor den
aanleg en de exploitatie van eene haven te Schevenin-
gen en spoorwegverbinding; en een wetsontwerp tot be
krachtiging van sommige artikelen der concessie voor
de exploitatie van den Noord-Hollandschen Staatsspoor
weg.
verhooging van den accijns op het geslagt verklaarde
hij in de bezwaren van anderen te deelen.
De heer van Bosse zeide zich niet te zullen verzet
ten tegen liet denkbeeld om gemeentebelasting te ver
beteren, ofschoon hij liever zou gezien hebben, dat men
met verbetering van het rijksbelastingstelrel ware voort
gegaan. Doch in het aanhangig voorstel der regering
zag hij de strekking om de belastingen ongelijkmatig te
doen drukken, en die op het personeel te veel uit te
breiden, de vrijheid der gemeentebesturen te beperken
en het kiesstelsel in verwarring te brengen; het had,
zijns inziens, ook vollediger kunnen zijn ten aanzien
van voorschriften ten behoeve van die gemeenten, welke
door deze wet te zeer gedrukt zouden worden. Hij
verklaarde gezind te zijn, om mede te «’erken.ten einde
het beoogde doel te bereiken, doch onder geene voor
waarde zich met de bepaling omtrent den census te
kunnen vereenigen.
De heer Blom bestreed de gevoelens van hen; die
zich tegen de afschaffing der verbruiksbelastingen had
den verklaard. Hij zou zich niet kunnen vereenigen
met eene verhooging van den accijns op het geslagt.
De heer van Lijnden verklaarde zich niet te kunnen
vereenigen met hen, die de plaatselijke accijnsen bestre
den hadden. Hij zou zijne stem moeten onthouden aan
wetsbepalingen die, zijns inziens, aan de gemeentebestu
ren dwang zouden aandoen, als eene gevaarlijke proef
neming te beschouwen waren aanzienlijke gemeenten in
hare welvaart zouden aantasten, en waarbij de grond
wettige kwestie van den census gemoeid was, een be
zwaar dat bij hem wei het meest woog.
De heer Storm van ’s Gravensande beweerde dat de
zaak der afscheiding van de plaatselijke verbruiksbelas
tingen nog niet voor eene voldoende regeling vatbaar
was. Buitendien vereenigde hij zich met de bedenkin
gen van anderen tegen den invloed dezer wet op den
census en tegen verhooging van den accijns op het ge
slagt.
De heer Dumbar verklaarde, waarschijnlijk tegen het
wetsontwerp te zullen moeten stemmen, om de daarbij
voorgestelde equivalenten en de kwestie van den census.
Ook de heer van Lith de Jeude was ongunstig voor
de voordragt gestemd.