NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR DE STAD EN HET ARRONDISSEMENT SNEEK. Zaturdag 14 April. 1806. EENENTWINTIGSTE JAARGANG F i i BUITENLANDSCH POLITIEK OVERZIGT. 1 Het pruisisch-oostenrijksch konflikt begint too zachlkens aan veel naar een komcdie-spel te gelijken; waarin de acteurs, ofschoon zij mis schien nteesterlyk hun rol spelen, evenwel niet veel kans hebben op de toejuiching van liet toeschouwend publiek; in elk geval zullen de bijvalsbetuigingen niet zóó groot zijn, dal men op vereerend verzoek „eene tweede voor- KENNISGEVING. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS vau SNEEK doen te wetendat door den Raad dier Gemeente in zijne vergadering vau den 19 Maart 1866 is vastgesteld de volgende veror dening VERORDENING op het IN-, UIT- bn DOORVAREN van STOOMBOOTEN in de Gemeente SNEEK. Art. 1. Ieder schipper, gezagvoerder of ander persoon met de directie belast, die met een stoomboot deze gemeente passeert, is verpligt nevens de daartoe gestelde bakens of handwij. zers, het zij bij in- of ook bij door- en uitvaart, de stoom of snelheid te verminderen tot op hoogstens ö1/^ mijlen in het uur. Art. 2. Bij overtreding der bepalingen in art. 1 vervat, zal de schuldige telken male worden gestraft met eene geldboete van drie tot twaalf gulden en gevangenisstraf van een tot drie dagen te zamen of afzonderlijk. Alt. 3. Deze verordening zal op daartoe geschikte borden worden geaffigeerd aan de naar het vaarwater gekeerde zijde der bakens of handwijzers. Art. 4. De Commissaris en Agenten van Policie worden gelast, om toe te zien op de nakoming van deze verordening en om van de overtredingen, die zij mogen ontdekken, proces verbaal op te maken en hetzelve zonder uitstel aan den Commissaris van Politie ter hand te stellen, ten einde daaraan gevolgworde gegeven naar de Wet. Aldus vastgesteld door den gemeenteraad van Sneek, bij besluit van den 19 Maart 1866. WOUDA, Voorzitter, HAGA Secretaris. Zijnde deze verordening aan de Gedeputeerde Staten van Friesland, volgens hun berigt van den 3 April 1866, No 38, in afschrift mede gedeeld. En is hieraan afkondiging geschied waar het behoort den 14 April 1866. Burgemeester en Wethouders voornoemd, WOUDA. De Secretaris HAGA. (dus 16 April) te bepalen, wanneer het in be handeling zal worden genomen. Inmiddels houden de verschillende duitsche dagbladen zich onledig met de vraag s in hoe verre de bondsvergadering het regt heeft ken nis te nemen van het Oostenrijksch-pruisisch geschil. Het eene beweert, dat deze louter duitsche kwestie niet alleen tot de bevoegdheid van den bondsdag behoort, maar dat Pruisen zich zelfs zal moeten onderwerpen aan hel be sluit van de meerderheid der bondsvergadering, zooals Oostenrijk ook altijd gedaan heeft;een ander antwoordt dat Oostenrijkzoowel als Pruisen, in zake de Elbe-hertogdommen geheel buiten den bond om gehandeld hebben; dat ze oorlog gevoerd en vrede gesloten hebben niet als leden van den bond en namens den bond, maar als groote duitsche mogendheden. Oos tenrijk zou dus, even goed als Pruisen, door zijne daden bewezen hebben, dat zijne politieke handelingen niet afhankelijk zijn van den bond, ’t Zou dus ook niet meer van Pruisen kunnen eischen zich aan diens beslissing te onderwer pen. Ondertusschen is er weer een oosten- rijksche nota te Berlijn ontvangen, waarin het weener kabinet, in antwoord op Pruisens be schuldigingen te kennen geeft, dat het geen krijgstoerustingen behoeft te staken, aangezien het niet daartoe is overgegaan. Het verlangt nu ook, dat de militaire maatregelen den 28 Maart door Pruisen verordend, worden inge trokken. Volgens sommige berigten moet de toon dezer noto niet zeer vriendelijk zijn. Hoewel er nu direkt geen meer grond dan vroeger beslaat, om eene uitbarsting van den krijg te vreezen, blijkt toch ook uit bovenstaande, dat de betrekkingen tusschen de twee duitsche mogendheden nog alles behalve vriendschappelijk zijn, (zie o. a. hel berigt onder Pruisen, over de uitzetting van graaf von Waldersee, door de Oostenrijksche politie) en er is misschien slechts een soortgelijke kleinigheid noodig om tot dade lijkheden te komen. De Ottomanische regering schijnt niet zeer gerust te zijn over den toestand der Donau- Vorstendommen. Te oordeelen tochnaar de krijgloeruslingen die in Turkije gemaakt wor den, schijnt die toestand daar nog at bekom mering te verwekten, „in de tuighuizen van Turkije, schrijft men,heerscbl eene bui tengewone bedrijvigheid, en in alle provinciën des rijks wordt krijgsvolk geligt tot versterking van het effektief des legers.” De schepen, die den Donau op- en afvaren zouden aan strenge maatregelen der politie onderworpen zijn. De gezagvoerders moeten voorzien zijn van een ottomanischen pas, waar uit blijkt dat ze niets verdachts aan boord heb ben.—Wanneer zal de toestand daar nog eens voor goed geregeld worden stelling” zal behoeven te geven, 'tls dan trouwens ook een komedie van de bedroevenste soort, want het kan niet uilblijven of de algemeene belangen moeten door die voortdurende span ning benadeeld worden. Het betalend publiek in dezen het pruisisch en oostenrijksche volk,wil den hoofdpersoon van het erbarme- lijke slechte stuk, niet toejuichen; hel is volstrekt met gediend met zijn inslokkings- en oorlog- zoekend sijsteem. Misschien zijn er nog slechts enkele achter de coulissen, die hem, (onzigtbaar en onhoorbaar altijd), hun bijval schenken. Met andere woorden Het pruisisch volk zooals we reeds vroeger schreven wil den oorlog niet, die von Bismarck schijnt te provoceren, en dat volk heeft gelijk. Geheel Europa, althans als men de verklaringen der ver schillende regeringen voor welgemeend mag aaunemen zoekt die heillooze spanning tot een vreedzame oplossing te brengen en ’t zou waarlijk al te bejammeren wezen, dat één man in staat zou zijn de geheele publieke opinie van Europa te trotseren. 113 waar, er zuilen zeker wel onder de omliggende rijken zijn, die 't met heimelijk genoegen zouden zien, dat de beide duitsche grootmagten zich om 't bezit van de wederregtelijk verkregen Elbe-hertogdommen eens in een wisselvalligen oorlog wikkelden, misschien wel, om aldus op eene gemakkelijke wijze de prooi in kwestie machtig te worden en alzoo voor derde hond te spelen. maar even waar is het, dat juist die overweging de andere beiden wel eens zoo verstandig kan doen handelen, om elkaAr maar liever met te bijten. Om tot die laatste verstandige keuze te geraken worden thans pogingen in ’twerk ge steld. De pennen der diplomaten zijn zeker druk in beweging, ’t Regent nota’s, over in en wéér over, t Is in elk geval beterdan een kogelregen. Zooals we in het vorig num mer onzer Courant meêdeelden, was op verzoek van Pruisen eene buitengewone duitsche bonds vergadering belegd, welke dan ook jl. maandag heeft plaats gehad. In die vergadering is door Pruisen eene voorstel gedaan van tweeledige strekking; 1°. Tegen een nader te bepalen tijdstip en door middel van regtstreeksche ver kiezingen, overeenkomstig de beginselen vau het algemeen slcmregt, zal eene vergadering bijeen geroepen worden aan welke de vereenigde duitsche regeringen een plan lot herziening der bondsconstitutie zullen voorleggen. 2Ü. Bedoelde regeringen zullen inmiddels met el kander in onderhandeling treden over het ont werpen van voorstellen tot uitvoering van hel beoogde hei vormingsplan. Oostenrijk scheen voortgang aan dit voorstel te willen geven, daar het een motie gedaan heeft om de duitsche regeringen onmiddelijk mededeeling te doen van het pruisische voorstel en reeds over 8 dagen I SNEEKER na» iiiirönuiüiwiS i A D VERTIN TIEN van 1 tot 4 regels, gewone letter 40 Cents, voor eiken regel daarenboven 10 Cents, behalve 35 Cents Zegelregt voor iedere plaatsing, Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATÜRDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden is binnen deze Stad /1.65, buiten de Stad franco 1.90 COURANT *5-? 'C’l

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1866 | | pagina 1