I CORRESPONDENTIE. en de uwen, en het roemtijk aandenken aan de levensjaren, die gij aan zijne heilige zaak vv ijdel.’’ SNEEK 19 December 1866. AMIC1SS1ME KERKELIJKE STAAT. Onder dagteekening van 8 dezer heeft de heilige kongregalie voor het koncilie, namens den paus, een zendbrief aan al de bisschoppen der katholieke chris'.enheid uitgevaardigd, waar in, met betrekkiug tot een reeds vroeger ver meld besluit, het volgende gezegd wordt: „Onder de voornaamste en gewigtigste be- moeijingen, die tot het apostolische dienstwerk van den prieslervorst behooren, is er geene aangenamer, dan de eer der heiligverklaringen openlijke vereering in de kerk aan de helden der christelijke godsdienst toe le kennen, over eenkomstig de kerkelijke voorschriften en ge bruiken. Alzoo heeft onze Heilige Vader, de paus Pius, IX, besloten (althans indien de regterh >nd van d<m Almagtige, gelijk men hopen mag, hel dreigende onweder belet uit te barsten, iu de maand Junij van het aanslaande jaar 1867 twee halfopeubare konsistorien te houden. Na die konsistorien zal op den 29 dierzelfde maand, den feestdag der gelukzalige apostelen Petrus en Paulus welke dit maal met onge- meene vreugde zal worden gevierd, als zijnde een eeuwfeest van hunnen roemrijken martelaars dood, een pleglig besluit van den Heiligen Vader de gelukzalige martelaren, belijders des geloofs ,en maagden, wier namen hieronder volgen, op de n amljst der heiligen brengen.” Hier volgt eene opgave van vijftien personen waaronder negen le Gorcum in Holland omge komen geloofsgetuigen; en dan zegt de zendbrief verder: „Dienvolgens heeft Zijne Heiligheid, naar het aloude gebruik aan mij, het hoofd van liet kollegie, belast met het uitleggen van de besluiten der heilige kerkvergadering van Trente, upgediagen aan de prelaten der katholieke wereld le schrijven om hun die heugelijke tijding mede te deelen en hen tevens te doen weten, d it de bisschoppen, die, niet weêrhouden worden rjoor vrees voor zeer nadeelige gevolgen hunner afwezigheid voor de hun toevertrouwde kudde, en niet door andere beletselen wordende ver lii iderd, tijdig in deze edele stad mogten komen om de gemelde konsistorien bij te wonen en getuigen van zulk eene plegtigheid te zijn, zeer veel genoegen aan Zijne Heiligheid zouden doen. „Het zal eene zeer groote vreugde voor den Heiligen Vader zijnzijne broederen te zien vergaderen en gezamentlijk lot die hemelburgers, welke reeds wcêrgalooze heerlijkheid genieten, gebeden te rigten, opdat die heiligen, geroerd door zulke smeekingen, bij het uiterst groote gevaar hetwelk de burgerlijke en vooral de godsdienstige belangen bedreigt, de zege op den vijand en eeuwigen vrede voor de strijdende kerk van God vragen en van Zijne goedertie renheid verwerven.” ’t Hoogd. van Fekd, Nbsmulleb met van de Fransche novelle le parvenu. eene verwijzing naar ‘t laatste woord van den langen door mij aaugehaalden titel het stuk is een „Parvenu in den volsten zin van ’t woordwant ón mogelijk kan ik ’t mij begrijpen dat dit stuk alleen om zijne verdienste „nog dageljksch in Duitschland in alle schouwburgen zou worden opgevoerd’’ Zoo’u monster achtige wansmaak zou zelfs geloof ik in Holland niet heerscheu I Ja, ’t is een „parvenii’ van de eerste grootte, kolossaal plomp en gtof! die een Franschen vader en Duitschen opvoeder scheen noodig te hebben om als „geluks kind” maar toch altijd als misgeboorte wel wat een vreemde combinatie de wereld in te treden, om eindelijk ook nog eeus in een bontkleurig Hollandscb jurkjen gestokeu zijn triumftoebt voort te zetten, op planken van ons tooneel. Nog eens: wat dat stuk is, welke de hoofdgedachte moet heeten, die men er in wilde ontwikkelenwelke strekking het dus heeft? T Scheen dat men zoowat de bespottelijke zijde wilde aantoouen van den adel van geld en geboorte, vooral evenwel van de eerste; maar dan geschiedde het in dit stuk al vrij onhandig overdreven; verder wordt er de uitstekende moraal gedoceerdals gij niets zijt in de wereldzoek langs shuksche en oneerlijke wegen tot iets te komen word een galgenaas engij zult beloond worden. PrositEr ontbrak nog maar „een stel witte dassen” aan, om den gentleman „Bak- visch” te herscheppen in den braafsteu en ordentelijksten man van de wereld. Wie nog verder zoeken wilzoeke, en wie ’t begrijpen kan, begrijpe ’tl! Uit zoo’n samen voeging van onwaarschijnlijkhedenoverdrijving en bom bast een bijspel te voorschijn te moeten halen? Dat ’swat kras!! Wat Busken Huet misschien wel wat heel bar! van Klaasje Zevenster zeide, zou hier zeker van volle toepassing zijn„ziedaar nu een stuk met niet één weldoordacht tooneel er invijf be drijven vol gemeen-plaatsen lees ook gerust „gemeene plaatsen” krielende van onwaarschijnlijkheden en krakende aan den gang gehouden door een poppen- kast-intrïgue” ’t Laat niets na dan onvoldaanheid. Wat de uitvoering betreft, deze was over ’t algemeen goed te noemen. De heer En. Bambebg door het pu bliek en zoo te recht! steeds gevierd, was ook hier de he.d van den avond. Ook het slot stukje werd heel aardig afgespeeld. Tegen de uitvoering heb ik dan ook niet mijne grieven. Maar, ei lieve wat zegt dit? Zou ook het beste spelde volmaakste uitvoering bij u die ook niet enkel op het uiterlijk letook niet eene groote mate vau leegte en onvoldaanheid achterlaten als ge zinledige klanken moest slikken en u in hoogst onnatuurlijke toestanden verplaatsen. Ziju eenige kwak ken verf, als bij toeval tot onmogelijke beelden of nog onmogelijker landschappen te samengevloeid, bont door het verschil van kleuren, schril door het onnatuurlijk licht en de valsche schaduwgenoegzaam om een schil derij een kunstgewrocht daar te stellen Of is daar voor alles ook noodig het scheppend genie van den kunstenaar, die zijn gedachte op het doek brengt, die het doet leven en het alzoo tot een harmoniesch geheel brengt? Gij zult me misschien tegenvoeren, amice,: ja! maar dit was slechls een blijspel, waar ergert ge u over! Pourvu qn’on *s amuse!! Neen, met dat kinderachtig argument zoudt ge hen met kunnen, of willen verdedigen, niet waar? Sedert wanneer toch, is een blijspel synoniem geworden aan: ecu rapsodie van Ónmogelijke toestanden en wanstaltige voorstellingen Gelachen hebben wij allen; maar nog eens, wat be wijst dit Steek iemand in een apenhuid gij ziet de vergelijking is althans plastiesch genoeg I laat hem met zime voorgewende of wezenlijke apennatuur eenige zijne voorgewende of wezenlijke apennatuur eenige malen in vreemde bochten en wendingen zich langs het tooneel wemelen of springen en gij verkrijgt het zelfde resultaat 1 Of ’t bedroevend is dat doet er niet toe’t is zoo. Is dat nu vraag ikde roi van In mijn vorige epistel was ik zoo vrij u een raad te geven en wel deze„dat ge u niet moest aanstellen alsof ge voornemens waart in eens de kanker uit te snijdenuit alle aangetaste deelendat ge zelfs beter deedt zoo nu en dan eens te streelen met de zoetigheid uwer complimenten”, en zienu vrees ik zoo waar dat ik zelf het eerst van mijn raad ga afwijken en mij dus niet ga gedragen naar dat broederlijk voorschrift. Trouwens de positie, waarin gij waartals gij altijd n. 1. naar eigen goedvinden van dien wenk zoudt ge bruik makenen diewaarin ik mij bevindis niet de zelfde. Gij zoudt spreken voor eene gemengde schare waarvan de minst ontwikkelde van uw auditoriumal heel spoedig met het goudschaaltje der eigenliefde want die weegt altijd zoo gevoelig alsof ’t arsenik ware zou gaan onderzoeken of uw welmeenend maar scherp wapen ook soms een schram had gegeven aan zijne per soonlijkheid, in welk geval dat ’s natuurlijk uwe wenken niet alleen niet zouden deugenrn.iar zelfs ophielden welmeenend te zijn. Men zou u arme jongen uit dank zeker! met uw eigen ontleedmes gaan kwetsen. Ik daarentegenheb het voorrecht met een vriend te spreken die me door en door kentook al van mijne zwakke zijde; die dus wel wat over ’thoofd zal zien en voor wien ik dus ook geen amende honorable behoef te maken iets wat ik in uwe vooronderstelde positie zeker zou moeten doen over den barren toon waarmee ik mijn laatste beslootmet een drei gende philippics tegen de op het tooneel hecrschende wansmaak. Toen ik dat schreef was ik ook volstrekt niet welgemutst. Gij weet, dat ik een vereerder ben van de kunst in ’t algemeen en van het tooneel in ’t bijzonder. Waar zieh eene gelegenheid aanbiedt om er van te profiteren, maak ik ze mijzoo mogelijk ten nutte. Welnu! Op het uitgebreide programma onzer feestelijk heden van de vorige week werd ons voor Donderdag avond j.l. eene voorstelling beloofd van het tooneelge zelschap van Bouwmeester en C°. Afgaande op den gunstigen naamdie er allerwege van ging had ik mij een avond van wezenlijk kunstgenot voorgesteld en och arm! ik ben vreezelijk in mijne verwachting bedrogen. En, ge weet het zeker wel bij eigen ervaring, dat maakt een mensch wel eeus wat wrevelig. Dat er nu zoo velen met mij de zaal was eivol bij den neus zijn genomen, maakte de mijne niet korter en mijn humeur niets pleisieriger en onder dien noodlottigen indruk besloot ik mijn wrevelover teleurgesteld ge not eens aan u lucht te geven.Gij weet nu hoe het onweder zich samenpakte en zult nu ook wel begrijpen waar het zal inslaan. Maarter zake Op het affiche stond aangekondigd„Een arme Dui vel of de nieuwbakken Edelman, nieuw vrolijk blijspel in i 5 bedrijven, naar ’t a I vrije gebruikmaking He, lot 3 weken cellulaire gevangenisstraf, eene geldboe-i te van ƒ8 of subsidiair 1 dag cellulaire gevangenisstraf en in de kosten. D. Z. te Bozum, ter zake van diefstal in dienstbaar heid onder verzachtende omstandighen gepleegd tot eene maand cellulaire gevangenisstraf en in de kosten. B. K. te Oudega (Wijmbritseradeel), ter zake van beleediging met woorden strekkende om hunne eer of kieschheid aan te randen, van bedienende beambten in de waarneming hunner bediening, tot eene geldboete van /8 of subsidiair 3 dagen gevangenisstraf en in de kos ten. M. de W. te Bolsward, ter zake van te last legging van eene bepaald ondeugd op eene openbare plaats, tot eene geldboete van ƒ8 of subsidiair 3 dagen gevange nisstraf en in de kosten. J. F. K. te Hemelum, ter zake van het vervoeren van een schaap in een door den Burgemeester van veepest verdacht gebied zonder toestemming van den Burge meester, tot eene geldboete van ƒ25 of subsidiair twee dagen gevangenisstraf en in kosten. D. N. B. en H. W. G. te Rijs, ter zake van het uit voeren van runderen uit een door den Burgemeester van veepest verdacht verklaard gebied, zonder toestemming van den Burgemeester, ieder tot eene geldboete van 3a of subsidiair 7 dagen gevangenisstraf en solidair in de kosten. I. J. B. te Rijs, ter zake het invoeren van runderen in een door den Burgemeester van veepest verdacht ver klaard gebied, zonder toestemming van den Burgemeester, tot eene geldboete van 110 of subsidiair gevangeniss. van eene maand en in de kosten. J. W. te Heeg, ter zake van moedwillige mishandeling, tot eene cellulaire gevangenisstraf Van 15 dagen, eene geldboete van ƒ8 of subsidiair 1 dag cellulaire gevan genisstraf en in de kosten P. W. M. L. te Workum, ter zake van het onwettig afleveren van geneesmiddelen, tot eene geldboete van ƒ10 of subsidiair 1 dag gevangenisstraf en in de kosten. A RRON DISS E MEN TS REGTBANK. Zitting van 19 December. Veroordeeld R G te HommerU, ter zake van op zettelijke vernieling eener afsluiting van twee erven, tot 15 dagen cellulaire gevangenisstraf, eene geldboete van ƒ25 of subsidiair 3 dagen cellulaire gevangenisstraf en in de kosten. J R van D weduwe van J H van R te Hemelu mer Nieuwburen, ter zake van het laten losloopen van eeneu hond binnen een van veetyphus verdachten kring onder Hemelum, tot eene geldboete van ƒ25 of subsidi air 7 dagen gevangenisstraf en in de kosten. S. H. van der W. B D N en J. D N. allen te Bakhuizen, ter zake van wederkeerige moedwillige mishandeling, ieder tot eene cellulaire gevangenisstraf van 15 dagen, eene geldboete vau ƒ8 of subsidiair 1 dag cellulaire gevangenisstraf en in de kosten, F. 8. H. te Bakhuizen, ter zake van feitelijk geweld- du lig verzet tegeu bedienende beambten in de uitoefe ning hunner functien, tot eene cellulaire gevangenisstraf van 3 dagen en in de kosten. Tli. B. te Leeuwarden, ter zake van feitelijk en ge welddadig verzet tegen en belediging met woorden ieping van het tooneel, den kunstenaar? Bewijst men niet boo dat: bf zijn eigen smaak en schoonheid vgevoel op eene zeer lage trap vau ontwikkeling staan bf dat men weinig verwachting heeft vau den kunstzin van zijn auditorium En dan zelfs nog zou de kunstenaar zich n et moeten verheffen bisven dien aapachtigen wansmaak Is dat niet zijn plicht en roeping? Ik weet wel: „Nicht allen Men- „schets ist es eigentlich urn ihre lidding zu than viele „wunschen nur so ein Hausmiltel zum WohlbefindenRe- „cepte zum Reichthum und zu jeder Art vost Qliickseligkcit” (Göthb).maar moet dan deze waarheid die, uitzonde ring diende te zijn tot regel worden verheven Tot „rijkdom” zal de tooneelkunstenaar het hier te lande wel nooit brengen, en ’tzou wel het meest curieus re cept zijn dat ooit geschreven werdword tooneelspeler iu Nederland om rijk te worden. Ik weet zeer goed hoe men hier den kunstenaar, zelfs ’t genie, stelselma tig laat verhongeren; welk een wereld van lijden en strijden zou men niet in ecu drama kunnen leggen dat tot titel voerde.- Een kunstenaar in zijn Vaderland.en ik weel ook hoe ouder deze vooral de tooneelkunslenaar een paria der maatschappij isen als zoodanig slechts voor een klein gedeelte de schuld draagt vau de gerin gere trap van beschaving en ontwikkelingwaarmee hij van een

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1866 | | pagina 4